Het leed van anderen dooft mijn eigen leed. Als het goed gaat met anderen gaat het slecht met mij. Ik kwel mezelf door met vrolijke meiden af te spreken. Het monomasochisme. Pas wanneer anderen hun leed kenbaar maken voel ik me goed. Het enige voordeel van vrolijke mensen om me heen is dat ik vaker naar de bar loop om te bestellen en zodoende minder verhalen hoor. Minder gelukzalige gezichten zie.
Kerstavond: het traditionele drankgelag met Mex. Ik kijk uit naar haar verhalen over haar mislukkingen. Beter: mislukkelingen. De wanhopige mannetjes die het niet halen bij mij. En derhalve zonder pardon worden afgewezen. Maar deze kerstavond is anders. ’s Morgens mailt ze me af: de nieuwe geliefde heeft gewonnen. Ik heb de symboliek van de diefstal van de kadett onderkend. De diefstal van de kadett is de diefstal van Mex. Geen dronkenschappen meer waarbij we lekker terug in de tijd gaan. Kerstavond was een mooi ritueel. Ik hou van rituelen. Rituelen bieden houvast. Ik praat niet graag over de toekomst, laat mij maar in het verleden leven.
Op kerstavond besloten we ooit uit elkaar te gaan. Na de tranen pakten we onze fietsen en we begonnen een kroegentocht op de wallen. Legendarisch, romantisch. En nu, weer op kerstavond, kiest Mex. Exit melancholisch drinkgelag. Exit Mex. Vaarwel.
Tegen zessen belt Aja me op. Vader van een dochter van zes maar zelf ook nog een kind. Of ik moet werken vanavond. Of ik anders mee ga borrelen. Borrelen met collega’s doe je wanneer je niets beters te doen hebt. Ik heb niets beters te doen. Ik vraag welke tietjes er mee gaan. Leintje gaat me. Vorig jaar nog een varkentje. Nu twintig kilo lichter en een lekker ding. Nonchalant, flirtend. Door de verloren kilo’s uitermate zelfverzekerd. Zelf bel ik Rem. Kwart over zes? Kwart over zes is goed. Ik log uit en leeg mijn darmen. In een cafe schijt je niet.
Ik ben er om half zeven. Ik ben de eerste. Ik leg een bodem van jägermeister en ga met een pul bier cool staan doen aan de hoge stamtafel. Rem is de tweede. Hij ziet mijn glas. Pullenavondje Sem? Yep. Tegen zeven uur voegt de rest zich bij ons. Er moesten nog wat andere voorraden worden aangevuld. Ze praten, ik haal drank. Het bier werkt traag en ik haal een blad met tequila’s. Mijn goed opgevoede collega’s willen niet onderdoen en één voor één volgen de bladen met tequila elkaar op. Wanneer je ergens geen zin in hebt is het altijd gezellig. Leintje belt Cilla. Al een week in de ziektewet maar hier wil ze de deur wel voor uit komen. Ze heeft haar week ziek zijn goed besteed. Conform de wintermode showt ze haar nieuwe rokje en haar nieuwe laarzen. Ziek zijn en de vrieskou mogen nooit het zelfvertrouwen van de vrouw aantasten. Als ze zich maar vrouwelijk voelen dan voelen ze zich goed.
Wanneer het salaris is gestort worden er eerst nieuwe laarzen gekocht. Pas daarna wordt de huur betaald. Die van de vorige maand dan. Fijn dat er in onze grijze verzekeringsfabriek nog zulke typjes rondlopen. Ik leg mijn hand op haar billen en trek haar naar me toe. Ze haalt de sigaret uit mijn mond.
Nadat we allemaal een dagloon lichter zijn vindt het personeel het mooi geweest en we mogen vertrekken. Leintje nodigt ons bij haar thuis uit. Een taxi brengt ons naar Sloterdijk. Iedereen is blut. Ik speel giromaat en wens de chauffeur fijne feestdagen toe.
Huisgenoten hangen verveeld blowend op de bank. Alle drank is op. Aja pleegt een telefoontje en een kwartier later wordt er een doos drank bezorgt. Hoe flikt hij dat? De lade van de tafel gaat open en er wordt een spiegel tevoorschijn gehaald. De witte sloper wordt verdeeld. Leintje kijkt me wantrouwend aan. Ik knik haar geruststellend toe. Het snuiven boeit me niet. Wel het liegen over geldgebrek door een vermeende laarzenfetisj. Ik sla over en stort me op de drank. Rem neemt een hijs van een joint en gaat knock-out. Waar ben ik nu weer beland? Terwijl de rest druk bezig is met het schoonmaken van hun neus leg ik Rem in mijn nek en draag hem naar buiten. Niks gewend die gasten. Dat was bij de commando’s wel anders. Ik leg hem in een tuinstoel. Geen seconde te laat. Zijn kots sproeit rakelings langs me. Ik blijf bij hem. Slapende, kotsende mensen mag je nooit alleen laten.
Terug in de huiskamer bruist het gezelschap van de energie. Leintje duikt bij me op schoot. Waar eerst haar vetribbels tevoorschijn kwamen zit nu een mooi naveltje. Ik streel haar buik. Ze is onrustig en springt op. In plaats van de chemische energie hormoontechnisch om te zetten stort ze zich met volle overgave op een playstation. Geen grotemensenspelletjes vanavond. Gefascineerd volgen alle ogen de gebeurtenissen op het scherm. Ik keer terug naar de doos met drank. Tegen vieren is het spul uitgewerkt. Stuk voor stuk vallen ze in slaap. Ik draag Rem naar binnen en leg hem in een willekeurig bed. Hij wel. Ik schat mijn kansen bij Leintje in. Vijf minuten later sta ik buiten. In mijn jaszakken de overgebleven flesjes bier. In de middle of nowhere op Sloterdijk.
Waarheen? Ik begin te lopen. Ik steek de Haarlemmerweg over en sla rechts de Admiraal de Ruyterweg in. Dit moet niet al te lang meer duren. Halverwege ga ik zitten en maak mijn jaszakken wat lichter. Na een half uur sta ik voor het huis van Mex. Ik bel haar op. Ze doet of ze niet thuis is. Ik sla linksaf de Jan van Galenstraat in. Op een hoek zit een 24-uurs pornotheek. Ik ga naar binnen en warm me aan de heater boven de deur. Een flesje bier valt uit mijn jas. Ik maak een proostend gebaar naar de rasta achter de balie en ga terug de kou in. Twee keer rechtsaf en ik sta voor het huis van India. Ik ben goed bezig. Ik ga op het trappetje naar haar voordeur zitten en ontdoe me van de laatste ballast in mijn jaszakken. Ik surf door de telefoonlijst op mijn mobiel. Dan zie ik het nummer van de schoonzus van mijn muze. Ex-schoonzus ondertussen.
We kennen elkaar ruim tien jaar. Dat schept een band. We hebben allebei de muzenfamilie achter ons gelaten. Dat schept ook een band. Af en toe zorg ik voor haar katten. Ik ben gered. Ik bel haar wakker. Ze neemt op. Ik vraag of ik mag blijven slapen. Natuurlijk mag dat. Na nog een half uur lopen sta ik bij haar voor de deur. Ik heb nu ruim een uur lopen zwalken door Amsterdam-West. Ik heb tien uur non-stop mijn lever geteisterd. Ik heb niet gegeten. Wanneer ze open doet deinst ze achteruit. De walm die ik verspreid is waarschijnlijk lichtelijk onaangenaam. Ze probeert een gesprek maar ik kan me niet meer concentreren. Ze geeft me een slaapzak en ik nestel mezelf op de bank. Eén van de katten kruipt bovenop me. Voordat ik de allergische harenverspreider heb kunnen verwijderen lig ik in coma. In elk geval niet helemaal alleen.
Ik word wakker van mijn mobiel. Ik pak het apparaat en kijk op het scherm. Zusje. Dit begint een gewoonte te worden. Ga gewoon eens dood. Allemaal. Eén van de katten komt aangelopen. Ik mik en raak het beest vol in de flank. Ik heb er een nieuw ritueel bij.
15 December 2004
Exhale
Zaterdagmiddag. Ik word wakker met een kater. Ik schuif de slaapkamergordijnen opzij en doe het raam open. Frisse lucht. Het is koud. Ik laat mijn ogen wennen aan het daglicht en kijk van links naar rechts de galerij af. Dan van rechts naar links de lager gelegen parkeerplaats. Mijn zwarte kadett staat altijd naast de rode golf. Nu staat naast de rode golf een blauwe peugeot. Huh? Nu staat naast de rode golf een blauwe peugeot. Het dringt niet tot me door. Ik ben nog beneveld. Nu staat naast de rode golf een blauwe peugeot. Gewoonlijk staat er iets zwarts. Nu staat er iets blauws. Mijn ogen schieten over de gehele parkeerplaats. Nergens mijn zwarte roestbakje te zien. Shit. De kadett is gejat.
Ik het huis, zij de auto. Het kind wordt altijd toegewezen aan de vrouw. Ik wilde de auto niet eens. Neem maar mee hoor. Ik ga wel weer fietsen. Na drie jaar kwam de kadett terug op het oude nest. Ze belde me op. Of ik de kadett wilde hebben, anders ging hij naar de sloop. Overbodig geworden door de komst van een leasebak. De leasebak, symbool van de door mij verguisde carrièrepikken. De kadett werd afgedankt. Ik ben goed genoeg voor afdankertjes. Naar de sloop? Dat nooit. Natuurlijk wil ik de kadett hebben. Ik betaalde wat achterstallige alimentatie en de kadett was weer thuis.
Het was raar om hem weer voor het huis te zien staan. Ik moest er aan wennen. Vroeger wanneer de kadett er stond wist ik dat zij al thuis was. Altijd even een blik opzij voordat ik mijn fiets in de box zette. De aanwezigheid van de kadett impliceerde een geurende keuken. We leefden efficiënt. Degene die het eerst thuis is, die kookt. Tijdwinst voor de avond. Wat speelt er vanavond? Wanneer de kadett er niet stond fietste ik door en kwam wat later met gevulde boodschappentassen thuis. Je mist iets pas wanneer het er niet meer is. Een lege parkeerplaats was een bron van onrust. Een gevulde parkeerplaats betekende rust. De aanwezigheid van de kadett impliceerde háár aanwezigheid. Elke dag even die blik opzij. In de eerste maanden na haar vertrek bleef ik opzij kijken. Ze is nog niet thuis. Doorfietsen naar het winkelcentrum. Met volle tassen weer terug. Dan opende ik de voordeur en realiseerde me dat ze nooit meer thuis zou komen.
De kadett is gejat. Ik begin te lachen. Ik kan niet eens kwaad worden. Ik ben dit jaar al twee splinternieuwe fietsen kwijtgeraakt. Ik ben murw gebeukt. Het is normaal dat onbekenden je spullen meenemen. En dan nu de kadett. Kan er ook nog wel bij. Toen de eerste fiets werd gejat werd ik gek. Gek van onmacht. Ik werd kwaad. Maar op wie? Op wie ga ik me afreageren? Wie is de schuldige? Zinloos dus. Tot tien tellen en een sigaret opsteken. Inhale, exhale. Ik loop de woonkamer in, pak mijn telefoon en bel Broer. De kadett is gejat. Broer is wijs. Of hij niet is weggesleept. Nee, de kadett is geját. De kadett is de meest gestolen auto. Ja, en? De parkeerplaats staat vol met mooie auto’s en dan nemen ze mijn roestbak mee. Hij is niet verzekerd tegen diefstal. Nee natuurlijk niet. Ik ga geen achthonderd kilo roest verzekeren. Wat vang je voor achthonderd kilo roest? Misschien een tientje voor de moeite. Of ik de groene kaart nog heb. Groene kaart? Ik bel de politie. De kadett is gejat. Of hij niet is weggesleept. Néé. Ja, dat is de meest gestolen auto. Of ik de groene kaart nog heb? Inhale, exhale. Ik wil helemaal niet roken. De wereld heeft een kettingroker van me gemaakt.
Ik moet naar het bureau komen. Om mijn kater weg te werken ga ik eerst langs de visboer. Haringhappend loop ik bij de blauwe uniformen naar binnen. Ik begrijp de uniformfetisjisten niet. Het geholsterde uniform voor me heeft de seksuele aantrekkingskracht van een molenpaard. Zelfs met de loop van haar pistool op mijn voorhoofd zou ik nog geen zaad kunnen produceren. Hooguit een hoop stront. Net als een molenpaard. Ik moet mee naar een kamertje. Ik vraag of ze ook een haring wil. Ze kijkt me vreemd aan. Ik denk niet dat mensen die aangifte komen doen haar eerder een haring hebben aangeboden. Ze pleegt wat telefoontjes, tikt wat op een toetsenbord, zegt me waar ik moet tekenen en tien minuten later sta ik alweer buiten. Met een map van de politie in mijn handen. ‘Tot uw dienst’ staat erop. Dat is alles? Ja, dat is alles. Welke dienst?
Thuisgekomen begin ik wakker te worden. Helder. De glimlach is verdwenen. Langzaam begin ik me te realiseren wat er is gebeurd . Ik vloek voorzichtig. Binnensmonds. Dan hardop. Vervolgens schreeuw ik het uit.
Mijn kadett, mijn kindje. Waar ben je, wat doen ze allemaal met je, word je mishandeld? Wat moeten ze met je. Joyriden? Ramkraak? Naar Oost-Europa? Dat kan je helemaal niet. Ze weten niet dat je incontinent bent. Ze moeten je water bijvullen, anders brandt je motor door. Je hebt een gebruiksaanwijzing en alleen ik weet de gebruiksaanwijzing. Weet je nog, vorige week, op Haarijn, toen we op weg naar Utrecht waren, jij en ik, en toen die meneer van de ANWB, met zo’n blik van heb je me dáárvoor laten komen? Ja, hiervoor hebben we je laten komen. Voor deze achthonderd kilo roest. Voor de kadett. Ik gaf hem geld en hij maakte je weer beter. Voor geld doen mensen alles. Hoeren. Alle mensen zijn hoeren. Allemaal kuthoeren. Natuurlijk werd je beter. Jij gaat niet kapot. Je motor is goed. Je hart is goed. Van buiten verrot maar een hart van goud. Ik laat je altijd weer opknappen.
Je kwam met een klap. Of beter, ná de klap. De colt werd weggesleept, mijn blonde lokken nog in de voorruit. Ik werd afgevoerd met een ambulance. Broer had je uitgezocht. Je was ons nieuwe kindje. Een nieuw hoofdstuk in ons leven. De klap had me veranderd. Ik werd opgelapt, mijn kaak werd rechtgezet, mijn haren gingen eraf. Zes weken niet eten. Zij, die eten pureerde en net zolang aanlengde met melk totdat het tussen de spleetjes van mijn tanden door kon. Mijn tanden, aan elkaar gebonden door een hekwerk van ijzer. En toen kwam jij. Voorzichtig weer een stukje rijden. Inhale, exhale. Tot tien tellen. Ik was bang geworden. Maar je hielp me er door. Ik durfde weer. We konden verder. Alle drie een ervaring rijker. En toen moest je weg. Ik het huis, zij de auto. Maar je kwam terug. Met je terugkomst kwam zij ook een beetje terug. De gouden jaren kwamen weer een beetje terug. Elk jaar naar Werchter. Op zondag naar de zwarte markt in Beverwijk. Ik wilde je nooit meer kwijt. Sentimenten. En nu ben je weer weg. Voorgoed. En nu kan ik er niets meer aan doen. Onmacht. Machteloosheid. Verlies. Verdriet. Om jou. Om haar. Om alles dat ik ben verloren. Om alles dat je kan verliezen.
Wat je niet bezit kan je niet verliezen. Nu weet ik waarom ik geen kinderen wil. De onmogelijkheid je kind te beschermen, te behoeden, te beveiligen, maakt me bij voorbaat tot een moordmachine.
Ik het huis, zij de auto. Het kind wordt altijd toegewezen aan de vrouw. Ik wilde de auto niet eens. Neem maar mee hoor. Ik ga wel weer fietsen. Na drie jaar kwam de kadett terug op het oude nest. Ze belde me op. Of ik de kadett wilde hebben, anders ging hij naar de sloop. Overbodig geworden door de komst van een leasebak. De leasebak, symbool van de door mij verguisde carrièrepikken. De kadett werd afgedankt. Ik ben goed genoeg voor afdankertjes. Naar de sloop? Dat nooit. Natuurlijk wil ik de kadett hebben. Ik betaalde wat achterstallige alimentatie en de kadett was weer thuis.
Het was raar om hem weer voor het huis te zien staan. Ik moest er aan wennen. Vroeger wanneer de kadett er stond wist ik dat zij al thuis was. Altijd even een blik opzij voordat ik mijn fiets in de box zette. De aanwezigheid van de kadett impliceerde een geurende keuken. We leefden efficiënt. Degene die het eerst thuis is, die kookt. Tijdwinst voor de avond. Wat speelt er vanavond? Wanneer de kadett er niet stond fietste ik door en kwam wat later met gevulde boodschappentassen thuis. Je mist iets pas wanneer het er niet meer is. Een lege parkeerplaats was een bron van onrust. Een gevulde parkeerplaats betekende rust. De aanwezigheid van de kadett impliceerde háár aanwezigheid. Elke dag even die blik opzij. In de eerste maanden na haar vertrek bleef ik opzij kijken. Ze is nog niet thuis. Doorfietsen naar het winkelcentrum. Met volle tassen weer terug. Dan opende ik de voordeur en realiseerde me dat ze nooit meer thuis zou komen.
De kadett is gejat. Ik begin te lachen. Ik kan niet eens kwaad worden. Ik ben dit jaar al twee splinternieuwe fietsen kwijtgeraakt. Ik ben murw gebeukt. Het is normaal dat onbekenden je spullen meenemen. En dan nu de kadett. Kan er ook nog wel bij. Toen de eerste fiets werd gejat werd ik gek. Gek van onmacht. Ik werd kwaad. Maar op wie? Op wie ga ik me afreageren? Wie is de schuldige? Zinloos dus. Tot tien tellen en een sigaret opsteken. Inhale, exhale. Ik loop de woonkamer in, pak mijn telefoon en bel Broer. De kadett is gejat. Broer is wijs. Of hij niet is weggesleept. Nee, de kadett is geját. De kadett is de meest gestolen auto. Ja, en? De parkeerplaats staat vol met mooie auto’s en dan nemen ze mijn roestbak mee. Hij is niet verzekerd tegen diefstal. Nee natuurlijk niet. Ik ga geen achthonderd kilo roest verzekeren. Wat vang je voor achthonderd kilo roest? Misschien een tientje voor de moeite. Of ik de groene kaart nog heb. Groene kaart? Ik bel de politie. De kadett is gejat. Of hij niet is weggesleept. Néé. Ja, dat is de meest gestolen auto. Of ik de groene kaart nog heb? Inhale, exhale. Ik wil helemaal niet roken. De wereld heeft een kettingroker van me gemaakt.
Ik moet naar het bureau komen. Om mijn kater weg te werken ga ik eerst langs de visboer. Haringhappend loop ik bij de blauwe uniformen naar binnen. Ik begrijp de uniformfetisjisten niet. Het geholsterde uniform voor me heeft de seksuele aantrekkingskracht van een molenpaard. Zelfs met de loop van haar pistool op mijn voorhoofd zou ik nog geen zaad kunnen produceren. Hooguit een hoop stront. Net als een molenpaard. Ik moet mee naar een kamertje. Ik vraag of ze ook een haring wil. Ze kijkt me vreemd aan. Ik denk niet dat mensen die aangifte komen doen haar eerder een haring hebben aangeboden. Ze pleegt wat telefoontjes, tikt wat op een toetsenbord, zegt me waar ik moet tekenen en tien minuten later sta ik alweer buiten. Met een map van de politie in mijn handen. ‘Tot uw dienst’ staat erop. Dat is alles? Ja, dat is alles. Welke dienst?
Thuisgekomen begin ik wakker te worden. Helder. De glimlach is verdwenen. Langzaam begin ik me te realiseren wat er is gebeurd . Ik vloek voorzichtig. Binnensmonds. Dan hardop. Vervolgens schreeuw ik het uit.
Mijn kadett, mijn kindje. Waar ben je, wat doen ze allemaal met je, word je mishandeld? Wat moeten ze met je. Joyriden? Ramkraak? Naar Oost-Europa? Dat kan je helemaal niet. Ze weten niet dat je incontinent bent. Ze moeten je water bijvullen, anders brandt je motor door. Je hebt een gebruiksaanwijzing en alleen ik weet de gebruiksaanwijzing. Weet je nog, vorige week, op Haarijn, toen we op weg naar Utrecht waren, jij en ik, en toen die meneer van de ANWB, met zo’n blik van heb je me dáárvoor laten komen? Ja, hiervoor hebben we je laten komen. Voor deze achthonderd kilo roest. Voor de kadett. Ik gaf hem geld en hij maakte je weer beter. Voor geld doen mensen alles. Hoeren. Alle mensen zijn hoeren. Allemaal kuthoeren. Natuurlijk werd je beter. Jij gaat niet kapot. Je motor is goed. Je hart is goed. Van buiten verrot maar een hart van goud. Ik laat je altijd weer opknappen.
Je kwam met een klap. Of beter, ná de klap. De colt werd weggesleept, mijn blonde lokken nog in de voorruit. Ik werd afgevoerd met een ambulance. Broer had je uitgezocht. Je was ons nieuwe kindje. Een nieuw hoofdstuk in ons leven. De klap had me veranderd. Ik werd opgelapt, mijn kaak werd rechtgezet, mijn haren gingen eraf. Zes weken niet eten. Zij, die eten pureerde en net zolang aanlengde met melk totdat het tussen de spleetjes van mijn tanden door kon. Mijn tanden, aan elkaar gebonden door een hekwerk van ijzer. En toen kwam jij. Voorzichtig weer een stukje rijden. Inhale, exhale. Tot tien tellen. Ik was bang geworden. Maar je hielp me er door. Ik durfde weer. We konden verder. Alle drie een ervaring rijker. En toen moest je weg. Ik het huis, zij de auto. Maar je kwam terug. Met je terugkomst kwam zij ook een beetje terug. De gouden jaren kwamen weer een beetje terug. Elk jaar naar Werchter. Op zondag naar de zwarte markt in Beverwijk. Ik wilde je nooit meer kwijt. Sentimenten. En nu ben je weer weg. Voorgoed. En nu kan ik er niets meer aan doen. Onmacht. Machteloosheid. Verlies. Verdriet. Om jou. Om haar. Om alles dat ik ben verloren. Om alles dat je kan verliezen.
Wat je niet bezit kan je niet verliezen. Nu weet ik waarom ik geen kinderen wil. De onmogelijkheid je kind te beschermen, te behoeden, te beveiligen, maakt me bij voorbaat tot een moordmachine.
02 December 2004
Zus enzo
Het heeft even geduurd maar uiteindelijk beland ik toch op de Zeeburgerdijk. Ze heeft drie weken vrij en er wordt een avond voor me uitgetrokken. We hebben al een aardige routine ontwikkeld. Zij kookt, ik zorg voor de wijn. Ik heb de indruk dat de ondervoeding van mijn gezicht valt af te lezen. Er is altijd veel eten. Ik doe niet voor haar onder en zorg voor een bijpassende hoeveelheid alcohol. Toen we de afspraak maakten vroeg ze of ik niet liever met de auto kwam. Om te voorkomen dat ik pas wegga als de laatste fles leeg is, wat ik altijd doe wanneer ik met de fiets ben? Of om me juist te dwingen om te blijven slapen omdat er met drank op niet meer met de auto gereden wordt? De avond moet nog beginnen en ik ben al paranoïde.
Ik heb haar leren kennen in De Bocht. Een kitscherig grand café tegenover de ingang van het park. Wat ik als hardrockbarkeeper hier deed is mij nog steeds een raadsel. Ik had werk nodig, dat was de reden, denk ik. Ik kreeg de tip van één van de portiers van het plein. Ik noemde zijn naam en ik was aangenomen. Zo werkt dat dus. Intuïtief voelde het goed. Zoals elke barkeeper psycholoog is, is ook elke barkeeper een kameleon. Ik paste me aan en ging vier gouden jaren tegemoet. Ze had zich opgewerkt van de koffiehoek naar de zaal, ik werd haar nieuwe hoofdbarkeeper. Vanaf mijn eerste dag daar had ik een zwak voor haar. Wie aan haar kwam, kwam aan mij. Ze werd mijn zusje. Mijn imaginaire zusje. Zonder De Bocht geen verbroken relatie met Mex. Maar zonder De Bocht ook geen India. India kwam vlak na mij en solliciteerde voor een baan in het restaurant. Ook zonder problemen aangenomen. Zusje en India werden vriendinnen. India en ik werden geliefden.
Wanneer ik binnenkom staat ze druk te doen in de keuken. Haar haren warrig opgebonden. Automatisch neem ik het wokken van haar over, zij opent de rode wijn. Alsof we hier al jaren wonen. Ze stopt een stuk komkommer in mijn mond. Ik lik aan haar vingers. Ik vertel wat over kantoor, zij vertelt over haar dag. Als een getrouwd stel. Ik breng de borden en het bestek naar binnen, zij de pannen en de schaaltjes. Zonder woorden. Mis ik het samenwonen? Uit ervaring weten we allebei dat het niveau wordt opgevoerd vanaf de tweede fles. We hebben geen haast. Ik mis het samenwonen niet, wel het samenzijn.
Ze werden vriendinnen. Ze droomden hardop. Over alles dat ze wilden gaan doen. Ze wilden gaan reizen. Ze wilden de wereld ontdekken. Ze wilden weg. Twee meiden, bruisend van de energie en de levenslust. Ik hoorde de plannen en de dagdromerijen aan en lachte ze uit. Eerst zien, dan geloven. Ik was de nuchtere Hollander, de dukdalf, de thuisbasis. De blinde. Mijn ogen gingen open toen ik met India bij de GG&GD zat, wachtend op haar inentingen. De ernst van de situatie drong pas echt tot me door toen we thuisgekomen haar voorraad medicijnen doornamen. Uitbundig strooide ze de apotheekinkopen over de vloer. Glorieus in het midden de condooms. Condooms. Tja, hoe gaan we daar mee om? En toen het onvermijdelijke gesprek.
Ze heeft zich uitgesloofd. De halve tafel staat vol met eten. Ze verzorgt me. Ze is bezorgd. Warrig vertel ik mijn verhalen. We hebben elkaar te lang niet gesproken. Ik kan de chronologie van de gebeurtenissen niet meer reproduceren. Het gaat ook allemaal te snel, ik kan het niet meer bijhouden, de regelmaat is weg. Ik ben het overzicht kwijtgeraakt. En zij, zij is altijd vrolijk. Mijn ideale tegenpool. Geen negativisme. Wel donkere verhalen maar alles wordt positief gebracht. Ze haalt er juist haar kracht uit, haar levenslust. Levenslustige mensen zijn aantrekkelijk. Ik kijk naar mijn aantrekkelijke zusje. Met je zusje neuk je niet. Ik open de volgende fles en de verhalen worden langer. Ik luister naar haar stem, naar haar leven. Ze pakt de foto’s erbij. Ze vliegt beroepsmatig over de hele wereld en ze beschouwt elke vlucht als een nieuwe vakantie. Ze is het hele jaar met vakantie en toevallig is ze nu even drie weken in Amsterdam. Ik ben jaloers op haar, op haar leven, op haar levenslust. Zal ik ooit deelgenoot worden? Krampachtig probeer ik verbaal dichterbij te komen. Ik staar naar de foto’s. Ik wijs er eentje aan en zeg hoe verschrikkelijk mooi ze daar is. Ze haalt de foto uit het album en geeft hem aan mij. Dan grijnzend: voor op je nachtkastje.
Bij twijfel altijd doen. Met die woorden versierde India me ooit. We staan op Schiphol. De twee bruisende meiden, de ouders van India en ik. In de laatste maanden voor het vertrek zijn we weer naar elkaar toegetrokken. Zij zocht houvast, ik probeerde te redden wat er te redden viel. De laatste week verbleef ze bij mij thuis. Onwerkelijke dagen. Waanzinnige nachten. Wrede nachten. Waanzinnige, wrede sex. Het was geen houden van meer, het was pure wanhoop. Ik wilde haar pijnigen. Ik wilde haar openrijten, openscheuren. Dat ze gedurende haar reis niemand toe zou kunnen laten zonder aan mij te denken. Zodat ze bij iedere volgende penetratie aan mij herinnerd zou worden. India neemt afscheid van haar ouders. Dan komt ze naar mij toe en we lopen naar de douane. Twee meter voor de toegangspoorten blijven we staan. We kijken elkaar aan. Haar handen wurmen zich onder mijn kleding door naar mijn rug. Mijn drijfnatte rug. Ze wrijft het zweet uit, voor de laatste keer laat ze mijn lichaamsgeur in haar handen trekken. Heel voorzichtig brengen we onze lippen bij elkaar. Een maagdelijke kus, alsof het onze eerste is. We eindigen zoals we ooit zijn begonnen. Ik kijk naar haar steeds vochtiger wordende ogen. Ik beweeg mijn hoofd naar voren en zuig zachtjes het traanvocht op. Ik wil nog wat zeggen maar mijn stem is weg. Een onsamenhangend geluid komt uit mijn keel vandaan. Ze begint te schokken en ze laat me los. Ze draait zich om en loopt met gebogen hoofd door de poortjes naar de douane. Versteend kijk ik haar na. Ik zeg het nog een keer maar ik ben de enige die het hoort. Bij twijfel niet doen.
Op mijn nachtkastje? Dat wordt link met die asbak. Ik koester de foto en stop hem in mijn jas. Ze maakt de volgende fles open. Aha, ik hoef nog niet te gaan. Tijd om persoonlijk te worden. Ik vraag of de luchtvaartwereld net zo normloos is als de horeca. Natuurlijk belandt ze wel eens ergens met een piloot. Maar daar heeft ze allemaal geen zin in. Ze zijn er wel hoor, die dat doen. Maar zij niet. Ze is dan wel single maar daar heeft ze geen behoefte aan. Ik geloof haar. Zo ken ik haar als collega uit De Bocht. En als drinkebroer op de parade. Nee, ze wil iemand die iets heel anders doet. Die andere verhalen te vertellen heeft. De vliegverhalen kent ze ondertussen wel en daarbij, wat ze niet weet ziet ze zelf wel. Dan trekt ze er lekker in haar eentje op uit. Nee, geen piloten of stewards. Dat van die stewards had ik zelf kunnen bedenken, dat zijn toch allemaal nichten. Een jongen die lekker zijn eigen gang gaat, die niet aan haar vastklit, dat wil ze, die haar niet claimt. Die ook een eigen leven heeft. Zo’n relatie had ik met India. Heeft ze het nu over mij? Ik word rustiger. Haar verhalen en haar stem doen me mijn eigen verwarring vergeten. Ik denk terug aan de tijd met India, hoe mooi het leven toen was. Geen claims, veel verhalen, veel vrijheid en toch de veiligheid en de zekerheid. De liefde en de warmte.
De wijn die ik heb meegenomen is goed. Ze heeft een rode gloed over haar gezicht. Meisjeshuizen. Kaarsen, veel kaarsen. Ze rekt zich uit en laat haar handen in haar nek rusten, mij een schaamteloze blik op haar borsten biedend. Ik krijg incestueuze gedachten.
Om zeker van mijn zaak te zijn vraag ik naar haar lover. Uit zichzelf vertelt ze niets over hem. En aangezien ze zichzelf in de lucht als single manifesteert krijg ik het vermoeden dat het over is. Met de kerstdagen en met oud en nieuw had ze ook al deals met collega’s gemaakt. No way dat ze dan in Nederland zou willen zijn. O, die? Ja, die was hier afgelopen zaterdag nog. Een linkse directe. Ik krabbel op en vraag naar hun toekomst. Ze leven nu al twee jaar zo en dat wil ze voorlopig wel volhouden. Maar zaterdag was wel echt gezellig. Hij is zo lief. En attent. Hij zegt niet zoveel en hij vertelt niets over het leven dat hij naast haar heeft. Dat is wel verwarrend maar ook wel zo veilig. Ik vertaal verwarring als gematigde jaloezie en ik krijg weer hoop. En lekker sexen natuurlijk. Een stomp vol in mijn maag. Ik denk visueel en ik zie voor me hoe hij bij haar binnendringt. Een gedeelte van de wokschotel schiet vanuit mijn maag omhoog terug mijn keel in. Ik pak mijn glas wijn en drink het in één teug leeg. Een techniek die ik van India leerde. Ik moet hoesten. Na twee keer slikken bevindt mijn voedsel zich weer op de juiste plek. Ze schenkt mijn glas nogmaals vol en ook deze drink ik in één keer leeg. Ik kijk haar aan. Ziet ze mijn teleurstelling? Ik moet even op adem komen. Ze speelt met het kaarsvet dat ondertussen gestold op de tafel ligt. Ik pak de fles water en spoel mijn mond schoon. De wijn klotst in mijn maag. Even pauze alsjeblieft.
Nietsvermoedend praat ze verder. Ik knik afwezig, ik probeer mijn maag te controleren. Waarom maak ik het mezelf zo moeilijk? Waarom pijnig ik mezelf zo? Waarom kan ik het verleden niet loslaten? Waarom verandert alles? Waarom denk ik niet aan alle leuke dingen? Waarom visualiseer ik haar coïtus en denk ik niet aan mijn eigen overwinningen? Aan mijn eigen geluk?
Ik denk terug aan India. Ik zie haar weer voor me. Ik zie haar huis weer voor me. Ik zie ons op het bankje op het plein, rillend van de kou. De nacht van onze openbaring. Allebei het gevoel van de eerste beroering van onze lippen vasthoudend. Geen afscheid kunnen nemen van onze eerste zoen. Onze ontluikende verliefdheid. De striemende kou die ons niet van dat bankje af kon krijgen. Ik zie ons leven weer voor me. Ik zie het leven dat ik gehad zou kunnen hebben. Ik moet lachen. Ik lach om mijn eigen ontroering te verbergen. Ik voel de verliefdheid die ik ooit voelde weer opkomen. Ik voel de opwinding die ik ooit voelde terugkomen. Ik voel me weer gelukkig. Vasthouden. Houd dit vast. Denk aan haar. Ze hield van je. Meer dan je ooit zal willen geloven. Haal ik Zusje en India door elkaar? Is Zusje surrogaat voor India? Met wie zit ik hier eigenlijk?
Ik keer terug op aarde en kijk Zusje aan. Of ik een leuk nieuwtje wil horen. Nou?
"India is zwanger."
Ik heb haar leren kennen in De Bocht. Een kitscherig grand café tegenover de ingang van het park. Wat ik als hardrockbarkeeper hier deed is mij nog steeds een raadsel. Ik had werk nodig, dat was de reden, denk ik. Ik kreeg de tip van één van de portiers van het plein. Ik noemde zijn naam en ik was aangenomen. Zo werkt dat dus. Intuïtief voelde het goed. Zoals elke barkeeper psycholoog is, is ook elke barkeeper een kameleon. Ik paste me aan en ging vier gouden jaren tegemoet. Ze had zich opgewerkt van de koffiehoek naar de zaal, ik werd haar nieuwe hoofdbarkeeper. Vanaf mijn eerste dag daar had ik een zwak voor haar. Wie aan haar kwam, kwam aan mij. Ze werd mijn zusje. Mijn imaginaire zusje. Zonder De Bocht geen verbroken relatie met Mex. Maar zonder De Bocht ook geen India. India kwam vlak na mij en solliciteerde voor een baan in het restaurant. Ook zonder problemen aangenomen. Zusje en India werden vriendinnen. India en ik werden geliefden.
Wanneer ik binnenkom staat ze druk te doen in de keuken. Haar haren warrig opgebonden. Automatisch neem ik het wokken van haar over, zij opent de rode wijn. Alsof we hier al jaren wonen. Ze stopt een stuk komkommer in mijn mond. Ik lik aan haar vingers. Ik vertel wat over kantoor, zij vertelt over haar dag. Als een getrouwd stel. Ik breng de borden en het bestek naar binnen, zij de pannen en de schaaltjes. Zonder woorden. Mis ik het samenwonen? Uit ervaring weten we allebei dat het niveau wordt opgevoerd vanaf de tweede fles. We hebben geen haast. Ik mis het samenwonen niet, wel het samenzijn.
Ze werden vriendinnen. Ze droomden hardop. Over alles dat ze wilden gaan doen. Ze wilden gaan reizen. Ze wilden de wereld ontdekken. Ze wilden weg. Twee meiden, bruisend van de energie en de levenslust. Ik hoorde de plannen en de dagdromerijen aan en lachte ze uit. Eerst zien, dan geloven. Ik was de nuchtere Hollander, de dukdalf, de thuisbasis. De blinde. Mijn ogen gingen open toen ik met India bij de GG&GD zat, wachtend op haar inentingen. De ernst van de situatie drong pas echt tot me door toen we thuisgekomen haar voorraad medicijnen doornamen. Uitbundig strooide ze de apotheekinkopen over de vloer. Glorieus in het midden de condooms. Condooms. Tja, hoe gaan we daar mee om? En toen het onvermijdelijke gesprek.
Ze heeft zich uitgesloofd. De halve tafel staat vol met eten. Ze verzorgt me. Ze is bezorgd. Warrig vertel ik mijn verhalen. We hebben elkaar te lang niet gesproken. Ik kan de chronologie van de gebeurtenissen niet meer reproduceren. Het gaat ook allemaal te snel, ik kan het niet meer bijhouden, de regelmaat is weg. Ik ben het overzicht kwijtgeraakt. En zij, zij is altijd vrolijk. Mijn ideale tegenpool. Geen negativisme. Wel donkere verhalen maar alles wordt positief gebracht. Ze haalt er juist haar kracht uit, haar levenslust. Levenslustige mensen zijn aantrekkelijk. Ik kijk naar mijn aantrekkelijke zusje. Met je zusje neuk je niet. Ik open de volgende fles en de verhalen worden langer. Ik luister naar haar stem, naar haar leven. Ze pakt de foto’s erbij. Ze vliegt beroepsmatig over de hele wereld en ze beschouwt elke vlucht als een nieuwe vakantie. Ze is het hele jaar met vakantie en toevallig is ze nu even drie weken in Amsterdam. Ik ben jaloers op haar, op haar leven, op haar levenslust. Zal ik ooit deelgenoot worden? Krampachtig probeer ik verbaal dichterbij te komen. Ik staar naar de foto’s. Ik wijs er eentje aan en zeg hoe verschrikkelijk mooi ze daar is. Ze haalt de foto uit het album en geeft hem aan mij. Dan grijnzend: voor op je nachtkastje.
Bij twijfel altijd doen. Met die woorden versierde India me ooit. We staan op Schiphol. De twee bruisende meiden, de ouders van India en ik. In de laatste maanden voor het vertrek zijn we weer naar elkaar toegetrokken. Zij zocht houvast, ik probeerde te redden wat er te redden viel. De laatste week verbleef ze bij mij thuis. Onwerkelijke dagen. Waanzinnige nachten. Wrede nachten. Waanzinnige, wrede sex. Het was geen houden van meer, het was pure wanhoop. Ik wilde haar pijnigen. Ik wilde haar openrijten, openscheuren. Dat ze gedurende haar reis niemand toe zou kunnen laten zonder aan mij te denken. Zodat ze bij iedere volgende penetratie aan mij herinnerd zou worden. India neemt afscheid van haar ouders. Dan komt ze naar mij toe en we lopen naar de douane. Twee meter voor de toegangspoorten blijven we staan. We kijken elkaar aan. Haar handen wurmen zich onder mijn kleding door naar mijn rug. Mijn drijfnatte rug. Ze wrijft het zweet uit, voor de laatste keer laat ze mijn lichaamsgeur in haar handen trekken. Heel voorzichtig brengen we onze lippen bij elkaar. Een maagdelijke kus, alsof het onze eerste is. We eindigen zoals we ooit zijn begonnen. Ik kijk naar haar steeds vochtiger wordende ogen. Ik beweeg mijn hoofd naar voren en zuig zachtjes het traanvocht op. Ik wil nog wat zeggen maar mijn stem is weg. Een onsamenhangend geluid komt uit mijn keel vandaan. Ze begint te schokken en ze laat me los. Ze draait zich om en loopt met gebogen hoofd door de poortjes naar de douane. Versteend kijk ik haar na. Ik zeg het nog een keer maar ik ben de enige die het hoort. Bij twijfel niet doen.
Op mijn nachtkastje? Dat wordt link met die asbak. Ik koester de foto en stop hem in mijn jas. Ze maakt de volgende fles open. Aha, ik hoef nog niet te gaan. Tijd om persoonlijk te worden. Ik vraag of de luchtvaartwereld net zo normloos is als de horeca. Natuurlijk belandt ze wel eens ergens met een piloot. Maar daar heeft ze allemaal geen zin in. Ze zijn er wel hoor, die dat doen. Maar zij niet. Ze is dan wel single maar daar heeft ze geen behoefte aan. Ik geloof haar. Zo ken ik haar als collega uit De Bocht. En als drinkebroer op de parade. Nee, ze wil iemand die iets heel anders doet. Die andere verhalen te vertellen heeft. De vliegverhalen kent ze ondertussen wel en daarbij, wat ze niet weet ziet ze zelf wel. Dan trekt ze er lekker in haar eentje op uit. Nee, geen piloten of stewards. Dat van die stewards had ik zelf kunnen bedenken, dat zijn toch allemaal nichten. Een jongen die lekker zijn eigen gang gaat, die niet aan haar vastklit, dat wil ze, die haar niet claimt. Die ook een eigen leven heeft. Zo’n relatie had ik met India. Heeft ze het nu over mij? Ik word rustiger. Haar verhalen en haar stem doen me mijn eigen verwarring vergeten. Ik denk terug aan de tijd met India, hoe mooi het leven toen was. Geen claims, veel verhalen, veel vrijheid en toch de veiligheid en de zekerheid. De liefde en de warmte.
De wijn die ik heb meegenomen is goed. Ze heeft een rode gloed over haar gezicht. Meisjeshuizen. Kaarsen, veel kaarsen. Ze rekt zich uit en laat haar handen in haar nek rusten, mij een schaamteloze blik op haar borsten biedend. Ik krijg incestueuze gedachten.
Om zeker van mijn zaak te zijn vraag ik naar haar lover. Uit zichzelf vertelt ze niets over hem. En aangezien ze zichzelf in de lucht als single manifesteert krijg ik het vermoeden dat het over is. Met de kerstdagen en met oud en nieuw had ze ook al deals met collega’s gemaakt. No way dat ze dan in Nederland zou willen zijn. O, die? Ja, die was hier afgelopen zaterdag nog. Een linkse directe. Ik krabbel op en vraag naar hun toekomst. Ze leven nu al twee jaar zo en dat wil ze voorlopig wel volhouden. Maar zaterdag was wel echt gezellig. Hij is zo lief. En attent. Hij zegt niet zoveel en hij vertelt niets over het leven dat hij naast haar heeft. Dat is wel verwarrend maar ook wel zo veilig. Ik vertaal verwarring als gematigde jaloezie en ik krijg weer hoop. En lekker sexen natuurlijk. Een stomp vol in mijn maag. Ik denk visueel en ik zie voor me hoe hij bij haar binnendringt. Een gedeelte van de wokschotel schiet vanuit mijn maag omhoog terug mijn keel in. Ik pak mijn glas wijn en drink het in één teug leeg. Een techniek die ik van India leerde. Ik moet hoesten. Na twee keer slikken bevindt mijn voedsel zich weer op de juiste plek. Ze schenkt mijn glas nogmaals vol en ook deze drink ik in één keer leeg. Ik kijk haar aan. Ziet ze mijn teleurstelling? Ik moet even op adem komen. Ze speelt met het kaarsvet dat ondertussen gestold op de tafel ligt. Ik pak de fles water en spoel mijn mond schoon. De wijn klotst in mijn maag. Even pauze alsjeblieft.
Nietsvermoedend praat ze verder. Ik knik afwezig, ik probeer mijn maag te controleren. Waarom maak ik het mezelf zo moeilijk? Waarom pijnig ik mezelf zo? Waarom kan ik het verleden niet loslaten? Waarom verandert alles? Waarom denk ik niet aan alle leuke dingen? Waarom visualiseer ik haar coïtus en denk ik niet aan mijn eigen overwinningen? Aan mijn eigen geluk?
Ik denk terug aan India. Ik zie haar weer voor me. Ik zie haar huis weer voor me. Ik zie ons op het bankje op het plein, rillend van de kou. De nacht van onze openbaring. Allebei het gevoel van de eerste beroering van onze lippen vasthoudend. Geen afscheid kunnen nemen van onze eerste zoen. Onze ontluikende verliefdheid. De striemende kou die ons niet van dat bankje af kon krijgen. Ik zie ons leven weer voor me. Ik zie het leven dat ik gehad zou kunnen hebben. Ik moet lachen. Ik lach om mijn eigen ontroering te verbergen. Ik voel de verliefdheid die ik ooit voelde weer opkomen. Ik voel de opwinding die ik ooit voelde terugkomen. Ik voel me weer gelukkig. Vasthouden. Houd dit vast. Denk aan haar. Ze hield van je. Meer dan je ooit zal willen geloven. Haal ik Zusje en India door elkaar? Is Zusje surrogaat voor India? Met wie zit ik hier eigenlijk?
Ik keer terug op aarde en kijk Zusje aan. Of ik een leuk nieuwtje wil horen. Nou?
"India is zwanger."
27 November 2004
Erika
Ondervoed en oververmoeid loop ik naar binnen. De alcohol van het afgelopen weekend zit nog in mijn bloed. November is een drukke maand. Teveel verplichtingen, teveel gedoe, te weinig eten en teveel drank en sigaretten. Je moet wat. De aldus ontstane roes is aangenaam. De roes is zelfverkozen en veilig. Niemand die me nu nog wat doet.
Het voorprogramma, Amplifier, begint veelbelovend. Muzikaal sterk trio dat een aardig muurtje geluid neerzet. Wisselingen in dynamiek, pathetisch. Ergens tussen Tool en Muse in. Jammer dat er ook gezongen wordt. Hetzelfde eigenlijk als bij The Black Keys. Voeg een dolgedraaide zanger toe en je hebt er een wereldband bij.
Ik ben vroeg. Het is nog rustig in de zaal. Qua mensen dan, de muziek dendert de zaal in. Hier wordt even een zaal opgewarmd. Met behulp van het barpersoneel warm ik mezelf ook op. Op het balkon staat twee keer volslank naast elkaar. Tweehonderd kilo op een halve vierkante meter. Prachtige koppen maar waarom zit er dan zo’n abominabel lichaam onder? Andersom gebeurt trouwens ook. Mooie lichamen totdat ze zich omdraaien en je jezelf in de prehistorie waant. Stevige stalen constructie. Toch de reden dat ik altijd in de zaal sta. Je weet maar nooit. En dichter bij de bar natuurlijk.
Schuin voor me staat de reden waarom God de spijkerbroek schiep. Ze draait zich om en zwaait naar me. Blijkt een vaste klant uit het café. Maar uit welk cafe ook alweer? Ik loop mijn horecacarriere na maar kom er niet uit. Nog maar een biertje halen dan.
Therapy? zelf is ook gereduceerd tot een trio. Zoals ze ooit zijn begonnen. Het wegvallen van de tweede gitarist legt wel de speltechnische beperkingen van Andy Cairns bloot. Af en toe speelt hij ronduit vals. Ze profileren zich tegenwoordig als garagerock bandje. Whatever. Je moet niet alles in een hokje willen stoppen. Het is geen punk, geen pop en al helemaal geen garagerock. Doempoppunk, zoiets. Gedreven, krachtig, zwaar en snel. Lekkere meezingrefreintjes, soms is het refrein niet meer dan één zin. Roodhaar schreeuwt ook mee. Eén arm in de lucht. Welcome to the church of noise.
Roodhaar is in de pauze met haar vriendinnetjes voor me komen staan. Ik sta altijd pal naast de P.A. hetgeen me vrijwaart van overlast door medebezoekers. De vriendinnetjes van Roodhaar zijn vergezeld van vriendjes, Roodhaar is het spreekwoordelijke derde wiel. Ze vertellen elkaar verhalen, Roodhaar hangt verveeld tegen de P.A. aan. Mijn glazen zijn alweer leeg. Ik vraag aan Roodhaar of ze mijn plaatsje wil vrij houden (hmm, zit hier geen songtekst in) en loop naar de bar om mezelf weer een uurloon lichter te maken. Bij terugkomst zie ik dat Roodhaar me niet heeft begrepen, ze heeft juist mijn plek ingenomen en het bijbehorende clubje is de hoek ingeschoven. Terwijl de vriendjes me nors aankijken wurm ik me achter hen langs, totdat ik weer achter Roodhaar sta. Roodhaar geeft zachtjes mee en neemt haar pose tegen de P.A. weer aan. Going nowhere.
Ze spelen veel nummers van de nieuwe plaat. Goed. Hoog tempo. Enthousiast. Alweer vrolijke muzikanten, alhoewel je bij Cairns nooit weet of hij nu dronken of vrolijk is. Of beide, dat kan natuurlijk ook.
Naarmate het optreden vordert, vorderen ook de bewegingen van Roodhaar. Ze gaat helemaal op in het concert. Langzaam maar zeker komt ze los, ze begint te bewegen, te dansen, te schreeuwen. Ze komt steeds meer naar achter toe, ik kan niet verder achteruit. Ik kan niet meer bewegen zonder haar aan te raken. Dat doe ik dan ook niet.
Het slotstuk van het optreden is ouderwets raggen. De vertrokken gitarist speelde ook cello en bij de vorige optredens was Diana, hun grootste hit maar het niet halend bij het orgineel van Hüsker Dü, vaste afsluiter. Nu geen cello en geen ballad. Het tempo gaat nog iets hoger en de zaal gaat uit zijn dak. With a face like this I won’t break any hearts.
Wanneer de lampen aangaan scheur ik de setlist van de P.A. De eerste trofee. In het licht kan ik eindelijk het gezicht van Roodhaar zien. De tweede trofee. Voor het eerst vind ik een piercing mooi. You just did. Ik steek mijn hand uit en vraag hoe ze heet. Na haar droogneuksessie is haar naam toch wel het minste dat ik mag weten. Nu moet ik alleen nog leren converseren. Een illusie rijker duik ik de nacht in. Morgen naar Nick Cave. Met Mex. Op naar de volgende illusie.
Het voorprogramma, Amplifier, begint veelbelovend. Muzikaal sterk trio dat een aardig muurtje geluid neerzet. Wisselingen in dynamiek, pathetisch. Ergens tussen Tool en Muse in. Jammer dat er ook gezongen wordt. Hetzelfde eigenlijk als bij The Black Keys. Voeg een dolgedraaide zanger toe en je hebt er een wereldband bij.
Ik ben vroeg. Het is nog rustig in de zaal. Qua mensen dan, de muziek dendert de zaal in. Hier wordt even een zaal opgewarmd. Met behulp van het barpersoneel warm ik mezelf ook op. Op het balkon staat twee keer volslank naast elkaar. Tweehonderd kilo op een halve vierkante meter. Prachtige koppen maar waarom zit er dan zo’n abominabel lichaam onder? Andersom gebeurt trouwens ook. Mooie lichamen totdat ze zich omdraaien en je jezelf in de prehistorie waant. Stevige stalen constructie. Toch de reden dat ik altijd in de zaal sta. Je weet maar nooit. En dichter bij de bar natuurlijk.
Schuin voor me staat de reden waarom God de spijkerbroek schiep. Ze draait zich om en zwaait naar me. Blijkt een vaste klant uit het café. Maar uit welk cafe ook alweer? Ik loop mijn horecacarriere na maar kom er niet uit. Nog maar een biertje halen dan.
Therapy? zelf is ook gereduceerd tot een trio. Zoals ze ooit zijn begonnen. Het wegvallen van de tweede gitarist legt wel de speltechnische beperkingen van Andy Cairns bloot. Af en toe speelt hij ronduit vals. Ze profileren zich tegenwoordig als garagerock bandje. Whatever. Je moet niet alles in een hokje willen stoppen. Het is geen punk, geen pop en al helemaal geen garagerock. Doempoppunk, zoiets. Gedreven, krachtig, zwaar en snel. Lekkere meezingrefreintjes, soms is het refrein niet meer dan één zin. Roodhaar schreeuwt ook mee. Eén arm in de lucht. Welcome to the church of noise.
Roodhaar is in de pauze met haar vriendinnetjes voor me komen staan. Ik sta altijd pal naast de P.A. hetgeen me vrijwaart van overlast door medebezoekers. De vriendinnetjes van Roodhaar zijn vergezeld van vriendjes, Roodhaar is het spreekwoordelijke derde wiel. Ze vertellen elkaar verhalen, Roodhaar hangt verveeld tegen de P.A. aan. Mijn glazen zijn alweer leeg. Ik vraag aan Roodhaar of ze mijn plaatsje wil vrij houden (hmm, zit hier geen songtekst in) en loop naar de bar om mezelf weer een uurloon lichter te maken. Bij terugkomst zie ik dat Roodhaar me niet heeft begrepen, ze heeft juist mijn plek ingenomen en het bijbehorende clubje is de hoek ingeschoven. Terwijl de vriendjes me nors aankijken wurm ik me achter hen langs, totdat ik weer achter Roodhaar sta. Roodhaar geeft zachtjes mee en neemt haar pose tegen de P.A. weer aan. Going nowhere.
Ze spelen veel nummers van de nieuwe plaat. Goed. Hoog tempo. Enthousiast. Alweer vrolijke muzikanten, alhoewel je bij Cairns nooit weet of hij nu dronken of vrolijk is. Of beide, dat kan natuurlijk ook.
Naarmate het optreden vordert, vorderen ook de bewegingen van Roodhaar. Ze gaat helemaal op in het concert. Langzaam maar zeker komt ze los, ze begint te bewegen, te dansen, te schreeuwen. Ze komt steeds meer naar achter toe, ik kan niet verder achteruit. Ik kan niet meer bewegen zonder haar aan te raken. Dat doe ik dan ook niet.
Het slotstuk van het optreden is ouderwets raggen. De vertrokken gitarist speelde ook cello en bij de vorige optredens was Diana, hun grootste hit maar het niet halend bij het orgineel van Hüsker Dü, vaste afsluiter. Nu geen cello en geen ballad. Het tempo gaat nog iets hoger en de zaal gaat uit zijn dak. With a face like this I won’t break any hearts.
Wanneer de lampen aangaan scheur ik de setlist van de P.A. De eerste trofee. In het licht kan ik eindelijk het gezicht van Roodhaar zien. De tweede trofee. Voor het eerst vind ik een piercing mooi. You just did. Ik steek mijn hand uit en vraag hoe ze heet. Na haar droogneuksessie is haar naam toch wel het minste dat ik mag weten. Nu moet ik alleen nog leren converseren. Een illusie rijker duik ik de nacht in. Morgen naar Nick Cave. Met Mex. Op naar de volgende illusie.
18 November 2004
Jaarafrekening
Maandag was de dag van het oordeel, de dag van het beoordelingsgesprek. Elk jaar in november wordt het personeel afgerekend op haar functioneren in het afgelopen jaar. In het verlengde daarvan ligt, ook niet onbelangrijk, de bijbehorende salarisverschuiving. Naar mijn eigen bescheiden mening heb ik bovengemiddeld gepresteerd. Mijn teamleider is een andere mening toegedaan: ik heb gemiddeld gepresteerd. Sterker, er zijn wat zwakke plekken ontstaan. O ja? Ja.
De directheid in mijn communicatie wordt niet door iedereen gewaardeerd. Cynisme en ironie zijn stijlfiguren die mijn directe collega’s niet kennen. Ziehier het niveau van de werkvloer. Zouden ze wel eens een boek lezen of komen ze niet verder dan de veronicagids? Het meeste commentaar komt van onze troetelallochtoon. Ons bedrijf heeft een vooruitstrevend vrouwen- en allochtonenbeleid. Bij mijn beoordelingsgesprek valt drie keer de naam van Toon.
Sinds kort werkt Toon op mijn afdeling. Hij heeft promotie gemaakt. Denkt hij zelf. De directie denkt anders. De directie is politiek correct bezig. Kijk eens naar de vooruitgang van onze Toontjes! Kunnen ze goede sier maken bij de subsidiërende instanties. Toon is bij ons gedumpt zodat het lijkt alsof onze Toontjes niet stilstaan maar duidelijk progressie boeken. De enige progressie die ik zie is de progressie in het ziekteverzuim. Toon heeft vaak last van de onzichtbare aandoening hoofdpijn. Ook heeft Toon last van zijn rug. Ik opper dat het komt door zijn kruiperig gedrag. Dat mag ik dus niet zeggen. Of het nu humor is of niet, door de stoïcijnse blik die ik trek wanneer ik het zeg valt iedereen stil. Ik ben een van de weinigen die ziet wat er gebeurt. Daar maak ik ook geen geheim van. Maar mensen op hun zwakheden en tekortkomingen wijzen past niet binnen ons keurig bedrijf.
Onze branche is goed voor het gewicht. En het libido. Op het eerste gezicht zie je een hoop mensen met overgewicht. Maar, als je beter kijkt, zie je dat het zwangere vrouwen zijn. Dat is fijn voor ze. Na verloop van tijd mogen ze ongegeneerd vier maanden thuis gaan zitten. Met wat voor- en naweeën erbij komt dat al snel op een half jaar betaald verlof. Dit mag ik niet aanhalen wanneer er vragen worden gesteld over onze achterstanden, waarom wij onze targets niet halen. Nee, zwangere vrouwen zijn heilig bij ons. Waarom vraagt nooit iemand zich af hoe onze moeders dat deden?
Open communicatie is onze eerste huisregel. Waarschijnlijk interpreteer ik de regel fout. Ik zeg wat ik denk, dat is open communicatie. Niet dus. Open communicatie is zeggen wat anderen willen horen. Open communicatie is de bedrijfsfilosofie uitdragen. Geen kritiek leveren. Geen eigen mening geven. Geef alleen je mening als je zeker weet dat het ook de mening van je leidinggevende is. Ga eerst het gesprek met je leidinggevende aan. Filter zijn/haar mening en draag het uit alsof je het zelf hebt verzonnen. Een begrijpend knikje van het hoofd van je leidinggevende zal je beloning zijn. Dat is open communicatie.
Drie van de Toontjes van mijn team, of beter, twee Tonen en een Teuntje, hebben de illusie dat als je een tijdje overdag niet eet en drinkt, je jezelf reinigt. Dat is gezond. En dan denk je aan de mensen die dat elke dag meemaken. Daar wordt je een beter mens van. Na twee weken van een beter mens worden melden Toon en Teuntje zich ziek. In de derde week blijft de andere Toon ook thuis. Tegen Toon zeg ik, wanneer hij weer in functie is en doet waarvoor hij betaald wordt, dat hij vast goed gereinigd is. Dat een tijdje niet eten en drinken al je ziektekiemen naar de oppervlakte haalt en dat hij daar nu mooi vanaf is. Dat een tijdje niet eten en drinken goed voor je lichaam is. Dat Toon maar mooi een gezonde jongen is. Dat een tijdje niet eten en drinken een mooie maar dus ook een slimme actie is. Dat het een waardevolle houvast biedt in je leven door daar in te geloven. Dat mag ik dus niet zeggen.
Naast mijn openheid wordt ook mijn directheid bekritiseert. Ik zit nog geen jaar bij dit team. Mijn leidinggevende zegt dat men erg aan mij moest wennen. Omdat ik zo direct ben. Goh, daar hadden ze op mijn vorige team juist geen problemen mee. Daar zorgde mijn directheid voor een uitstekende beoordeling en, maar dat terzijde, tien procent extra. Dat kan ik nu wel vergeten. Ik moet mij aanpassen aan de ruggengraatlozen om me heen. Ze breken al wanneer ik naar ze kijk. En dan moet mijn tong nog beginnen.
Humor is al helemaal teveel gevraagd voor de tere zieltjes om me heen. Ooit deden we een nulmeeting naar het kennisniveau van onze afdeling. De winnaar van mijn team scoorde vierendertig punten. Ik duidde haar vanaf dat moment aan als Mevrouw Vierendertig. Mevrouw Vierendertig nog een kopje thee? Mevrouw Vierendertig, telefoon! Eet smakelijk, Mevrouw Vierendertig. Mevrouw Vierendertig vond dat niet echt leuk. Na twee dagen nam Mevrouw Vierendertig me apart en vroeg stotterend, met rood aangelopen hoofd, wat ik daar nou steeds mee bedoelde en of ik daar mee op wilde houden. Assertiviteitstraining gehad, Mevrouw Vierendertig? Of was dit nou juist de feedbacktraining? Bij feedbacktraining leer je tegen iemand zeggen dat je iets wat de ander zegt of doet niet leuk vind. Goed opgelet, Mevrouw Vierendertig! Wat een slimme meid ben je toch. Ik besloot het trillende vlees voor me uit de ziektewet te houden en beloofde haar voortaan bij haar voornaam aan te spreken. Hoe heet je ook alweer?
De toekomst van het personeelslid is ook onderwerp van gesprek bij de beoordeling. Mijn leidinggevende oordeelt over mijn toekomst dat een leidinggevende functie er voor mij niet in zit. Oh? Omdat ik geen hielen lik. Omdat ik mijn ellebogen alleen gebruik om op mijn bureau te steunen. Omdat ik een weerwoord geef, ik bied tegengas, ik praat niemand naar zijn mond. Omdat ik beslissingen in twijfel trek. Omdat ik niet de hele dag loop te verkondigen wat ik allemaal gedaan heb. Omdat ik niet enthousiast en gemeend geïnteresseerd vraag hoe het weekend is geweest en heel gevat, met een knipoog erbij, vraag of ze lekker hebben uitgeslapen op zondag. Omdat ik niet uitgebreid over mijn privéleven vertel, waarin iedereen natuurlijk erg geïnteresseerd is. En omdat ik niet van die leuke, originele ideeën heb voor een teamuitje. En vervolgens schitter door afwezigheid omdat ik er geen zin in heb een hele avond met mijn collega’s door te brengen maar liever met mijn eigen vrienden de kroeg in duik. Vrienden die ik zelf heb gekozen. Ik heb genoeg personeelsborrels voorzien van drank. Wat een triestheid. Kijk ons eens gezellig zijn. Kijk ons eens gek doen. Collega’s zijn inherent aan het werk maar ook niet meer dan dat. Val me buiten de toegangspoorten dan ook niet lastig met jullie geneuzel, met jullie verhalen over jullie armzalige leventjes. Nee, niets van dat alles. De vrijgekomen plek voor onderbaasje op het team is voor Teuntje. O, dat vermoedde je al?
Het eindoordeel is goed 'met een gouden randje'. Alsof je op een gouden wc beter kan schijten. Vanwege mijn hoge productie. Logisch, iemand moet het werk doen. De rest is te druk bezig met ouwehoeren, zich profileren, vergaderen en zwanger dan wel ziek zijn. Als tip krijg ik mee dat ik me iets socialer moet opstellen, iets meer interesse in mijn collega’s moet tonen. En wat vriendelijker moet zijn tegen Toon. Ben ik niet vriendelijk dan? Ik zeg na de zoveelste ziekmelding tegen hem dat hij het maar rustig aan moet doen, tot hij zich wat beter voelt. Dat doet hij dan ook. Elke dag.
Of ik iets tegen de Toontjes heb? Welnee. En dat mijn stille liefde haar baarmoederhals heeft laten bevuilen met Noord-Afrikaans zaad heeft er ook niets mee te maken. Echt niet.
Aan Sinterklaas vraag ik twee fluwelen handschoenen om iedereen zo zacht mogelijk mee aan te kunnen pakken. En een grote pot vaseline zodat ik mijn arm er in één keer tot aan mijn elleboog in kan jagen. Ik ga handmatig de ziektekiemen verwijderen.
De directheid in mijn communicatie wordt niet door iedereen gewaardeerd. Cynisme en ironie zijn stijlfiguren die mijn directe collega’s niet kennen. Ziehier het niveau van de werkvloer. Zouden ze wel eens een boek lezen of komen ze niet verder dan de veronicagids? Het meeste commentaar komt van onze troetelallochtoon. Ons bedrijf heeft een vooruitstrevend vrouwen- en allochtonenbeleid. Bij mijn beoordelingsgesprek valt drie keer de naam van Toon.
Sinds kort werkt Toon op mijn afdeling. Hij heeft promotie gemaakt. Denkt hij zelf. De directie denkt anders. De directie is politiek correct bezig. Kijk eens naar de vooruitgang van onze Toontjes! Kunnen ze goede sier maken bij de subsidiërende instanties. Toon is bij ons gedumpt zodat het lijkt alsof onze Toontjes niet stilstaan maar duidelijk progressie boeken. De enige progressie die ik zie is de progressie in het ziekteverzuim. Toon heeft vaak last van de onzichtbare aandoening hoofdpijn. Ook heeft Toon last van zijn rug. Ik opper dat het komt door zijn kruiperig gedrag. Dat mag ik dus niet zeggen. Of het nu humor is of niet, door de stoïcijnse blik die ik trek wanneer ik het zeg valt iedereen stil. Ik ben een van de weinigen die ziet wat er gebeurt. Daar maak ik ook geen geheim van. Maar mensen op hun zwakheden en tekortkomingen wijzen past niet binnen ons keurig bedrijf.
Onze branche is goed voor het gewicht. En het libido. Op het eerste gezicht zie je een hoop mensen met overgewicht. Maar, als je beter kijkt, zie je dat het zwangere vrouwen zijn. Dat is fijn voor ze. Na verloop van tijd mogen ze ongegeneerd vier maanden thuis gaan zitten. Met wat voor- en naweeën erbij komt dat al snel op een half jaar betaald verlof. Dit mag ik niet aanhalen wanneer er vragen worden gesteld over onze achterstanden, waarom wij onze targets niet halen. Nee, zwangere vrouwen zijn heilig bij ons. Waarom vraagt nooit iemand zich af hoe onze moeders dat deden?
Open communicatie is onze eerste huisregel. Waarschijnlijk interpreteer ik de regel fout. Ik zeg wat ik denk, dat is open communicatie. Niet dus. Open communicatie is zeggen wat anderen willen horen. Open communicatie is de bedrijfsfilosofie uitdragen. Geen kritiek leveren. Geen eigen mening geven. Geef alleen je mening als je zeker weet dat het ook de mening van je leidinggevende is. Ga eerst het gesprek met je leidinggevende aan. Filter zijn/haar mening en draag het uit alsof je het zelf hebt verzonnen. Een begrijpend knikje van het hoofd van je leidinggevende zal je beloning zijn. Dat is open communicatie.
Drie van de Toontjes van mijn team, of beter, twee Tonen en een Teuntje, hebben de illusie dat als je een tijdje overdag niet eet en drinkt, je jezelf reinigt. Dat is gezond. En dan denk je aan de mensen die dat elke dag meemaken. Daar wordt je een beter mens van. Na twee weken van een beter mens worden melden Toon en Teuntje zich ziek. In de derde week blijft de andere Toon ook thuis. Tegen Toon zeg ik, wanneer hij weer in functie is en doet waarvoor hij betaald wordt, dat hij vast goed gereinigd is. Dat een tijdje niet eten en drinken al je ziektekiemen naar de oppervlakte haalt en dat hij daar nu mooi vanaf is. Dat een tijdje niet eten en drinken goed voor je lichaam is. Dat Toon maar mooi een gezonde jongen is. Dat een tijdje niet eten en drinken een mooie maar dus ook een slimme actie is. Dat het een waardevolle houvast biedt in je leven door daar in te geloven. Dat mag ik dus niet zeggen.
Naast mijn openheid wordt ook mijn directheid bekritiseert. Ik zit nog geen jaar bij dit team. Mijn leidinggevende zegt dat men erg aan mij moest wennen. Omdat ik zo direct ben. Goh, daar hadden ze op mijn vorige team juist geen problemen mee. Daar zorgde mijn directheid voor een uitstekende beoordeling en, maar dat terzijde, tien procent extra. Dat kan ik nu wel vergeten. Ik moet mij aanpassen aan de ruggengraatlozen om me heen. Ze breken al wanneer ik naar ze kijk. En dan moet mijn tong nog beginnen.
Humor is al helemaal teveel gevraagd voor de tere zieltjes om me heen. Ooit deden we een nulmeeting naar het kennisniveau van onze afdeling. De winnaar van mijn team scoorde vierendertig punten. Ik duidde haar vanaf dat moment aan als Mevrouw Vierendertig. Mevrouw Vierendertig nog een kopje thee? Mevrouw Vierendertig, telefoon! Eet smakelijk, Mevrouw Vierendertig. Mevrouw Vierendertig vond dat niet echt leuk. Na twee dagen nam Mevrouw Vierendertig me apart en vroeg stotterend, met rood aangelopen hoofd, wat ik daar nou steeds mee bedoelde en of ik daar mee op wilde houden. Assertiviteitstraining gehad, Mevrouw Vierendertig? Of was dit nou juist de feedbacktraining? Bij feedbacktraining leer je tegen iemand zeggen dat je iets wat de ander zegt of doet niet leuk vind. Goed opgelet, Mevrouw Vierendertig! Wat een slimme meid ben je toch. Ik besloot het trillende vlees voor me uit de ziektewet te houden en beloofde haar voortaan bij haar voornaam aan te spreken. Hoe heet je ook alweer?
De toekomst van het personeelslid is ook onderwerp van gesprek bij de beoordeling. Mijn leidinggevende oordeelt over mijn toekomst dat een leidinggevende functie er voor mij niet in zit. Oh? Omdat ik geen hielen lik. Omdat ik mijn ellebogen alleen gebruik om op mijn bureau te steunen. Omdat ik een weerwoord geef, ik bied tegengas, ik praat niemand naar zijn mond. Omdat ik beslissingen in twijfel trek. Omdat ik niet de hele dag loop te verkondigen wat ik allemaal gedaan heb. Omdat ik niet enthousiast en gemeend geïnteresseerd vraag hoe het weekend is geweest en heel gevat, met een knipoog erbij, vraag of ze lekker hebben uitgeslapen op zondag. Omdat ik niet uitgebreid over mijn privéleven vertel, waarin iedereen natuurlijk erg geïnteresseerd is. En omdat ik niet van die leuke, originele ideeën heb voor een teamuitje. En vervolgens schitter door afwezigheid omdat ik er geen zin in heb een hele avond met mijn collega’s door te brengen maar liever met mijn eigen vrienden de kroeg in duik. Vrienden die ik zelf heb gekozen. Ik heb genoeg personeelsborrels voorzien van drank. Wat een triestheid. Kijk ons eens gezellig zijn. Kijk ons eens gek doen. Collega’s zijn inherent aan het werk maar ook niet meer dan dat. Val me buiten de toegangspoorten dan ook niet lastig met jullie geneuzel, met jullie verhalen over jullie armzalige leventjes. Nee, niets van dat alles. De vrijgekomen plek voor onderbaasje op het team is voor Teuntje. O, dat vermoedde je al?
Het eindoordeel is goed 'met een gouden randje'. Alsof je op een gouden wc beter kan schijten. Vanwege mijn hoge productie. Logisch, iemand moet het werk doen. De rest is te druk bezig met ouwehoeren, zich profileren, vergaderen en zwanger dan wel ziek zijn. Als tip krijg ik mee dat ik me iets socialer moet opstellen, iets meer interesse in mijn collega’s moet tonen. En wat vriendelijker moet zijn tegen Toon. Ben ik niet vriendelijk dan? Ik zeg na de zoveelste ziekmelding tegen hem dat hij het maar rustig aan moet doen, tot hij zich wat beter voelt. Dat doet hij dan ook. Elke dag.
Of ik iets tegen de Toontjes heb? Welnee. En dat mijn stille liefde haar baarmoederhals heeft laten bevuilen met Noord-Afrikaans zaad heeft er ook niets mee te maken. Echt niet.
Aan Sinterklaas vraag ik twee fluwelen handschoenen om iedereen zo zacht mogelijk mee aan te kunnen pakken. En een grote pot vaseline zodat ik mijn arm er in één keer tot aan mijn elleboog in kan jagen. Ik ga handmatig de ziektekiemen verwijderen.
09 November 2004
Nachtbus
How fuckin’ old are NoMeansNo? Give it up grand dads. That’s great grand dad to you, fucker.
Een betere introductie is er niet. Ze zijn grijs en great, geen woord van gelogen. Doe mij zo’n grootvader. Ter promotie van een verzamel-cd, samengesteld door de fans, toeren ze voor de tweede keer dit jaar door Europa. Het is de enige cd van ze die ik niet bezit. Wat moet je met een verzamelaar als je alle andere cd's al hebt? Ze doen Amsterdam helaas niet aan dus er wordt afgereisd naar Haarlem.
Het Patronaat wordt verbouwd. De optredens vinden plaats in de oude fietsfabriek. Een bunker. Veel rood licht, een rode bar over de hele breedte van de zaal. De sfeer is die van een buurthuis. Gemoedelijk, niet het opgefokte van Amsterdam. Kleine, lelijke mensen. Blanke mensen. Het podium staat tegen de lange muur en is hooguit een halve meter hoog. Meteen bij binnenkomst van de zaal is de t-shirt verkoop. Het standje wordt bemand door de eerste en door de huidige gitarist. De eerste gitarist is na een tournee in de jaren tachtig aan een Nederlandse vrouw blijven hangen. Geen roadies, geen crew, ze doen alles zelf. Als ze quitte draaien zijn ze al blij, hier staan muzikanten, geen geldwolven.
Het geluid is slecht. In die zin zijn we verwend met de hoofdstedelijke popzalen. Voor 9 euri ga ik niet moeilijk doen. Ze zijn moe, het is het laatste optreden. De aanslag op de stembanden van Rob Wright is duidelijk hoorbaar. En toch gaan ze voluit, ze gaan altijd voluit. De grijnzende koppen. Altijd maar die grijnzende koppen. Optredens krijgen meerwaarde door muzikanten die zelf lol hebben in wat ze doen. NoMeansNo heeft zelf altijd lol. Dat slaat over op de zaal, je wordt blij van hun optredens. Paradoxaal met hun vrij harde muziek en zware songteksten. Voor mij zalvende songteksten. Een avondje NoMeansNo is voor mij een avondje psychotherapie. Je herkent, relativeert, heel even denk je dat je de antwoorden hebt. En toch nog blij naar buiten. Dat redden er niet veel.
Na het optreden blijven we hangen en aanschouwen het binnendruppelend danspubliek. Dat hebben ze dan weer overgenomen van het hoofdstedelijke. Dansnachten in het weekend zijn handel. Hier etaleert puberend Haarlem haar vlees. Goed vlees. Het komt wel goed met Nederland, denk je dan. Het blonde, glazenhalende meisje is opeens tien centimeter groter geworden. Volgende keer neem ik de digitale camera mee. De werkelijkheid is soms zo mooi, dat moet worden vastgelegd. Je kunt niet alles onthouden.
Voorbij de toiletten blijkt nog een inpandig cafeetje te zitten. Foto’s van artiesten die hier reeds optraden hangen aan de muur. We gaan tegenover een breeduit lachende Joss Stone zitten. Een al even gemoedelijke sfeer. Het voordeel van maar één zo’n tent in de stad is dat je geen keuze hebt. Je gaat gewoon naar het Patronaat. In Amsterdam verzand je vaak in het aanbod. Er is teveel. We willen zo graag kunnen kiezen maar het is een stuk makkelijker niet te hoeven kiezen. Dan kun je jezelf ook nooit verwijten de verkeerde keuze te hebben gemaakt. We drinken rustig onze biertjes en bespreken onze levens. Een enorme rust daalt over me neer. Ik wil hier de hele nacht blijven zitten. Zal ik hier dan maar gaan wonen?
Halverwege de nacht lopen we toch maar naar het station. Op weg naar de nachtbus die ons terugbrengt naar de werkelijkheid. De werkelijkheid van het café waar ik zelf in de weekenden werk. Vaste klanten kijken lichtelijk verbaasd op als ze me aan de bar zien zitten. Ze kennen me alleen van de andere kant van de bar. Ik ben vrolijk en zeg iedereen gedag, ook degenen die ik niet ken. Met de hele club die aan de bar zit gaan we aan de jutter. Was ik aan de andere kant van de bar ook maar zo vrolijk, dan zou het nog een leuk café kunnen worden. Trad NoMeansNo maar elke week op. Dan zou ik nog een leuk leven kunnen hebben.
Een betere introductie is er niet. Ze zijn grijs en great, geen woord van gelogen. Doe mij zo’n grootvader. Ter promotie van een verzamel-cd, samengesteld door de fans, toeren ze voor de tweede keer dit jaar door Europa. Het is de enige cd van ze die ik niet bezit. Wat moet je met een verzamelaar als je alle andere cd's al hebt? Ze doen Amsterdam helaas niet aan dus er wordt afgereisd naar Haarlem.
Het Patronaat wordt verbouwd. De optredens vinden plaats in de oude fietsfabriek. Een bunker. Veel rood licht, een rode bar over de hele breedte van de zaal. De sfeer is die van een buurthuis. Gemoedelijk, niet het opgefokte van Amsterdam. Kleine, lelijke mensen. Blanke mensen. Het podium staat tegen de lange muur en is hooguit een halve meter hoog. Meteen bij binnenkomst van de zaal is de t-shirt verkoop. Het standje wordt bemand door de eerste en door de huidige gitarist. De eerste gitarist is na een tournee in de jaren tachtig aan een Nederlandse vrouw blijven hangen. Geen roadies, geen crew, ze doen alles zelf. Als ze quitte draaien zijn ze al blij, hier staan muzikanten, geen geldwolven.
Het geluid is slecht. In die zin zijn we verwend met de hoofdstedelijke popzalen. Voor 9 euri ga ik niet moeilijk doen. Ze zijn moe, het is het laatste optreden. De aanslag op de stembanden van Rob Wright is duidelijk hoorbaar. En toch gaan ze voluit, ze gaan altijd voluit. De grijnzende koppen. Altijd maar die grijnzende koppen. Optredens krijgen meerwaarde door muzikanten die zelf lol hebben in wat ze doen. NoMeansNo heeft zelf altijd lol. Dat slaat over op de zaal, je wordt blij van hun optredens. Paradoxaal met hun vrij harde muziek en zware songteksten. Voor mij zalvende songteksten. Een avondje NoMeansNo is voor mij een avondje psychotherapie. Je herkent, relativeert, heel even denk je dat je de antwoorden hebt. En toch nog blij naar buiten. Dat redden er niet veel.
Na het optreden blijven we hangen en aanschouwen het binnendruppelend danspubliek. Dat hebben ze dan weer overgenomen van het hoofdstedelijke. Dansnachten in het weekend zijn handel. Hier etaleert puberend Haarlem haar vlees. Goed vlees. Het komt wel goed met Nederland, denk je dan. Het blonde, glazenhalende meisje is opeens tien centimeter groter geworden. Volgende keer neem ik de digitale camera mee. De werkelijkheid is soms zo mooi, dat moet worden vastgelegd. Je kunt niet alles onthouden.
Voorbij de toiletten blijkt nog een inpandig cafeetje te zitten. Foto’s van artiesten die hier reeds optraden hangen aan de muur. We gaan tegenover een breeduit lachende Joss Stone zitten. Een al even gemoedelijke sfeer. Het voordeel van maar één zo’n tent in de stad is dat je geen keuze hebt. Je gaat gewoon naar het Patronaat. In Amsterdam verzand je vaak in het aanbod. Er is teveel. We willen zo graag kunnen kiezen maar het is een stuk makkelijker niet te hoeven kiezen. Dan kun je jezelf ook nooit verwijten de verkeerde keuze te hebben gemaakt. We drinken rustig onze biertjes en bespreken onze levens. Een enorme rust daalt over me neer. Ik wil hier de hele nacht blijven zitten. Zal ik hier dan maar gaan wonen?
Halverwege de nacht lopen we toch maar naar het station. Op weg naar de nachtbus die ons terugbrengt naar de werkelijkheid. De werkelijkheid van het café waar ik zelf in de weekenden werk. Vaste klanten kijken lichtelijk verbaasd op als ze me aan de bar zien zitten. Ze kennen me alleen van de andere kant van de bar. Ik ben vrolijk en zeg iedereen gedag, ook degenen die ik niet ken. Met de hele club die aan de bar zit gaan we aan de jutter. Was ik aan de andere kant van de bar ook maar zo vrolijk, dan zou het nog een leuk café kunnen worden. Trad NoMeansNo maar elke week op. Dan zou ik nog een leuk leven kunnen hebben.
22 October 2004
De ring
Het wordt tijd voor een andere woning. Ik woon buiten de ring. Binnen de ring gebeurt het. Beter gezegd, buiten de ring gebeurt het niet. Niemand waagt zich op nachtelijke tijdstippen op de fiets naar de periferie. Behalve ik dan. Daarom fiets ik er altijd alleen.
Meiden fietsen nooit mee. Ze willen dat je met hen meegaat. Logisch, meisjes willen tussen hun eigen meisjesdingen in slaap vallen. Of ze hebben de pil niet bij zich, de demake-up ontbreekt, ze missen het schone slipje voor de volgende dag. Op zich vreemd. De basis van een goed antistalkbeleid is met de ander meegaan. Laat nooit weten waar je woont. Ga met de ander mee en je kan weggaan wanneer je wilt. Je hoeft je niet af te vragen wanneer die ander nou eens verdwijnt, je kan gewoon zelf weggaan. Nog leuker, bijna vernederend, weggaan voordat de ander wakker is. Ik snij mezelf dan wel in mijn vingers: niks beter dan katerige sex na een paar uur rusteloze slaap.
Als fulltime voyeur vermaak ik me overigens prima in andere huizen. Bij binnenkomst gaat mijn aandacht altijd uit naar het huis, de gastvrouw zelf moet maar even geduld hebben. Kan ze rustig eieren bakken. Waarschijnlijk omdat ik verwacht uit de aanblik van de woning meer informatie te verkrijgen. We manipuleren allemaal, we verzwijgen bepaalde zaken. De woning zwijgt ook maar zegt des te meer. De boekenkast, de platenkast: stokpaarden van mijn criteria. De douche. Ik hou van de meisjesdouche. Overal overbodige prullaria. Ontelbare doosjes met smeersels. Een markt die ik nooit vermoedde. Ik heb er een zwak voor. Ik smelt van volgestouwde douchekastjes en plankjes. De enige plek waar vrouwen efficiënter met ruimte omgaan dan mannen. Ultiem zijn wat dat betreft de studentenhuizen. De douche lijkt dan nog het meest op een drogisterij. Daarbij is er in studentenhuizen de gerede kans dat je in het verkeerde bed belandt. En als bonus altijd een stevige voetschimmel mee naar huis.
Ik surf tussen de woningaanbieders op het www. De woningmarkt in Amsterdam is verrot. Teveel geld voor te weinig woning, of je nu koopt of particulier huurt. Of de gemeente zou voor je deur een Noord/Zuidlijn moeten aanleggen, dat werkt nog wel. Met de daarmee verkregen urgentieverklaring duik je de sociale woningbouw in. Al surfend valt mijn oog op het hokje woningruil. Natuurlijk. Dat is het. Woningruil.
Ik ga naar de site. Je kan invullen wat je aanbiedt en wat je zoekt. Het lijkt de vleesmarkt wel. Twintig hits. Dat gaat goed. Uit veiligheidsoverwegingen staan er alleen postcodes. Je moet dus maar gokken waar in de straat je terechtkomt. Gelukkig zetten de meeste aanbieders hun telefoonnummer erbij. Even omnummeren en je hebt het adres. Hoezo veiligheidsoverwegingen. Opvallend veel hotmailadressen. MSN-nicknamen. Wat een armoedzaaiers. Goed dat heel Amsterdam een gratis glasvezelnetwerk krijgt.
Ik noteer wat adressen en besluit deze de andere dag te gaan bekijken. Het overtuigen van de tegenpartij doe ik daarna wel. De laatste hit ziet er goed uit. Hartje van de Pijp, Cornelis Troostplein. Moet weg wegens medische indicatie. Daar zal ik weinig overtuiging voor nodig hebben. Biedt driekamerwoning aan, zoekt vier of meer. Ik had vier kamers, dat zijn er nu drie. Ik heb twee deuren weggebroken maar dat valt wel te herstellen. Gaat lukken. Lift. Heb ik ook. Tuin of groot balkon. Heb ik ook. Max huur: ook goed. Euforisch scroll ik naar het telefoonnummer en e-mailadres, hier ga ik zaken mee doen. Dan zie ik het e-mailadres. Van een normale provider. Haar voornaam en haar achternaam, gescheiden door een punt.
Het was in de vijfde klas van het V.W.O. Onze school was net overgegaan op clusters. Zodoende zat je bij elk vak met andere mensen in de klas. Bij Nederlands kwam ze de eerste les als laatste binnen. Er was nog één plaats vrij. De tafel en stoel voor mij. Ze ging zitten. Ik was op slag verliefd. Dit was voor mij het mooiste meisje van de scholengemeenschap Werenfridus. Een half jaar later was ik haar vriend. Zij mijn vriendin. Mijn eerste vriendin. De eerste vergeet je niet. Nooit. Nooit meer.
Hoe weet ik zeker dat zij het is? Ik heb haar verhuisbericht nog. Ik controleer de telefoonnummers. Kan niet missen. Deductie en combinatie. Permutaties en combinaties. Zij ging economie studeren, ik wiskunde. Ik gaf haar bijles statistiek. Onnodig achteraf gezien, ze koos uiteindelijk voor de medische sector en werd verpleegster. Na de middelbare school vluchtten we allebei naar Amsterdam. Wat we gingen studeren wisten we niet, als het maar een universiteit in Amsterdam was. We ontdekten het leven, de wereld. We werden er samen volwassen. En we gingen er samen uit elkaar.
Wat nu, meteen bellen? Waarom wil ze weg? Is ze alleen? Ze ging daar samenwonen. Dat wel. Maar waarom staat háár e-mailadres er dan. De telefoon staat op háár naam. Ik check het telefoonnummer. Staat geregistreerd op drie hoog. De woning die ze aanbiedt heeft als adres één hoog. Vaag. Medische indicatie. Dat zal dan met traplopen te maken hebben. Zit hij in een rolstoel? Haar zwakke knieën? Waarom vier of meer kamers? Een aparte verzorgingskamer voor manlief? Verzorgt ze haar wegkwijnende moeder thuis? Of is ze kunstmatig geïnsemineerd en is ze zwanger van een meerling? Ik verstuur een voorzichtig verbaasde email en vraag of ze contact wil opnemen.
Een dag later fiets ik naar haar huis. Weinig te zien. Een hoop planten voor het raam. Ik controleer de naambordjes op de deur. Twee namen. Op één hoog. Ik pak het verhuisbericht erbij en bekijk zijn achternaam. Dus toch. Of toch niet. Bij mijzelf staan er ook nog steeds twee namen op het naambordje vermeld. Dus dat zegt niets.
Een week later krijg ik antwoord per email. Enigszins verbaasd maar verder koud en zakelijk, geen privé informatie. Geen antwoorden op mijn vragen. Niks over de medische indicatie. Praktische vragen over mijn woning. En of de woning gehorig is in verband met haar piano. Aha, een aparte muziekkamer. Misschien nog een studeerkamer. Daarom wil ze veel kamers. Ik mail terug dat ze een plattegrond van mijn woning en een huurspecificatie tegemoet kan zien. En dat ik mijn buren nog nooit heb horen klagen over mijn 2 x 200 watt.
Meteen de volgende dag maak ik de benodigde kopieën en fiets ik weer naar haar huis. Aanbellen? Dan heb ik de antwoorden. Aanbellen is overvallen. Ik houd zelf niet van overvallen, van verassingen. Dus doe ik het bij anderen ook niet. Email is daarom ideaal. Een kleine overval met veel bedenktijd. Sneaky gooi ik de envelop met de kopieën in haar brievenbus. Wordt dit mijn huis? Ons huis? Misschien trekt ze wel gewoon bij mij in.
Het is een week stil in de inbox. Ik loop de hele week in een roes. Zelfs op mijn werk check ik mijn home e-mailadres. Elk uur. Na een week de verlossing. En een klap in mijn gezicht. Je woning is niet veel groter dan de onze en daar schieten wij in onze situatie dus niet veel mee op. Au. Die dodelijke wij-vorm. Onze situatie? Welke situatie? Wat mankeer je? Wie wij? Jij en hem en je Siamese drieling?
Ze wenst me succes met verder zoeken. Ik zoek niet verder. Ik had het gevonden.
Ik wilde haar huis. Ik wilde haar.
Meiden fietsen nooit mee. Ze willen dat je met hen meegaat. Logisch, meisjes willen tussen hun eigen meisjesdingen in slaap vallen. Of ze hebben de pil niet bij zich, de demake-up ontbreekt, ze missen het schone slipje voor de volgende dag. Op zich vreemd. De basis van een goed antistalkbeleid is met de ander meegaan. Laat nooit weten waar je woont. Ga met de ander mee en je kan weggaan wanneer je wilt. Je hoeft je niet af te vragen wanneer die ander nou eens verdwijnt, je kan gewoon zelf weggaan. Nog leuker, bijna vernederend, weggaan voordat de ander wakker is. Ik snij mezelf dan wel in mijn vingers: niks beter dan katerige sex na een paar uur rusteloze slaap.
Als fulltime voyeur vermaak ik me overigens prima in andere huizen. Bij binnenkomst gaat mijn aandacht altijd uit naar het huis, de gastvrouw zelf moet maar even geduld hebben. Kan ze rustig eieren bakken. Waarschijnlijk omdat ik verwacht uit de aanblik van de woning meer informatie te verkrijgen. We manipuleren allemaal, we verzwijgen bepaalde zaken. De woning zwijgt ook maar zegt des te meer. De boekenkast, de platenkast: stokpaarden van mijn criteria. De douche. Ik hou van de meisjesdouche. Overal overbodige prullaria. Ontelbare doosjes met smeersels. Een markt die ik nooit vermoedde. Ik heb er een zwak voor. Ik smelt van volgestouwde douchekastjes en plankjes. De enige plek waar vrouwen efficiënter met ruimte omgaan dan mannen. Ultiem zijn wat dat betreft de studentenhuizen. De douche lijkt dan nog het meest op een drogisterij. Daarbij is er in studentenhuizen de gerede kans dat je in het verkeerde bed belandt. En als bonus altijd een stevige voetschimmel mee naar huis.
Ik surf tussen de woningaanbieders op het www. De woningmarkt in Amsterdam is verrot. Teveel geld voor te weinig woning, of je nu koopt of particulier huurt. Of de gemeente zou voor je deur een Noord/Zuidlijn moeten aanleggen, dat werkt nog wel. Met de daarmee verkregen urgentieverklaring duik je de sociale woningbouw in. Al surfend valt mijn oog op het hokje woningruil. Natuurlijk. Dat is het. Woningruil.
Ik ga naar de site. Je kan invullen wat je aanbiedt en wat je zoekt. Het lijkt de vleesmarkt wel. Twintig hits. Dat gaat goed. Uit veiligheidsoverwegingen staan er alleen postcodes. Je moet dus maar gokken waar in de straat je terechtkomt. Gelukkig zetten de meeste aanbieders hun telefoonnummer erbij. Even omnummeren en je hebt het adres. Hoezo veiligheidsoverwegingen. Opvallend veel hotmailadressen. MSN-nicknamen. Wat een armoedzaaiers. Goed dat heel Amsterdam een gratis glasvezelnetwerk krijgt.
Ik noteer wat adressen en besluit deze de andere dag te gaan bekijken. Het overtuigen van de tegenpartij doe ik daarna wel. De laatste hit ziet er goed uit. Hartje van de Pijp, Cornelis Troostplein. Moet weg wegens medische indicatie. Daar zal ik weinig overtuiging voor nodig hebben. Biedt driekamerwoning aan, zoekt vier of meer. Ik had vier kamers, dat zijn er nu drie. Ik heb twee deuren weggebroken maar dat valt wel te herstellen. Gaat lukken. Lift. Heb ik ook. Tuin of groot balkon. Heb ik ook. Max huur: ook goed. Euforisch scroll ik naar het telefoonnummer en e-mailadres, hier ga ik zaken mee doen. Dan zie ik het e-mailadres. Van een normale provider. Haar voornaam en haar achternaam, gescheiden door een punt.
Het was in de vijfde klas van het V.W.O. Onze school was net overgegaan op clusters. Zodoende zat je bij elk vak met andere mensen in de klas. Bij Nederlands kwam ze de eerste les als laatste binnen. Er was nog één plaats vrij. De tafel en stoel voor mij. Ze ging zitten. Ik was op slag verliefd. Dit was voor mij het mooiste meisje van de scholengemeenschap Werenfridus. Een half jaar later was ik haar vriend. Zij mijn vriendin. Mijn eerste vriendin. De eerste vergeet je niet. Nooit. Nooit meer.
Hoe weet ik zeker dat zij het is? Ik heb haar verhuisbericht nog. Ik controleer de telefoonnummers. Kan niet missen. Deductie en combinatie. Permutaties en combinaties. Zij ging economie studeren, ik wiskunde. Ik gaf haar bijles statistiek. Onnodig achteraf gezien, ze koos uiteindelijk voor de medische sector en werd verpleegster. Na de middelbare school vluchtten we allebei naar Amsterdam. Wat we gingen studeren wisten we niet, als het maar een universiteit in Amsterdam was. We ontdekten het leven, de wereld. We werden er samen volwassen. En we gingen er samen uit elkaar.
Wat nu, meteen bellen? Waarom wil ze weg? Is ze alleen? Ze ging daar samenwonen. Dat wel. Maar waarom staat háár e-mailadres er dan. De telefoon staat op háár naam. Ik check het telefoonnummer. Staat geregistreerd op drie hoog. De woning die ze aanbiedt heeft als adres één hoog. Vaag. Medische indicatie. Dat zal dan met traplopen te maken hebben. Zit hij in een rolstoel? Haar zwakke knieën? Waarom vier of meer kamers? Een aparte verzorgingskamer voor manlief? Verzorgt ze haar wegkwijnende moeder thuis? Of is ze kunstmatig geïnsemineerd en is ze zwanger van een meerling? Ik verstuur een voorzichtig verbaasde email en vraag of ze contact wil opnemen.
Een dag later fiets ik naar haar huis. Weinig te zien. Een hoop planten voor het raam. Ik controleer de naambordjes op de deur. Twee namen. Op één hoog. Ik pak het verhuisbericht erbij en bekijk zijn achternaam. Dus toch. Of toch niet. Bij mijzelf staan er ook nog steeds twee namen op het naambordje vermeld. Dus dat zegt niets.
Een week later krijg ik antwoord per email. Enigszins verbaasd maar verder koud en zakelijk, geen privé informatie. Geen antwoorden op mijn vragen. Niks over de medische indicatie. Praktische vragen over mijn woning. En of de woning gehorig is in verband met haar piano. Aha, een aparte muziekkamer. Misschien nog een studeerkamer. Daarom wil ze veel kamers. Ik mail terug dat ze een plattegrond van mijn woning en een huurspecificatie tegemoet kan zien. En dat ik mijn buren nog nooit heb horen klagen over mijn 2 x 200 watt.
Meteen de volgende dag maak ik de benodigde kopieën en fiets ik weer naar haar huis. Aanbellen? Dan heb ik de antwoorden. Aanbellen is overvallen. Ik houd zelf niet van overvallen, van verassingen. Dus doe ik het bij anderen ook niet. Email is daarom ideaal. Een kleine overval met veel bedenktijd. Sneaky gooi ik de envelop met de kopieën in haar brievenbus. Wordt dit mijn huis? Ons huis? Misschien trekt ze wel gewoon bij mij in.
Het is een week stil in de inbox. Ik loop de hele week in een roes. Zelfs op mijn werk check ik mijn home e-mailadres. Elk uur. Na een week de verlossing. En een klap in mijn gezicht. Je woning is niet veel groter dan de onze en daar schieten wij in onze situatie dus niet veel mee op. Au. Die dodelijke wij-vorm. Onze situatie? Welke situatie? Wat mankeer je? Wie wij? Jij en hem en je Siamese drieling?
Ze wenst me succes met verder zoeken. Ik zoek niet verder. Ik had het gevonden.
Ik wilde haar huis. Ik wilde haar.
17 October 2004
De vleesmarkt
We hebben allemaal één of meerdere exen, dus ik ook. Ik ben vrienden met mijn ex. Laten we haar Mex noemen. Ja, dat kan. Je kan vrienden zijn met Mex, hoezeer iedereen ook het tegendeel beweert.
Zorg ervoor dat er aan beide kanten geen verwachtingen meer zijn. Verwachtingen ondermijnen de nuchterheid en versterken de jaloezie. Wees duidelijk naar elkaar en je kan prima samen op stap. Jaloezie is een goede eigenschap, het laat zien dat je gevoelens hebt. Gedraag je echter volwassen en gun de ander het geluk. Waarom hij/zij wel en ik niet? Accepteer het maar als er nieuwe liefdes komen. Helaas is de edele kunst der acceptatie niet aan iedereen uitgedeeld.
We zijn nu even lang uit elkaar als dat we het bed deelden. Met onregelmatige regelmaat worden we samen dronken. We attenderen elkaar op loslopend vlees. Is dat niks voor je? Betere antennes dan exen zijn er niet.
Vrijdagnacht kwam Mex de kroeg binnengelopen en vertelde over haar blind date van even daarvoor. Het was weer niks. Even lozen bij de barkeeper. Is goed meid, daar ben ik voor. Na een afdoende aantal biertjes bekende ze me dat ze hem had opgeduikeld op een datingsite. Wat? Jij op een datingsite?
Daar gaan de vooroordelen. Ik dacht dat de datingbranche slechts bevolkt werd door analfabeten, desperaten, getraumatiseerden, kanslozen, verminkten, wanhopigen. Maar Mex is niets van dat alles. Mex is een leuke, mooie, intelligente meid. Mex lijdt aan het hoog opgeleide vrouw syndroom. Wanneer mannen erachter komen hoe ze haar geld verdient worden ze bang en knappen ze af. Mex is verre van wanhopig. Hetzelfde vooroordeel dat heerst bij de chatboxen. Chatboxen worden gevuld door bijstandsvrouwen met een kind aan de ene kant en rukkende mannetjes die vreemd gaan aan de andere kant. Ook onzin. Daar ben ik zelf het levende bewijs van. Ik heb geen kind.
Ik besluit Mex haar profiel maar eens te gaan bekijken en surf naar genoemde site. Login alert. Ik maak een fakeprofiel aan. Niet roker, sociaal roker, regelmatig roker. Waarom is er geen keuze voor kettingroker? Ben ik ongewenst? Niet drinker, sociaal drinker, regelmatig drinker. Alcoholisten dus ook niet toegestaan. Ik word melig. Ik raffel het profiel af en kies bij alle velden: vertel ik later. Nu snel naar binnen en plaatjes kijken.
Ik ontwaar een ene Shelly. Blond koppie, wallen onder haar ogen. Vind ik mooi. In haar profiel staat volslank. Aha. Daarom staat alleen haar hoofd op de foto. Ik lees verder. Twee kinderen. Knapt af op mannen die niet verder dan het uiterlijk kijken. Ja duhhh. Zeg dan gewoon dat je dik bent en dat je vent er vandoor is met een maatje 42. Op ieder potje past een dekseltje en aangezien je al twee keer gedekseld bent komt dat heus wel goed met je. Categorie verminkten.
Een paar pagina’s verder een ander blondje. Wendy. Hé, die ken ik uit het Odeoncafé. Ze verstoorde ooit mijn poging de barkeepster te versieren door mij een lift naar huis aan te bieden. Een minzame blik van de barkeepster was mijn beloning. Uiteindelijk fietste ik in mijn eentje naar huis. Wendy heeft een full body foto geplaatst. Goede actie want ze is fanatiek sporter. In haar hand heeft ze een brandende sigaret. En wat staat er in haar profiel? Niet roker. Blond van nature dus. Kansloos geval.
Mijn volgende keuze is Milou met de openingskraker: kommaarop dan. Erop? Nu al? Gevalletje desperate. Milou zet haar zoon op nummer 1. Fout! Geef je aanstaande ex de illusie dat hij nummer 1 kan worden. Dat hij het nooit zal worden moet je niet vertellen. Zonder manipuleren wordt het nooit wat. Nog een kansloos geval.
Lisa is huisvrouw met een dochter van 11 maanden. Zo, je mannetje vertrok dus tijdens je zwangerschap. Lisa heeft de instructies (let goed op je grammatica en maak geen spelfouten, het is zonde als mensen afknappen op slordigheden) goed gelezen. Lisa zoekt 'manne met karater'. Categorie analfabeet.
Starrie knapt af op mannen die niet sportief zijn. Mevrouw wil dus sufgeneukt worden. Ook vindt ze het prettig als een man meer dan één focuspunt heeft. Ik corrigeer het sufneuken. Starrie heeft naast de clitorale stimulatie ook haar g-spot ontdekt. Ik krijg de neiging haar het genot van de anale penetratie bij te brengen. Ze noemt zichzelf open minded. Ik zal haar een boek van De Sade laten lezen. De kanslozen hebben bij deze gewonnen.
Langzaam maar zeker doemen mijn vooroordelen weer op. De uitzondering bevestigt de regel en die uitzondering ga ik zo bekijken. Wel heb ik er een geweldig anti-depressiva bij. Een uurtje rondsurfen op een datingsite en ik kan er weer tegen. Sterker, ik moet oppassen voor een overdosis. Niet teveel profielen bekijken want ik lach me dood.
Ik pas mijn zoekopdracht aan en heb de uitzondering meteen te pakken. Mex had gelijk toen ze zei dat ze mij slimmer vond dan zichzelf. Mooie foto. Ze heeft photoshop ook onder de knie gekregen. Haar gezicht straalt aan alle kanten. Prachtige bos met haar, haar tandpastareclamegebit lacht me tegemoet. Wat moet ze hier tussen al die kanslozen? Haar openingstekst is origineel. Zou ze hem zelf verzonnen hebben? Ik onderschat haar waarschijnlijk, natuurlijk is die van haarzelf. Waar zou ze naar op zoek zijn? Ik scroll naar beneden. Bij ideale partner staat: een leuke gezellige man met humor, intelligentie en een niet te beroerd uiterlijk. Voelt zich aangetrokken tot: een beetje stoere mannen met een klein hartje.
Shit. Ze zoekt mij.
Zorg ervoor dat er aan beide kanten geen verwachtingen meer zijn. Verwachtingen ondermijnen de nuchterheid en versterken de jaloezie. Wees duidelijk naar elkaar en je kan prima samen op stap. Jaloezie is een goede eigenschap, het laat zien dat je gevoelens hebt. Gedraag je echter volwassen en gun de ander het geluk. Waarom hij/zij wel en ik niet? Accepteer het maar als er nieuwe liefdes komen. Helaas is de edele kunst der acceptatie niet aan iedereen uitgedeeld.
We zijn nu even lang uit elkaar als dat we het bed deelden. Met onregelmatige regelmaat worden we samen dronken. We attenderen elkaar op loslopend vlees. Is dat niks voor je? Betere antennes dan exen zijn er niet.
Vrijdagnacht kwam Mex de kroeg binnengelopen en vertelde over haar blind date van even daarvoor. Het was weer niks. Even lozen bij de barkeeper. Is goed meid, daar ben ik voor. Na een afdoende aantal biertjes bekende ze me dat ze hem had opgeduikeld op een datingsite. Wat? Jij op een datingsite?
Daar gaan de vooroordelen. Ik dacht dat de datingbranche slechts bevolkt werd door analfabeten, desperaten, getraumatiseerden, kanslozen, verminkten, wanhopigen. Maar Mex is niets van dat alles. Mex is een leuke, mooie, intelligente meid. Mex lijdt aan het hoog opgeleide vrouw syndroom. Wanneer mannen erachter komen hoe ze haar geld verdient worden ze bang en knappen ze af. Mex is verre van wanhopig. Hetzelfde vooroordeel dat heerst bij de chatboxen. Chatboxen worden gevuld door bijstandsvrouwen met een kind aan de ene kant en rukkende mannetjes die vreemd gaan aan de andere kant. Ook onzin. Daar ben ik zelf het levende bewijs van. Ik heb geen kind.
Ik besluit Mex haar profiel maar eens te gaan bekijken en surf naar genoemde site. Login alert. Ik maak een fakeprofiel aan. Niet roker, sociaal roker, regelmatig roker. Waarom is er geen keuze voor kettingroker? Ben ik ongewenst? Niet drinker, sociaal drinker, regelmatig drinker. Alcoholisten dus ook niet toegestaan. Ik word melig. Ik raffel het profiel af en kies bij alle velden: vertel ik later. Nu snel naar binnen en plaatjes kijken.
Ik ontwaar een ene Shelly. Blond koppie, wallen onder haar ogen. Vind ik mooi. In haar profiel staat volslank. Aha. Daarom staat alleen haar hoofd op de foto. Ik lees verder. Twee kinderen. Knapt af op mannen die niet verder dan het uiterlijk kijken. Ja duhhh. Zeg dan gewoon dat je dik bent en dat je vent er vandoor is met een maatje 42. Op ieder potje past een dekseltje en aangezien je al twee keer gedekseld bent komt dat heus wel goed met je. Categorie verminkten.
Een paar pagina’s verder een ander blondje. Wendy. Hé, die ken ik uit het Odeoncafé. Ze verstoorde ooit mijn poging de barkeepster te versieren door mij een lift naar huis aan te bieden. Een minzame blik van de barkeepster was mijn beloning. Uiteindelijk fietste ik in mijn eentje naar huis. Wendy heeft een full body foto geplaatst. Goede actie want ze is fanatiek sporter. In haar hand heeft ze een brandende sigaret. En wat staat er in haar profiel? Niet roker. Blond van nature dus. Kansloos geval.
Mijn volgende keuze is Milou met de openingskraker: kommaarop dan. Erop? Nu al? Gevalletje desperate. Milou zet haar zoon op nummer 1. Fout! Geef je aanstaande ex de illusie dat hij nummer 1 kan worden. Dat hij het nooit zal worden moet je niet vertellen. Zonder manipuleren wordt het nooit wat. Nog een kansloos geval.
Lisa is huisvrouw met een dochter van 11 maanden. Zo, je mannetje vertrok dus tijdens je zwangerschap. Lisa heeft de instructies (let goed op je grammatica en maak geen spelfouten, het is zonde als mensen afknappen op slordigheden) goed gelezen. Lisa zoekt 'manne met karater'. Categorie analfabeet.
Starrie knapt af op mannen die niet sportief zijn. Mevrouw wil dus sufgeneukt worden. Ook vindt ze het prettig als een man meer dan één focuspunt heeft. Ik corrigeer het sufneuken. Starrie heeft naast de clitorale stimulatie ook haar g-spot ontdekt. Ik krijg de neiging haar het genot van de anale penetratie bij te brengen. Ze noemt zichzelf open minded. Ik zal haar een boek van De Sade laten lezen. De kanslozen hebben bij deze gewonnen.
Langzaam maar zeker doemen mijn vooroordelen weer op. De uitzondering bevestigt de regel en die uitzondering ga ik zo bekijken. Wel heb ik er een geweldig anti-depressiva bij. Een uurtje rondsurfen op een datingsite en ik kan er weer tegen. Sterker, ik moet oppassen voor een overdosis. Niet teveel profielen bekijken want ik lach me dood.
Ik pas mijn zoekopdracht aan en heb de uitzondering meteen te pakken. Mex had gelijk toen ze zei dat ze mij slimmer vond dan zichzelf. Mooie foto. Ze heeft photoshop ook onder de knie gekregen. Haar gezicht straalt aan alle kanten. Prachtige bos met haar, haar tandpastareclamegebit lacht me tegemoet. Wat moet ze hier tussen al die kanslozen? Haar openingstekst is origineel. Zou ze hem zelf verzonnen hebben? Ik onderschat haar waarschijnlijk, natuurlijk is die van haarzelf. Waar zou ze naar op zoek zijn? Ik scroll naar beneden. Bij ideale partner staat: een leuke gezellige man met humor, intelligentie en een niet te beroerd uiterlijk. Voelt zich aangetrokken tot: een beetje stoere mannen met een klein hartje.
Shit. Ze zoekt mij.
13 October 2004
Bij Dirk
Je moet praktisch zijn in het leven. Ik fiets er elke dag langs op weg naar huis.
In mijn studententijd spekte ik er mijn studiebeurs. De avondvulploeg met een groepje medestudenten. Kratje bier, gesneuvelde zakken chips, muziekje erbij. We kwamen de avond wel door. En de onvermijdelijke hoofdkassière, blond, altijd op pumps, om onze moraal op peil te houden.
Er is een hoop veranderd. De paden, de indeling, het personeel. Wat er hetzelfde is gebleven zijn de ranzigheid en een nog steeds blonde, op pumps lopende hoofdkassière.
Ik wandel door de paden en probeer de geur van weleer op te roepen. Nieuwe schoonmaakmiddelen wellicht. De geur van herkenning blijft weg.
Ik prop de noodzakelijke levensbehoeften in mijn mandje. Ik loop naar de kassa’s en zoek mijn favoriet. Het Koreaantje staat vandaag achter de sigarettenbalie. Handig. Kan ik gedurende de wachttijd in de rij voor de kassa, en die is lang bij Dirk, fijn naar haar kijken.
Ze heeft geen klanten. Ze staat er het mooiste Koreaantje van de Dirk te zijn. Ze hangt verveeld over de balie. Dagdromend over kassameisjedingetjes: oogpotloodjes, hemalippenstift, de kapper, nieuwe laarsjes.
Het Koreaantje is mijn favoriet vanwege haar oogpotloodje, haar hemalippenstift, haar kapper, haar laarsjes.
Vanwege een dikke streep boven haar wimpers. Vanwege lieve, zachtroze lippen. Vanwege een bos gitzwart haar. Maar nog het meest vanwege haar laarsjes. Hoeveel paar zou ze hebben? Elke keer dat ik haar zie heeft ze een ander paar aan.
Het Koreaantje is klein. Kleine meisjes lopen op laarsjes om groter te lijken. Het Koreaantje loopt op laarsjes. Het Koreaantje is groots.
Net wanneer ik heb afgerekend bij mijn kassa draait ze zich om en begint loom wat sigarettenpakjes in de schappen te zetten. Ze staat met haar rug naar de balie. Ik geniet van haar zwarte haren. Haar rug. De bovenkant van haar kontje. Meer kan ik niet zien zonder over de balie te vallen.
Na een minuut voelt ze mijn ogen prikken en draait ze zich om. Ik doe mijn bestelling. Niet zodanig dat ze zich moet bukken of moet uitrekken, dat is té goedkoop, maar gewoon mijn vaste merk. Ik reken af en kijk in haar grote ogen. Het wisselgeld legt ze zachtjes terug in mijn rechterhand. Daarna reikt ze mij het pakje sigaretten aan. Haar pink streelt de palm van mijn hand.
Het loedertje. Door één blik en een zachte aanraking laat ze mijn geslacht zwellen. Met een halve erectie loop ik naar buiten.
In mijn studententijd spekte ik er mijn studiebeurs. De avondvulploeg met een groepje medestudenten. Kratje bier, gesneuvelde zakken chips, muziekje erbij. We kwamen de avond wel door. En de onvermijdelijke hoofdkassière, blond, altijd op pumps, om onze moraal op peil te houden.
Er is een hoop veranderd. De paden, de indeling, het personeel. Wat er hetzelfde is gebleven zijn de ranzigheid en een nog steeds blonde, op pumps lopende hoofdkassière.
Ik wandel door de paden en probeer de geur van weleer op te roepen. Nieuwe schoonmaakmiddelen wellicht. De geur van herkenning blijft weg.
Ik prop de noodzakelijke levensbehoeften in mijn mandje. Ik loop naar de kassa’s en zoek mijn favoriet. Het Koreaantje staat vandaag achter de sigarettenbalie. Handig. Kan ik gedurende de wachttijd in de rij voor de kassa, en die is lang bij Dirk, fijn naar haar kijken.
Ze heeft geen klanten. Ze staat er het mooiste Koreaantje van de Dirk te zijn. Ze hangt verveeld over de balie. Dagdromend over kassameisjedingetjes: oogpotloodjes, hemalippenstift, de kapper, nieuwe laarsjes.
Het Koreaantje is mijn favoriet vanwege haar oogpotloodje, haar hemalippenstift, haar kapper, haar laarsjes.
Vanwege een dikke streep boven haar wimpers. Vanwege lieve, zachtroze lippen. Vanwege een bos gitzwart haar. Maar nog het meest vanwege haar laarsjes. Hoeveel paar zou ze hebben? Elke keer dat ik haar zie heeft ze een ander paar aan.
Het Koreaantje is klein. Kleine meisjes lopen op laarsjes om groter te lijken. Het Koreaantje loopt op laarsjes. Het Koreaantje is groots.
Net wanneer ik heb afgerekend bij mijn kassa draait ze zich om en begint loom wat sigarettenpakjes in de schappen te zetten. Ze staat met haar rug naar de balie. Ik geniet van haar zwarte haren. Haar rug. De bovenkant van haar kontje. Meer kan ik niet zien zonder over de balie te vallen.
Na een minuut voelt ze mijn ogen prikken en draait ze zich om. Ik doe mijn bestelling. Niet zodanig dat ze zich moet bukken of moet uitrekken, dat is té goedkoop, maar gewoon mijn vaste merk. Ik reken af en kijk in haar grote ogen. Het wisselgeld legt ze zachtjes terug in mijn rechterhand. Daarna reikt ze mij het pakje sigaretten aan. Haar pink streelt de palm van mijn hand.
Het loedertje. Door één blik en een zachte aanraking laat ze mijn geslacht zwellen. Met een halve erectie loop ik naar buiten.
04 October 2004
Keutel
Ik heb haar sinds De Parade niet meer gezien. Oké, we werken allebei veel en onregelmatig. Onze weekenden vallen nooit samen. Onze afspraken zijn daarom altijd dynamisch. Vier keer zijn we er geweest dit jaar. Vier top avonden. Sushi en rosé. Veel rosé. Zwalkend over het terrein kwamen we op één van die avonden mijn zwangere manager tegen. Of ze mijn vriendin is? Wie?
Na anderhalve maand belt ze me op. De eerste communicatie op wat sms-technologie na:
Hoi, Ik zit in Bangkok. Bel je snel! Kus.
Oh, daar zit ze dus. Met die stewardessen weet je nooit waar en wanneer ze blijven plakken. Mooie verhalen maar onmogelijke bereikbaarheid. Thaise condooms. Ik begin te rillen.
Tegen mijn gewoonte in neem ik de telefoon op. Wat ik vrijdag doe? Werken. O, ja. Dinsdag dan? Dan heb ik al een afspraak. Daarna dan? Te laat, ik moet vroeg op. Welnee, blijf je toch lekker slapen? Wat ik wil eten? Praktisch type. Ze weet zich goed te verkopen of ze wil me echt graag zien. Ik denk het eerste maar romantiseer het laatste. De gedachte aan haar bed is doorslaggevend. Doe maar rode wijn en tapenade. Wierook brandt standaard.
Ik heb helemaal geen afspraak. Ik moet naar Almere. Eén van mijn vrienden is er na zijn trouwen gaan wonen. Een stel zonder vrienden. Als enige vriend mag ik, tijdens hun vakantie, van Amsterdam naar Almere heen en weer om hun twee katten te voorzien en te ontdoen van noodzakelijkheden. Ik ben allergisch voor katten. Na elk bezoek aan een kattenhouder ben ik een uur bezig met mijn kleding te ontharen. Mijn ogen hebben een dag nodig om te herstellen. Ondraaglijke jeuk. Ik haat katten.
Ik draai bij en verheug me op een nachtje Zeeburgerdijk. Waarom is het bij vrouwen thuis altijd gezelliger dan bij mannen? Ik ben jaloers op de huizen van vrouwen. Laat ik eens bloemen voor haar meenemen. Kaas voor bij de wijn. Ik ga trutten. Grunge, sissyboy of sportief? Woensdag stiekem vrij nemen. Samen uitslapen. Ontbijten in de stad. Kunnen we naar de Albert Cuyp en het Waterlooplein. Het liefst in de regen. Regen is goed tegen kattenharen.
Dinsdagavond. Ik sta keutels te scheppen als mijn mobiel begint te piepen.
Sorry, dubbele afspraak gemaakt. Volgende week? Kus.
Sledt!.
Hiehie. Kus.
Ik wrijf in mijn ogen. Krab aan mijn armen. Ik zoek iets om me op af te reageren. Ik vul de etensbakken. Twee enthousiaste kopjes komen op het gerammel af.
Na anderhalve maand belt ze me op. De eerste communicatie op wat sms-technologie na:
Hoi, Ik zit in Bangkok. Bel je snel! Kus.
Oh, daar zit ze dus. Met die stewardessen weet je nooit waar en wanneer ze blijven plakken. Mooie verhalen maar onmogelijke bereikbaarheid. Thaise condooms. Ik begin te rillen.
Tegen mijn gewoonte in neem ik de telefoon op. Wat ik vrijdag doe? Werken. O, ja. Dinsdag dan? Dan heb ik al een afspraak. Daarna dan? Te laat, ik moet vroeg op. Welnee, blijf je toch lekker slapen? Wat ik wil eten? Praktisch type. Ze weet zich goed te verkopen of ze wil me echt graag zien. Ik denk het eerste maar romantiseer het laatste. De gedachte aan haar bed is doorslaggevend. Doe maar rode wijn en tapenade. Wierook brandt standaard.
Ik heb helemaal geen afspraak. Ik moet naar Almere. Eén van mijn vrienden is er na zijn trouwen gaan wonen. Een stel zonder vrienden. Als enige vriend mag ik, tijdens hun vakantie, van Amsterdam naar Almere heen en weer om hun twee katten te voorzien en te ontdoen van noodzakelijkheden. Ik ben allergisch voor katten. Na elk bezoek aan een kattenhouder ben ik een uur bezig met mijn kleding te ontharen. Mijn ogen hebben een dag nodig om te herstellen. Ondraaglijke jeuk. Ik haat katten.
Ik draai bij en verheug me op een nachtje Zeeburgerdijk. Waarom is het bij vrouwen thuis altijd gezelliger dan bij mannen? Ik ben jaloers op de huizen van vrouwen. Laat ik eens bloemen voor haar meenemen. Kaas voor bij de wijn. Ik ga trutten. Grunge, sissyboy of sportief? Woensdag stiekem vrij nemen. Samen uitslapen. Ontbijten in de stad. Kunnen we naar de Albert Cuyp en het Waterlooplein. Het liefst in de regen. Regen is goed tegen kattenharen.
Dinsdagavond. Ik sta keutels te scheppen als mijn mobiel begint te piepen.
Sorry, dubbele afspraak gemaakt. Volgende week? Kus.
Sledt!.
Hiehie. Kus.
Ik wrijf in mijn ogen. Krab aan mijn armen. Ik zoek iets om me op af te reageren. Ik vul de etensbakken. Twee enthousiaste kopjes komen op het gerammel af.
28 September 2004
Zondag
Zondag gebeurt er nooit wat. Voorzien van een boek wacht ik op jou. Je belt af.
Telefoon is kut, zeker om afscheid te nemen. Ik kan ook helemaal geen verhalen vertellen door de telefoon, iets weerhoudt me. Lange avonden aan tafel zorgen voor de juiste dosis verhalen, dan zit ik lekker rustig en kan alles in het juiste perspectief worden verteld, al dan niet ingehaald door de tijd. Vandaar mijn voorkeur voor de kroeg en het eetcafeetje.
Jammer dat we elkaar niet meer treffen, het zij zo. Sinds jullie Indiatrip heeft acceptatie een triomfantelijke vlucht genomen in mijn leven. Het verlangen en de bijbehorende teleurstellingen zijn gebleven, maar dat kunnen we eenvoudig afdoen met 'hoort bij het leven'. Daarbij worden we harder, ook voor onszelf, en ook niet onbelangrijk: we stompen af. Alles lijkt belangrijk en niks is belangrijk.
Tijd voor een borrel. En nog eentje. Na elf diensten in negen achtereenvolgende dagen heb ik dat wel verdiend. De rust in het café maakt me onrustig, juist door het vele werken sta ik strak van de adrenaline, als ik niks te doen heb stort ik in.
Eén van de filmoperatoren komt langs na zijn werk en geeft de avond nog wat vreugde. Hij kent wat mensen die aan de stamtafel een verhitte discussie voeren. Tegen sluitingstijd zit hij er met een meid die hij kent van de antikraak als laatste overgebleven. Ik maak mijn werk af, doe de gordijnen dicht, schenk de glazen vol en ga bij ze zitten. Het vrouwelijk gezelschap blijkt een aardig ontwikkelde muzieksmaak te hebben, die ze overigens ook niet onder stoelen of banken steekt.
Ik verwachtte dat de filmoperator en zij de nacht gepast zouden beëindigen maar hij trekt het niet en neemt afscheid. En voordat ik het in de gaten heb zit ik nog alleen met de mij volkomen onbekende Juffrouw T.
De discussie over de muziek had al genoeg losgemaakt dus het gesprek verliep soepel. Ze complimenteerde me met wat ik die avond had gedraaid, helemaal toen ik op dat moment Angel opzette. Angel was de deur naar de privéverhalen. We gooiden onze ziel op tafel. Had ik beter niet kunnen doen.
Ik wentelde in zelfbeklag. Ze prikte dwars door me heen. Ze noemde me verbitterd. Ze zei dat ik mijn dromen moet volgen, dat ik moet doen wat ik leuk vind. Fuck kantoorbaan. Fuck zekerheid. Fokkit. Haar favoriete stopwoord. De psychologische drie-eenheid wonen-werk-relatie maakte ze met de grond gelijk. Vond ze gelul. Je hebt alles zelf in de hand. Je moet jezelf niet verbergen achter kortzichtig psychologisch geneuzel. Ik heb peper in mijn reet nodig en moet controle over mijn eigen leven hebben.
Ik heb zelf ook wel eens de overhand gehad in zulke discussies. Meestal houd je dan jezelf een spiegel voor, het is pure projectie. In dit geval niet. Hier zat iemand die wist waar ze het over had en daar ook naar leefde. En die mijn geveinsde ellende rigoreus ontrafelde tot er niets meer van over was.
Als een geslagen hond viel ik stil na haar tirade. Als ik überhaupt al romantische gedachten had gehad waren die nu alsnog verdwenen. Uiteindelijk stond ze op, gaf me drie zoenen en heel even voelde ik de warmte en de vorm van haar lichaam. Tenger, stevig. Stond ik nu alsnog verliefd te worden of liet ik me meeslepen door de drank en maakte ik de fout die zovelen maken. Verward liet ze me achter.
Ik haalde de fles jutter nog maar eens tevoorschijn. Morgen eindelijk vrij.
Telefoon is kut, zeker om afscheid te nemen. Ik kan ook helemaal geen verhalen vertellen door de telefoon, iets weerhoudt me. Lange avonden aan tafel zorgen voor de juiste dosis verhalen, dan zit ik lekker rustig en kan alles in het juiste perspectief worden verteld, al dan niet ingehaald door de tijd. Vandaar mijn voorkeur voor de kroeg en het eetcafeetje.
Jammer dat we elkaar niet meer treffen, het zij zo. Sinds jullie Indiatrip heeft acceptatie een triomfantelijke vlucht genomen in mijn leven. Het verlangen en de bijbehorende teleurstellingen zijn gebleven, maar dat kunnen we eenvoudig afdoen met 'hoort bij het leven'. Daarbij worden we harder, ook voor onszelf, en ook niet onbelangrijk: we stompen af. Alles lijkt belangrijk en niks is belangrijk.
Tijd voor een borrel. En nog eentje. Na elf diensten in negen achtereenvolgende dagen heb ik dat wel verdiend. De rust in het café maakt me onrustig, juist door het vele werken sta ik strak van de adrenaline, als ik niks te doen heb stort ik in.
Eén van de filmoperatoren komt langs na zijn werk en geeft de avond nog wat vreugde. Hij kent wat mensen die aan de stamtafel een verhitte discussie voeren. Tegen sluitingstijd zit hij er met een meid die hij kent van de antikraak als laatste overgebleven. Ik maak mijn werk af, doe de gordijnen dicht, schenk de glazen vol en ga bij ze zitten. Het vrouwelijk gezelschap blijkt een aardig ontwikkelde muzieksmaak te hebben, die ze overigens ook niet onder stoelen of banken steekt.
Ik verwachtte dat de filmoperator en zij de nacht gepast zouden beëindigen maar hij trekt het niet en neemt afscheid. En voordat ik het in de gaten heb zit ik nog alleen met de mij volkomen onbekende Juffrouw T.
De discussie over de muziek had al genoeg losgemaakt dus het gesprek verliep soepel. Ze complimenteerde me met wat ik die avond had gedraaid, helemaal toen ik op dat moment Angel opzette. Angel was de deur naar de privéverhalen. We gooiden onze ziel op tafel. Had ik beter niet kunnen doen.
Ik wentelde in zelfbeklag. Ze prikte dwars door me heen. Ze noemde me verbitterd. Ze zei dat ik mijn dromen moet volgen, dat ik moet doen wat ik leuk vind. Fuck kantoorbaan. Fuck zekerheid. Fokkit. Haar favoriete stopwoord. De psychologische drie-eenheid wonen-werk-relatie maakte ze met de grond gelijk. Vond ze gelul. Je hebt alles zelf in de hand. Je moet jezelf niet verbergen achter kortzichtig psychologisch geneuzel. Ik heb peper in mijn reet nodig en moet controle over mijn eigen leven hebben.
Ik heb zelf ook wel eens de overhand gehad in zulke discussies. Meestal houd je dan jezelf een spiegel voor, het is pure projectie. In dit geval niet. Hier zat iemand die wist waar ze het over had en daar ook naar leefde. En die mijn geveinsde ellende rigoreus ontrafelde tot er niets meer van over was.
Als een geslagen hond viel ik stil na haar tirade. Als ik überhaupt al romantische gedachten had gehad waren die nu alsnog verdwenen. Uiteindelijk stond ze op, gaf me drie zoenen en heel even voelde ik de warmte en de vorm van haar lichaam. Tenger, stevig. Stond ik nu alsnog verliefd te worden of liet ik me meeslepen door de drank en maakte ik de fout die zovelen maken. Verward liet ze me achter.
Ik haalde de fles jutter nog maar eens tevoorschijn. Morgen eindelijk vrij.
Subscribe to:
Posts (Atom)