Y staat naast mijn bureau, haar houding vraagt aandacht. Het duurt even voordat ik haar opmerk, in opperste concentratie edit ik het interview dat ik met de nieuwe directeur heb gedaan. Ik geef graag aandacht, mits er iets tegenover staat. Vandaag staat Y er tegenover.
Het interview dat bijna een uur duurde breng ik terug naar 400 woorden. Toen ik binnenkwam in de directiekamer ging ik automatisch aan het hoofd van de 8-persoons directietafel zitten. Tijdens het interview werd mijn aandacht getrokken door een litteken op haar linkerwang. Van haar hoofd zou je gemakkelijk een mangakarikatuur kunnen maken, helaas kan ik niet goed tekenen. De directeur vertelde me over een uithaal van haar 2-jarige. Ik heb twee foto’s van haar gemaakt, twee foto’s waartussen ik niet kan kiezen. Op de eerste foto is haar luie oog te nadrukkelijk aanwezig, de tweede foto is niet scherp.
"Kijk," zegt Y.
Ze is strak in het zwart gekleed met een oranje spencertje dat haar te kleine borsten aan de wereld laat zien. Ik ben op dit moment de wereld. Ze toont me een foto van haar nieuwe fiets, haar vrije hand trekt aan het spencertje. Als timide niet had bestaan dan zou zij het hebben uitgevonden. Ik draai mijn hoofd naar de zijkant van mijn bureau en kijk rechtstreeks in haar kruis. Via het spencertje kruip ik naar boven, ik knik haar gezicht gedag en volg haar arm naar de foto. Ik kijk vluchtig naar de foto en zeg dan dat ik jaloers ben. Vorige week vertelde ze me dat ze verliefd is op een collega. Ik heb tegenwoordig steeds meer tijd nodig om de juiste woorden te vinden.
Het is even stil en Y kijkt naar het beeldscherm op mijn bureau.
"Ben je aan het schrijven?" vraagt ze.
Ik scroll door de tekst en laat haar de tweede foto zien, de foto die ik boven het artikel heb geplaatst. Nadat ze me vorige week had verteld dat ze verliefd was geworden, haalde ze een opgevouwen A-viertje uit haar broekzak tevoorschijn. Ze vouwde het A-viertje open en dwong me het te lezen. Vijf intimiderende minuten later wist ik dat ik had verloren. Ik vroeg me af, terwijl Y het A-viertje zorgvuldig opvouwde en weer opborg in haar broekzak, hoe ik ooit nog de mensen kon geloven die mij hadden verteld dat ik goed kon schrijven.
"In twintig minuten," had Y eraan toegevoegd.
Dat was de tijd dat het had geduurd voordat haar mail was beantwoord. Het antwoord dat ik zojuist had gelezen.
"Wat een onscherpe foto," zegt Y.
Het blijft stil en Y maakt het lunchgebaar. Om maar wat te zeggen. Tien minuten eerder had ik een concessie gedaan en ik zeg dat ik een andere afspraak heb, een afspraak waarbij ze echter gerust kan aanschuiven. Ze schudt het hoofd.
"Nee, nee, ga jij maar."
Wie zouden er nog meer weten dat ik met mijn vingers in een leidinggevende heb gezeten? Y heeft het me nooit vergeven, al heeft ze het nooit met zoveel woorden gezegd. Aan onbeduidende zaken worden de meeste woorden vuilgemaakt. In datzelfde jaar trok ik mijn handen af van Y, een jaar later meldde ze zichzelf voor de tweede ronde. Ze was instabiel, evenals mijn vermeende verliefdheid. Misschien was ik niet duidelijk genoeg geweest.
Ik ga staan en leg mijn hand op één van haar heupen.
"Kom, we gaan naar de kantine."
Onderweg vertelt ze over haar oude fiets.