12 January 2009

Tondeuse

Het is zondagmiddag en het is koud. Toch verlaat ik mijn bunker, ik ga vanmiddag buiten spelen. In het café waar de ontmoeting plaatsvindt, ben ik één keer eerder geweest. Om sigaretten te halen, of om dronken te worden. Sri Lanka is in Nederland en omdat ze in twee weken tijd onmogelijk iedereen kunnen bezoeken, hebben ze een borrel georganiseerd. Mijn e-mailadres stond ook in de dislist en nu ben ik voor de tweede keer in dit café.

Halverwege het café zit een verhoging, daar zit een grote groep mensen in een kring. Dat zullen ze wel zijn. Ik herken Sri Lanka en zeg haar gedag.
"Dat is zo leuk aan jou, berichten niet beantwoorden maar gewoon komen."
Het is maar wat je leuk noemt. De borrel is ’s middags omdat het gros van de dislist kinderen heeft. Dat klinkt logisch, overdag is het gemakkelijker om oppas te regelen. Waarom iedereen zijn kinderen hier mee naartoe heeft genomen is mij dan ook een raadsel. De meisjes van de bediening hebben hun overwegend lange haar opgestoken en ze dragen zwarte hemdjes met staff erop. Ik heb vandaag mijn goedkope grappen thuisgelaten.

"Smooth," zegt Kim.
Haar hand glijdt over mijn wang.
"Je weet maar nooit wie je tegenkomt."

De hele groep zit al aan de drank dus ik haal een koffie voor mezelf en ga bij Irma zitten omdat ik verder niemand ken. Irma ken ik via een ander kanaal maar dat doet er nu niet toe. Als ik mijn koffie op heb stelt ze me voor aan haar man.
"Geen kinderen?" vraag ik.
"Gelukkig niet," zegt de man van Irma.
"En jij?"
Irma kijkt naar de bovenkant van mijn hoofd.
"Nee," zeg ik, "ik heb een tondeuse."

Na de koffie praat ik verder met de man van Irma want er zijn een paar bekende gezichten binnengekomen en Irma gaat socializen want ze moeten straks nog naar een andere borrel. Dat is één van de voordelen als je getrouwd bent, dan heb je twee keer zoveel borrels, behalve natuurlijk als je op Sri Lanka gaat wonen. Je kunt best een borrel organiseren als je op Sri Lanka woont, maar dan komt er geen hond. Hier komen ook geen honden, wel kinderen, niet minder irritant. De meisjes met staff op hun rug blijven vriendelijk lachen, ondanks het gekrijs van de viervoeters. Ze willen zelf later ook zo’n leuk kind. Ik wil later een meisje met opgestoken haar dat een zwart hemdje draagt.

Met de man van Irma bespreek ik de kredietcrisis, onze werkgevers, de laksheid en spilzucht van de overheid en de luxe waarin wij ons wentelen. Wat nou crisis? De overwaarde van het huis is gedaald? De aandelen zijn ondelen? De gebakken luchtbel is doorgeprikt en bovenmodaal jankt zich in de slachtofferrol. Die Madoff moeten ze een standbeeld geven. Op Sri Lanka hebben de bewoners geen geld en dus ook geen kredietcrisis. Wel hebben ze in het oosten van het eiland landmijnen en er lopen militairen op straat. Sommige huizen op Sri Lanka hebben een zwembad en het is er altijd mooi weer. Volgend jaar lig ik aan één van die zwembaden, ik moet alleen één van de genodigden die nog niet binnen is daarvan overtuigen. Als Irma even later terugkomt en haar jas aantrekt, ga ik op de stoel zitten waar Irma heeft gesocialized. Dit zijn van die gelegenheden waar je nieuwe mensen leert kennen. Ik moet nieuwe mensen leren kennen want mijn oude zijn op. Dat is pas crisis.

Het is niet vervelend om single te zijn. Het wordt pas vervelend wanneer je bent omringd door stellen, al dan niet met kinderen, en het opvalt dat je alleen bent. Als een gehandicapte zonder armen of benen, leef jij zonder partner. Het wordt vervelend wanneer er naar wordt gevraagd, wanneer je moet uitleggen waar je armen of benen zijn gebleven. Altijd wordt er uitleg verwacht, terwijl hun eigen aangegroeid gezwel van samenlevingsverband als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Het woord gaat voor de daad uit.

"Had jij vroeger niet meer haar?" is de welkomsttekst als ik op de stoel van Irma ga zitten.
"Ja," zeg ik, "ook meer vrienden."
Ik geef links drie zoenen en de overkant van de tafel een hand. De drie zoenen is, familietechnisch gezien, twee ouders armer maar ook twee kinderen rijker geworden. De hand is iets minder lelijk dan de eerste en tevens laatste keer dat ik haar zag. Ze heeft zwart geverfd haar en ze draagt een geweldig leren jack. Voor meisjes in een leren jack ga ik direct voor de bijl, mits het gezicht meewerkt. Ik stel niet zo veel eisen. Het gezicht van het geweldig leren jack draagt sporen van jarenlang overmatig make-up dan wel zonnebank gebruik, zelfs mijn doorrookte kop is gladder. Ik geef haar het voordeel van de twijfel en besluit de tekst doorslaggevend te laten zijn.

"Een jaar geleden ging het uit," vertelt het geweldig leren jack.
"Na de zomer belde hij me opeens weer op en wilde hij me terug."
Ze pauzeert even om spanning op te bouwen. Misschien had haar vriendje dat destijds ook bedacht.
"Mooi niet."
Ze plooit haar gezicht met de dramatiek van een soap-actrice.
"Ik probeer één keer per week te sporten," vervolgt ze, "en op vrijdag ga ik naar salsa."
Salsa dansen op vrijdagavond, een samenscholing van mensen die willen laten zien dat ze armen en benen missen. Ik knik en draai mijn hoofd opzij.
"En jij?" vraagt de drie zoenen.
"Tondeuse," zeg ik, "hoe heten je kinderen?"
Het geweldig leren jack staat op en verlaat de tafel om niet meer terug te komen. Een meter verderop begint een kind te krijsen. De drie zoenen staat op.
"Die is van mij, toch maar even kijken."
Er loopt een zwart hemdje met opgestoken haar langs onze tafel en ik besluit, tegen mijn voornemen in, om bier te gaan drinken. Het gekrijs verstomt direct.

Terwijl ik op het bier wacht, kijk ik het café rond. De Sri Lanka groep heeft zich ondertussen de hele verhoging toegeëigend. Kinderen spelen op de banken en onder de tafels. Er zijn er twee die verstoppertje spelen in de toiletten. Ik wacht met naar het toilet te gaan want probeer daar maar eens een jankend kind te verklaren. Een aantal genodigden zijn door plaatsgebrek bij de bar gaan staan. De bar, de beste plaats bij borrels, de beste plaats in een café. De typische eigenschap van Nederlandse feestjes van het bij elkaar in een kring zitten, is niet aan mij besteed. Niet op verjaardagen, niet bij familie, niet in de kroeg. Soms ontkom je er niet aan, uit oogpunt van fatsoen.

Op de basisschool begon de dag met een kringgesprek. Je wachtte totdat het jouw beurt was en dan mocht je wat vertellen. Wat je op televisie hebt gezien, of wat je in de krant hebt gelezen, of waar je graag mee speelt. Als ik nu in een kring zit, wacht ik nog steeds netjes totdat het mijn beurt is, alleen ben ik nooit meer aan de beurt. Er is geen moment van stilte, de stilte van de tijd die het duurt nadat de laatste spreker is uitgesproken en de volgende spreker begint. Er is geen moment meer dat iedereen zwijgt en mij verwachtingsvol aankijkt, wachtend totdat ik vertel wat ik op televisie heb gezien of vertel wat ik in de krant heb gelezen. De bar, ooit het centrum van mijn wereld, mijn domein, de vierkante meters van een café waar ik heer en meester was, de vierkante meters van een café waar ik regeerde, waar ik vertelde, liet horen en liet zien waar ik het liefst mee speel.

Ik kijk jaloers naar de mensen aan de bar, maar nog meer naar de mensen erachter. Het geweldig leren jack blijkt bij de bar te zijn gaan staan, ze is omringd door vier jongens. Barverlichting flatteert. Iedereen doet gezellig mee in de kneuterigheid van een oud-Hollandse spelletjesavond. Er zijn geen prijzen, er valt niets te winnen, de enige winst is een avond die weer is gevuld. Een dagelijkse overdaad aan aandacht voor het eigen gezicht maar nooit in de spiegel gekeken. We doen beleefd maar we zijn het niet. Opgestaan nadat ze aan de beurt zijn geweest en niet gewacht op de spanning van een ander. Veel woorden, geen daden, en het ligt altijd aan de ander.

Een zwart hemdje zet het bestelde biertje neer en mijn ogen keren terug naar de tafel waar ik zit.
"Wanneer draag je dat dan?" vraagt Kim.
De aanstaande reisgenoot, die ik alleen nog even moet overtuigen, is niet gekomen.
"In het weekend," zeg ik.
Ze heeft zeker geen zin om te spelen.
"En nu."