Het onderscheid maken tussen de boodschapper en de boodschap blijft moeilijk. Stel dat ik zeg: "Je bent een trut." Je wordt verdrietig en boos en roept "Waarom vind je mij een trut?" Dat is begrijpelijk maar ook dom. Dat vind ik namelijk niet, het is zo. En je bent niet alleen een trut, je bent ook nog doof. Het is geen mening maar het is een vaststaand feit. Het feit is de boodschap, wie het zegt doet niet terzake. De boodschapper meldt de boodschap, laat daarom de boodschapper met rust.
Het kan confronterend zijn, zo’n boodschap. Wanneer iets confronterend is, dan werkt dat op je gemoed. In de linker hersenhelft draait een radartje en je krijgt het signaal om te reageren op de confrontatie. Het gevolg van deze kennisverrijking is een emotionele reactie – je bent niet alleen een trut maar ook nog een jankerd - een reactie die zich richt op de persoon die voor je staat. Je richt jezelf op de boodschapper waarbij je voorbij gaat aan de boodschap. Want het feit dat je een trut bent, blijft. "Zie je niet wat je doet?" volgt daarna. Ja, ik zie dat wel, maar zie je het zelf ook? Je bent niet alleen een trut maar ook nog blind.
Kennisverrijking is kennis tot je nemen, begrijpen en bewaren. Je wordt verrijkt met kennis, je bent nu kennis rijker dan een minuut geleden. Kennisverijking, met een r minder, is het ijken van kennis. IJken is het toetsen aan gestelde eisen, voldoe je aan de eisen dan verdien je daarmee een ijk. Een ijk is een teken dat wordt ingeslagen of ingebrand. Het is dat je een hekel aan rokers hebt, anders had ik een sigaret gebruikt.
Het feit dat je een trut bent wordt er ingeslagen, wie niet horen wil moet voelen. Dat doet even zeer, nu maar hopen dat je het ook nog begrijpt. De boodschapper, dat ben ik, de boodschap is en blijft dat je een trut bent. Doe er je voordeel mee.