Er is geen gebak. Niet op tafel, niet in de koelkast.
Gebak heeft iets feestelijks, er is iets te vieren en dat moet geaccentueerd. Een schaal met gebak wordt uitnodigend gepresenteerd. Pak maar, het is lekker. Gebak heeft ook suiker, een overdaad aan calorieën en na afloop misselijkheid en spijt, zoals intimiteit na te veel drank. Met koffie spoel je de volgende ochtend de achtergebleven smaak weg.
Hoe meer alcohol, hoe minder lelijk de andere overgeblevene.
Het weer is, volgens het instituut dat er verstand van heeft, zacht voor de tijd van het jaar. Maar wat is dan hard weer?
Een stevig meisje met een beugeltje kan haar rugzakje niet vinden. Ik schat haar een jaar of zestien. Ze kan haar tranen nog juist binnenhouden. Ik vang het gesprek op aan de servicebalie naast me. Servicebalie dekt niet de lading.
'I will help you find it.’ Na een wandeling en wat gesprekken zijn beugeltje en rugzakje herenigd.
Waarom help ik de ene persoon wel en de andere niet? Dienstverlening is nederigheid, maar wie die nederigheid opeist kan de boom in.
Een vriend meldt zich. Toen we studeerden zaten we wekelijks in de kroeg, in de soos tussen de studentenflats. Als collega’s zaten we wekelijks in het café, op steenworp afstand van het kantoor. Nu is het zes maanden geleden dat we elkaar hebben gesproken of gezien.
Zelfs het jaarlijks bezoek aan Nam Kee is - zonder woorden - komen te vervallen.
Zo gaan die dingen.
Er is alles te bewijzen en niets meer te vertellen.
葬列
05 February 2024
Selectief altruïsme
02 January 2024
Tijd
Aan het geluid te horen is het nieuwe jaar begonnen. Het is zes uur ‘s avonds. Mensen hebben geen geduld meer. Vuurwerk afsteken is toegestaan vanaf zes uur ‘s avonds, wat wordt geïnterpreteerd als dat het moet worden afgestoken om zes uur ‘s avonds. Niemand wacht tot het twaalf uur is en de champagnekurken knallen. De symboliek van vuurwerk afsteken is verdwenen. Een voordeel: Het is als met regen, wat nu valt komt morgen niet naar beneden. Ik doe de gordijnen dicht, dan zie ik de regen niet.
Op het werk waren geen oliebollen, er waren geen appelflappen, er was niets dat op de naderende jaarwisseling wees. Het publiek was gehaast, vervelend, onbeleefd. Het gedrag van het publiek wisselt met het land van oorsprong. Er zijn echter vaste waarden. De Amerikanen en Canadezen gedragen zich, veroorzaken geen overlast. Afrikanen en Zuid-Amerikanen zijn irritant, alleen al omdat ze geen andere taal dan die van het geboorteland spreken. Daarnaast ruiken ze uit hun mond. Italianen zijn opgefokt en Spanjaarden blijven door ratelen in hun eigen taal, ook al haal je je schouders op en zeg je herhaaldelijk ‘Ingles’. En dan de Nederlanders. Ongeduldig en asociaal.
In de kantine van de blauwe uniformen haalde ik koffie. Met twee plastic bekertjes zwarte troost in mijn handen liep ik terug naar de deur die ik met een van mijn voeten open duwde.
"Blijf je niet hier je koffie opdrinken?"
De Vietnamese, blauw mantelpakje, zwart haar, zonnebankbruin gezicht, houdt haar hoofd schuin terwijl ze het vraagt. Sommige blauwe uniformen dragen een pantalon. De outfit is ontworpen door een bekende Nederlandse couturier. De ontwerper is duidelijk een billenman. Zonnebanken zijn kankerverwekkend.
"Nee, ik moet terug."
Ik hoef niet terug maar ik wil terug. Het boek dat ik bij me heb moet uit. Een matig boek van een auteur die me eerder wel boeide. Het verhaal is langdradig en ongeloofwaardig (een zeventienjarig meisje wordt verliefd op en laat zich bezwangeren door een vijfenzestigplus jarige man). Toch wil ik weten hoe het afloopt. (spoiler: ze gaan met elkaar trouwen). Het is als het leven. Maak af waar je aan begint.
De desbetreffende kantine wordt geplaagd door fruitvliegjes. Er is een apparaat neergezet dat de beestjes tot zelfmoord moet verleiden. Ik mag er eigenlijk niet komen, in de blauwe kantine, ik word getolereerd. Een gemeenschappelijke werkvloer schept een band.
Niemand eet hier fruit. Blikjes energiedrank en kant-en-klare broodjes en happen van de To-Go is het menu. Fruitvliegjes hebben niet zoveel met fruit te maken als de naam doet vermoeden. De oorzakelijke aanwezigheid zijn etensresten, verwelkte bloemen en planten, koffiedrab en theezakjes en resten frisdrank en sap. De fruitvlieg is interessant voor de wetenschap vanwege zijn genetische overeenkomst met de mens. Irritant aanwezig.
Steevast staat de televisie aan, maar niemand kijkt of luistert. Iedereen is bezig met het scherm van zijn of haar mobiele telefoon en iedere telefoon verspreidt een uniek geluid van een filmpje dat bekeken moet worden waarbij iedereen gedwongen meeluistert. Iedereen? Nee, niet iedereen. In de hoek zit een eenzame strijder die hardnekkig weerstand biedt aan de overheerser. Hij heeft geen telefoon bij zich, hij is niet bereikbaar.
Er werken een aantal zeventienjarigen, steevast stagiaires. Goedkope krachten. Ik heb geen idee wat ik tegen ze moet zeggen.
Na de gedane arbeid, toen ik mijn toegangspas bij de tijdregistratie hield en uitklokte, was er geen leiding aanwezig in het provisorisch opgezette kantoor. Er was überhaupt niemand aanwezig, evenals in de ochtend toen ik voordat de dienst begon inklokte om aan te tonen dat ik present was. De kloktijdenregistratie is het bewijs dat ik leef.
Sinds ik hier werk zijn mijn gedachten aan actieve levensbeëindiging teruggekeerd.
De verwachte berichtenterreur op de mobiele telefoon blijft uit. Hopelijk is iedereen er klaar mee. Clichématige nieuwjaarswensen van mensen die je nooit of hooguit een keer per jaar ziet. Nieuwjaarswensen per telefoon versturen is gemakzuchtig. Het is aandachttrekkerij, het stoort, het is van geen waarde, het is overbodig.
Waarschijnlijker is
dat ze klaar zijn met mij. Ik ben overbodig.
Om twaalf uur ga ik naar buiten. Er is niemand op de galerij, er staat niemand op straat. Ze hebben hun kruit al verschoten. Ook de noedels van de buurvrouw, de Thaise nieuwjaarstraktatie die je gezondheid en voorspoed toewenst, blijven in de verpakking in haar voorraadkast. De temperatuur is aangenaam, zeker voor de tijd van het jaar, toch staat binnen de kachel aan. Oude mensen hebben het snel koud. Ik rook de eerste sigaret van het nieuwe jaar. Het regent nog steeds. Sommige dingen veranderen nooit.
12 May 2022
Stadhuisplein
Sabine organiseert een borrel. Het is de derde keer dat ze een borrel organiseert. De eerste keer was de kroeg dicht, toen ging iedereen maar naar huis. De tweede keer kwam er één genodigde opdagen, toen hebben ze samen maar wat gedronken. Deze derde keer voel ik me verplicht te verschijnen, het kan wel eens de laatste keer zijn.
De borrel is in een café aan een straatje dat uitkomt op een plein. Het straatje bestaat volledig uit cafés. Waarom specifiek dit café is uitverkoren is niet duidelijk.
Omdat het warm is zitten we buiten. Ik zoek een plekje onder de parasol. Afgelopen zondag heb ik gewandeld, niet beseffend dat er te weinig hoofdhaar aanwezig is om mijn hoofd te beschermen. Sabine zit naast me, roodharigen blijven van nature uit de zon. Gezellig, denk je dan, maar minder is waar.
De kilo’s die ze na de vechtscheiding is kwijtgeraakt zitten er weer aan. En omdat ze lekker bezig was zette ze flink de lepel erin, het vlees en vet lubbert aan alle kanten. Buik, benen, armen, het is allemaal overdadig, dik en banaal. Dik is niet gezellig.
Corona heeft mensen veranderd en niet ten goede.
Qua gesprekken kan ik kort zijn, dat zijn ze namelijk ook. Er komt geen zinnig woord uit Sabine. Ook geen onzinnig woord, dat moet gezegd, maar als je iets organiseert dan doe je dat toch met een reden? Iets drinken met een groep mensen is toch bedoeld om te communiceren? Om iets te vertellen? Om je verbaal te uiten?
Bij Sabine houdt het op na het organiseren. Misschien was haar huwelijk ook zo, dat het stopte na de bruiloft.
Als slagroom op haar taart trekt een misselijkmakende geur me tegemoet, een geur waaruit ik opmaak dat haar oksels deze week nog geen douche of deodorant hebben gezien. Of geen van beide, dat kan ook.
Niet alles is slecht. Het Witbier is goed en bij de bittergarnituur zit kaas en worst. Bier en worst is een goede combinatie, net zoals borrels en terras, dit in tegenstelling tot borrels en Sabine.
Ik verlaat het straatje met cafés via het plein, een grote, volledig betegelde ruimte zonder het minste stukje groen. Grijs en grauw, kaal en levenloos, als de borrel, de mensen, het leven. Op de terugweg in de trein bedenk ik dat het goed is dat ik erheen ben gegaan. Het is inderdaad de laatste keer.
25 February 2022
Zilver
Zo spreek je iemand elke dag en zo is iemand vertrokken. Zo gaan die dingen. Ik was er niet op voorbereid, ik werd erdoor overvallen. Ik had mijn ongefundeerde vermoedens, vermoedens die eerder even betrouwbaar bleken te zijn als mijn mensenkennis of het weerbericht.
De Servische is weg. Ze is zwanger en mag van de baas betaald dik zijn en op de bank zitten. Of liggen, dat kan ook, al naar gelang de situatie. Als je zwanger bent is er sprake van een verwekker en dat beïnvloedt de situatie thuis.
Ik heb haar telefoonnummer, ik kan haar opbellen zodat ik haar zou spreken maar ik houd niet van telefoneren. Ik houd ook niet van het versturen van berichtjes. Mijn communicatielijnen zijn beperkt.
Wat een tijdelijke afwezigheid leek te worden, immers een zwangerschap is eindig, werd een definitief afscheid, de Servische verstuurde een bericht met de niet mis te verstane boodschap. Na de misselijkheid en het kotsen, het baren en het wettelijk verlof komt ze niet meer terug naar de virtuele werkvloer. Het waarom van de uitgesloten terugkeer wordt niet vermeld.
Negen maanden lang spraken de Servische en ik elkaar dagelijks. We spraken over het werk, via de computerlijn, het was zoiets als videobellen maar dan zonder beeld. Elke dag hoorde ik haar stem. De Servische weigerde de camera aan te zetten, ik moest het doen met het geluid.
Werkgerelateerde communicatie is goed te doen, er is een onderwerp, namelijk werk, je hoeft geen interesse te veinzen of belangstelling te tonen, werk is een gedeeld belang. Het werk verschaft het privilege om iemand op te bellen. ‘Hoe gaat het’ is nooit een aanleiding om iemand op te bellen. ‘Hoe gaat het’ is een reden om de nummerblokkeerfunctie van de telefoon te gebruiken.
Qua impact is beeld ondergeschikt aan geluid. Een stem geeft meer informatie. Teleurstelling hoor je terug in iemands stem, net als terughoudendheid. Een stem kan vermoeidheid blootleggen bij een opgewekt gezicht, andersom is niet mogelijk. Het gekreun van iemand die klaarkomt is indringender dan het beeld ervan. Horen is fantasierijker dan zien.
Naarmate de negen maanden vorderden sijpelden niet-werkgerelateerde onderwerpen het dagelijks gesprek binnen. Zo zijn er de drie zussen, er is het nieuwe appartement, de temperatuur in Belgrado, de oudste zus die in Berlijn woont, de keuken die niet paste, en de onvermijdelijke coronabesmetting, opgelopen via de zaadgever die wel buiten kwam, hij moest boodschappen doen voor zijn bronstige bloem.
Soms zei ze, zonder aanleiding, dat ze in het weekend niets had gedaan, behalve series bingewatchen, hangend op de bank.
Ik heb geen abonnement op welke streamingdienst dan ook. Buiten het werk heb ik niets om over te praten. Hooguit praat ik over collega’s, of over het weer, als ik door een flinke regenbui ben overvallen.
25 December 2021
Trendbreuk
Kaylee heeft dezelfde oogopslag als Iris. Daarbinnen schittert iets. Er zijn meer overeenkomsten. Zo zijn ze allebei vrouw, ze hebben allebei lang haar en ze hebben allebei twee armen en benen. Als ik met Kaylee praat dwalen mijn ogen niet af naar haar borsten, wat een normale man zou overkomen, mijn ogen gaan naar haar tanden. Ze draagt een spannend truitje, een stoere nauwsluitende broek en hakken. De buitenkant is goed verzorgd, het contrast als ze haar mond open doet is groot. Het contrast trekt mijn aandacht en als de aandacht beet heeft laat hij niet meer los. Het is confronterend. Zo uitnodigend als haar houding is, kom kus mij, zo afstotend is de rij grauw gekleurde tanden. Onmiddellijk denk ik aan de binnenkant van haar vagina. Blijft de uitnodiging staan of is het daar ook zo verlept? Misschien is de strakke broek een hint, om de bedorven lucht geen kans te geven te ontsnappen. Iris is naar de kapper geweest, haar lange haren zijn weg.
27 July 2014
15 July 2014
Urban Sanity
Noord heet hip te zijn. Nieuwe bedrijfjes schieten als paddenstoelen uit de grond, bedrijfjes die evenwel even snel weer verrotten als ze niet op tijd worden geplukt. Ideeën komen en gaan met welwillende subsidiepotten als communicerende vaten. Geen eelt of andere buffers worden opgebouwd, na een omzet-technische rukwind ligt het land er weer schoon, vlak en werkloos bij. Het natuurlijk evenwicht herstelt, de inspanning verliest. Willen maar niet kunnen en geen verstand van zaken. Opportunisme volgens het boekje.
Sociaalgeografisch gezien houdt het ze van de straat en dat is ook wat waard. Wat je niet ziet is er niet. Een werkloze heet freelancer en iemand die linkjes op Facebook plaatst noemt zichzelf journalist.
Hip gaat over vorm, niet over inhoud. Subsidiepotten zijn bedoeld om de boel draaiende te houden, niet om de mensen zelfvoorzienend te maken. Hip betekent met een iPhone in de hand staan wachten in de rij voor de verlenging van de bijstand. Armoede is de nieuwe hip.
Bijna had ik een woning gekocht in Noord. Bijna is niet helemaal. Noord heeft het hoogste aantal voedselbankpatiënten per hoofd van de bevolking in Amsterdam. Noord is armoede troef, meer nog dan titelfavoriet Zuidoost, waar op een enkele garage gevuld met pragmatische vluchtelingen na (beter een dak boven je hoofd dan helemaal geen hoofd) de lichaamsomvang niets te wensen overlaat. Integendeel. Bijna is helemaal niet. Het pak yoghurt duwt mijn arm weg.
Het samenspel van nauwe straatjes, trappen en balustrades, stuk voor stuk gevuld met eethuisjes en cafés, is een terugkerend element in mijn dromen. Je gaat een eethuisje binnen door buitenom een trap op te lopen. Eenmaal binnen kom je via inpandige doorgangen, kruipruimtes, doorgebroken nissen en nog meer trappen in een ander cafeetje of restaurant. De zaken zijn bovenop en door elkaar gebouwd, waarbij niet duidelijk is waar de ene zaak begint en waar de andere zaak ophoudt. De geuren en de geluiden van de verschillende keukens smelten samen, stoelen, tafels en personeel vermengen zich en uiteindelijk heb je geen idee meer waar je jezelf bevindt.
Er zijn meer terugkerende elementen in het nachtelijk onbewuste, al is het beleefder om het vrouwen te noemen. Het pak yoghurt personifieert, ze loopt in de dromen opdringerig symbolisch iemand anders te zijn. Terugkerende elementen vertellen een verhaal.
De foto’s van het laatste bedrijfsuitje vertellen ook een verhaal, een verhaal waarvan ik nu pas inzie wat het eind betekent. Waarheid staat niet vast maar evolueert, er is één zekerheid en dat is dat er geen zekerheid is. Dat is pas armoede.
02 June 2014
Voorwaarts Mars!
's Ochtends. Ik krijg een bos bloemen. Leuk als je van bloemen houdt, maar niet praktisch. Geld is praktisch. Je stopt het in je broekzak en je neemt het mee naar huis. Bloemen mee naar huis nemen is als meisjes oppikken in de kroeg. Je geeft het te drinken, het huis fleurt ervan op maar uiteindelijk houd je een hoop rotzooi over. Bij geld kun je zelf beslissen waaraan je het besteedt. Bijvoorbeeld aan een vaas om de bloemen in te zetten.
'Waarom heb je bloemen gekregen,' vragen ze.
Bloemen krijg je als er iets te vieren is. Maar er is niets te vieren. Ik zwem rondjes. En waar zwem ik volgend jaar? Mag ik volgend jaar überhaupt nog zwemmen?
Bevestiging noch ontkenning, houvast noch vangnet. Dwalen is niet goed voor autisten.
'Wanneer ga je trakteren?'
Voor wat hoort wat. De prijs van de bloemen wordt gedeclareerd en jij wordt geacht de bonus te spenderen aan zoiets als taart.
'Als ik word ontslagen,' zeg ik.
Niemand luistert. De slingers worden op het te laatste moment opgehangen en iedereen kijkt naar de billen die ronddansen op mijn bureau.
Volwassenen mogen niet in het kinderbad. Ik whatsapp een foto van de bloemen. Ik krijg een foto van een paaldanseres terug.
'Wanneer kom je?' staat eronder.
'Als ik word ontslagen.'
'Neem zelf ontslag. Laat je omscholen.'
Tot paaldanseres?
De bloemen, nog in het papier, staan in een snoeppot gevuld met water. Moriaantje loopt langs. Over snoepjes gesproken. Ze heeft dreadlocks in het haar gevlochten. Fietsen en zwemmen verleer je niet maar op de snelweg heb je weinig aan een fiets.
'Hoe was je weekend?' vraagt Moriaantje.
Ik pak de snoeppot.
'Wil je een bos bloemen?'
'Misschien een andere keer,' zegt Moriaantje.
Dat is het antwoord op een andere vraag.
'Ben je jarig?'
Ik krijg slappe, zweterige handen aangereikt en beantwoord evenzoveel keer dezelfde vraag.
'Nee.'
Feestjes bij anderen thuis zijn leuker dan feestjes bij jezelf. Denk alleen maar aan alle bacteriën die ze achter laten. Buiten schijnt de zon. Kamerplant verschijnt online.
'Wil je mijn nieuwe bikini zien?'
Moriaantje, te jong en te mooi, is nu al verpest. Haar belangstelling is even nep als het ingevlochten haar. Weg is de fleurige haarband, weg zijn de olijke oogjes. Daarvoor in de plaats gekomen zijn een strak bloesje, hakjes en vragen die iedereen op maandagochtend al eerder heeft gesteld.
Ik vraag aan Kamerplant of ze de bloemen wil. Kamerplant strooit met tegenargumenten zoals uitkeringstrekkers met plannen - opportunistisch en morgen weer anders. Kamerplant houdt niet van kamperen, tijdens vakanties slaapt ze in hotels.
'Ik kook niet als ik op vakantie ben. Ik heb ook vakantie.'
Als een hoertje met zonvakantie gaat, ligt ze ook op haar rug.
Op koningsdag liep ik vier keer langs de woning van Moriaantje zonder precies te weten waar ze woont. Te veel kennis belemmert. Ga je met iemand naar bed als je weet dat ze herpes heeft? Herpes kan overslaan op je ogen. Blind zijn ze toch al, wat maakt het uit?
Twaalf uur. Lunch. In de kantine bots ik op Roos. Roos duwt haar wang naar mijn mond. Roos overleeft ook. Ze doet het met een manager, dat vertelde ze me vorige week op een terras. We zaten in de zon, rookten sigaretten en dronken op de creditcard van de werkgever.
'Hij knuffelt niet. En ik houd zo van knuffelen.'
Ze opende haar armen en ik voelde wat ik zelf het meeste mis. De manager keek toe. Drie witte wijn en je glijdt vanzelf naar binnen. Ik beantwoord de wang.
'Vanochtend waren we bij de directeur. We hebben het verteld. Niemand had het in de gaten.'
'Wil je een bos bloemen?'
De huur gaat omhoog, het pensioen gaat naar beneden. De rente daalt, de belasting erover stijgt. Collega's met diploma worden ontslagen en collega's zonder diploma promoveren. Ik begrijp het niet meer.
's Middags. Collegiale mededeling.
'Het is kwaadaardig.'
Iedereen is stil. We wisten dat er iets aan de hand was, maar ook niet meer dan dat.
'Voortdurend leef je in onzekerheid. Je weet niet wat er gaat gebeuren. Ben ik er volgend jaar nog of niet? Het is gekmakend.'
De visite zit in de tuin. Moriaantje ontbloot haar schouder en kirt. De visite doet of hij thuis is. Zelden heb ik eerder bij een eerste kennismaking een grotere aversie gevoeld. Het is het zesde zintuig, ik voel dat het niet klopt. Waarom trappen vrouwen hierin? Waarom zien zij een welbespraakte, charmante man en zie ik een schijnheilig, zelfingenomen mannetje? Beter een gevulde doos dan een gevulde portemonnee. De staat betaalt het eten.
Zwem ik hier volgend jaar nog? Elke dag stel ik mezelf die vraag. Dat is ook gekmakend. Landelijk gezien sterven er dagelijks vierhonderd mensen. Elke dag vierhonderd begrafenissen met een veelvoud daarvan aan koppen koffie en bossen bloemen.
Het is ieder voor zich en als er een partner ziek is huilen ze krokodillentranen. De verdrietpolitie zegt hoe je dient te reageren. Ik reageer niet, ik haat ze allemaal. Tijdens het slapeloze begin van de nacht steek ik schroevendraaiers in knieschijven, stroomdraden in schaamlippen, met hun armen op de rug gebonden zakken ze tergend langzaam naar de bodem van de mestput. Je kunt niet blijven janken. Instinctief heeft iedereen een overlevingsmechanisme. Er zijn mensen die eraf vallen en er zijn mensen die zich laten vallen. In beide gevallen moet je ze laten liggen. Het plaveit de weg voor hen die eroverheen lopen.
Er worden meer mensen ontslagen dan dat er mensen de diagnose kanker
krijgen. Armoede is het nieuwe kanker. Overal sluimerend aanwezig, de
één heeft geluk, de ander niet.
In het ziekenhuis krijg je meer bezoek dan in de bijstand.
De rest van het terminale verhaal hoor ik niet. Als je niet kan zwemmen moet je gaan lopen. Ik pak de snoeppot en gooi het water eruit.
Hier, heb je een bosje bloemen.
15 April 2014
Theater
In de nieuwe zaal is een bijeenkomst. Ik ga naar de bijeenkomst. De collega’s gaan niet, maar ik ga wel. Misschien leer ik op deze manier nieuwe mensen kennen. Het is een mooie, nieuwe zaal. Nieuw is niet per definitie mooi, maar wel schoon. In België is schoon hetzelfde als mooi. Bij de ingang van de zaal krijg ik een flesje water aangereikt. Dat heeft een collega bijvoorbeeld nog nooit gedaan.
Ik kom binnen in het midden van de zaal, zowel horizontaal als verticaal gezien. Er gaan rijen stoelen omhoog en er gaan rijen stoelen omlaag. Er staan stoelen links en er staan stoelen rechts. De zaal loopt omhoog als in een amfitheater, de stoelenrijen zijn hoger geplaatst naarmate je verder naar achteren zit. Het presentatiegedeelte is op gelijke hoogte met de onderste rij. De ingang van de zaal lijkt op iemand met een gaatje in zijn achterhoofd waardoor de mieren naar binnen lopen.
Ik ben een mier en ik volg de andere mieren. Het bovenste deel van de zaal is gevuld met mensen, op het stuk beneden zit bijna niemand. Van bovenaf gezien kijk ik op de voorgevel van Iris. Iris zit halverwege beneden, aan de zijkant tegen de muur. Ik loop naar Iris.
"Niemand durft naast me te zitten," zegt Iris.
Iris is een mier die andere mieren opdrachten geeft. Ik ben niet bang voor hoger geplaatsten. Angst is iets voor mensen die wat te verliezen hebben. Ik ga naast Iris zitten. Als je de zaal overziet lijken we op een stelletje dat zich heeft afgezonderd van de rest.
Iris is een stoere chick. Ik associeer me graag met stoer en chicks.
"Was jij niet met zwangerschapsverlof?" vraag ik aan Iris.
Boven haar knie zitten twee gaten in haar jeans. Ze ruikt naar sigarettenrook.
"Nee, ik heb geen kind," zegt Iris, "dat is die ander."
Zwanger is niet stoer. Zwanger is maatje meer en sigaretje minder. Ik vraag me af wie die ander is. Is er nog een Iris?
Dat vindt Iris genoeg conversatie. De rest van de voorstelling doet ze er het zwijgen toe. In principe is dat geen probleem. Als afgezonderd stelletje hoef je niet te praten. De voorstelling kan beginnen.