Ik kwam uit het examen en er lag een bericht op het bureau. Of ik wilde terugbellen. Het examen ging goed, dank je. Alle examens gaan tegenwoordig goed, ik kom bijna niet meer in de kroeg. Het leven wordt er niet interessanter op.
Waarom ze belde was geen examenvraag, wel houdt het me meer bezig dan de getoetste kennis. Het was een statusexamen, ik zal mijn gezag eraan ontlenen. Hoger scoren dan de rest, dat was de opdracht. Ik bel haar terug, dat was een bevel.
Het is het keerpunt na twee weken zwijgen, pas nu ben ik bereid te praten. Natuurlijk bloost ze als ze me ziet zitten, natuurlijk loopt ze voorovergebogen, natuurlijk begint ze meteen te ratelen terwijl ze niet in de gaten heeft dat ik een andere route langs de buffetten loop.
Ik beantwoord de berichten die twee weken hebben liggen wachten. Waarop eigenlijk? Ik heb het niet gevierd. Natuurlijk staat de fles drank die ik vorig jaar kreeg ongeopend in de kast, ze weten niet dat ik thuis niet drink. Wat weten ze eigenlijk wel van me? Ze weten helemaal niets.
Ik draai om de antwoorden heen, de antwoorden staan beschreven, waarom zou ik in herhaling vallen? Wat heb ik nog in een kroeg te zoeken? De vergetelheid nadert terwijl de aandacht zich verwijdert. Euforisch verstuur ik een oud log, hier zijn de antwoorden. Het is een tien, feilloos. Nu zijn ze stil, ik snoer monden zonder handen. Het moment van spijt valt gelijk met enter. Nu weet ze teveel.
Morgen ga ik naar de kroeg, er is niets te vieren. Ik weet genoeg.