Joann draagt iets dat waarschijnlijk een souvenir is uit Hong Kong. Het is geen blouse en het is geen jas, maar het ziet eruit als een blouse en het ziet er ook uit als een jas. De kleur is wit, gebroken. Voor een jas is het te zomers, te dun en te luchtig, voor een blouse is het te winters, te groot en te warm. De onderkant bolt, een modegril van eind 2007, zoals het pakje dat Ringo draagt in de clip van Killer Tune. Om het middel zit een ceintuur die erom schreeuwt te worden losgemaakt.
Sinds Joann terug is uit Hong Kong bolt haar gezicht ook. Ze is geen schim meer van het blozend gezicht dat tegenover me zat bij de sollicitatie. Een klein, onschuldig gezicht, een zwart satijnen overhemd en een gestreepte pantalon, het zwarte haar bijeengeraapt in een staart, pumps. Ze glunderde als een Japans schoolmeisje dat zojuist een nieuwe Hello Kitty tas heeft gekocht. Mijn werkgever was de nieuwe tas, ik was de verkoper.
Diezelfde ochtend, vertelde ze bij het voorstellen, had ze haar vorige tas ingeleverd. Die tas was wel heel leuk maar niet echt uitdagend. Het was een boodschappentas, eentje die je nodig hebt om rond te komen. Handzaam en praktisch maar ook degelijk en niet stoer, niet iets om op feestjes over te vertellen. Mijn vaste caissière loopt elke dag op hakken, op feestjes vertel ik over haar. De caissière is stoer. Op een keer zag ik haar in de metro staan. Toen was ze niet stoer maar het rijmt er wel op.
De lach van Joann toen ze binnenkwam in de sollicitatiekamer raakte aan het giechelen van verliefde pubermeisjes, een vertederende blijk van zenuwen. Ze was de meest zenuwachtige van alle sollicitanten, stotterend beantwoordde ze de vragen. Ze beantwoordde de vragen goed - alles dat ze zei was goed.
Nu, drie maanden later, is de lach gemaakt en komt een naar arrogantie neigende verveling naar boven. De pantalon is vervangen door een spijkerbroek, de pumps door versleten weekendlaarsjes. Als ze een vraag stelt, wat niet vaak gebeurt, buigt ze voorover en kan ik haar adem ruiken. Wanneer ik antwoord, deinst ze terug, alsof ze tegen een aura van de Mexicaanse griep is aangelopen. Niet bij alle vrouwen denk ik meteen aan seks. Soms denk ik aan eten.
Van alle sollicitanten was Joann de jongste, de slimste, en na de onderhandelingen met haar accountmanager, ook de duurste. De Mexicaanse griep bestaat niet, net zomin als een tweede kans. Status verlies je niet zelf, dat doet de omgeving voor je. Van dichtbij zie ik dat de ceintuur niet los kan, en één geheel vormt met het souvenir.