27 July 2008

22:56

Er brandde een rood lampje. Daar schrok ze van. Ik niet, rode lampjes branden vaak zonder reden. De dashboardverlichting was wat zwak. Daar schrok ze van. Ik niet, als je de hele dag de zon hebt gezien is elk beeld schemerig. Toen lieten de wolken al hun water vallen en de ruitenwissers moesten aan. De ruitenwissers gingen niet zo snel. Daar schrok ze van. In stand één en stand twee deden ze helemaal niets, in de derde stand waren ze nog wel bereid om over de voorruit heen te kruipen. Dat was niet handig want nu konden we de weg niet goed zien. Wanneer je auto rijdt is het belangrijk dat je de weg waarop je rijdt kunt zien. Anders zou je de weg kunnen kwijtraken. Raak is in dat geval mis. We volgden de witte strepen aan de linkerkant van de auto. De witte strepen werden steeds slechter zichtbaar en verdwenen langzaam in het donker. We concludeerden dat de verlichting het had begeven. Toen stopten de ruitenwissers er voorgoed mee en ook de dashboardverlichting had er geen zin meer in. De auto rolde nog een stukje door en toen stonden we stil. Midden op de snelweg, in het pikkedonker, in de middle of nowhere, terwijl de regen met bakken tegelijk naar beneden kwam. Het was een kwestie van seconden voordat de eerstvolgende weggebruiker bovenop ons zou knallen, een enkele reis naar de hemel als bonus bij de blikschade achterlatend. Samen naar de hemel, ten minste één droom zou zijn uitgekomen.