20 June 2008

Insomniateque

Slapeloosheid - dat is lang geleden. Ik heb de hele dag niet gerookt en mijn lichaam sputtert tegen, ik denk dat het de oorzaak is. Mijn maag is onrustig en vraagt om eten. Ik heb honger, de hele dag al. Waar mijn hoofd om vraagt blijft om moverende reden onduidelijk.

Ingrid at haar patat heel geconcentreerd. Elk individueel patatje was een delicatesse dat zorgvuldig werd geconsumeerd. Nooit gehaast, nooit meer dan één patatje tegelijk sloop in haar mond. Haar duim en wijsvinger waren het bestek, de overige drie vingers lagen opgerold in haar handpalm ter ruste.

Het is half vier in de nacht en ik rol naar de andere kant van het bed. Onderweg kom ik twee knuffelberen tegen. Ze zijn ouder dan ik en het zijn de enige twee relikwieën die de opruimwoede van november jongstleden hebben overleefd. Je kunt naar de toekomst kijken of je kunt naar het verleden kijken. Ik kijk naar het plafond. Mijn ogen zijn nu zo aan het donker gewend dat ik bij het invallende licht van de galerij een boek kan lezen. Ik heb geen zin om te lezen.

Hoewel ik altijd degene was die honger had en de reden waarom we op zondagmiddag in de snackbar zaten, was zij degene die haar honger stilde en mij, nadat ze het zout van haar vingers had gelikt, hongeriger dan ooit achter zich aan liet lopen. We wandelden vaak, ’s nachts.

Alles is veranderd en toch blijft alles hetzelfde. Ik ben veranderd en toch dezelfde gebleven. Ondanks het tenenkrommend zelfbeklag dat ik ooit produceerde was het een goede uitlaadklep. Schrijven ordent je hoofd en publiceren geeft het gebeuren een plaats - zoals anderen door middel van converseren zichzelf een plaats weten te geven. Mijn gesprekken gaan niet verder dan terugzeggen wat de ander verwacht. Alle verhalen zijn hetzelfde, alleen de namen en de omgeving zijn verschillend. In foto’s mag ik het verhaal lezen dat ik erin wil lezen.

De finesse in haar bewegingen weet ik aan haar pianospelen. Met het vriendje dat ze voor mij had speelde ze wel eens samen piano. Zij zat op zulke momenten links, hij zat rechts. Het was het enige dat hij beter deed dan ik. Ik bespeelde haar beter - ik zat overal.

Het is tien over half vier. Ik sta op en loop naar de woonkamer. Ik steek een sigaret op en ga op het balkon staan. Leven is niet moeilijk, ik maak het moeilijk. Om te schrijven moet je iets meemaken. Ik maak alleen, niet mee. De straatlantaarns verspreiden een oranjegekleurd licht. Er wandelt niemand.