Van de twee examens die ik moest doen, heb ik de tweede laten lopen. Het had geen zin en ik had geen zin, dus er was sprake van overeenstemming van wil. Ik had zin om rondjes door het huis te lopen, en alles aan te raken waarlangs ik liep. Ik had zin om voor het raam te staan, en naar buiten te staren. Ik had zin om met mijn pik te spelen, al kun je dan beter niet voor het raam gaan staan.
Het was warm na het tweede examen dat ik liet lopen dus ik ging naar Noord. In de fietsenstalling kwam ik Y tegen. Toeval: altijd als ik naar Noord ga, kom ik Y in de fietsenstalling tegen. Y keek niet zo vrolijk en dat deed me goed.
"Ga je nog een huis kopen?" vroeg Y.
Dat was opvallend, want anders vraagt ze altijd alles goed?
"Nee," zei ik.
"Waarom niet?" vroeg Y.
Het huis viel tegen. Aan de slechte afwerking had ik zelf iets kunnen doen, maar aan ouderdom en verzakking is niets meer te doen. Volgens de makelaar kon de fundering nog twintig jaar mee - de gemiddelde duur van een huwelijk is korter.
"Kortstondige verliefdheid," zei ik tegen Y.
Voor een ton minder had ik het appartement gekocht. Het kon dienst doen als vakantiehuisje of als peeskamer, maar dat wilde de makelaar vast niet horen. En een ton leek me niet echt een marge om over te onderhandelen. Over de prijs moet je nooit onderhandelen.
Met Y had ik de hypotheek besproken. Ik kwam haar tegen op het moment dat ik naar de makelaar ging. Over toevalligheden gesproken. Y vertelde me welke hypotheek ze geschikt vond en wat ik nodig had en wat ik allemaal moest doen. Y sprak en ik keek. Haar vakantiegeld was besteed aan een nieuwe garderobe. Ik heb maar niet gezegd wat ik geschikt vind en wat ze nodig heeft en wat ze zou moeten doen. Ik bedacht dat ik een testament moest opstellen en ik maakte denkbeeldig een lijst van erfgenamen. Erflaten is dwingen.
Y zei niets terug en haalde haar fiets van het slot.
"Goede reis," zei ik tegen Y.
Y wilde wel kijken, naar mijn peeskamertje.
"Ja, het wordt een goede reis," zei Y, maar vrolijk keek ze er niet bij.
Ik begreep de opmerking niet en wachtte totdat Y was vertrokken, we moesten naar dezelfde kant van Amsterdam.
Eenmaal in Noord opende een vrouw in een handdoek de deur.
"Ik wilde net gaan douchen."
Het is een fijne gedachte dat er wordt gedoucht voordat je komt. Ik liep naar binnen en had twee meter later aan elk been een kind. Ik tilde er eentje op, de ander trok me mee door het huis, naar het balkon. Op het balkon was een gevangenis gebouwd en ik moest in de gevangenis. Dat is wel zo verstandig als er een vrouw gaat douchen.
Ik werd naar een hoek van het balkon geduwd en belandde tussen twee bankjes en een tafel.
"Izze, Ozze," zei de bewaker.
Ik heb vaker moeite met begrijpen wat mensen zeggen, maar als je aan je arm wordt meegetrokken dan is de bedoeling in ieder geval duidelijk.
"Izze, Ozze," zei de bewaker weer.
Vragend keek ik naar de gevangenisdeur.
"Zij is een prinses en jij bent een monster," vertaalde de handdoek.
Dat is het leuke aan kinderen: ze spreken duidelijke taal.
Ik ging op één van de bankjes zitten – zo kon ik eindelijk naar buiten staren. Achter glas is minder erg dan er voor. Eén bewaker sprong op schoot, de ander klom in mijn nek. Bewakers zijn duidelijk, er hoeft niet altijd overeenstemming te zijn. Je wordt net zo lang gemarteld totdat je zegt wat ze willen horen - de waarheid is niet relevant. En over toevalligheden spreken we al helemaal niet meer. Loop een rondje en je eindigt waar je begon.