Het restaurant is in twee delen gesplitst, de bar staat er als almachtige tussenin. De bar was gedurende lange tijd het centrum van mijn wereld. Nu ben ik zelf het centrum van de wereld, de toeschouwer tegenover me is decentraal. De jongen die de kaarten aanreikt, ruikt naar zweet. Er is sportzweet, sekszweet en oud zweet. De jongen stinkt, derde categorie. Onder tafel staat een paar sportschoenen, haar laarzen zijn in de auto blijven liggen. Ik speel met vijf paar tenen en bestel biefstuk. Rare.
Het voormalig hoofdkantoor van Shell heet nu Toren Overhoeks, in de wijk in aanbouw komen appartementen waarvan een modaal maandsalaris onder de huurprijs ligt. De buurt profiteert mee: de rijken komen eraan. Het water stroomt sneller, het afval gaat ondergronds. Ik overweeg om in Noord te gaan wonen, het is het enige stadsdeel zonder belastende herinneringen. Ik vind het pontje leuk, alleen de deurmat met welkom erop ontbreekt.
Terwijl we wachten op de wijn belt haar moeder. De spreektaal wijzigt in iets Zuid-Europees. Een andere jongen zet vier glazen neer. Een Merlot, ik keur hem goed. Het schenktuitje van de karaf druppelt na.
Om acht uur ’s morgens lopen er bouwvakkers langs het raam in de woonkamer. Steigers hebben het wooncomplex verandert in een ijzeren geraamte, het wonen teruggebracht tot haar essentie van een verzameling levenloze pijpen en planken, afgedekt met een netwerk van reclame. Ramen en deuren moeten gesloten blijven, toch kruipt het steengruis overal doorheen. "Soms denk ik dat je dood bent." Misschien is isolement hetzelfde als dood. De essentiële sporen zijn niet zichtbaar.
Spanje rijdt je in een etmaal, Groningen in twee uur en Rotterdam in drie kwartier. Afstand is relatief. Ik heb een hekel aan telefoongesprekken, je bent te ver weg. Haar genezing is mijn dood. Ik ben daarna met niemand meer naar bed geweest. Niet de eerste keer is belangrijk. Teleurstelling, het gevolg van de onvermijdelijke verwachting, wordt geprojecteerd op tekortkomingen van de ander. Het pontje duurt minder dan een sigaret. De laatste keer is het belangrijkst.
Met mijn vingers trek ik strepen op de vensterbank. Isolement leidt tot obsessie. We passeren de auto. "Het is zo’n mooie avond, laten we nog even wandelen." De angst voor veroordeling bepaalt het belang van de spreker. Ik ruik sekszweet. Ja, het is een mooie avond.