05 September 2025

Waterschade

Piepgeluid van de telefoon maakt me wakker. Niet het piepgeluid van de wekkerfunctie van het onding maar het geluid dat een nieuw ontvangen bericht wereldkundig maakt. Een bericht van de Thaise buurvrouw. De buurvrouw staat elke dag om vijf uur op.
 
Of ik mee ga naar de palingrokerij. Vorige week vroeg ze dat ook al en toen zei ik nee en nu vraagt ze het alweer en opnieuw zeg ik nee, met de toevoeging dat ik andere plannen heb. Slechts nee zeggen zonder uitleg is ook weer zo bot, een beetje vriendelijkheid in het leven kan geen kwaad. Er is een optreden waar ik heen ga. Twee afspraken op één dag is teveel van het goede voor de autistisch ingestelde mens. Het goede moet verdeeld, gulzigheid wordt bestraft. Ik sta op, maak ontbijt, lees het nieuws en ga op de bank liggen om verder te slapen. Er komt een moment dat ze het niet meer vraagt.
 
De dag kabbelt voort als het leven zelf, je hoeft niet veel te doen, je zit je tijd uit en voor je het in de gaten hebt is het over. Op vrijdag is er markt in het winkelcentrum, ik onderbreek het nietsdoen en haal twee broodjes haring bij de visboer. Haring is een goede bodem, behalve als je pizza wilt maken, dan moet je deeg gebruiken.

Om half acht ’s avonds stap ik op de fiets. Ik heb de fietsverlichting opgeladen, de lampjes zitten onhandig in mijn broekzak. Leuk al die externe verlichting, je sjouwt er wel de hele avond mee rond. Om vijf voor acht ben ik waar ik zijn moet, mijn topografische kennis weer eens overschat. De tent is nog niet eens open, er staat niemand voor de ingang. Het is altijd dichterbij dan je denkt.

Ik zoek een veilige parkeerplaats voor de fiets en wandel richting de Kinkerstraat. Het gebouw in de bocht van de Amstelveenseweg en de Kinkerstraat komt me bekend voor, ik ben er eerder geweest maar ik kan me niet herinneren waarom of waarvoor ik daar was. Het revalidatiecentrum waar Louise ooit lag (en na een half jaar weer stond) zit halverwege de Kinkerstraat, dus dat is het niet. Ik treuzel terug en overweeg een wandeling in het Vondelpark om de tijd te doden, dan zie ik dat er al wat mensen bij de ingang staan en dat de toegangsdeuren zijn opengeklapt.

De jongen bij de ingang kan mijn naam niet vinden op de lijst die voor hem ligt. Op die lijst staan de namen van de mensen die online een ticket hebben gekocht. Ticket is wat veel gezegd, ze doen hier niet aan tickets, virtueel toegangsbewijs is een betere benaming. Je bestelt en betaalt online en bij de ingang zeg je jouw naam en als je naam op de lijst staat mag je naar binnen, zo simpel is het. Ik maak dit voor het eerst mee, ik ben hier nooit eerder geweest, want dan had ik ook geweten hoelang het fietsen was. Misschien moet ik vaker ergens heen gaan, of überhaupt naar buiten gaan. Naast de jongen staat een meisje met rare tatoeages op haar armen. Nadat de jongen voor de derde keer de lijst tevergeefs heeft doorgenomen zegt het meisje: ‘Daar!’ En daar staat inderdaad mijn naam. Waar zouden we zijn zonder meisjes?

Ik passeer de tafel met de jongen en het meisje en de lijst met namen en via twee klapdeuren die je vroeger in schoolkantines zag stap ik de zaal in. Meteen links zijn de wc’s. Waar je ook binnenkomt, bij vrienden thuis, een kroeg, het ziekenhuis of het politiebureau, stel jezelf twee vragen: waar is de uitgang en waar is de wc, de rest komt later. De bar zit rechts, de bar hoort bij later. Er is geen biertap, er staat een aantal koelkasten gevuld met flessen en blikjes bier. Wel zo handig. Het scheelt in de schoonmaak en het onderhoud en de voorraad is telbaar. Eens een barman altijd een barman.

Het voorprogramma is een Schotse zanger die zichzelf begeleid op een basgitaar. Of een Schotse basvirtuoos die erbij zingt, dat mag ook. Tussen de nummers door neemt hij een slok van zijn whisky en snuit hij zijn neus in een groene zakdoek die goed kleurt bij zijn eveneens groene shirt. Vanaf het bargedeelte komt storend geroezemoes de zaal in. Het publiek in de zaal is beleefd enthousiast wat niet kan verhullen dat het optreden redelijk saai is. Of zoals Viv later zal zeggen: ‘Ik voel het niet, het voelt niet echt.' De laatste drie nummers zingt hij vanuit de zaal, of nou ja, zaaltje, onversterkt. Hij gaat op een bank aan de zijkant staan, begint te zingen en dan is het opeens helemaal stil, ook bij het bargedeelte, op zijn stemgeluid na. Schreeuwers worden overstemd, ga fluisteren en mensen luisteren.

Na het voorprogramma zoek ik Seco die ik bij de bar vind waar hij met een meisje staat te praten. 'Dat is Viv,' zal Seco later verklaren, een vriendin van Pee, de beste vriendin van Pee. Ze heeft gespeecht bij het afscheid van Pee, ik kan me haar niet herinneren.

Wat kan ik me eigenlijk nog wel herinneren? Dat we vanaf Zorgvlied zijn teruggelopen naar de stad, dat we in het Martin Luther Kingpark bij het Amstel Boathouse bier hebben gedronken met de ouders en een paar collega’s, dat we na het vertrek van de ouders en de collega’s bij de Febo bij de Berlagebrug patat hebben gegeten. Dat er geen theater was, achterblijvers verwarren theater met emotie. Aan de andere kant van de Amstel zag je de gebouwen van Delta Lloyd, waarvan het afscheid ook aanstaande was. En dat het warm was, het was een heel warme dag.

Ik laat ze praten en ga buiten staan roken. Het is een aangenaam warme septemberavond.

Als ik weer binnen ben haal ik bier en wacht tot het mijn beurt is. Volgorde is overal, volgorde hoort, volgorde organiseert, je moet je plaats kennen. Als het mijn beurt is nemen we de komende concerten voor de herfstmaanden door. Het worden drukke maanden, met veel optredens die op de wensenlijst staan, niet handig met mijn nieuwe 24uurs ploegendienst contract. ‘Dan meld je je maar ziek.' Ik meld me nooit ziek. Juist de schaarste maakt het waardevol. En dan: ‘Dat is Viv.' Viv is even groot, of beter gezegd even klein als Pee. Ze pasten goed bij elkaar.

Genoeg gepraat, de zaalverlichting gaat uit, de podiumverlichting gaat aan, we zijn hier voor de muziek, de rest is bijzaak. Een welkome bijzaak, maar als het eropaan komt bijzaak.

Op het kleine podium staan zeven personen. Nee, acht. Nee, het zijn er zelfs negen. Twee drummers, twee bassisten, vier gitaristen en een violiste. Thor Harris stelt iedereen voor dus dat duurt even. Dan begint het. Bassen en drums zetten een groove in, even later komen de gitaren en de viool, die over de groove heen beuken, janken en vliegen. Ondanks de vele instrumenten is er geen gepiep, geknars of distortion vanuit de geluidsboxen, het is een muur van zuiver, gestructureerd geluid met een allesondersteunend ritme van de bassen en de drums. Soms komt de viool bovendrijven, dan weer hoor je het gejengel van een of meerdere gitaren die de gitaristen met een drumstok als ware het een zaag bewerken. En dat gaat 45 minuten zo door. 45 Minuten drone. 45 Minuten is precies goed, mijn oren zitten tegen de grens van gehoorschade aan. 

Meer valt er niet over te zeggen, je had er bij moeten zijn. Net zoals bij crematies, waar je ook niets hoeft te zeggen.

Na afloop drinken we nog een flesje bier terwijl we toekijken hoe de bandleden zelf alle instrumenten en materialen inpakken en opruimen. Geen telefoons, geen selfies met de artiesten, het publiek laat de muzikanten met rust en in hun waarde. Een verademing, dit hok en dit publiek, en dat toch midden in Amsterdam. Als het bier op is gaan we naar buiten voor een laatste sigaret. Viv komt bij ons staan. ‘Hebben jullie het niet koud?’ Seco draagt een zomerbloes, ik mijn onvermijdelijk Unsane T-shirt. Ze kijkt me aan. ‘Goed shirt.'
 
Ze haalt een hand door haar haar, doet haar jas, een Adidas trainingsjack, open en even later weer dicht. We nemen het optreden door en we vinden het alle drie een goed optreden. Dan loopt de Schot van het voorprogramma langs en zijn oog valt ook op mijn shirt. Aan zijn ogen te zien heeft hij nog een paar whisky’s gehad.

‘That band, that band! My mate saw their albumcover in this recordstore, from that band, with that body between the tracks, and all that blood. And he puked! He puked in the recordstore all over that albumcover! He puked!’

Chris Spencer vertelde me na het optreden in P60 dat hun albumfoto’s van hemzelf zijn, gewoon in zijn achtertuin en op straat gemaakt. Nou ja, gewoon. Ik vertel het aan de Schot.
‘He puked!’
Dat weten we nu wel.
‘Thanks for the gig,' zeg ik, ‘I enjoyed the a cappella part the most, where everybody was silent.'
‘Yeah, that’s what people often tell me.'

Viv haalt opnieuw een hand door haar haar en doet haar trainingsjack weer open en dicht. De sigaretten zijn op. ‘Huiswaarts,' zegt Seco. Vroeger was concertbezoek het voorgerecht voor een nachtelijke afterparty in het café. Daar kwamen meerdere concertgangers, ervaringen werden uitgewisseld, superlatieven en teleurstellingen gedeeld, de euforie opgerekt tot sluitingstijd. Je belandde in een bed dat niet het jouwe was of je zag helemaal geen bed. Vroeger is dood. 

Ik heb trek in patat maar zeg het niet. Huiswaarts het is. Eindelijk die vervelende lampjes uit mijn broekzak. En het moment, dat je het niet meer vraagt.

04 September 2025

Modelwoning

De wekker gaat om zeven uur ’s morgens. Ik heb vakantie, ik hoef niet te werken, ik hoef helemaal niets, toch sta ik vroeg op. Om negen uur heb ik een afspraak met een meisje dat de woningbouwvereniging vertegenwoordigt. Ze heeft mijn handtekening nodig en als 70% van de bewoners zijn handtekening heeft gezet dan gaat de woningbouwvereniging allemaal dingen in de woningen veranderen.

Vreemd dat ze daar een handtekeningenactie voor nodig hebben. Zij zijn de eigenaar, ze bepalen wat er gebeurt. 
- U krijgt een nieuwe wc-pot. 
- Maar ik wil helemaal geen nieuwe wc-pot. 
Ik lig nooit dwars bij veranderingen vanuit de woningbouwvereniging, alleen bij de jaarlijkse huurverhoging, dan wil ik nog weleens in de pen kruipen.

Om half negen gaat de telefoon. Ik sta me te scheren, immers ik heb een afspraak met een meisje, al is het niet zo’n type afspraak, ik wil niet als onverzorgd geregistreerd worden. De telefoon gaat zeven keer over, dan is het stil. Na het scheren bekijk ik het scherm van de telefoon, een onbekend nummer. Niets gemist.

Om negen uur ben ik op de afgesproken tijd op de afgesproken plaats. Ik kom nooit te laat op afspraken. Het meisje is er niet, of nog niet. Ik ben het gewend, meisjes komen altijd later als ik met ze afspreek. Ik wacht buiten, het is niet koud. In september is het nooit koud, september is een goede maand qua temperatuur. Om tien over negen vind ik het mooi geweest en ik ga terug naar huis. Ik zoek het telefoonnummer van het meisje op en bel haar. Volgens mij hadden wij om negen uur een afspraak.

'Ja klopt, ik ben wat later. Ik stond in de file. Mijn collega heeft geprobeerd je vanochtend te bellen.'

Twee minuten later ben ik in de modelwoning, het meisje is het model, de woning is aangepast volgens alle beoogde veranderingen. Het meisje laat me een voor een alle aanpassingen zien en geeft een mondelinge toelichting die ze hoogstwaarschijnlijk al tientallen keren heeft gegeven. Tien keer of meer per dag dezelfde riedel afsteken, ik benijd haar niet. Ik vind het allemaal prima, zoals gezegd ga ik niet dwarsliggen. Een half uur later zet ik mijn handtekening.

'We hebben nog niet genoeg handtekeningen.'
Mensen komen niet opdagen op de afspraak, kunnen de correspondentie van de woningbouwvereniging niet lezen, spreken geen Nederlands. Ze vertelt dat in een andere flat iedereen heeft getekend, dat daar de populatie anders is. Joh.
 
De bejaarden in mijn flat die tijdens en na corona zijn afgevoerd zijn vervangen door niet-Nederlands sprekende noodgevallen, standaard voorzien van krijsend nageslacht en een mediterraan kleurtje. Dat is geen vooroordeel, ik zie en registreer, zoals ik ook het toegenomen afval en de etensresten in de trappenhuizen registreer en de fatbikes, het speelgoed, de schoenen en de vuilniszakken op de galerij. Maar daar kan de woningbouwvereniging niets aan veranderen. Pas als er ratten zijn, dan komt de gemeentereiniging.

Ik laat het logisch vervolg onuitgesproken en dank het meisje voor de rondleiding en wens haar verder een fijne dag. Kleine moeite, groot plezier. Twee minuten later ben ik weer thuis. Wat te doen? Ik heb vakantie, ik hoef niet te werken, ik hoef helemaal niets. Misschien even een bezem over de galerij heen halen.

05 February 2024

Selectief altruïsme

 Er is geen gebak. Niet op tafel, niet in de koelkast.

Gebak heeft iets feestelijks, er is iets te vieren en dat moet geaccentueerd. Een schaal met gebak wordt uitnodigend gepresenteerd. Pak maar, het is lekker. Gebak heeft ook suiker, een overdaad aan calorieën en na afloop misselijkheid en spijt, zoals intimiteit na te veel drank. Met koffie spoel je de volgende ochtend de achtergebleven smaak weg.

Hoe meer alcohol, hoe minder lelijk de andere overgeblevene.

Het weer is, volgens het instituut dat er verstand van heeft, zacht voor de tijd van het jaar. Maar wat is dan hard weer?

Een stevig meisje met een beugeltje kan haar rugzakje niet vinden. Ik schat haar een jaar of zestien. Ze kan haar tranen nog juist binnenhouden. Ik vang het gesprek op aan de servicebalie naast me. Servicebalie dekt niet de lading.

'I will help you find it.’ Na een wandeling en wat gesprekken zijn beugeltje en rugzakje herenigd.

Waarom help ik de ene persoon wel en de andere niet? Dienstverlening is nederigheid, maar wie die nederigheid opeist kan de boom in.

Een vriend meldt zich. Toen we studeerden zaten we wekelijks in de kroeg, in de soos tussen de studentenflats. Als collega’s zaten we wekelijks in het café, op steenworp afstand van het kantoor. Nu is het zes maanden geleden dat we elkaar hebben gesproken of gezien.

Zelfs het jaarlijks bezoek aan Nam Kee is - zonder woorden - komen te vervallen.

Zo gaan die dingen.

Er is alles te bewijzen en niets meer te vertellen.

02 January 2024

Tijd

Aan het geluid te horen is het nieuwe jaar begonnen. Het is zes uur ‘s avonds. Mensen hebben geen geduld meer. Vuurwerk afsteken is toegestaan vanaf zes uur ‘s avonds, wat wordt geïnterpreteerd als dat het moet worden afgestoken om zes uur ‘s avonds. Niemand wacht tot het twaalf uur is en de champagnekurken knallen. De symboliek van vuurwerk afsteken is verdwenen. Een voordeel: Het is als met regen, wat nu valt komt morgen niet naar beneden. Ik doe de gordijnen dicht, dan zie ik de regen niet.

Op het werk waren geen oliebollen, er waren geen appelflappen, er was niets dat op de naderende jaarwisseling wees. Het publiek was gehaast, vervelend, onbeleefd. Het gedrag van het publiek wisselt met het land van oorsprong. Er zijn echter vaste waarden. De Amerikanen en Canadezen gedragen zich, veroorzaken geen overlast. Afrikanen en Zuid-Amerikanen zijn irritant, alleen al omdat ze geen andere taal dan die van het geboorteland spreken. Daarnaast ruiken ze uit hun mond. Italianen zijn opgefokt en Spanjaarden blijven door ratelen in hun eigen taal, ook al haal je je schouders op en zeg je herhaaldelijk ‘Ingles’. En dan de Nederlanders. Ongeduldig en asociaal.

In de kantine van de blauwe uniformen haalde ik koffie. Met twee plastic bekertjes zwarte troost in mijn handen liep ik terug naar de deur die ik met een van mijn voeten open duwde.
"Blijf je niet hier je koffie opdrinken?"

De Vietnamese, blauw mantelpakje, zwart haar, zonnebankbruin gezicht, houdt haar hoofd schuin terwijl ze het vraagt. Sommige blauwe uniformen dragen een pantalon. De outfit is ontworpen door een bekende Nederlandse couturier. De ontwerper is duidelijk een billenman. Zonnebanken zijn kankerverwekkend.
"Nee, ik moet terug."

Ik hoef niet terug maar ik wil terug. Het boek dat ik bij me heb moet uit. Een matig boek van een auteur die me eerder wel boeide. Het verhaal is langdradig en ongeloofwaardig (een zeventienjarig meisje wordt verliefd op en laat zich bezwangeren door een vijfenzestigplus jarige man). Toch wil ik weten hoe het afloopt. (spoiler: ze gaan met elkaar trouwen). Het is als het leven. Maak af waar je aan begint.

De desbetreffende kantine wordt geplaagd door fruitvliegjes. Er is een apparaat neergezet dat de beestjes tot zelfmoord moet verleiden. Ik mag er eigenlijk niet komen, in de blauwe kantine, ik word getolereerd. Een gemeenschappelijke werkvloer schept een band.

Niemand eet hier fruit. Blikjes energiedrank en kant-en-klare broodjes en happen van de To-Go is het menu. Fruitvliegjes hebben niet zoveel met fruit te maken als de naam doet vermoeden. De oorzakelijke aanwezigheid zijn etensresten, verwelkte bloemen en planten, koffiedrab en theezakjes en resten frisdrank en sap. De fruitvlieg is interessant voor de wetenschap vanwege zijn genetische overeenkomst met de mens. Irritant aanwezig.

Steevast staat de televisie aan, maar niemand kijkt of luistert. Iedereen is bezig met het scherm van zijn of haar mobiele telefoon en iedere telefoon verspreidt een uniek geluid van een filmpje dat bekeken moet worden waarbij iedereen gedwongen meeluistert. Iedereen? Nee, niet iedereen. In de hoek zit een eenzame strijder die hardnekkig weerstand biedt aan de overheerser. Hij heeft geen telefoon bij zich, hij is niet bereikbaar. 

Er werken een aantal zeventienjarigen, steevast stagiaires. Goedkope krachten. Ik heb geen idee wat ik tegen ze moet zeggen.

Na de gedane arbeid, toen ik mijn toegangspas bij de tijdregistratie hield en uitklokte, was er geen leiding aanwezig in het provisorisch opgezette kantoor. Er was überhaupt niemand aanwezig, evenals in de ochtend toen ik voordat de dienst begon inklokte om aan te tonen dat ik present was. De kloktijdenregistratie is het bewijs dat ik leef.

Sinds ik hier werk zijn mijn gedachten aan actieve levensbeëindiging teruggekeerd. 

De verwachte berichtenterreur op de mobiele telefoon blijft uit. Hopelijk is iedereen er klaar mee. Clichématige nieuwjaarswensen van mensen die je nooit of hooguit een keer per jaar ziet. Nieuwjaarswensen per telefoon versturen is gemakzuchtig. Het is aandachttrekkerij, het stoort, het is van geen waarde, het is overbodig.

Waarschijnlijker is dat ze klaar zijn met mij. Ik ben overbodig.

Om twaalf uur ga ik naar buiten. Er is niemand op de galerij, er staat niemand op straat. Ze hebben hun kruit al verschoten. Ook de noedels van de buurvrouw, de Thaise nieuwjaarstraktatie die je gezondheid en voorspoed toewenst, blijven in de verpakking in haar voorraadkast. De temperatuur is aangenaam, zeker voor de tijd van het jaar, toch staat binnen de kachel aan. Oude mensen hebben het snel koud. Ik rook de eerste sigaret van het nieuwe jaar. Het regent nog steeds. Sommige dingen veranderen nooit.

12 May 2022

Stadhuisplein

Sabine organiseert een borrel. Het is de derde keer dat ze een borrel organiseert. De eerste keer was de kroeg dicht, toen ging iedereen maar naar huis. De tweede keer kwam er één genodigde opdagen, toen hebben ze samen maar wat gedronken. Deze derde keer voel ik me verplicht te verschijnen, het kan wel eens de laatste keer zijn. 

De borrel is in een café aan een straatje dat uitkomt op een plein. Het straatje bestaat volledig uit cafés. Waarom specifiek dit café is uitverkoren is niet duidelijk.

Omdat het warm is zitten we buiten. Ik zoek een plekje onder de parasol. Afgelopen zondag heb ik gewandeld, niet beseffend dat er te weinig hoofdhaar aanwezig is om mijn hoofd te beschermen. Sabine zit naast me, roodharigen blijven van nature uit de zon. Gezellig, denk je dan, maar minder is waar.

De kilo’s die ze na de vechtscheiding is kwijtgeraakt zitten er weer aan. En omdat ze lekker bezig was zette ze flink de lepel erin, het vlees en vet lubbert aan alle kanten. Buik, benen, armen, het is allemaal overdadig, dik en banaal. Dik is niet gezellig.

Corona heeft mensen veranderd en niet ten goede.

Qua gesprekken kan ik kort zijn, dat zijn ze namelijk ook. Er komt geen zinnig woord uit Sabine. Ook geen onzinnig woord, dat moet gezegd, maar als je iets organiseert dan doe je dat toch met een reden? Iets drinken met een groep mensen is toch bedoeld om te communiceren? Om iets te vertellen? Om je verbaal te uiten? 

Bij Sabine houdt het op na het organiseren. Misschien was haar huwelijk ook zo, dat het stopte na de bruiloft.

Als slagroom op haar taart trekt een misselijkmakende geur me tegemoet, een geur waaruit ik opmaak dat haar oksels deze week nog geen douche of deodorant hebben gezien. Of geen van beide, dat kan ook.

Niet alles is slecht. Het Witbier is goed en bij de bittergarnituur zit kaas en worst. Bier en worst is een goede combinatie, net zoals borrels en terras, dit in tegenstelling tot borrels en Sabine. 

Ik verlaat het straatje met cafés via het plein, een grote, volledig betegelde ruimte zonder het minste stukje groen. Grijs en grauw, kaal en levenloos, als de borrel, de mensen, het leven. Op de terugweg in de trein bedenk ik dat het goed is dat ik erheen ben gegaan. Het is inderdaad de laatste keer.

25 February 2022

Zilver

Zo spreek je iemand elke dag en zo is iemand vertrokken. Zo gaan die dingen. Ik was er niet op voorbereid, ik werd erdoor overvallen. Ik had mijn ongefundeerde vermoedens, vermoedens die eerder even betrouwbaar bleken te zijn als mijn mensenkennis of het weerbericht.
 
De Servische is weg. Ze is zwanger en mag van de baas betaald dik zijn en op de bank zitten. Of liggen, dat kan ook, al naar gelang de situatie. Als je zwanger bent is er sprake van een verwekker en dat beïnvloedt de situatie thuis.
 
Ik heb haar telefoonnummer, ik kan haar opbellen zodat ik haar zou spreken maar ik houd niet van telefoneren. Ik houd ook niet van het versturen van berichtjes. Mijn communicatielijnen zijn beperkt.
 
Wat een tijdelijke afwezigheid leek te worden, immers een zwangerschap is eindig, werd een definitief afscheid, de Servische verstuurde een bericht met de niet mis te verstane boodschap. Na de misselijkheid en het kotsen, het baren en het wettelijk verlof komt ze niet meer terug naar de virtuele werkvloer. Het waarom van de uitgesloten terugkeer wordt niet vermeld.
 
Negen maanden lang spraken de Servische en ik elkaar dagelijks. We spraken over het werk, via de computerlijn, het was zoiets als videobellen maar dan zonder beeld. Elke dag hoorde ik haar stem. De Servische weigerde de camera aan te zetten, ik moest het doen met het geluid.
 
Werkgerelateerde communicatie is goed te doen, er is een onderwerp, namelijk werk, je hoeft geen interesse te veinzen of belangstelling te tonen, werk is een gedeeld belang. Het werk verschaft het privilege om iemand op te bellen. ‘Hoe gaat het’ is nooit een aanleiding om iemand op te bellen. ‘Hoe gaat het’ is een reden om de nummerblokkeerfunctie van de telefoon te gebruiken.
 
Qua impact is beeld ondergeschikt aan geluid. Een stem geeft meer informatie. Teleurstelling hoor je terug in iemands stem, net als terughoudendheid. Een stem kan vermoeidheid blootleggen bij een opgewekt gezicht, andersom is niet mogelijk. Het gekreun van iemand die klaarkomt is indringender dan het beeld ervan. Horen is fantasierijker dan zien.
 
Naarmate de negen maanden vorderden sijpelden niet-werkgerelateerde onderwerpen het dagelijks gesprek binnen. Zo zijn er de drie zussen, er is het nieuwe appartement, de temperatuur in Belgrado, de oudste zus die in Berlijn woont, de keuken die niet paste, en de onvermijdelijke coronabesmetting, opgelopen via de zaadgever die wel buiten kwam, hij moest boodschappen doen voor zijn bronstige bloem.
 
Soms zei ze, zonder aanleiding, dat ze in het weekend niets had gedaan, behalve series bingewatchen, hangend op de bank. 

Ik heb geen abonnement op welke streamingdienst dan ook. Buiten het werk heb ik niets om over te praten. Hooguit praat ik over collega’s, of over het weer, als ik door een flinke regenbui ben overvallen.

25 December 2021

Trendbreuk

Kaylee heeft dezelfde oogopslag als Iris. Daarbinnen schittert iets. Er zijn meer overeenkomsten. Zo zijn ze allebei vrouw, ze hebben allebei lang haar en ze hebben allebei twee armen en benen. Als ik met Kaylee praat dwalen mijn ogen niet af naar haar borsten, wat een normale man zou overkomen, mijn ogen gaan naar haar tanden. Ze draagt een spannend truitje, een stoere nauwsluitende broek en hakken. De buitenkant is goed verzorgd, het contrast als ze haar mond open doet is groot. Het contrast trekt mijn aandacht en als de aandacht beet heeft laat hij niet meer los. Het is confronterend. Zo uitnodigend als haar houding is, kom kus mij, zo afstotend is de rij grauw gekleurde tanden. Onmiddellijk denk ik aan de binnenkant van haar vagina. Blijft de uitnodiging staan of is het daar ook zo verlept? Misschien is de strakke broek een hint, om de bedorven lucht geen kans te geven te ontsnappen. Iris is naar de kapper geweest, haar lange haren zijn weg.

27 July 2014

15 July 2014

Urban Sanity

We lopen in een omgeving die nog het meest in de buurt komt van een kruising tussen de Hoornse kermis en Amsterdam-Noord. Ik geef het pak yoghurt een arm. We zijn onderdeel van een groep mensen die ons vooruitgesneld is, ze zitten waarschijnlijk al in één of ander restaurant. Het pak yoghurt en ik hobbelen erachteraan – zoals Noord achter de vooruitgang aanloopt.

Noord heet hip te zijn. Nieuwe bedrijfjes schieten als paddenstoelen uit de grond, bedrijfjes die evenwel even snel weer verrotten als ze niet op tijd worden geplukt. Ideeën komen en gaan met welwillende subsidiepotten als communicerende vaten. Geen eelt of andere buffers worden opgebouwd, na een omzet-technische rukwind ligt het land er weer schoon, vlak en werkloos bij. Het natuurlijk evenwicht herstelt, de inspanning verliest. Willen maar niet kunnen en geen verstand van zaken. Opportunisme volgens het boekje.

Sociaalgeografisch gezien houdt het ze van de straat en dat is ook wat waard. Wat je niet ziet is er niet. Een werkloze heet freelancer en iemand die linkjes op Facebook plaatst noemt zichzelf journalist.

Hip gaat over vorm, niet over inhoud. Subsidiepotten zijn bedoeld om de boel draaiende te houden, niet om de mensen zelfvoorzienend te maken. Hip betekent met een iPhone in de hand staan wachten in de rij voor de verlenging van de bijstand. Armoede is de nieuwe hip.

Bijna had ik een woning gekocht in Noord. Bijna is niet helemaal. Noord heeft het hoogste aantal voedselbankpatiënten per hoofd van de bevolking in Amsterdam. Noord is armoede troef, meer nog dan titelfavoriet Zuidoost, waar op een enkele garage gevuld met pragmatische vluchtelingen na (beter een dak boven je hoofd dan helemaal geen hoofd) de lichaamsomvang niets te wensen overlaat. Integendeel. Bijna is helemaal niet. Het pak yoghurt duwt mijn arm weg.

Het samenspel van nauwe straatjes, trappen en balustrades, stuk voor stuk gevuld met eethuisjes en cafés, is een terugkerend element in mijn dromen. Je gaat een eethuisje binnen door buitenom een trap op te lopen. Eenmaal binnen kom je via inpandige doorgangen, kruipruimtes, doorgebroken nissen en nog meer trappen in een ander cafeetje of restaurant. De zaken zijn bovenop en door elkaar gebouwd, waarbij niet duidelijk is waar de ene zaak begint en waar de andere zaak ophoudt. De geuren en de geluiden van de verschillende keukens smelten samen, stoelen, tafels en personeel vermengen zich en uiteindelijk heb je geen idee meer waar je jezelf bevindt.

Er zijn meer terugkerende elementen in het nachtelijk onbewuste, al is het beleefder om het vrouwen te noemen. Het pak yoghurt personifieert, ze loopt in de dromen opdringerig symbolisch iemand anders te zijn. Terugkerende elementen vertellen een verhaal.

De foto’s van het laatste bedrijfsuitje vertellen ook een verhaal, een verhaal waarvan ik nu pas inzie wat het eind betekent. Waarheid staat niet vast maar evolueert, er is één zekerheid en dat is dat er geen zekerheid is. Dat is pas armoede.

02 June 2014

Voorwaarts Mars!

's Ochtends. Ik krijg een bos bloemen. Leuk als je van bloemen houdt, maar niet praktisch. Geld is praktisch. Je stopt het in je broekzak en je neemt het mee naar huis. Bloemen mee naar huis nemen is als meisjes oppikken in de kroeg. Je geeft het te drinken, het huis fleurt ervan op maar uiteindelijk houd je een hoop rotzooi over. Bij geld kun je zelf beslissen waaraan je het besteedt. Bijvoorbeeld aan een vaas om de bloemen in te zetten.

'Waarom heb je bloemen gekregen,' vragen ze.
Bloemen krijg je als er iets te vieren is. Maar er is niets te vieren. Ik zwem rondjes. En waar zwem ik volgend jaar? Mag ik volgend jaar überhaupt nog zwemmen?

Bevestiging noch ontkenning, houvast noch vangnet. Dwalen is niet goed voor autisten.

'Wanneer ga je trakteren?'
Voor wat hoort wat. De prijs van de bloemen wordt gedeclareerd en jij wordt geacht de bonus te spenderen aan zoiets als taart.
'Als ik word ontslagen,' zeg ik.
Niemand luistert. De slingers worden op het te laatste moment opgehangen en iedereen kijkt naar de billen die ronddansen op mijn bureau.

Volwassenen mogen niet in het kinderbad. Ik whatsapp een foto van de bloemen. Ik krijg een foto van een paaldanseres terug.
'Wanneer kom je?' staat eronder.
'Als ik word ontslagen.'
'Neem zelf ontslag. Laat je omscholen.'
Tot paaldanseres?

De bloemen, nog in het papier, staan in een snoeppot gevuld met water. Moriaantje loopt langs. Over snoepjes gesproken. Ze heeft dreadlocks in het haar gevlochten. Fietsen en zwemmen verleer je niet maar op de snelweg heb je weinig aan een fiets.
'Hoe was je weekend?' vraagt Moriaantje.
Ik pak de snoeppot.
'Wil je een bos bloemen?'
'Misschien een andere keer,' zegt Moriaantje.
Dat is het antwoord op een andere vraag.

'Ben je jarig?'
Ik krijg slappe, zweterige handen aangereikt en beantwoord evenzoveel keer dezelfde vraag.
'Nee.'
Feestjes bij anderen thuis zijn leuker dan feestjes bij jezelf. Denk alleen maar aan alle bacteriën die ze achter laten. Buiten schijnt de zon. Kamerplant verschijnt online.
'Wil je mijn nieuwe bikini zien?'

Moriaantje, te jong en te mooi, is nu al verpest. Haar belangstelling is even nep als het ingevlochten haar. Weg is de fleurige haarband, weg zijn de olijke oogjes. Daarvoor in de plaats gekomen zijn een strak bloesje, hakjes en vragen die iedereen op maandagochtend al eerder heeft gesteld.

Ik vraag aan Kamerplant of ze de bloemen wil. Kamerplant strooit met tegenargumenten zoals uitkeringstrekkers met plannen - opportunistisch en morgen weer anders. Kamerplant houdt niet van kamperen, tijdens vakanties slaapt ze in hotels.
'Ik kook niet als ik op vakantie ben. Ik heb ook vakantie.'
Als een hoertje met zonvakantie gaat, ligt ze ook op haar rug.

Op koningsdag liep ik vier keer langs de woning van Moriaantje zonder precies te weten waar ze woont. Te veel kennis belemmert. Ga je met iemand naar bed als je weet dat ze herpes heeft? Herpes kan overslaan op je ogen. Blind zijn ze toch al, wat maakt het uit?

Twaalf uur. Lunch. In de kantine bots ik op Roos. Roos duwt haar wang naar mijn mond. Roos overleeft ook. Ze doet het met een manager, dat vertelde ze me vorige week op een terras. We zaten in de zon, rookten sigaretten en dronken op de creditcard van de werkgever.
'Hij knuffelt niet. En ik houd zo van knuffelen.'
Ze opende haar armen en ik voelde wat ik zelf het meeste mis. De manager keek toe. Drie witte wijn en je glijdt vanzelf naar binnen. Ik beantwoord de wang.
'Vanochtend waren we bij de directeur. We hebben het verteld. Niemand had het in de gaten.'
'Wil je een bos bloemen?'

De huur gaat omhoog, het pensioen gaat naar beneden. De rente daalt, de belasting erover stijgt. Collega's met diploma worden ontslagen en collega's zonder diploma promoveren. Ik begrijp het niet meer.

's Middags. Collegiale mededeling.
'Het is kwaadaardig.'
Iedereen is stil. We wisten dat er iets aan de hand was, maar ook niet meer dan dat.
'Voortdurend leef je in onzekerheid. Je weet niet wat er gaat gebeuren. Ben ik er volgend jaar nog of niet? Het is gekmakend.'

De visite zit in de tuin. Moriaantje ontbloot haar schouder en kirt. De visite doet of hij thuis is. Zelden heb ik eerder bij een eerste kennismaking een grotere aversie gevoeld. Het is het zesde zintuig, ik voel dat het niet klopt. Waarom trappen vrouwen hierin? Waarom zien zij een welbespraakte, charmante man en zie ik een schijnheilig, zelfingenomen mannetje? Beter een gevulde doos dan een gevulde portemonnee. De staat betaalt het eten.

Zwem ik hier volgend jaar nog? Elke dag stel ik mezelf die vraag. Dat is ook gekmakend. Landelijk gezien sterven er dagelijks vierhonderd mensen. Elke dag vierhonderd begrafenissen met een veelvoud daarvan aan koppen koffie en bossen bloemen. Het is ieder voor zich en als er een partner ziek is huilen ze krokodillentranen. De verdrietpolitie zegt hoe je dient te reageren. Ik reageer niet, ik haat ze allemaal. Tijdens het slapeloze begin van de nacht steek ik schroevendraaiers in knieschijven, stroomdraden in schaamlippen, met hun armen op de rug gebonden zakken ze tergend langzaam naar de bodem van de mestput. Je kunt niet blijven janken. Instinctief heeft iedereen een overlevingsmechanisme. Er zijn mensen die eraf vallen en er zijn mensen die zich laten vallen. In beide gevallen moet je ze laten liggen. Het plaveit de weg voor hen die eroverheen lopen.

Er worden meer mensen ontslagen dan dat er mensen de diagnose kanker krijgen. Armoede is het nieuwe kanker. Overal sluimerend aanwezig, de één heeft geluk, de ander niet. In het ziekenhuis krijg je meer bezoek dan in de bijstand.

De rest van het terminale verhaal hoor ik niet. Als je niet kan zwemmen moet je gaan lopen. Ik pak de snoeppot en gooi het water eruit. 

Hier, heb je een bosje bloemen.