De klant voor mij stopt boodschappen in tassen. De scanstraat stokt. Atchara maakt haar staartje los. Ze doet het elastiekje om haar pols en schudt haar haren. Ze drukt met haar handen wat volume in het haar. Ze kijkt in een voor mij niet zichtbaar schermpje, ze buigt voorover, kijkt nogmaals in het schermpje en trekt wat plukjes haar naar voren. Zo wachten we samen totdat de klant voor mij klaar is met inpakken.
Op posters die tegen het raam zijn aangeplakt staan de aanbiedingen van deze week. Ik let niet op aanbiedingen, ik koop wat ik nodig heb. Soms heb ik niets nodig maar ga ik toch in de rij staan. Dan koop ik iets dat handig is. Vuilniszakken zijn handig, er is altijd overbodig materiaal, er is altijd vuilnis. Er zijn ook altijd overbodige mensen, er zijn altijd vuile mensen. De nageboorte met de rode stip op het voorhoofd heb ik nooit meer gezien. Misschien is de vuilnisbak waarin ze woonden, leeggehaald.
Ontvrienden is het woord van het jaar. Een mens moet met zijn tijd meegaan. Zo beschouwd is 2009 geslaagd. Ontvrienden staat niet in de spellingcontrole, waarmee de levensduur van een hype weer eens wordt bewezen. Ontvrienden is voor mietjes, een beetje vent verwijdert zijn hele account.
Soms ga ik naar de AH. Er is verschil tussen het publiek van de Dirk en het publiek van de AH. Het publiek van de AH doet alsof ze meer geld hebben. Er is ook verschil tussen de caissières van de Dirk en de caissières van de AH. De caissières van de AH hebben gesprekstraining gevolgd. De caissières van de Dirk hebben Nederlandse les gevolgd. De caissières van de Dirk zijn leuker. Daarom ga ik soms naar de AH. Leuke dingen moeten niet te lang duren.
Soms denk ik aan andere werkgevers. Soms denk ik eraan hier weer te gaan werken. Vakken vullen in de avonduren. Doosje openmaken, spullen in de schappen zetten. Eenvoudig werk schept een eenvoudig leven. De mens verlangt naar eenvoud wanneer hij geen overzicht meer heeft. Doosje opvouwen, doosje opruimen, de artikelen spiegelen. Eenvoud wordt geassocieerd met saaiheid. Atchara maakt ieder andere werkgever saai. Soms denk ik aan mijn fiets die buiten in de regen staat. Meestal denk ik aan wat ik vanavond zal gaan eten.
Bij de sigarettenbalie klaagt een klant over de prijs van een afgeprijsd artikel. Nederlanders klagen graag. Het is te warm of het is te koud. Het is te droog of het is te nat. Het is een slet of het is een maagd. Ze is frigide of ze is nymfomaan. Het Nederlanderschap als identiteit. Zuinige, hardwerkende, klagende mensen. Ik kwam haar afgelopen zomer tegen, op de Ruysdaelkade. Misschien dacht ze hetzelfde over mij.
Steeds vaker word ik geconfronteerd met beelden uit het verleden. Een jaar geleden is ook verleden. De beelden komen als vanzelf, niet dwingend, wel onvermijdelijk. Is dat ook ouderdom?
Christine was er (koffie verkeerd), ze is later verhuisd naar de Verenigde Staten. Rebecca was er, met haar moeder (twee thee). Fleur was er (fluitje). Jody was er (witte wijn met ijs), Wendy en Sanne waren er (allebei Baileys met ijs). Vanaf de eerste dag dat ik een computer bezit, heb ik Wendy gezocht. Er staat veel op het internet, maar Wendy staat niet op het internet. Lilian was er (rode wijn), later ook verkast naar de Verenigde Staten. Zusje kwam haar tegen in het vliegtuig. "Doe hem de groeten als je hem ziet," zei Lilian. Zusje deed de groeten. Zusje was er zelf niet, Zusje zat in India. Louise en Piek waren er ook niet, ik weet niet waar ze zaten (allebei een fluitje). Het Barleus was er, met te dure champagne (allemaal een vaasje).
De beelden dwarrelen de gedachten binnen, om er rond te huppelen, heen en weer te springen, zonder doel, zonder reden, zonder betekenis, even aanwezig als een vervelend kind dat niet stil blijft zitten. Wanneer iets irriteert, trekt het je aandacht. Je probeert het te vermijden, met een averechts gevolg. Leuke dingen daarentegen lossen op in het gewone, verdwijnen in de saaiheid van het dagelijks gebruik. Soms neem ik een andere kassa, om vanuit een andere hoek te kijken.
Soms denk ik nog aan haar. Misschien ligt ze in de zon. Misschien ligt ze in het park. Misschien ligt ze in bed. Ze ligt op haar rug. Aan zijn ademhaling merkt ze dat het is afgelopen. Hij richt zich op, zijn geslacht glijdt naar buiten. Hij gaat naast haar liggen en trekt het laken over haar heen. Waar is de zon gebleven? Soms denk ik niets.
De klant voor mij is klaar met inpakken. Atchara scant mijn boodschappen. Nadat ik heb afgerekend en mijn boodschappen inpak, haalt ze het elastiekje van haar pols. In een vloeiende beweging brengt ze haar haren weer bij elkaar. Samen met het staartje wacht ze op de volgende klant.
03 December 2009
Opium
De woorden komen niet meer. Is dat ook ouderdom? Buiten sta ik te roken, ik krijg een aansteker.
Opium is een lounge-tent aan de Sloterplas. Je kunt er ook eten. In de zomer zit het terras waarschijnlijk vol. Nu, herfst 2009, is het binnen zo goed als leeg. Er zit een grote groep, etentje van de moeder van de eigenaar. En wij zitten er. Jaarlijks etentje van de gouden fabrieksclub uit 2002.
Intussen gepromoveerd naar sleutelposities binnen de lijn of naar boven gelikt naar de staf. Ik begin over drie maanden bij de staf. Ik heb het niet verteld. Ik heb niet gelikt. Ik heb gewerkt en gestudeerd. Ruzie gemaakt.
Be yourself tonight.
18 November 2009
Motor
Een veel gemaakte fout is het gebruik van de uitdrukking door de war. Door de war is een stijlfout. Om precies te zijn is het een contaminatie. Contaminatie betekent samentrekking. De stijlfout is het samentrekken van door elkaar en in de war.
Een andere veelgemaakte fout is de maakbaarheid van het leven. Dat is geen stijlfout maar een denkfout. De grote denkers verwarren willen met kunnen.
Je kunt jezelf afvragen waarom. De mens wil het maken maar de mens kan het niet maken. Je kunt het ook accepteren.
Stijlfout is uiterlijk, denkfout is innerlijk. Regenlaarzen onder een rokje is een stijlfout, regenlaarzen onder een bikini is een denkfout.
Eerst brak het lipje van de rits van mijn broek. Dat is klein leed. Het was de rits van mijn favoriete broek. Dat is leder. Daarna brak het lipje van de rits van mijn jas. Van mijn favoriete jas. Toen ging ik naar het winkelcentrum en kocht ik een overhemd en een paar laarzen. De verkoopster wreef over haar hoofd.
"Ik kreeg de doos op mijn kop."
Niet logisch, wel bevredigend.
Nadat er was afgerekend vroeg de verkoopster of ik er een doos bij wilde. Er stonden er drie achter de kassa. Dat is een veelgemaakte grap.
Een andere veel gemaakte fout is het in elkaar halen van hoop en verwachting. Je hoopt op een leuke avond. De avond blijkt niet leuk. De ontevredenheid ontstaat niet doordat de avond niet leuk is. De ontevredenheid ontstaat omdat de verwachting niet is uitgekomen. Communicatie leidt niet tot contaminatie. Logisch en onbevredigend.
"Ik wil passie," zegt Kim.
Een broek is geen passie, zeker niet als het lipje van de rits is afgebroken. Knopen zouden kunnen. Knopen kunnen aardig in de war zitten.
Fatima draagt motorlaarzen. Fátima heeft helemaal geen motor. Fatima is een doos, een doos in elkaar.
Communicatie geschiedt door beeld, spraak of schrift. Een bericht is een teken van leven. Paradoxaal genoeg leest een willekeurig bericht als doodvonnis. Geen bericht is daarom goed bericht.
Soms denk ik dat je dood bent. Dat is een stijlfout. Ik accepteer het niet - accepteren is een denkfout. De vraag is waarom.
Een andere veelgemaakte fout is de maakbaarheid van het leven. Dat is geen stijlfout maar een denkfout. De grote denkers verwarren willen met kunnen.
Je kunt jezelf afvragen waarom. De mens wil het maken maar de mens kan het niet maken. Je kunt het ook accepteren.
Stijlfout is uiterlijk, denkfout is innerlijk. Regenlaarzen onder een rokje is een stijlfout, regenlaarzen onder een bikini is een denkfout.
Eerst brak het lipje van de rits van mijn broek. Dat is klein leed. Het was de rits van mijn favoriete broek. Dat is leder. Daarna brak het lipje van de rits van mijn jas. Van mijn favoriete jas. Toen ging ik naar het winkelcentrum en kocht ik een overhemd en een paar laarzen. De verkoopster wreef over haar hoofd.
"Ik kreeg de doos op mijn kop."
Niet logisch, wel bevredigend.
Nadat er was afgerekend vroeg de verkoopster of ik er een doos bij wilde. Er stonden er drie achter de kassa. Dat is een veelgemaakte grap.
Een andere veel gemaakte fout is het in elkaar halen van hoop en verwachting. Je hoopt op een leuke avond. De avond blijkt niet leuk. De ontevredenheid ontstaat niet doordat de avond niet leuk is. De ontevredenheid ontstaat omdat de verwachting niet is uitgekomen. Communicatie leidt niet tot contaminatie. Logisch en onbevredigend.
"Ik wil passie," zegt Kim.
Een broek is geen passie, zeker niet als het lipje van de rits is afgebroken. Knopen zouden kunnen. Knopen kunnen aardig in de war zitten.
Fatima draagt motorlaarzen. Fátima heeft helemaal geen motor. Fatima is een doos, een doos in elkaar.
Communicatie geschiedt door beeld, spraak of schrift. Een bericht is een teken van leven. Paradoxaal genoeg leest een willekeurig bericht als doodvonnis. Geen bericht is daarom goed bericht.
Soms denk ik dat je dood bent. Dat is een stijlfout. Ik accepteer het niet - accepteren is een denkfout. De vraag is waarom.
06 November 2009
Kimchi
Een verhaal met een kop en een staart zit er niet meer in. Werken, eten, slapen - en dat dag op dag onder. Vroeger was ik bang voor zo’n leven. Nu leid ik zo’n leven.
Werken, eten, slapen. Het is saai. Er gebeurt niets. Het is eigenlijk heel erg saai. Er gebeurt echt helemaal niets. Hoe kan een mens bang zijn voor niets?
Vorige week schreef ik dat ik ander werk ging zoeken. Daar had ook leven kunnen staan. Deze week kreeg ik een mail van Leiding. Of ik nog interesse had. Leiding heeft man, kind en geen tieten. Interesse betrof in dit geval dus niet leven.
Zet je probleem op papier en in een week is het probleem opgelost. Mensen zijn hardnekkiger in hun verdwijnen.
Het is ‘s avonds donker en de fietsverlichting moet aan. De dynamo deed raar en ik gaf een schop. Ik schop zelden, er knapte iets. De rest van de terugweg fietste ik in het donker.
Er zijn van die momenten dat je denkt, dit is zo’n moment. Op het project heet roken vergaderen. We vergaderen wat af. Typisch geval van je had erbij moeten zijn.
Het project was bijna klaar. Toen gingen we testen en waren we toch niet klaar. Na een nachtje programmeren was het project weer bijna klaar. We draaiden de handel en toen waren we toch niet klaar. Na nog een test rekende ik uit hoeveel externen ik nodig had. Ik kan goed rekenen. Voordat ik het bevel uitzette, deed ik één 06-je. Ik noemde een bedrag. Toen was het project toch opeens wel klaar. Zakendoen is geen werken - geen werken zoals in werken, eten, slapen.
Nieuw op de werkvloer is een groep hogeschool studenten. Het is waar wat ze zeggen, ze worden steeds groter. Leiding stelde als voorwaarde dat ik verder studeer. We hebben een match.
Stinkende Bek stelde een vraag. Ik feliciteerde haar. Waarmee? Met je zwangerschap, natuurlijk. "Nee, ik ben gewoon dik." De taart van de vorige dag stond er nog, we bezuinigen op schoonmaakkosten. Oftewel: ruim je eigen rommel op. Afwassen met een sopje in een teiltje houdt je nederig.
Woensdagavond keek ik een film op tv. De download was beter.
Op het hoofdkantoor liep ik achter Fatima - aan. Ze kwam waarschijnlijk bij een manege vandaan. Strakke broek, zwarte laarzen tot aan de knie, wit overhemd met giletje en het haar te strak naar achteren. Ze liep moeilijk, niet mank maar zeker niet soepel. Alsof er iets dwars zat tussen haar twee grote tenen. Ze blikte me geen keur waardig.
De bloedvlekken op de handdoeken zijn er niet uitgegaan. Andere wasmachine? Ander wasmiddel? Of gewoon nieuwe handdoeken kopen?
Ik weet niet wat ik tegen dikke mensen heb. Het is niet alleen het aseksuele aspect, hun hele voorkomen afstoot. Misschien omdat ze kop en staart missen.
Als er niets gebeurt, dan ga je navelstaren. Ja, die buik, nog zo’n ding. Misschien moet ik het eens op papier zetten.
Werken, eten, slapen. Het is saai. Er gebeurt niets. Het is eigenlijk heel erg saai. Er gebeurt echt helemaal niets. Hoe kan een mens bang zijn voor niets?
Vorige week schreef ik dat ik ander werk ging zoeken. Daar had ook leven kunnen staan. Deze week kreeg ik een mail van Leiding. Of ik nog interesse had. Leiding heeft man, kind en geen tieten. Interesse betrof in dit geval dus niet leven.
Zet je probleem op papier en in een week is het probleem opgelost. Mensen zijn hardnekkiger in hun verdwijnen.
Het is ‘s avonds donker en de fietsverlichting moet aan. De dynamo deed raar en ik gaf een schop. Ik schop zelden, er knapte iets. De rest van de terugweg fietste ik in het donker.
Er zijn van die momenten dat je denkt, dit is zo’n moment. Op het project heet roken vergaderen. We vergaderen wat af. Typisch geval van je had erbij moeten zijn.
Het project was bijna klaar. Toen gingen we testen en waren we toch niet klaar. Na een nachtje programmeren was het project weer bijna klaar. We draaiden de handel en toen waren we toch niet klaar. Na nog een test rekende ik uit hoeveel externen ik nodig had. Ik kan goed rekenen. Voordat ik het bevel uitzette, deed ik één 06-je. Ik noemde een bedrag. Toen was het project toch opeens wel klaar. Zakendoen is geen werken - geen werken zoals in werken, eten, slapen.
Nieuw op de werkvloer is een groep hogeschool studenten. Het is waar wat ze zeggen, ze worden steeds groter. Leiding stelde als voorwaarde dat ik verder studeer. We hebben een match.
Stinkende Bek stelde een vraag. Ik feliciteerde haar. Waarmee? Met je zwangerschap, natuurlijk. "Nee, ik ben gewoon dik." De taart van de vorige dag stond er nog, we bezuinigen op schoonmaakkosten. Oftewel: ruim je eigen rommel op. Afwassen met een sopje in een teiltje houdt je nederig.
Woensdagavond keek ik een film op tv. De download was beter.
Op het hoofdkantoor liep ik achter Fatima - aan. Ze kwam waarschijnlijk bij een manege vandaan. Strakke broek, zwarte laarzen tot aan de knie, wit overhemd met giletje en het haar te strak naar achteren. Ze liep moeilijk, niet mank maar zeker niet soepel. Alsof er iets dwars zat tussen haar twee grote tenen. Ze blikte me geen keur waardig.
De bloedvlekken op de handdoeken zijn er niet uitgegaan. Andere wasmachine? Ander wasmiddel? Of gewoon nieuwe handdoeken kopen?
Ik weet niet wat ik tegen dikke mensen heb. Het is niet alleen het aseksuele aspect, hun hele voorkomen afstoot. Misschien omdat ze kop en staart missen.
Als er niets gebeurt, dan ga je navelstaren. Ja, die buik, nog zo’n ding. Misschien moet ik het eens op papier zetten.
31 October 2009
Zin
Lou belde. Dat doet ze twee keer per jaar. Vanochtend dacht ik aan Lou. Dat doe ik elke dag.
Soms vraag je jezelf af: waarom? Meestal vraag je: waar?
"Sta ik in de weg?" vroeg Fatima.
Ze stond voorover gebogen bij de spoelbak en handenwaste. Nee, je staat precies goed, dacht ik, maar dat zei ik niet. Er zijn er om minder ontslagen. Fatima maakte ruimte en ik vulde mijn flesje water. Fietszweet dreef op mijn rug. Fatima keek toe hoe mijn shirt rook. Zo stonden we samen te staan. Toen het flesje vol was, deed ik een stap naar achteren. Fatima deed een stap naar voren en ging verder met handen wassen.
"Het leven staat in de weg," zei ik.
Alles versnippert - de maatschappij, familiebanden, vriendschappen. Ik denk erover ander werk te zoeken. Het gezegde zegt: zoekt en gij zult vinden. Mijn levenservaring vertelt mij iets anders - het kontje van Fatima ook.
Om half tien was er een intern examen. Het examen duurde anderhalf uur. Na een half uur was ik klaar. Eén collega scoorde hoger. Hij deed er anderhalf uur over. Het is arrogant om te zeggen dat ik goed ben - maar het is wel zo. Ik ben arrogant.
Spijkerrokje ruimde haar ladekastje op.
"Wie wil dit hebben?" vroeg ze.
Ze hield een kroon van koperdraden omhoog. Maar wat is het?
"Voor een hoofdmassage. Ze zeggen dat je er een orgasme van krijgt."
Spijkerrokje droeg vroeger een suède rokje. Eén keer per jaar gaan we samen lunchen.
"Krijg ik jou erbij?" vroeg ik.
Sinds ze moeder is, draagt ze het suède rokje niet meer. Ze zeggen zoveel.
Informatie versnippert. Wat staat waar en wat ís waar?
De tafel die ik voor de lunch had uitgekozen, was goed. Op twaalf uur zat Y, slonzig gekleed en aangekomen. Ze deed alsof ze me niet zag. Ik deed alsof ik honger had - zoals getrouwden doen alsof ze zin in seks hebben.
Op vijf over twaalf zat Bernadette, zoals altijd omringd door haar team. Haar gezicht fluisterde verveling. Met je houding geef je veel informatie prijs, ook al doe je het alleen maar om jezelf een houding te geven.
Waarom zou ze bellen? Dat weet je pas als je opneemt. Maar als je opneemt is de spanning weg. Daarom neem ik niet op. Dat je geen kanker hebt betekent niet dat roken niet ongezond is.
's Middags kwam een onzekere homo langs. Hij heeft begin dit jaar een aan mij beloofde baan ingepikt. Ik had een inschattingsfout gemaakt. Daarom kreeg hij extra werk.
"Vervelend," zei ik.
Nooit fouten maken, maakt je onmenselijk.
Kennis versnippert. Wat weten ze en wat denken ze te weten?
Nieuwe generaties komen al zig-zappend voorbij. De lijnen zijn kort, de gesprekken nog korter.
"Bla."
Bij homo’s denk ik steevast aan stront. Dat is niet terecht. Lang niet alle homo’s roeren in elkaars darmen. Om de gedachte te verdrijven, keek ik naar Fatima. In het kontje van Fatima zit geen stront.
Toen ik het tijd vond om naar huis te gaan, kwam ik in de fietsenstalling Y tegen. Ze zag eruit om op te vreten. "Hé Erwin. Hoe gaat het?" vroeg Y.
Dit is het, dacht ik, dit is het leven. Hier stond de grootste gemene deler van al mijn exen. Ik kon even niet praten en zo stonden we daar samen te staan. Een klap in mijn gezicht én een ontslagbrief is te veel van het goede. Ik bepaal zelf wanneer het tijd is om te vertrekken.
"Fiets voorzichtig, Y," zei ik, en ik liep naar buiten.
Lou heeft lesbo. Lou beweert dat we ooit een keer hebben gezoend. Dat lijkt me geen reden om te bellen.
Soms vraag je jezelf af: waarom? Meestal vraag je: waar?
"Sta ik in de weg?" vroeg Fatima.
Ze stond voorover gebogen bij de spoelbak en handenwaste. Nee, je staat precies goed, dacht ik, maar dat zei ik niet. Er zijn er om minder ontslagen. Fatima maakte ruimte en ik vulde mijn flesje water. Fietszweet dreef op mijn rug. Fatima keek toe hoe mijn shirt rook. Zo stonden we samen te staan. Toen het flesje vol was, deed ik een stap naar achteren. Fatima deed een stap naar voren en ging verder met handen wassen.
"Het leven staat in de weg," zei ik.
Alles versnippert - de maatschappij, familiebanden, vriendschappen. Ik denk erover ander werk te zoeken. Het gezegde zegt: zoekt en gij zult vinden. Mijn levenservaring vertelt mij iets anders - het kontje van Fatima ook.
Om half tien was er een intern examen. Het examen duurde anderhalf uur. Na een half uur was ik klaar. Eén collega scoorde hoger. Hij deed er anderhalf uur over. Het is arrogant om te zeggen dat ik goed ben - maar het is wel zo. Ik ben arrogant.
Spijkerrokje ruimde haar ladekastje op.
"Wie wil dit hebben?" vroeg ze.
Ze hield een kroon van koperdraden omhoog. Maar wat is het?
"Voor een hoofdmassage. Ze zeggen dat je er een orgasme van krijgt."
Spijkerrokje droeg vroeger een suède rokje. Eén keer per jaar gaan we samen lunchen.
"Krijg ik jou erbij?" vroeg ik.
Sinds ze moeder is, draagt ze het suède rokje niet meer. Ze zeggen zoveel.
Informatie versnippert. Wat staat waar en wat ís waar?
De tafel die ik voor de lunch had uitgekozen, was goed. Op twaalf uur zat Y, slonzig gekleed en aangekomen. Ze deed alsof ze me niet zag. Ik deed alsof ik honger had - zoals getrouwden doen alsof ze zin in seks hebben.
Op vijf over twaalf zat Bernadette, zoals altijd omringd door haar team. Haar gezicht fluisterde verveling. Met je houding geef je veel informatie prijs, ook al doe je het alleen maar om jezelf een houding te geven.
Waarom zou ze bellen? Dat weet je pas als je opneemt. Maar als je opneemt is de spanning weg. Daarom neem ik niet op. Dat je geen kanker hebt betekent niet dat roken niet ongezond is.
's Middags kwam een onzekere homo langs. Hij heeft begin dit jaar een aan mij beloofde baan ingepikt. Ik had een inschattingsfout gemaakt. Daarom kreeg hij extra werk.
"Vervelend," zei ik.
Nooit fouten maken, maakt je onmenselijk.
Kennis versnippert. Wat weten ze en wat denken ze te weten?
Nieuwe generaties komen al zig-zappend voorbij. De lijnen zijn kort, de gesprekken nog korter.
"Bla."
Bij homo’s denk ik steevast aan stront. Dat is niet terecht. Lang niet alle homo’s roeren in elkaars darmen. Om de gedachte te verdrijven, keek ik naar Fatima. In het kontje van Fatima zit geen stront.
Toen ik het tijd vond om naar huis te gaan, kwam ik in de fietsenstalling Y tegen. Ze zag eruit om op te vreten. "Hé Erwin. Hoe gaat het?" vroeg Y.
Dit is het, dacht ik, dit is het leven. Hier stond de grootste gemene deler van al mijn exen. Ik kon even niet praten en zo stonden we daar samen te staan. Een klap in mijn gezicht én een ontslagbrief is te veel van het goede. Ik bepaal zelf wanneer het tijd is om te vertrekken.
"Fiets voorzichtig, Y," zei ik, en ik liep naar buiten.
Lou heeft lesbo. Lou beweert dat we ooit een keer hebben gezoend. Dat lijkt me geen reden om te bellen.
23 October 2009
21 October 2009
Lief
Of iets goed is of slecht, hangt af van de omstandigheid. Van je fiets vallen omdat je banden slippen op herfstblaadjes, is slecht. Van je fiets vallen om een ongeluk te voorkomen, is goed.
Voorkomen is niet per definitie goed, dat hangt af van de omstandigheid. Rechtsaf slaan om een ontmoeting te voorkomen is zinloos, aan het lot valt niet te ontkomen. Slaan is per definitie zinloos, slaan slaat nergens op.
Mensen die schreeuwen hebben last van een minderwaardigheidscomplex. Ze worden niet gehoord of gezien en schreeuwen om aandacht. Schreeuwen is niet per definitie slecht. "Hou je bek" schreeuwen naar mensen met een minderwaardigheidscomplex is goed.
Mensen die schreeuwen hebben slechte ogen. Ze zien de waarheid niet. De Kabouterkut schreeuwde tegen mij. Ik begon te lachen. Toen schreeuwde Kabouterkut nog harder. Het sloeg allemaal nergens op. Ik pakte een vork en prikte haar beide ogen uit. Wat je niet gebruikt, is overbodig.
Blind is een omstandigheid.
In het nieuwe huis van de Chinese zit geen aansluiting voor een vaatwasmachine. Dat vond de Chinese niet normaal. Ze moesten een weekloon bijbetalen. Op de laatste werkdag van de Chinese gaf ik haar een afwasborstel cadeau. "Haha," deed de Chinese. Ze sloeg op mijn schouder. "Probeer maar eens je kut in die vaatwasser te krijgen," zei ik.
Het eerste gesprek dat ik voerde met Fatima was ook meteen het langste gesprek dat ik voerde met Fatima. "Go get a room, you two," onderbrak Kaal het gesprek. Die onderbreking gaf bedenktijd. Zo had ik Fatima nog niet bekeken. De omstandigheid van bedenktijd helpt erger voorkomen.
Dat ik Silicoontje een borrel aanbood om de uitbrander van de directeur goed te maken, sloeg ook nergens op. Zo lang als mannen de illusie hebben dat er meer in zit, zullen ze je gelijk geven. Het was haar fout, het was niet mijn fout. Dat ik mezelf overtrof met de excuusbrief die ik aan de directeur schreef, was bijzaak. Silicoontje was hoofdzaak. Dat ik de schuld op me nam, was goed - in de beperking toont zich de meester. Ik bescherm graag kleine meisjes.
Silicoontje draagt hakken waarmee ze groter is dan ik. Om te voorkomen dat ik aan haar tieten ging hangen, wees Silicoontje het aanbod van de borrel af. Maar ze vond het wel lief. De tieten van Silicoontje zijn nep – verwijderd, om erger te voorkomen. Lief zijn is een omstandigheid, lief doen even berekenend als een kankercel - waarvan is bewezen dat ze die bezat.
Drie keer linksaf slaan is ook rechtsaf. Of meisjes lief of lelijk zijn, hangt af van de omstandigheid.
Voorkomen is niet per definitie goed, dat hangt af van de omstandigheid. Rechtsaf slaan om een ontmoeting te voorkomen is zinloos, aan het lot valt niet te ontkomen. Slaan is per definitie zinloos, slaan slaat nergens op.
Mensen die schreeuwen hebben last van een minderwaardigheidscomplex. Ze worden niet gehoord of gezien en schreeuwen om aandacht. Schreeuwen is niet per definitie slecht. "Hou je bek" schreeuwen naar mensen met een minderwaardigheidscomplex is goed.
Mensen die schreeuwen hebben slechte ogen. Ze zien de waarheid niet. De Kabouterkut schreeuwde tegen mij. Ik begon te lachen. Toen schreeuwde Kabouterkut nog harder. Het sloeg allemaal nergens op. Ik pakte een vork en prikte haar beide ogen uit. Wat je niet gebruikt, is overbodig.
Blind is een omstandigheid.
In het nieuwe huis van de Chinese zit geen aansluiting voor een vaatwasmachine. Dat vond de Chinese niet normaal. Ze moesten een weekloon bijbetalen. Op de laatste werkdag van de Chinese gaf ik haar een afwasborstel cadeau. "Haha," deed de Chinese. Ze sloeg op mijn schouder. "Probeer maar eens je kut in die vaatwasser te krijgen," zei ik.
Het eerste gesprek dat ik voerde met Fatima was ook meteen het langste gesprek dat ik voerde met Fatima. "Go get a room, you two," onderbrak Kaal het gesprek. Die onderbreking gaf bedenktijd. Zo had ik Fatima nog niet bekeken. De omstandigheid van bedenktijd helpt erger voorkomen.
Dat ik Silicoontje een borrel aanbood om de uitbrander van de directeur goed te maken, sloeg ook nergens op. Zo lang als mannen de illusie hebben dat er meer in zit, zullen ze je gelijk geven. Het was haar fout, het was niet mijn fout. Dat ik mezelf overtrof met de excuusbrief die ik aan de directeur schreef, was bijzaak. Silicoontje was hoofdzaak. Dat ik de schuld op me nam, was goed - in de beperking toont zich de meester. Ik bescherm graag kleine meisjes.
Silicoontje draagt hakken waarmee ze groter is dan ik. Om te voorkomen dat ik aan haar tieten ging hangen, wees Silicoontje het aanbod van de borrel af. Maar ze vond het wel lief. De tieten van Silicoontje zijn nep – verwijderd, om erger te voorkomen. Lief zijn is een omstandigheid, lief doen even berekenend als een kankercel - waarvan is bewezen dat ze die bezat.
Drie keer linksaf slaan is ook rechtsaf. Of meisjes lief of lelijk zijn, hangt af van de omstandigheid.
11 October 2009
Staanplaats
De onrust die me teisterde, kort nadat ik was gestopt met het horecavak, is verdwenen. Kon ik destijds op een vrije avond geen vijf minuten stilzitten, nu is het stilzitten tot kunst verheven. Kon ik destijds geen vijf minuten aan niets denken, nu kan ik slapen zonder de dag ook maar iets te hebben gedacht. Vond ik vroeger de stilte irritant, nu irriteert alles dat de stilte onderbreekt.
In mijn huis staat maar één stoel. Dat is een bureaustoel. Op die bureaustoel kan ik uren stilzitten. Verder staan er vier barkrukken, een fauteuil en een bank. Op een bank zit je niet, op een bank ga je liggen.
De stoel staat in het midden van het bureau. Het bureau is twee meter breed. Aan de linkerkant op het bureau staan de terrabyte en de Dikke van Dale. Aan de rechterkant op het bureau staan de studieboeken – overbodig intussen, de inhoud zit bewezen in mijn hoofd.
Alles dat in het hoofd zit, irriteert.
In de zitting van de stoel kun je het zitvlak, mijn zitvlak, uittekenen. Of dat meer zegt over de stoel of over mijn zitvlak, laat ik in het midden. De stof van de zitting is gescheurd. Geel schuimrubber legt een deken van bladeren onder het bureau. Het is hoog tijd dat er een nieuwe bureaustoel komt.
Eén hand beweegt, soms beweegt mijn nek, verder is het lichaam stil. De hand kan uren achtereen klikken. Bijvoorbeeld blokjes aanklikken. Na verloop van tijd verschijnt er een “u hebt gewonnen” of “u hebt verloren” in beeld. Meestal verliest de hand.
Het is niet erg om in stilte te verliezen. De aanwezigheid van getuigen wanneer je verliest, maakt het irritant.
De hand kan uren lang op linkjes klikken. Na verloop van tijd voegt de hand de links samen, dan heb je een film. Die film verplaats je naar de terrabyte om er vervolgens nooit meer naar te kijken.
Ik spaar herinneringen om nooit meer te hoeven kijken.
De hand kan op fotoalbums klikken, nachten lang. Op een nacht, een zoveelste achtereenvolgende nacht van spieken in andermans leven, kreeg de hand last van de pols. Toen ben ik op de bank gaan liggen en keek ik een film. Diezelfde nacht kon ik niet slapen. Het was niet stil.
De volgende ochtend zei een wortelbroek dat het tijd werd voor een nieuwe outfit.
Nieuwe kleding en een nieuwe stoel. Hoogstpersoonlijk stop ik de recessie en laat ik de economie weer draaien. In stilte.
Iedereen die in het hoofd zit, irriteert. Niemand is geïnteresseerd in een nieuwe stoel.
In mijn huis staat maar één stoel. Dat is een bureaustoel. Op die bureaustoel kan ik uren stilzitten. Verder staan er vier barkrukken, een fauteuil en een bank. Op een bank zit je niet, op een bank ga je liggen.
De stoel staat in het midden van het bureau. Het bureau is twee meter breed. Aan de linkerkant op het bureau staan de terrabyte en de Dikke van Dale. Aan de rechterkant op het bureau staan de studieboeken – overbodig intussen, de inhoud zit bewezen in mijn hoofd.
Alles dat in het hoofd zit, irriteert.
In de zitting van de stoel kun je het zitvlak, mijn zitvlak, uittekenen. Of dat meer zegt over de stoel of over mijn zitvlak, laat ik in het midden. De stof van de zitting is gescheurd. Geel schuimrubber legt een deken van bladeren onder het bureau. Het is hoog tijd dat er een nieuwe bureaustoel komt.
Eén hand beweegt, soms beweegt mijn nek, verder is het lichaam stil. De hand kan uren achtereen klikken. Bijvoorbeeld blokjes aanklikken. Na verloop van tijd verschijnt er een “u hebt gewonnen” of “u hebt verloren” in beeld. Meestal verliest de hand.
Het is niet erg om in stilte te verliezen. De aanwezigheid van getuigen wanneer je verliest, maakt het irritant.
De hand kan uren lang op linkjes klikken. Na verloop van tijd voegt de hand de links samen, dan heb je een film. Die film verplaats je naar de terrabyte om er vervolgens nooit meer naar te kijken.
Ik spaar herinneringen om nooit meer te hoeven kijken.
De hand kan op fotoalbums klikken, nachten lang. Op een nacht, een zoveelste achtereenvolgende nacht van spieken in andermans leven, kreeg de hand last van de pols. Toen ben ik op de bank gaan liggen en keek ik een film. Diezelfde nacht kon ik niet slapen. Het was niet stil.
De volgende ochtend zei een wortelbroek dat het tijd werd voor een nieuwe outfit.
Nieuwe kleding en een nieuwe stoel. Hoogstpersoonlijk stop ik de recessie en laat ik de economie weer draaien. In stilte.
Iedereen die in het hoofd zit, irriteert. Niemand is geïnteresseerd in een nieuwe stoel.
30 September 2009
27 September 2009
OP
Afscheidsoptreden van de Osdorp Posse in de Melkweg.
Vijftien jaar geleden waren het vaste klanten in het café waar ik toen werkte. Def P gaf de cd-single van "Geen slaap tot Osdorp". Ik gaf Def P een T-shirt van het café.
Poolen, blowen en Belgische biertjes. Ik pool niet en ik blow niet. Ik barman. De geluidsman ging er met een vriendin van mij vandoor. Ik kwam hem laatst tegen in de fabriek. Hij doet het geluid bij onze bedrijfspresentaties. De wereld is klein.
Ik stond op de gastenlijst. Via vaste klanten van het café waar ik drie jaar geleden werkte. Ik was te gast. De wereld wordt kleiner.
18 September 2009
03 September 2009
Vrimibo
"Hoe gaat het?" vraagt de gepensioneerde.
"Ik word kaal," zeg ik. Dat zeg ik tegenwoordig tegen iedereen die aan me vraagt hoe het gaat.
"Morgen wordt het nog erger. Eerst dertig graden maar daarna onweer. Nou, ik moet het nog maar zien met dat onweer. Ze zitten er altijd naast met hun voorspellingen."
De gepensioneerde is niet echt geïnteresseerd in mijn antwoord. Mensen stellen vragen, verwachten een bepaald antwoord en borduren daar op voort - ongeacht het gegeven antwoord.
"Na zonneschijn komt maneschijn," zeg ik, "als je tenminste sluitingstijd haalt." Je moet een gegeven antwoord niet in zijn bek kijken. Ik kijk over zijn schouder en zie Sylvia. Sylvia was mee naar de Hoornse kermis.
"Hoe is het op de afdeling?" vraagt de gepensioneerde. Een gesprek verloopt gemakkelijk als je iets gemeenschappelijk hebt. Mijn werkgever is wat we gemeenschappelijk hebben.
's Morgens, na een vergadering op de vierde verdieping, kwam ik Y tegen. Y werkt op de vierde, ik werk op de derde.
"Dag," zei Y. Die ochtend droomde ik over Mex. Dat is lang geleden, dacht ik bij het wakker worden.
"Dag Y," zei ik.
"Dat is lang geleden," zei Y. Y straalde. De rest van de dag was ik bezig met het verbergen van mijn erectie. Dat is inderdaad lang geleden.
Sylvia werkt ook op de vierde en is 23 jaar oud. Dat zou je niet zeggen. Ik ken dertigers die minder volwassen zijn - die minder van de wereld begrijpen. Niet dat Sylvia de wereld begrijpt, maar ze doet ten minste niet alsof. Ik ken ook dertigers die helemaal niets begrijpen. Ze leven maar door omdat dat de makkelijkste manier is. Ze gaan naar school, komen van school en zoeken een baan, ze krijgen een leaseauto en een laptop, ze nemen een vriend en laten zich dumpen, nemen dan maar een kat en zetten foto's van het beest op het internet en ze verharen samen nog lang en gelukkig.
's Middags was er een presentatie over de komende reorganisatie. En de vorige reorganisatie is nog niet eens afgerond. Welkom in het bedrijfsleven met functioneel promotiebeleid. Ik ging, zonder dat ze het merkte, naast Jenny zitten en legde mijn hoofd op haar schouder.
"Hie!!" deed Jenny. Hie is waarschijnlijk het Chinese woord voor hoi. Jenny is de vijfde Chinees die ik ken met smetvrees. Verder heeft ze RSI, slechte ogen, een koophuis en een samenwonende partner. Vorige week hebben we samen geluncht.
"Erwin, vind je mij naïef?" vroeg Jenny toen.
"Als ik je vraag om jezelf uit te kleden, doe je dat dan?" zei ik.
"Háá!!" deed Jenny. Haa is waarschijnlijk het Chinese woord voor nee. Jenny is de vijfde Chinees die ken met een Chinese vriend.
"Zal ik een Chinese importeren?" vroeg ik tussen de soep door.
"Dat is beter dan in een hotel afspreken," vond Jenny. Jenny had waarschijnlijk een slechte herinnering aan een hotel. Aan alles komt een eind, ook aan slechte herinneringen. Jenny vroeg of ik ging verder studeren.
"Ik heb mezelf al ingeschreven," zei Jenny. Ik denk niet dat Jenny een reorganisatie in haar baarmoeder krijgt.
Mensen pretenderen de wereld te begrijpen, een houding om hun kat en hun domheid te verbergen. Sylvia verbergt niets, we praten over haar afgetekende heupen.
"Hoe vaak was je hem?” vraag ik aan Sylvia. Als je op dat moment in het gesprek was gevallen, dan zou je dat een onbehoorlijke vraag kunnen vinden.
"Eén keer per week? Eén keer per maand?"
"Elke veertien dagen," zegt Sylvia.
"Goede kwaliteit," zeg ik. Met mijn handen keur ik de strak om het achterwerk gespannen spijkerstof.
"Tachtig euro," zegt Sylvia. Ze slaat mijn handen weg en schuift een meter op. Als je het gesprek niet had gevolgd, dan zou je dat een onbehoorlijk antwoord kunnen vinden. Geld is kwaliteit, dat is geen vreemde gedachte voor een 23-jarige. Als het maar duur is, dan is het goed. Toen ik 23 was, zat ik in het leger. Daar waren de broeken pas van goede kwaliteit. Inkomen bepaalt nog steeds de positie op de maatschappelijke ladder, het prijskaartje bepaalt de kwaliteit. Aan het eind van de avond krijg ik steevast de rekening gepresenteerd, dan kan ik zien hoe goed de avond is geweest.
Na de lunch kwam ik in de kantoortuin Anita tegen.
"Hé! Rook je weer?" vroeg Anita.
"Nee, mijn longen staan in de fik," zei ik. Op een stomme vraag krijg je een stom antwoord.
"Vanavond gaan we met het teamuitje naar een workshop cocktails maken." Iedereen vertelt zijn eigen verhaal, ongeacht de vraag. Zelfs al stel je geen vraag.
"Is een cursus makeup niet meer iets voor jouw team?" vroeg ik.
"Ik heb geen makeup nodig," zei Anita resoluut.
"Dat denk jij. Wacht maar totdat je begint te verharen."
"Hoe is het met de liefde?" vroeg Anita.
Er is veel eenzaamheid onder de dertigers. Ik zal geen namen noemen. Mensen noemen namen in de hoop daarmee geassocieerd te worden, het noemen van namen is een teken van onzekerheid en gebrek aan eigen identiteit. Sylvia is niet eenzaam, alhoewel haar aanwezigheid hier, op vrijdagavond, anders doet vermoeden. Haar gespannen achterwerk wordt opgemerkt en een collega met een kalend hoofd en een dikke buik komt bij ons staan. Hij heeft zijn jas nog aan.
"Wat ben je laat," zegt Sylvia.
"Ik heb net examen gedaan," zegt de jas. "Een proefexamen eigenlijk. Het waren tien vragen, maar best wel pittige vragen." Uit zijn broekzak haalt hij een hypermoderne telefoon tevoorschijn. Een telefoon in je broekzak vind ik ranzig.
"Even mijn examen twitteren."
"Twitteren?" zegt Sylvia. Ze draagt pumps onder haar spijkerbroek, de onderkant van de broek hangt halverwege de hak. Dat is een modetruc uit Azië, je benen lijken daardoor langer.
"Twitteren is online netwerken voor contactgestoorden," zeg ik.
Op Twitter heb je volgers. Beter gezegd: Op Twitter heb je volgers en achtervolgers. Het verschil tussen volgers en achtervolgers is hetzelfde als het verschil tussen verveling en obsessie.
"Zo, klaar," zegt hij even later.
Hij wordt niet gevolgd, hij wordt getolereerd. Ik heb hem niet eerder kunnen betrappen op ook maar één zinnige opmerking. Kaalheid en zwaarlijvigheid zijn natuurlijke kenmerken, hij heeft er aanleg voor.
"Hoe is het met je kat?" vraag ik. Sylvia loopt weg.
Ik heb er geen aanleg voor, ik doe het uit protest. Een gemeenschappelijke werkgever is niet genoeg. Werk is geen gemeenschappelijk belang, een gemeenschappelijke werkgever is individueel belang, het individuele belang van de maandelijkse salarisstrook. En van de vrijdagmiddagborrel. Het is zoals het is. Te lang heb ik geleefd in zoals het zou kunnen zijn.
"Ik word kaal," zeg ik. Dat zeg ik tegenwoordig tegen iedereen die aan me vraagt hoe het gaat.
"Morgen wordt het nog erger. Eerst dertig graden maar daarna onweer. Nou, ik moet het nog maar zien met dat onweer. Ze zitten er altijd naast met hun voorspellingen."
De gepensioneerde is niet echt geïnteresseerd in mijn antwoord. Mensen stellen vragen, verwachten een bepaald antwoord en borduren daar op voort - ongeacht het gegeven antwoord.
"Na zonneschijn komt maneschijn," zeg ik, "als je tenminste sluitingstijd haalt." Je moet een gegeven antwoord niet in zijn bek kijken. Ik kijk over zijn schouder en zie Sylvia. Sylvia was mee naar de Hoornse kermis.
"Hoe is het op de afdeling?" vraagt de gepensioneerde. Een gesprek verloopt gemakkelijk als je iets gemeenschappelijk hebt. Mijn werkgever is wat we gemeenschappelijk hebben.
's Morgens, na een vergadering op de vierde verdieping, kwam ik Y tegen. Y werkt op de vierde, ik werk op de derde.
"Dag," zei Y. Die ochtend droomde ik over Mex. Dat is lang geleden, dacht ik bij het wakker worden.
"Dag Y," zei ik.
"Dat is lang geleden," zei Y. Y straalde. De rest van de dag was ik bezig met het verbergen van mijn erectie. Dat is inderdaad lang geleden.
Sylvia werkt ook op de vierde en is 23 jaar oud. Dat zou je niet zeggen. Ik ken dertigers die minder volwassen zijn - die minder van de wereld begrijpen. Niet dat Sylvia de wereld begrijpt, maar ze doet ten minste niet alsof. Ik ken ook dertigers die helemaal niets begrijpen. Ze leven maar door omdat dat de makkelijkste manier is. Ze gaan naar school, komen van school en zoeken een baan, ze krijgen een leaseauto en een laptop, ze nemen een vriend en laten zich dumpen, nemen dan maar een kat en zetten foto's van het beest op het internet en ze verharen samen nog lang en gelukkig.
's Middags was er een presentatie over de komende reorganisatie. En de vorige reorganisatie is nog niet eens afgerond. Welkom in het bedrijfsleven met functioneel promotiebeleid. Ik ging, zonder dat ze het merkte, naast Jenny zitten en legde mijn hoofd op haar schouder.
"Hie!!" deed Jenny. Hie is waarschijnlijk het Chinese woord voor hoi. Jenny is de vijfde Chinees die ik ken met smetvrees. Verder heeft ze RSI, slechte ogen, een koophuis en een samenwonende partner. Vorige week hebben we samen geluncht.
"Erwin, vind je mij naïef?" vroeg Jenny toen.
"Als ik je vraag om jezelf uit te kleden, doe je dat dan?" zei ik.
"Háá!!" deed Jenny. Haa is waarschijnlijk het Chinese woord voor nee. Jenny is de vijfde Chinees die ken met een Chinese vriend.
"Zal ik een Chinese importeren?" vroeg ik tussen de soep door.
"Dat is beter dan in een hotel afspreken," vond Jenny. Jenny had waarschijnlijk een slechte herinnering aan een hotel. Aan alles komt een eind, ook aan slechte herinneringen. Jenny vroeg of ik ging verder studeren.
"Ik heb mezelf al ingeschreven," zei Jenny. Ik denk niet dat Jenny een reorganisatie in haar baarmoeder krijgt.
Mensen pretenderen de wereld te begrijpen, een houding om hun kat en hun domheid te verbergen. Sylvia verbergt niets, we praten over haar afgetekende heupen.
"Hoe vaak was je hem?” vraag ik aan Sylvia. Als je op dat moment in het gesprek was gevallen, dan zou je dat een onbehoorlijke vraag kunnen vinden.
"Eén keer per week? Eén keer per maand?"
"Elke veertien dagen," zegt Sylvia.
"Goede kwaliteit," zeg ik. Met mijn handen keur ik de strak om het achterwerk gespannen spijkerstof.
"Tachtig euro," zegt Sylvia. Ze slaat mijn handen weg en schuift een meter op. Als je het gesprek niet had gevolgd, dan zou je dat een onbehoorlijk antwoord kunnen vinden. Geld is kwaliteit, dat is geen vreemde gedachte voor een 23-jarige. Als het maar duur is, dan is het goed. Toen ik 23 was, zat ik in het leger. Daar waren de broeken pas van goede kwaliteit. Inkomen bepaalt nog steeds de positie op de maatschappelijke ladder, het prijskaartje bepaalt de kwaliteit. Aan het eind van de avond krijg ik steevast de rekening gepresenteerd, dan kan ik zien hoe goed de avond is geweest.
Na de lunch kwam ik in de kantoortuin Anita tegen.
"Hé! Rook je weer?" vroeg Anita.
"Nee, mijn longen staan in de fik," zei ik. Op een stomme vraag krijg je een stom antwoord.
"Vanavond gaan we met het teamuitje naar een workshop cocktails maken." Iedereen vertelt zijn eigen verhaal, ongeacht de vraag. Zelfs al stel je geen vraag.
"Is een cursus makeup niet meer iets voor jouw team?" vroeg ik.
"Ik heb geen makeup nodig," zei Anita resoluut.
"Dat denk jij. Wacht maar totdat je begint te verharen."
"Hoe is het met de liefde?" vroeg Anita.
Er is veel eenzaamheid onder de dertigers. Ik zal geen namen noemen. Mensen noemen namen in de hoop daarmee geassocieerd te worden, het noemen van namen is een teken van onzekerheid en gebrek aan eigen identiteit. Sylvia is niet eenzaam, alhoewel haar aanwezigheid hier, op vrijdagavond, anders doet vermoeden. Haar gespannen achterwerk wordt opgemerkt en een collega met een kalend hoofd en een dikke buik komt bij ons staan. Hij heeft zijn jas nog aan.
"Wat ben je laat," zegt Sylvia.
"Ik heb net examen gedaan," zegt de jas. "Een proefexamen eigenlijk. Het waren tien vragen, maar best wel pittige vragen." Uit zijn broekzak haalt hij een hypermoderne telefoon tevoorschijn. Een telefoon in je broekzak vind ik ranzig.
"Even mijn examen twitteren."
"Twitteren?" zegt Sylvia. Ze draagt pumps onder haar spijkerbroek, de onderkant van de broek hangt halverwege de hak. Dat is een modetruc uit Azië, je benen lijken daardoor langer.
"Twitteren is online netwerken voor contactgestoorden," zeg ik.
Op Twitter heb je volgers. Beter gezegd: Op Twitter heb je volgers en achtervolgers. Het verschil tussen volgers en achtervolgers is hetzelfde als het verschil tussen verveling en obsessie.
"Zo, klaar," zegt hij even later.
Hij wordt niet gevolgd, hij wordt getolereerd. Ik heb hem niet eerder kunnen betrappen op ook maar één zinnige opmerking. Kaalheid en zwaarlijvigheid zijn natuurlijke kenmerken, hij heeft er aanleg voor.
"Hoe is het met je kat?" vraag ik. Sylvia loopt weg.
Ik heb er geen aanleg voor, ik doe het uit protest. Een gemeenschappelijke werkgever is niet genoeg. Werk is geen gemeenschappelijk belang, een gemeenschappelijke werkgever is individueel belang, het individuele belang van de maandelijkse salarisstrook. En van de vrijdagmiddagborrel. Het is zoals het is. Te lang heb ik geleefd in zoals het zou kunnen zijn.
18 August 2009
Spijker
"Hoe is het met de vrouwen?" vroeg het spijkerrokje.
We liepen van de dependance naar het hoofdkantoor.
Ik zweette. Dit was geen dertig graden meer, dit was Sahara.
We passeerden de houten ophaalbrug, kinderen sprongen luid gillend in het water.
"Slecht," zei ik.
Ik vertelde over het weekend in Hoorn, op de kermis. Met een groep collega’s waren we naar het vuurwerk wezen kijken en daarna de kroeg ingegaan.
"Ja, leuke mannen genoeg, maar leuke vrouwen ho maar," zei het spijkerrokje.
Aan het spijkerrokje te zien, ging het wel goed met de vrouwen.
We liepen van de dependance naar het hoofdkantoor.
Ik zweette. Dit was geen dertig graden meer, dit was Sahara.
We passeerden de houten ophaalbrug, kinderen sprongen luid gillend in het water.
"Slecht," zei ik.
Ik vertelde over het weekend in Hoorn, op de kermis. Met een groep collega’s waren we naar het vuurwerk wezen kijken en daarna de kroeg ingegaan.
"Ja, leuke mannen genoeg, maar leuke vrouwen ho maar," zei het spijkerrokje.
Aan het spijkerrokje te zien, ging het wel goed met de vrouwen.
26 July 2009
Life
Geen film maar een serie ditmaal. Elf afleveringen van drie kwartier per stuk. Zo komen we de zomer wel door.
Thema van de serie is bullying (pesten - voor niet Japanners), een sociaal verschijnsel binnen elke groepscultuur. De serie beoogt de Japanse jeugd op te voeden en aanknopingspunten te bieden. Je wil bij een groep horen. Hoe doe je dat, en vooral, hoe doe je dat niet? Je wordt gepest op school. Wat doe je en wat doe je niet?
Hoofdpersoon Shiiba (poesje - voor mensen zonder kat) loopt met een onverwerkte schuldlast en is een gemakkelijke prooi. Te gemakkelijk zelfs, tijdens het kijken begon ik tegen de televisie te schreeuwen. “Nee! Niet doen! Waarom doe je dat?” Shiiba is een beetje naïef. “Waarom doe je zo dom?” Beetje dom, tegen je televisie schreeuwen.
Het bullying beperkt zich niet tot de studenten, ook in de docentenkamer is een pispaal voorhanden. Waarmee wordt gezegd dat pesten/vernederen zich niet beperkt tot zij die nog volwassen moeten worden en hun plaats nog moeten vinden, maar dat het ook geldt voor zij die zich volwassen wanen en hun plaats al denken te hebben gevonden. Ergo: strijd is overal en van alle tijden en volwassen ben je nooit. Volwassenen zijn kinderachtig en onvermogend, vaak nog meer dan de kinderen zelf.
Alle clichés over Japan komen langs. De prestatiedrang, de zelfmoord onder schooljeugd, het ophouden van de uiterlijke schijn, automutilatie, verminking, seksueel onvermogen (bondage en verkrachting), het onvermogen - want schaamte, de basis van het Japanner zijn - tot tonen van de eigen zwakheden en natuurlijk de schooluniformpjes. Elf keer drie kwartier lang ongegeneerd naar Japanse meisjes in uniformpjes kijken. Ik heb de Samsung (Koreaans merk voor mensen met een Philips) niet horen klagen. Slecht excuus want wie gaat er klagen bij iemand die tegen je schreeuwt?
Alleen red je het niet en hulp is er in de vorm van de bonzaï-boomlange Hatori-san (“stop that Hatori-san, call me Miki”) met wie Shiiba vriendschap sluit. Hatori-san is een loner. Ze is opgegroeid zonder ouders en mist daarmee de projectie van de ouderlijke normen en waarden. Wat zoveel wil zeggen als dat vroeg op eigen benen leren staan een grotere overlevingskans biedt, en dat de veiligheid van een ouderlijk huis een schijnveiligheid is omdat daar de eerste besmetting plaatsvindt.
De serie bevat alle mogelijke filmclichés (bijvoorbeeld de nerd wiens bril wordt kapotgemaakt en die zonder bril opeens een lekker ding is) maar ontwijkt de laatste valkuil. Wanneer uiteindelijk alles escaleert en de verhaallijnen simpel aan elkaar worden geknoopt, denk je maar aan één ding: wraak. Een nachtje in de giertank, handjes in de gehaktmolen, desnoods een krultang in de kut, als er maar iets komt. Maar er komt geen wraak. Er gebeurt niets. Daarmee is het verhaaltechnische einde onbevredigend maar wordt wél het doel van de serie bereikt. Want wraak maakt dat je het systeem in stand houdt omdat je tot diezelfde groep bent gaan behoren.
Shiiba is dan wel naïef maar ook wilskrachtig. En die wilskracht – geen wraak nemen vergt ook wilskracht - moet een voorbeeld zijn voor de Japanse jeugd. In de zomervakantie gaat Shiiba met Hatori-san (de bloedmooie Seki Megumi) en de nerd op reis. Zo komen ze de zomer ook wel door.
18 July 2009
Liefdeloze controle
Joann draagt iets dat waarschijnlijk een souvenir is uit Hong Kong. Het is geen blouse en het is geen jas, maar het ziet eruit als een blouse en het ziet er ook uit als een jas. De kleur is wit, gebroken. Voor een jas is het te zomers, te dun en te luchtig, voor een blouse is het te winters, te groot en te warm. De onderkant bolt, een modegril van eind 2007, zoals het pakje dat Ringo draagt in de clip van Killer Tune. Om het middel zit een ceintuur die erom schreeuwt te worden losgemaakt.
Sinds Joann terug is uit Hong Kong bolt haar gezicht ook. Ze is geen schim meer van het blozend gezicht dat tegenover me zat bij de sollicitatie. Een klein, onschuldig gezicht, een zwart satijnen overhemd en een gestreepte pantalon, het zwarte haar bijeengeraapt in een staart, pumps. Ze glunderde als een Japans schoolmeisje dat zojuist een nieuwe Hello Kitty tas heeft gekocht. Mijn werkgever was de nieuwe tas, ik was de verkoper.
Diezelfde ochtend, vertelde ze bij het voorstellen, had ze haar vorige tas ingeleverd. Die tas was wel heel leuk maar niet echt uitdagend. Het was een boodschappentas, eentje die je nodig hebt om rond te komen. Handzaam en praktisch maar ook degelijk en niet stoer, niet iets om op feestjes over te vertellen. Mijn vaste caissière loopt elke dag op hakken, op feestjes vertel ik over haar. De caissière is stoer. Op een keer zag ik haar in de metro staan. Toen was ze niet stoer maar het rijmt er wel op.
De lach van Joann toen ze binnenkwam in de sollicitatiekamer raakte aan het giechelen van verliefde pubermeisjes, een vertederende blijk van zenuwen. Ze was de meest zenuwachtige van alle sollicitanten, stotterend beantwoordde ze de vragen. Ze beantwoordde de vragen goed - alles dat ze zei was goed.
Nu, drie maanden later, is de lach gemaakt en komt een naar arrogantie neigende verveling naar boven. De pantalon is vervangen door een spijkerbroek, de pumps door versleten weekendlaarsjes. Als ze een vraag stelt, wat niet vaak gebeurt, buigt ze voorover en kan ik haar adem ruiken. Wanneer ik antwoord, deinst ze terug, alsof ze tegen een aura van de Mexicaanse griep is aangelopen. Niet bij alle vrouwen denk ik meteen aan seks. Soms denk ik aan eten.
Van alle sollicitanten was Joann de jongste, de slimste, en na de onderhandelingen met haar accountmanager, ook de duurste. De Mexicaanse griep bestaat niet, net zomin als een tweede kans. Status verlies je niet zelf, dat doet de omgeving voor je. Van dichtbij zie ik dat de ceintuur niet los kan, en één geheel vormt met het souvenir.
Sinds Joann terug is uit Hong Kong bolt haar gezicht ook. Ze is geen schim meer van het blozend gezicht dat tegenover me zat bij de sollicitatie. Een klein, onschuldig gezicht, een zwart satijnen overhemd en een gestreepte pantalon, het zwarte haar bijeengeraapt in een staart, pumps. Ze glunderde als een Japans schoolmeisje dat zojuist een nieuwe Hello Kitty tas heeft gekocht. Mijn werkgever was de nieuwe tas, ik was de verkoper.
Diezelfde ochtend, vertelde ze bij het voorstellen, had ze haar vorige tas ingeleverd. Die tas was wel heel leuk maar niet echt uitdagend. Het was een boodschappentas, eentje die je nodig hebt om rond te komen. Handzaam en praktisch maar ook degelijk en niet stoer, niet iets om op feestjes over te vertellen. Mijn vaste caissière loopt elke dag op hakken, op feestjes vertel ik over haar. De caissière is stoer. Op een keer zag ik haar in de metro staan. Toen was ze niet stoer maar het rijmt er wel op.
De lach van Joann toen ze binnenkwam in de sollicitatiekamer raakte aan het giechelen van verliefde pubermeisjes, een vertederende blijk van zenuwen. Ze was de meest zenuwachtige van alle sollicitanten, stotterend beantwoordde ze de vragen. Ze beantwoordde de vragen goed - alles dat ze zei was goed.
Nu, drie maanden later, is de lach gemaakt en komt een naar arrogantie neigende verveling naar boven. De pantalon is vervangen door een spijkerbroek, de pumps door versleten weekendlaarsjes. Als ze een vraag stelt, wat niet vaak gebeurt, buigt ze voorover en kan ik haar adem ruiken. Wanneer ik antwoord, deinst ze terug, alsof ze tegen een aura van de Mexicaanse griep is aangelopen. Niet bij alle vrouwen denk ik meteen aan seks. Soms denk ik aan eten.
Van alle sollicitanten was Joann de jongste, de slimste, en na de onderhandelingen met haar accountmanager, ook de duurste. De Mexicaanse griep bestaat niet, net zomin als een tweede kans. Status verlies je niet zelf, dat doet de omgeving voor je. Van dichtbij zie ik dat de ceintuur niet los kan, en één geheel vormt met het souvenir.
30 June 2009
Blik
De Thaise zat op de galerij te lezen. Binnen was het te warm. Ook op het balkon aan de andere kant van het huis was het niet te harden. De galerij was, gecombineerd met een tussenstop in de douche, de beste plaats om de dag door te brengen. Het was nog niet zo warm als de zomer van 2007, een zomer die later als tropisch werd bestempeld. De stoel naast haar was niet bezet, er lag een pen en een stuk geschreven tekst. "Feliciteer me," zei ik. "Ik heb het laatste examen gehaald."
In de zomer van 2007 kreeg ik een nieuwe keuken, de Thaise kreeg een nieuwe douche. Op een van die tropische dagen bood ik haar mijn douche aan. Bij gebrek aan een douche ging ze elke ochtend naar het zwembad - ze zwemt er nu nog steeds – en het in de loop van de dag verzamelde zweet ging mee naar bed. Ze nam het aanbod aan. Op dit soort dagen is een avonddouche geen overbodige luxe. Na het douchen dronken we samen een blikje bier. Ik vertelde toen dat ik weer ging studeren.
Ik neem nooit vakantie op in de zomer, het terrasseizoen van de horeca zit in mijn systeem verankerd. Ik ontvlucht de hitte door te werken. "Het is een zesje," zei de ingeburgerde 's morgens door de telefoon. Een zesje. Een zesje voor het - chaotisch verlopen – laatste examen. Een zesje voor het tiende examen. Tien voldoendes op rij. "Het is genoeg," zei ik tegen de telefoon. Ik pakte pen en papier op en ging zitten. "Gefeliciteerd," zei de Thaise. "Wil je een blikje bier?"
In de zomer van 2007 kreeg ik een nieuwe keuken, de Thaise kreeg een nieuwe douche. Op een van die tropische dagen bood ik haar mijn douche aan. Bij gebrek aan een douche ging ze elke ochtend naar het zwembad - ze zwemt er nu nog steeds – en het in de loop van de dag verzamelde zweet ging mee naar bed. Ze nam het aanbod aan. Op dit soort dagen is een avonddouche geen overbodige luxe. Na het douchen dronken we samen een blikje bier. Ik vertelde toen dat ik weer ging studeren.
Ik neem nooit vakantie op in de zomer, het terrasseizoen van de horeca zit in mijn systeem verankerd. Ik ontvlucht de hitte door te werken. "Het is een zesje," zei de ingeburgerde 's morgens door de telefoon. Een zesje. Een zesje voor het - chaotisch verlopen – laatste examen. Een zesje voor het tiende examen. Tien voldoendes op rij. "Het is genoeg," zei ik tegen de telefoon. Ik pakte pen en papier op en ging zitten. "Gefeliciteerd," zei de Thaise. "Wil je een blikje bier?"
27 May 2009
10 Vrolijke verhalen (2)
Het cliché zegt dat het leven begint na je veertigste verjaardag. Ik haat clichés en besloot juist toen, na mijn veertigste verjaardag, het leven te eindigen. Mijn veertigste verjaardag duurde vier dagen. In die vier dagen ontmoette ik iedereen die de jaren daarvoor van betekenis hadden voorzien. Ik denk nu nog dagelijks aan hen, ook al heb ik ze maanden niet gesproken of gezien. Ik denk dagelijks aan de betekenis van mensen. De afgelopen twee jaar hebben mij geleerd dat alles tijdelijk is.
Er kwamen twaalf sollicitanten, zes daarvan kregen een tijdelijke aanstelling. De laatste sollicitant was bij het doornemen van de cv’s al aangenomen. Bovenaan het cv stond haar naam. Toen stopte ik met lezen. Bij een project moet je besluitvaardig zijn. Wat vandaag de juiste beslissing is, blijkt morgen een blunder eerste klas. Wat vandaag de hemel is, is morgen de hel.
De grap van een project is, dat wat vandaag wit is morgen zwart kan zijn. Daar moet je mee kunnen omgaan. Wanneer je deelneemt aan een project, is het zaak behoedzaam om de kern heen te draaien. "Ik weet niet alles, maar wel veel," zegt Goethe. Ik weet niet veel. "Wat je niet weet, weet je niet," zeg ik tegen Goethe. Ik weet wat wit is en ik weet wat zwart is, dat is genoeg bij een project.
Mensen kun je verdelen in twee groepen: zij die een leven leiden en zij die het leven ondergaan. Ik onderga het lunchgesprek tussen de enige twee vrouwelijke externen die ik heb aangenomen. Een goede werksfeer is belangrijk en een team moet uitgebalanceerd zijn. Een team mag niet bestaan uit alleen maar nerds of alleen maar Chinezen. Ik heb een uitgebalanceerd team samengesteld. Er zit zelfs een Marokkaan bij. Een beetje spanning op de werkvloer houdt ze scherp. De Chinese is mooi en mager en leidt af.
Originaliteit is niet aan iedereen besteed. Het zou ook erg vermoeiend zijn, als je de hele dag originele mensen om je heen hebt. Ik heb Y lang niet gezien. Twee dagen per week ben ik nog op het hoofdkantoor, de overige dagen val ik in de buitenschoolse opvang van het project. "Erwin!" Ik weet niet wat ze op mijn afdeling doet, ze heeft hier niets te zoeken. Ze stapte tussen twee kasten door en stond voor me. "Dit is de derde week, dat ik niet rook," zeg ik tegen Y. "Kom over drie weken nog maar eens langs," zegt Y.
Y trekt een pluk haar vanachter haar schouder naar voren. "Gaaf hé? Het was helemáál zwart." Boven op haar hoofd komt de originele kleur van het haar tevoorschijn. Het shirt is roze, de spijkerbroek versleten. Ze heeft het haar verneukt met de partijen verf, om over de inhoud van de spijkerbroek maar te zwijgen. Van dichtbij ziet het haar er dood uit. Het is een bos gerafelde touwtjes dat alle kanten uitschiet, als het kapsel van een slecht geschminkte heks.
Het is de vierde week van het project en Joann, zo heet ze namelijk, loopt voor het eerst op pumps. Met ronde neuzen. Chinezen hebben vaak ronde neuzen, dit in tegenstelling tot de Japansen die de zaak wat rechter houden. Het Watergate lunchgesprek geeft de nodige informatie. Nu weet ik bijvoorbeeld dat ze vannacht bij haar zus die in de Bijlmer woont heeft geslapen en dat Antwerpen dichterbij is dan Amsterdam en dat ze een vriend heeft die in België woont en dat ze hem heeft leren kennen op een feest in Rotterdam en dat ze een huis hebben gekocht en dat het alleen nog gebouwd moet worden. Ik hoor bij de groep van mensen die het leven ondergaan.
Het leren kennen van nieuwe mensen valt niet mee. Nieuwe mensen relateer je aan oude mensen. Er is een reden waarom oude mensen oud zijn. Nieuwe mensen zijn oude wijn in nieuwe zakken. Ik wil geen oude wijn, ik wil een biertje, vers getapt. Misschien moet ik eens naar een feest in Rotterdam. Met de trein, retourtje tweede klas.
Het moeilijkste van het stoppen - niet alleen bij het roken maar bij alles waarmee je stopt - is het doorbreken van de associaties. De grootste associaties van het roken zijn: de sigaret bij het bier, de sigaret bij de koffie, de sigaret na het eten, de sigaret na de seks, de sigaret bij een goed gesprek, de sigaret tijdens het afluisteren van een goed gesprek en - uiteindelijk - de sigaret in plaats van een goed gesprek.
Ik betrap mezelf er op dat ik in mezelf begin te praten. "Toch te licht gekleed op de fiets gezeten, vanochtend," zeg ik tegen de lunchtafel en ik sta op. Twee vingers vinden feilloos een zenuw tussen mijn rugwervels in. Een rilling trekt door mijn lichaam. Ze passeert onze tafel zonder om te kijken.
Er kwamen twaalf sollicitanten, zes daarvan kregen een tijdelijke aanstelling. De laatste sollicitant was bij het doornemen van de cv’s al aangenomen. Bovenaan het cv stond haar naam. Toen stopte ik met lezen. Bij een project moet je besluitvaardig zijn. Wat vandaag de juiste beslissing is, blijkt morgen een blunder eerste klas. Wat vandaag de hemel is, is morgen de hel.
De grap van een project is, dat wat vandaag wit is morgen zwart kan zijn. Daar moet je mee kunnen omgaan. Wanneer je deelneemt aan een project, is het zaak behoedzaam om de kern heen te draaien. "Ik weet niet alles, maar wel veel," zegt Goethe. Ik weet niet veel. "Wat je niet weet, weet je niet," zeg ik tegen Goethe. Ik weet wat wit is en ik weet wat zwart is, dat is genoeg bij een project.
Mensen kun je verdelen in twee groepen: zij die een leven leiden en zij die het leven ondergaan. Ik onderga het lunchgesprek tussen de enige twee vrouwelijke externen die ik heb aangenomen. Een goede werksfeer is belangrijk en een team moet uitgebalanceerd zijn. Een team mag niet bestaan uit alleen maar nerds of alleen maar Chinezen. Ik heb een uitgebalanceerd team samengesteld. Er zit zelfs een Marokkaan bij. Een beetje spanning op de werkvloer houdt ze scherp. De Chinese is mooi en mager en leidt af.
Originaliteit is niet aan iedereen besteed. Het zou ook erg vermoeiend zijn, als je de hele dag originele mensen om je heen hebt. Ik heb Y lang niet gezien. Twee dagen per week ben ik nog op het hoofdkantoor, de overige dagen val ik in de buitenschoolse opvang van het project. "Erwin!" Ik weet niet wat ze op mijn afdeling doet, ze heeft hier niets te zoeken. Ze stapte tussen twee kasten door en stond voor me. "Dit is de derde week, dat ik niet rook," zeg ik tegen Y. "Kom over drie weken nog maar eens langs," zegt Y.
Y trekt een pluk haar vanachter haar schouder naar voren. "Gaaf hé? Het was helemáál zwart." Boven op haar hoofd komt de originele kleur van het haar tevoorschijn. Het shirt is roze, de spijkerbroek versleten. Ze heeft het haar verneukt met de partijen verf, om over de inhoud van de spijkerbroek maar te zwijgen. Van dichtbij ziet het haar er dood uit. Het is een bos gerafelde touwtjes dat alle kanten uitschiet, als het kapsel van een slecht geschminkte heks.
Het is de vierde week van het project en Joann, zo heet ze namelijk, loopt voor het eerst op pumps. Met ronde neuzen. Chinezen hebben vaak ronde neuzen, dit in tegenstelling tot de Japansen die de zaak wat rechter houden. Het Watergate lunchgesprek geeft de nodige informatie. Nu weet ik bijvoorbeeld dat ze vannacht bij haar zus die in de Bijlmer woont heeft geslapen en dat Antwerpen dichterbij is dan Amsterdam en dat ze een vriend heeft die in België woont en dat ze hem heeft leren kennen op een feest in Rotterdam en dat ze een huis hebben gekocht en dat het alleen nog gebouwd moet worden. Ik hoor bij de groep van mensen die het leven ondergaan.
Het leren kennen van nieuwe mensen valt niet mee. Nieuwe mensen relateer je aan oude mensen. Er is een reden waarom oude mensen oud zijn. Nieuwe mensen zijn oude wijn in nieuwe zakken. Ik wil geen oude wijn, ik wil een biertje, vers getapt. Misschien moet ik eens naar een feest in Rotterdam. Met de trein, retourtje tweede klas.
Het moeilijkste van het stoppen - niet alleen bij het roken maar bij alles waarmee je stopt - is het doorbreken van de associaties. De grootste associaties van het roken zijn: de sigaret bij het bier, de sigaret bij de koffie, de sigaret na het eten, de sigaret na de seks, de sigaret bij een goed gesprek, de sigaret tijdens het afluisteren van een goed gesprek en - uiteindelijk - de sigaret in plaats van een goed gesprek.
Ik betrap mezelf er op dat ik in mezelf begin te praten. "Toch te licht gekleed op de fiets gezeten, vanochtend," zeg ik tegen de lunchtafel en ik sta op. Twee vingers vinden feilloos een zenuw tussen mijn rugwervels in. Een rilling trekt door mijn lichaam. Ze passeert onze tafel zonder om te kijken.
03 May 2009
For ol' times sake
Dit is de laatste. En die bewaar ik. Want als je de laatste sigaret hebt gerookt, dan ben je dood, zo wil de overlevering nu eenmaal.
In Tube, dat is een Koreaanse versie van Speed, heeft de hoofdfiguur één sigaret bij zich. "Do you have a light?" vraagt hij. En als hem dan een vuurtje wordt aangeboden, zegt hij: "No thank you, I quit smoking." De conversatie is een terugkerend fenomeen in de film. Ik vind hem goed.
Is het moeilijk? Ja. Regelmatig kom je jezelf tegen. Gaat het lukken? Ja. Dan zeg je jezelf gedag. Het is namelijk al gelukt.
In de slotscene van de film, als hij zijn onafwendbare dood tegemoet rijdt, steekt hij de sigaret aan.
30 April 2009
22 April 2009
Het compliment
Zonder eerst tot tien te tellen, verstuurde ik het bericht.
Niet lang daarna belde de Manager.
"Ik ben bij met mijn mail," zei ze.
Een originele manier om te zeggen dat je een bericht hebt gelezen.
"Een manager leest overdag geen mail," zei ik, "die doet dat 's avonds thuis."
Het tijdstip van verzenden had op eerdere momenten haar prioriteiten verraden.
"Waarom?" vroeg ze.
Ik had drie verhalen voorbereid.
"Ik vind het niet leuk meer, het is een sleur geworden."
Het werd de waarheid.
"Zo leest het bericht ook," zei ze.
Het schrijven ben ik nog niet helemaal verleerd.
"Tegen jou ga ik niet liegen," zei ik, "morgen vertel ik een ander verhaal."
"Jammer," eindigde ze, "en dat is een compliment."
Niet lang daarna belde de Manager.
"Ik ben bij met mijn mail," zei ze.
Een originele manier om te zeggen dat je een bericht hebt gelezen.
"Een manager leest overdag geen mail," zei ik, "die doet dat 's avonds thuis."
Het tijdstip van verzenden had op eerdere momenten haar prioriteiten verraden.
"Waarom?" vroeg ze.
Ik had drie verhalen voorbereid.
"Ik vind het niet leuk meer, het is een sleur geworden."
Het werd de waarheid.
"Zo leest het bericht ook," zei ze.
Het schrijven ben ik nog niet helemaal verleerd.
"Tegen jou ga ik niet liegen," zei ik, "morgen vertel ik een ander verhaal."
"Jammer," eindigde ze, "en dat is een compliment."
18 April 2009
Turnover
Je weet wat je hebt gedaan en je weet wat je nog moet doen. Ook weet je wat je niet hebt gedaan en wat je zou moeten doen. Na een overspannen ochtend wil je een rustige lunch. Het hoofd moet leeg en de mentalen moeten op een rij. Er volgt namelijk nog een middag.
Het restaurant is redelijk gevuld, redelijker dan op vrijdag gewoonlijk. Vrijdag is de favoriete parttime dag. Het merendeel van de werknemers zit thuis of ligt vreemd. Ook komt het voor dat men écht overwerkt wanneer men overwerk als excuus gebruikt voor huiselijke afwezigheid. Er wordt vandaag flink overgewerkt. De automatische piloot vult het dienblad. Ik reken af en loop richting de tafel in de hoek, mijn tafel in mijn hoek. Als ik een hond zou zijn geweest dan had ik er een urineclaim gedumpt.
Terwijl ik door het restaurant loop, onderzoek ik de vrije plaatsen. De tafels aan weerszijden van mijn domein zitten vol. Op het domein zelf ontwaar ik wat plukken vrouw. Dat mag, en het is niet eens vervelend. Als vrouwen zich in de hoek van het restaurant afzonderen, dan is er waarschijnlijk iets precairs te bespreken. Halverwege het restaurant zeg ik een paar oud-teamgenoten gedag. Er volgt een uitnodigend gebaar, plaats genoeg, maar ik loop door. Ik wil rust, ik wil nu niet horen hoe gezellig het vroeger was. Was het vroeger eigenlijk wel gezellig, of lijkt dat alleen maar zo. We hadden vroeger minder status en minder verantwoordelijkheid, daarom meer vrijheid en minder zorgen.
Het gedeelte bij het raam, mijn stoelen bij mijn raam, is nog vrij. Ik loop er heen en ga zitten. Ik wil rust, met hooguit de ruis van de onvermijdelijk verbale twitter als buitengeluid. Ik wil rust en ik wil meisjes kijken. Meisjes kijken is rustgevend. Wie luncht er met wie en wat voor kleding hebben ze aan? Ik wil precaire gesprekken afluisteren. Voyeurs vrijen veilig.
De fatsoensnorm zegt dat je reeds aanwezige tafelgenoten een smakelijke wedstrijd wenst. Mijn fatsoensnorm zegt dat ik mensen aankijk wanneer ik iets smakelijks zeg. Ik zoek oogcontact ter voorbereiding op de verplichte woorden. Dat had ik beter niet kunnen doen.
Mijn ademhaling valt weg. Ik voel een steek ter hoogte van mijn hart. Zonder te trillen breng ik een bekertje melk naar mijn mond. Alles is nog onder controle. Het slikken haalt de ademhaling terug. De ademhaling haalt de mentalen terug. Ik zet het bekertje melk neer zonder te morsen. Ik recht mijn rug en tel tot tien. Dag meisjes kijken, dag smakelijke wedstrijd.
Ik ben recht tegenover Bernadette gaan zitten.
Na een overspannen dag wil je ’s avonds rust. Geen gedoe, geen drukte. Onrust werkt als een carnavalspak op de waarheid. Overdreven en uitbundig, fake en de confrontatie ontwijkend. Wanneer je weet dat het is afgelopen, dan investeer je niet meer. Wanneer je weet dat het is afgelopen, dan onderneem je niet meer. Het heeft geen zin om te bedenken wat je had kunnen doen, de oneindigheid aan mogelijkheden is gekmakend. Concentreer je op wat je hebt gedaan, daar moet je het mee doen. Of, als je de rij bekijkt, daar heb je het mee gedaan.
Het restaurant is redelijk gevuld, redelijker dan op vrijdag gewoonlijk. Vrijdag is de favoriete parttime dag. Het merendeel van de werknemers zit thuis of ligt vreemd. Ook komt het voor dat men écht overwerkt wanneer men overwerk als excuus gebruikt voor huiselijke afwezigheid. Er wordt vandaag flink overgewerkt. De automatische piloot vult het dienblad. Ik reken af en loop richting de tafel in de hoek, mijn tafel in mijn hoek. Als ik een hond zou zijn geweest dan had ik er een urineclaim gedumpt.
Terwijl ik door het restaurant loop, onderzoek ik de vrije plaatsen. De tafels aan weerszijden van mijn domein zitten vol. Op het domein zelf ontwaar ik wat plukken vrouw. Dat mag, en het is niet eens vervelend. Als vrouwen zich in de hoek van het restaurant afzonderen, dan is er waarschijnlijk iets precairs te bespreken. Halverwege het restaurant zeg ik een paar oud-teamgenoten gedag. Er volgt een uitnodigend gebaar, plaats genoeg, maar ik loop door. Ik wil rust, ik wil nu niet horen hoe gezellig het vroeger was. Was het vroeger eigenlijk wel gezellig, of lijkt dat alleen maar zo. We hadden vroeger minder status en minder verantwoordelijkheid, daarom meer vrijheid en minder zorgen.
Het gedeelte bij het raam, mijn stoelen bij mijn raam, is nog vrij. Ik loop er heen en ga zitten. Ik wil rust, met hooguit de ruis van de onvermijdelijk verbale twitter als buitengeluid. Ik wil rust en ik wil meisjes kijken. Meisjes kijken is rustgevend. Wie luncht er met wie en wat voor kleding hebben ze aan? Ik wil precaire gesprekken afluisteren. Voyeurs vrijen veilig.
De fatsoensnorm zegt dat je reeds aanwezige tafelgenoten een smakelijke wedstrijd wenst. Mijn fatsoensnorm zegt dat ik mensen aankijk wanneer ik iets smakelijks zeg. Ik zoek oogcontact ter voorbereiding op de verplichte woorden. Dat had ik beter niet kunnen doen.
Mijn ademhaling valt weg. Ik voel een steek ter hoogte van mijn hart. Zonder te trillen breng ik een bekertje melk naar mijn mond. Alles is nog onder controle. Het slikken haalt de ademhaling terug. De ademhaling haalt de mentalen terug. Ik zet het bekertje melk neer zonder te morsen. Ik recht mijn rug en tel tot tien. Dag meisjes kijken, dag smakelijke wedstrijd.
Ik ben recht tegenover Bernadette gaan zitten.
Na een overspannen dag wil je ’s avonds rust. Geen gedoe, geen drukte. Onrust werkt als een carnavalspak op de waarheid. Overdreven en uitbundig, fake en de confrontatie ontwijkend. Wanneer je weet dat het is afgelopen, dan investeer je niet meer. Wanneer je weet dat het is afgelopen, dan onderneem je niet meer. Het heeft geen zin om te bedenken wat je had kunnen doen, de oneindigheid aan mogelijkheden is gekmakend. Concentreer je op wat je hebt gedaan, daar moet je het mee doen. Of, als je de rij bekijkt, daar heb je het mee gedaan.
15 April 2009
Repeater
Vroeger was alles beter, zeggen ze. Ze zeggen zoveel. Vroeger had je saamhorigheid, iets gemeenschappelijks. Er was een gemeenschappelijke zoektocht, ondanks het individualistisch karakter ervan. Vroeger was het spannend. Er kwam een gemeenschappelijk groeiproces, met als resultaat dat je uit elkaar bent gegroeid.
Anderhalf jaar geleden begon ik met de opleiding actuarieel rekenaar. Je moet niet doen wat je leuk vindt, je moet doen waar je goed in bent. Ik ben goed in rekenen, anderen zijn bijvoorbeeld goed in liefde. Ik kan dan uitrekenen hoe vaak anderen liefde zijn. S is actuarieel rekenaar. Ik begon met de opleiding omdat ik S wilde uitrekenen.
Vroeger was ik verliefd op S, maar S was uitgerekend. Daarom herkenden mijn telefoon en ik haar nummer niet. Uit het oog - uit de mobiele telefoon. Waarom heb ik een telefoon? Ik word zelden gebeld en als ik word gebeld neem ik niet op. Ik heb er wel een leuke ringtone op gezet. Van een Japanse metro-omroepster. Ik weet niet wat ze zegt. Ik wacht meestal tot er een volgende metro komt.
"Donderdag? Half zeven?"
S komt later binnen, ik hoor mijn stem haar naam roepen.
"Ik kon het niet vinden," zegt ze.
Kwestie van gewoon rechtdoor lopen.
"Ik stap altijd een halte verder uit."
S biedt haar wangen aan. Waarom spreek je af met een lijk?
"For old times sake."
Zaterdag gooide ik vier spijkerbroeken weg en kocht er twee nieuwe voor in de plaats. Daar is niets rekenkundigs aan. Naarmate je ouder wordt slijt er minder, behalve het eigen lichaam.
Ze draagt nog steeds hetzelfde brilletje, carrière leidt niet bij iedereen tot uiterlijk vertoon. Af en toe zakt het brilletje naar voren.
"Heb je wel eens aan lenzen gedacht?" vraag ik.
"Heb jij wel eens goed naar me gekeken?" antwoordt S.
Je misleidt jezelf door te zien wat je wil zien, jezelf beschermend voor wat je liever niet ziet.
"Rook je nog?" vraagt S.
Achteloos duwt ze het brilletje terug op zijn plaats.
Vroeger kreeg ik in een week meer mails dan tegenwoordig in een jaar tijd. En dat zelfs nadat ik mezelf bij een aantal mailinglists had aangemeld. Daarom lees ik de spam. In de spambak zit altijd mail. Ook van mezelf, terwijl ik me niet kan herinneren mezelf een mail te hebben gestuurd. Do not reply this message staat er dan. Het blijft een verbazingwekkend fenomeen, de spam. Ooit is er iemand geweest die de teksten heeft verzonnen. Ik had vroeger ook periodes dat ik teksten verzon. Een verbazingwekkend fenomeen, inderdaad.
S vertelt, ik kijk. S praat graag, een woordenstroom als het hek om haar voortuin van onzekerheid. Ik weet dat ze een vriend heeft, maar dat zegt ze niet. Ik weet dat ze samenwoont, maar dat zegt ze niet. Ik weet niet waarom ze mij wil zien, maar dat zeg ik niet. Ik weet dat ik niet zoveel moet drinken en dat zegt ze dan ook.
"Als ik drink wat jij drinkt dan lag ik al lang op de grond."
Eenvoudige rekensom. Lijken horen niet op de grond maar er onder. Je spreekt met anderen af om jezelf beter te voelen.
Toen ik woensdagavond thuiskwam, was ik geil. Dat is opmerkelijk, ik heb maandenlang geen opwinding gevoeld. Ik vroeg me af wat deze dag anders maakte dan de andere dagen, wat de onrust in mijn onderbuik zou kunnen verklaren.
Tegen middernacht breng ik S naar de metro zoals ik Kim naar de laatste metro bracht, alleen dan zonder de melancholie die bij het afscheid nemen hoort, zonder het verlangen naar een volgende keer.
"Voor herhaling vatbaar," zegt S.
Herhaling is voor als je iets hébt gemist, niet omdát je het mist. Herhaling is iets van vroeger - toen het beter was.
Anderhalf jaar geleden begon ik met de opleiding actuarieel rekenaar. Je moet niet doen wat je leuk vindt, je moet doen waar je goed in bent. Ik ben goed in rekenen, anderen zijn bijvoorbeeld goed in liefde. Ik kan dan uitrekenen hoe vaak anderen liefde zijn. S is actuarieel rekenaar. Ik begon met de opleiding omdat ik S wilde uitrekenen.
Vroeger was ik verliefd op S, maar S was uitgerekend. Daarom herkenden mijn telefoon en ik haar nummer niet. Uit het oog - uit de mobiele telefoon. Waarom heb ik een telefoon? Ik word zelden gebeld en als ik word gebeld neem ik niet op. Ik heb er wel een leuke ringtone op gezet. Van een Japanse metro-omroepster. Ik weet niet wat ze zegt. Ik wacht meestal tot er een volgende metro komt.
"Donderdag? Half zeven?"
S komt later binnen, ik hoor mijn stem haar naam roepen.
"Ik kon het niet vinden," zegt ze.
Kwestie van gewoon rechtdoor lopen.
"Ik stap altijd een halte verder uit."
S biedt haar wangen aan. Waarom spreek je af met een lijk?
"For old times sake."
Zaterdag gooide ik vier spijkerbroeken weg en kocht er twee nieuwe voor in de plaats. Daar is niets rekenkundigs aan. Naarmate je ouder wordt slijt er minder, behalve het eigen lichaam.
Ze draagt nog steeds hetzelfde brilletje, carrière leidt niet bij iedereen tot uiterlijk vertoon. Af en toe zakt het brilletje naar voren.
"Heb je wel eens aan lenzen gedacht?" vraag ik.
"Heb jij wel eens goed naar me gekeken?" antwoordt S.
Je misleidt jezelf door te zien wat je wil zien, jezelf beschermend voor wat je liever niet ziet.
"Rook je nog?" vraagt S.
Achteloos duwt ze het brilletje terug op zijn plaats.
Vroeger kreeg ik in een week meer mails dan tegenwoordig in een jaar tijd. En dat zelfs nadat ik mezelf bij een aantal mailinglists had aangemeld. Daarom lees ik de spam. In de spambak zit altijd mail. Ook van mezelf, terwijl ik me niet kan herinneren mezelf een mail te hebben gestuurd. Do not reply this message staat er dan. Het blijft een verbazingwekkend fenomeen, de spam. Ooit is er iemand geweest die de teksten heeft verzonnen. Ik had vroeger ook periodes dat ik teksten verzon. Een verbazingwekkend fenomeen, inderdaad.
S vertelt, ik kijk. S praat graag, een woordenstroom als het hek om haar voortuin van onzekerheid. Ik weet dat ze een vriend heeft, maar dat zegt ze niet. Ik weet dat ze samenwoont, maar dat zegt ze niet. Ik weet niet waarom ze mij wil zien, maar dat zeg ik niet. Ik weet dat ik niet zoveel moet drinken en dat zegt ze dan ook.
"Als ik drink wat jij drinkt dan lag ik al lang op de grond."
Eenvoudige rekensom. Lijken horen niet op de grond maar er onder. Je spreekt met anderen af om jezelf beter te voelen.
Toen ik woensdagavond thuiskwam, was ik geil. Dat is opmerkelijk, ik heb maandenlang geen opwinding gevoeld. Ik vroeg me af wat deze dag anders maakte dan de andere dagen, wat de onrust in mijn onderbuik zou kunnen verklaren.
Tegen middernacht breng ik S naar de metro zoals ik Kim naar de laatste metro bracht, alleen dan zonder de melancholie die bij het afscheid nemen hoort, zonder het verlangen naar een volgende keer.
"Voor herhaling vatbaar," zegt S.
Herhaling is voor als je iets hébt gemist, niet omdát je het mist. Herhaling is iets van vroeger - toen het beter was.
01 April 2009
Eindexamenfeest
Beetje flauw om een DVD te noemen maar dit is nu eenmaal het beste dat maart 2009 heeft gebracht. Ook prachtige dingen uit 2001 en 2007 gevonden maar die vallen buiten deze scope. Misschien moet ik de scope veranderen.
"Bloedeloos" was mijn reactie nadat ik alle geripte clipjes van EXPO08 op JoeToep had gezien. De DVD was toen nog niet binnen. Een week na de releasedatum ontving ik het kleinood. Ik wachtte met kijken van de DVD tot na het examen van 1 april, het moest de vertroosting worden - het werd een dubbele beloning. Het examen ging onverwacht goed, en het volledig concert vanaf DVD was vele malen beter dan de streaming clips deden vermoeden.
Vergeleken met Electric Mole – en in iets mindere mate Dynamite Out! – is alles bloedeloos. Elk concert staat echter op zichzelf en moet als zodanig worden bekeken. Natuurlijk hoop je op een tweede Electric Mole, maar er is al een Electric Mole. Als je Electric Mole wil zien dan moet je Electric Mole opzetten.
EXPO08 is Ringo met een naar de achtergrond gemixte sobere, strakke band (bas, gitaar, drum) en het overdadige orkest van Saito Neko (waar ze Heizei Fuzuuko mee opnam).
Het geluid is fantastisch. Wat de Jappen van EMI er in de studio aan hebben lopen schaven doet er niet toe. Dit heet professioneel, en dat is niet per definitie gelikt. De muziek van band en orkest is naadloos in elkaar gearrangeerd, wat de nummers een zoveelste nieuwe dimensie oplevert. Ringo’s performance en stem verbinden het geheel, het is tenslotte haar feestje (EXPO08 is de registratie van haar 10-jarig jubileum als artiest) en dat is een heel mooi feestje geworden.
Nog 1 examen en dan heb ik ook feest. En een andere scope.
29 March 2009
Lost & found
Het doucheputje is verstopt. ’s Nachts wil ik het bed niet in. Mijn linker grote teen is ontstoken. De digitale ontvanger functioneert niet. Er komt etter uit mijn linker oor. De wasmachine verschuift tijdens het centrifugeren. De voorband van mijn fiets is lek. De belastingdienst onderschat mijn zuinigheid. De woningbouwvereniging verhoogt de huur met anderhalf jaar terugwerkende kracht. Bernadette doet klef met een collega. Er is geen antwoord.
Er zit een kuil in het matras. De pan is van de steel gebroken. Na drie dagen is Expo08 nog niet binnen. Crocodile is Spaans ondertiteld. Nassira draagt killing boots. De metro is op tijd. Het regent niet. Sab wordt 18. Er zit een scheur in mijn jas. Atchara loopt op Adidas. Over drie dagen examen. De stofzuigerzak is vol. Het wasmiddel is op. De vuilnisbak stinkt. De spijkerbroeken zijn gekrompen. Onder mijn anus zit een bult. Ik vraag hoe oud ze is, het bloed kruipt in haar wangen.
Nee, ik ga niet naar Werchter. Mijn oma was aan het eind van haar leven blind en doof. Weer haal ik sluitingstijd niet. De stoeprand ligt midden in de weg. Nee, ik heb niet gevochten. Eén op schoot en één in mijn nek. Ik word jaloers. De gordijnen stinken. Ik ben te laat begonnen met studeren. Jenni wil thee drinken. Ja, ik heb de column geschreven. Ik drink thee, Jenni drinkt warme chocomelk. Nee, ik ga naar huis.
Nee, ik heb geen klusjesman nodig. En nee, ik heb jou ook niet nodig. De beste jaren liggen achter me, maar welke is dan het best? Dag carrièrekut, hallo instinct. De zomervakantie duurde vroeger zes weken lang. Er is één nieuw bericht. Geen nieuws is geen nieuws. Natuurlijk komt er geen antwoord.
Wat moet ik in Thailand? Ik houd niet van kinderen. Ik ga niet naar Sri Lanka. Ik spreek geen Spaans. Ik herken het telefoonnummer niet. Ik beluister de berichten niet. Eén bericht is geen bericht. Debby gaat nooit meer terug, zegt ze. Zes weken wachten met een reply is te lang. Het moet allemaal snel en het moet allemaal gisteren. Wat doe je morgen dan?
’s Morgens wil ik het bed niet uit. Ik heb koorts. Ik heb spierpijn. Ik meld me ziek. Ik ben te laat begonnen met leven. Ik stel geen vragen. Ik kan niet meer schrijven. Ik maak ruzie. Ik verbreek banden. Ik eet twee mandarijnen. Ik verschoon het bed. Ik verwissel de vuilniszak. Ik ga naar Rotterdam. Ik load down. Ik heb het doucheputje gevonden.
Er zit een kuil in het matras. De pan is van de steel gebroken. Na drie dagen is Expo08 nog niet binnen. Crocodile is Spaans ondertiteld. Nassira draagt killing boots. De metro is op tijd. Het regent niet. Sab wordt 18. Er zit een scheur in mijn jas. Atchara loopt op Adidas. Over drie dagen examen. De stofzuigerzak is vol. Het wasmiddel is op. De vuilnisbak stinkt. De spijkerbroeken zijn gekrompen. Onder mijn anus zit een bult. Ik vraag hoe oud ze is, het bloed kruipt in haar wangen.
Nee, ik ga niet naar Werchter. Mijn oma was aan het eind van haar leven blind en doof. Weer haal ik sluitingstijd niet. De stoeprand ligt midden in de weg. Nee, ik heb niet gevochten. Eén op schoot en één in mijn nek. Ik word jaloers. De gordijnen stinken. Ik ben te laat begonnen met studeren. Jenni wil thee drinken. Ja, ik heb de column geschreven. Ik drink thee, Jenni drinkt warme chocomelk. Nee, ik ga naar huis.
Nee, ik heb geen klusjesman nodig. En nee, ik heb jou ook niet nodig. De beste jaren liggen achter me, maar welke is dan het best? Dag carrièrekut, hallo instinct. De zomervakantie duurde vroeger zes weken lang. Er is één nieuw bericht. Geen nieuws is geen nieuws. Natuurlijk komt er geen antwoord.
Wat moet ik in Thailand? Ik houd niet van kinderen. Ik ga niet naar Sri Lanka. Ik spreek geen Spaans. Ik herken het telefoonnummer niet. Ik beluister de berichten niet. Eén bericht is geen bericht. Debby gaat nooit meer terug, zegt ze. Zes weken wachten met een reply is te lang. Het moet allemaal snel en het moet allemaal gisteren. Wat doe je morgen dan?
’s Morgens wil ik het bed niet uit. Ik heb koorts. Ik heb spierpijn. Ik meld me ziek. Ik ben te laat begonnen met leven. Ik stel geen vragen. Ik kan niet meer schrijven. Ik maak ruzie. Ik verbreek banden. Ik eet twee mandarijnen. Ik verschoon het bed. Ik verwissel de vuilniszak. Ik ga naar Rotterdam. Ik load down. Ik heb het doucheputje gevonden.
19 March 2009
St. Anger
Op de dag dat ik besloot te beginnen met de voorbereiding van het laatste examen, woensdag 18 maart, lag de uitslag van het examen van januari in de brievenbus. Het formaat van de envelop vertelde me genoeg. Ik stelde de voorbereiding van het voorlaatste examen met een dag uit en ging het internet op nadat ik de brievenbus had gerepareerd.
Bij een laatste examen ben je bereid nog één keer alles uit de kast te halen, helaas was dat nu niet meer het geval. Er is altijd een excuus om iets uit te stellen, al is het niet altijd uit vrije wil, soms ben je het gewoon vergeten. Met een minimale inspanning een maximaal rendement behalen. Mijn cijferlijst volgt de daling van de koersen. Zo beschouwd sta ik weldegelijk met beide benen in de huidige tijd. Midden in de nacht sms-te Ana.
De volgende dag wilde Y samen lunchen. Dat was toevallig, toen ik ’s morgens op de fiets zat, dacht ik hetzelfde. Als ik fiets, denk ik altijd hetzelfde. Ik vertelde over de uitslag die gisteren in de brievenbus lag. "Dan doe je het toch nog een keer," zei Y. De oplossing was even simpel als haar eigen leven. Fail. Ik wilde geen oplossing, ik wilde medelijden. Y heeft sinds haar scheiding geen behoefte meer aan medelijden. De lunches en gesprekken van voor de scheiding waren een stuk beter. Met Y gaat het sinds de scheiding een stuk slechter.
De gebroken rug van haar ex bleek minder gebroken dan het was, nu had hij geprobeerd het huis in de fik te steken en ze had haar nieuwe liefde gesproken en die had gesolliciteerd in Luxemburg en ze wilde altijd al in de Ardennen wonen en een bomenkwekerij beginnen en de rest ging mijn ene oor in en mijn andere oor weer uit.
Ik had een bakje tonijnsalade gekocht en verdeelde het over drie boterhammen. De thee was donker geworden, te bitter voor het moment van de dag. Sommige collega’s gebruiken één bakje tonijnsalade voor één broodje, ik had het kunnen uitsmeren over zes sneden brood. Misschien ging het al veel langer slecht met Y en wilde ik het niet zien. Het viel me nu voor het eerst echt op. Ik stuurde een mail naar Ana. Ik sms niet graag, ik heb teveel woorden nodig. De gewenste reactie kwam. Voorspelbaar kun je saai noemen, soms is voorspelbaarheid een zegen.
"Ben je boos?" vroeg Y na de lunch. Treuzelend volgde ze me de trap op naar onze verdiepingen. Je kunt beter niet zeggen dat je iemand leuk vindt, dat willen ze niet horen. Pas als je ongeïnteresseerd doet, dan heb je hun aandacht te pakken. "Nee, ik ben niet boos," zei ik. Het was confronterend, als je dat verwart met boosheid dan heb je het niet goed begrepen.
Je onderschat me, dacht ik. "Je overschat me," zei Y.
’s Middags kwam de onvermijdelijke mail, die ik machinaal beantwoordde. Toen werd Y boos. Je moet op tijd beginnen met de voorbereiding.
Bij een laatste examen ben je bereid nog één keer alles uit de kast te halen, helaas was dat nu niet meer het geval. Er is altijd een excuus om iets uit te stellen, al is het niet altijd uit vrije wil, soms ben je het gewoon vergeten. Met een minimale inspanning een maximaal rendement behalen. Mijn cijferlijst volgt de daling van de koersen. Zo beschouwd sta ik weldegelijk met beide benen in de huidige tijd. Midden in de nacht sms-te Ana.
De volgende dag wilde Y samen lunchen. Dat was toevallig, toen ik ’s morgens op de fiets zat, dacht ik hetzelfde. Als ik fiets, denk ik altijd hetzelfde. Ik vertelde over de uitslag die gisteren in de brievenbus lag. "Dan doe je het toch nog een keer," zei Y. De oplossing was even simpel als haar eigen leven. Fail. Ik wilde geen oplossing, ik wilde medelijden. Y heeft sinds haar scheiding geen behoefte meer aan medelijden. De lunches en gesprekken van voor de scheiding waren een stuk beter. Met Y gaat het sinds de scheiding een stuk slechter.
De gebroken rug van haar ex bleek minder gebroken dan het was, nu had hij geprobeerd het huis in de fik te steken en ze had haar nieuwe liefde gesproken en die had gesolliciteerd in Luxemburg en ze wilde altijd al in de Ardennen wonen en een bomenkwekerij beginnen en de rest ging mijn ene oor in en mijn andere oor weer uit.
Ik had een bakje tonijnsalade gekocht en verdeelde het over drie boterhammen. De thee was donker geworden, te bitter voor het moment van de dag. Sommige collega’s gebruiken één bakje tonijnsalade voor één broodje, ik had het kunnen uitsmeren over zes sneden brood. Misschien ging het al veel langer slecht met Y en wilde ik het niet zien. Het viel me nu voor het eerst echt op. Ik stuurde een mail naar Ana. Ik sms niet graag, ik heb teveel woorden nodig. De gewenste reactie kwam. Voorspelbaar kun je saai noemen, soms is voorspelbaarheid een zegen.
"Ben je boos?" vroeg Y na de lunch. Treuzelend volgde ze me de trap op naar onze verdiepingen. Je kunt beter niet zeggen dat je iemand leuk vindt, dat willen ze niet horen. Pas als je ongeïnteresseerd doet, dan heb je hun aandacht te pakken. "Nee, ik ben niet boos," zei ik. Het was confronterend, als je dat verwart met boosheid dan heb je het niet goed begrepen.
Je onderschat me, dacht ik. "Je overschat me," zei Y.
’s Middags kwam de onvermijdelijke mail, die ik machinaal beantwoordde. Toen werd Y boos. Je moet op tijd beginnen met de voorbereiding.
18 February 2009
Kwekeling
De lunchtafel ziet er gezellig uit.
Y draagt een paars truitje met pofmouwen dat je in de zomer op de Parade ziet. De mouwen zijn kort, de schouders zijn minimaal bedekt. Ze heeft een clip in het halflange haar, wat het meisjeseffect versterkt. Sinds Y haar man de deur wees, leeft ze in de zomer. De temperatuur ligt rond het vriespunt, er waait een oostenwind en Y lacht haar armen bloot.
Ze zitten voorovergebogen. Ze lachen, samenzweerderig.
Y’s voorbeeldfunctie zal meerdere huwelijken doen stranden. Ik ken de verhalen, de verhalen over hem van haar, over hem van haar en over hem van haar. Ze mankeren allemaal iets. Ik spreek haar niet tegen, want niemand is normaal. De meest normale zijn het minst aantrekkelijk. En zijzelf mankeren vanzelfsprekend niets.
Ze zijn er ooit mee getrouwd. Waarom vroeg ik mezelf toen af en waarom vraag ik mezelf nog steeds af. Eigengereid en ontwikkeld maar als de dood voor een leven zonder de symbolische ring. Een ring gaat knellen, vroeg of laat. Bloedbanen worden afgeknepen, de doorstroming stokt en het leven sterft af waar de ring begint.
Ze eten niet, ze zitten voornamelijk onafhankelijk te zijn. De vrijheid lonkt, er zijn mannen en mogelijkheden genoeg. Ze maken plannen, ze maken afspraken, er is een oppas geregeld. Y heeft de zolder opgeruimd en al zijn spullen weggegooid. De zolder is een goede plaats om jezelf op te knopen.
In hun saamhorigheid verslikken ze zich in de marktwaarde van hun afgestorven ledematen. Ik wend mijn gezicht af en spot Bernadette. Het verschil tussen Bernadette in pantalon op hakken en Bernadette in spijkerbroek op boots is een wereld. Bernadette draagt geen ringen, nooit gedaan ook.
Y draagt een paars truitje met pofmouwen dat je in de zomer op de Parade ziet. De mouwen zijn kort, de schouders zijn minimaal bedekt. Ze heeft een clip in het halflange haar, wat het meisjeseffect versterkt. Sinds Y haar man de deur wees, leeft ze in de zomer. De temperatuur ligt rond het vriespunt, er waait een oostenwind en Y lacht haar armen bloot.
Ze zitten voorovergebogen. Ze lachen, samenzweerderig.
Y’s voorbeeldfunctie zal meerdere huwelijken doen stranden. Ik ken de verhalen, de verhalen over hem van haar, over hem van haar en over hem van haar. Ze mankeren allemaal iets. Ik spreek haar niet tegen, want niemand is normaal. De meest normale zijn het minst aantrekkelijk. En zijzelf mankeren vanzelfsprekend niets.
Ze zijn er ooit mee getrouwd. Waarom vroeg ik mezelf toen af en waarom vraag ik mezelf nog steeds af. Eigengereid en ontwikkeld maar als de dood voor een leven zonder de symbolische ring. Een ring gaat knellen, vroeg of laat. Bloedbanen worden afgeknepen, de doorstroming stokt en het leven sterft af waar de ring begint.
Ze eten niet, ze zitten voornamelijk onafhankelijk te zijn. De vrijheid lonkt, er zijn mannen en mogelijkheden genoeg. Ze maken plannen, ze maken afspraken, er is een oppas geregeld. Y heeft de zolder opgeruimd en al zijn spullen weggegooid. De zolder is een goede plaats om jezelf op te knopen.
In hun saamhorigheid verslikken ze zich in de marktwaarde van hun afgestorven ledematen. Ik wend mijn gezicht af en spot Bernadette. Het verschil tussen Bernadette in pantalon op hakken en Bernadette in spijkerbroek op boots is een wereld. Bernadette draagt geen ringen, nooit gedaan ook.
17 February 2009
Kaas
"Wat heb jij gedaan?" vraagt ze in de rookpauze.
Ze haalt twee sigaretten tevoorschijn.
"Ik ben naar Rialto geweest."
Ik geef haar mijn aansteker.
"Met wie?"
Niet of het leuk was, of het druk was.
"Met wie was je daar?"
Of het goed was, of het gezellig was.
"Oh leuk. Met wie?" is de vraag als je ergens heen gaat.
"Met wie" is altijd de vraag.
Soms gaat de telefoon.
"Ik zit in de stad. Kom je ook?" wordt gezegd.
"Vijftien minuten," zeg ik dan.
Andersom werkt dat niet.
Soms bel ik zelf.
"Ik zit in de stad. Kom je ook?"
"Met wie ben je daar?"
Ik vraag nooit: "Met wie?"
Het interesseert me niet.
Wanneer iemand dat wil vertellen, dan zegt hij of zij het wel. Als het relevant is voor de avond, als het relevant is voor het verhaal.
Als ik gebeld wordt door een call center, dan zeg ik: "Met wie?"
Vijf keer achter elkaar.
Dan hangen ze op.
"En hoe heb jij het weekend ondergaan?" vraag ik.
"Ik ben naar Paradiso geweest."
Ze geeft mijn aansteker terug.
"Lolz. Nog geneukt?" vraag ik.
Ze inhaleert diep.
"Met wie?"
Ze haalt twee sigaretten tevoorschijn.
"Ik ben naar Rialto geweest."
Ik geef haar mijn aansteker.
"Met wie?"
Niet of het leuk was, of het druk was.
"Met wie was je daar?"
Of het goed was, of het gezellig was.
"Oh leuk. Met wie?" is de vraag als je ergens heen gaat.
"Met wie" is altijd de vraag.
Soms gaat de telefoon.
"Ik zit in de stad. Kom je ook?" wordt gezegd.
"Vijftien minuten," zeg ik dan.
Andersom werkt dat niet.
Soms bel ik zelf.
"Ik zit in de stad. Kom je ook?"
"Met wie ben je daar?"
Ik vraag nooit: "Met wie?"
Het interesseert me niet.
Wanneer iemand dat wil vertellen, dan zegt hij of zij het wel. Als het relevant is voor de avond, als het relevant is voor het verhaal.
Als ik gebeld wordt door een call center, dan zeg ik: "Met wie?"
Vijf keer achter elkaar.
Dan hangen ze op.
"En hoe heb jij het weekend ondergaan?" vraag ik.
"Ik ben naar Paradiso geweest."
Ze geeft mijn aansteker terug.
"Lolz. Nog geneukt?" vraag ik.
Ze inhaleert diep.
"Met wie?"
11 February 2009
A cat with three ears
Op een log publiceer je waar je blij van wordt. Of waar je verdrietig van bent geworden.
Ik heb me voorgenomen hier niet over muziek te publiceren en dat doe ik dus ook niet. Plaatjes vullen gaatjes en een webcam levert plaatjes die je kunt publiceren. Met plaatjes kun je ook laten zien waar je niet mee bezig bent.
Uit een recentelijk onderzoek bleek dat downloaders meer geld uitgeven aan het relevante materiaal dan niet-downloaders. Eindelijk hoor ik eens bij een meerderheid. Ik download veel maar daardoor ben ik ook meer gaan kopen. Het is zelfs de reden dat ik een - door mij altijd verafschuwde - creditcard heb aangeschaft. Online kopen doe je met een creditcard en creditcards kun je niet downloaden.
Vroeger fietste je naar de stad. Dan kocht je een CD en dan fietste je weer naar huis. Dan zette je de CD op en dan was je blij. Nu bestel je wat, wacht drie dagen, of je wacht een week of zelfs drie maanden en als je de bestelling alweer bent vergeten dan ligt er een pakketje in de brievenbus. Hé wat leuk, een pakketje. Dan pak je het pakketje uit, je zet de CD op en je maakt er een foto van.
Want blij zijn kun je niet downloaden.
05 February 2009
Bier en ossenworst
Als je jarig bent, dan mag je uitkiezen wat je wil eten. Ik koos niets uit, ik ging naar de kroeg. Als ik ga drinken dan eet ik niet.
Op het bureau bij mijn geldverstrekker had een bijdehante collega slingers neergelegd. Op de kleuterschool versier je de stoel van een kleuter als die jarig is, dat vinden ze leuk. De kleuter staat dan een dag in het middelpunt van de belangstelling. Het was zeker goedbedoeld maar lichtelijk misplaatst bij een man die 42 is geworden. Volwassenen moeten elkaar versieren, niet het meubilair. Als ik om me heen kijk op de afdeling dan zie ik niemand die ik zou willen versieren.
De slingers brachten collega’s naar mijn bureau die aandacht opeisten door mij te feliciteren. Mensen pretenderen vaak aandacht te geven maar in werkelijkheid komen ze aandacht halen. Na de vijfde keer handen schudden ruimde ik de slingers op, zei dat ik een overleg had en ging in de stilteruimte zitten.
Jarigen vestigen de aandacht op zichzelf door te trakteren. Er gaat een fax naar Multivlaai en om elf uur kan er een groepsmail de mailbox uit. Ik heb hier nog nooit getrakteerd. Trakteren doe je in de kroeg, ze kunnen een biertje van me krijgen.
Het is mijn verjaardag, ik mag kiezen wat ik wil eten. Ik ga vanavond alleen naar de kroeg. Het is lekkerder om een trap dan om gebak uit te delen.
28 January 2009
Marry me
rip John Updike
Marry me ging mee naar Italië. Met de trein naar Como, daarna met de bus naar Domaso.
De tent was van haar zus. Groot, zwaar en log. De kampeertechnieken zijn sinsdien veranderd. Twee slaapzakken, wat ondergoed, shirts en handdoeken. Een gaspitje en oploskoffie. Meer hadden we niet nodig.
Om de beurt lazen we. Ik heb er nog foto’s van maar ik heb nu geen zin om te scannen. Scannen ontkracht, fotoalbums hebben een nostalgie die op het web achterwege blijft.
"De liefde schaamteloos uitgekleed door John Updike" stond op de achterkant van het boek.
23 January 2009
18 January 2009
De onderbuik
Dat de lontjes in Nederland steeds korter worden, bewees een bezoekje aan de Dirk maar weer eens. Dat mijn aversie tegen inboorlingen opnieuw wordt onderbouwd, ook. Bij de ingang liep een gedrocht uit het slechtste deel van Azië, iets dat vroeger waarschijnlijk een rode stip op haar voorhoofd had. Ze liep in een telefoon te schreeuwen. Dat kan. Op haar arm droeg ze iets wat op een kind leek, dat kan ook. Misschien schreeuwde ze tegen het kind, dat zou ook nog kunnen.
Omdat de Dirk een uitermate smalle ingang heeft, zo één waar je met maximaal vier winkelwagentjes tegelijk naast elkaar doorheen kunt lopen, was het logisch dat ze mij de pas afsneed. Gelukkig had ik geen haast en ben ik een beleefd mens. Voor haar uit liepen twee onder de leerplicht vallende stoorzenders, ze waren met elkaar aan het vechten. Er kan er maar één het winkelwagentje duwen, dat leek de inzet. Het kind op de arm van de voormalige rode stip werd bij het toegangspoortje vakkundig in het winkelwagentje geplaatst, en zo kon hele kermis naar binnen. Toen ik bij het toegangspoortje kwam, sloop één van de kinderen terug naar buiten. Het klom op de speelgoedauto bij de ingang en begon te jengelen om geld. Het gedrocht uit het slechtste deel van Azië keerde zich om, sneed mij opnieuw de pas af en liep door het poortje ook terug naar buiten. Het kind dat het winkelwagentje had veroverd, knalde binnen tegen een display met zakken chips. Het kind in het zitje van het winkelwagentje gooide daarop haar keeltje open. So far so good, just an ordinary saturdaynight at the supermarket. Kinderen uit het slechtste deel van Azië hoeven niet op tijd naar bed. Ik liep naar binnen en deed mijn ding.
Even later werd ik bij de wasmiddelen omvergekegeld door het joch dat het winkelwagentje had veroverd. Het joch liep rondjes met het winkelwagentje om de stellages heen, het liep alleen niet vooruit maar het liep achteruit. Dat kan, je kunt achteruitlopen, als je dat zou willen. Je kunt ook achteraan lopen, dat is dan niet uit vrije wil maar dat is omdat je minder bent. De beide andere kinderen zaten in het winkelwagentje. Dat kan, kinderen spelen graag. Spelen kan ook, alleen moet je omkijken om te zien waar je loopt als je achteruitloopt. Het gedrocht met de verdwenen rode stip zag ik nergens. Inboorlingen kijken niet om, die fokken kinderen en kijken alleen maar vooruit. Het joch schrok toen het tegen mij aan liep. Ik keek het wezen even strak aan, draaide mijn hoofd terug naar het rek met wasmiddelen en zei: “Jij bent een kutkind.” Daar was niets van gelogen. Dat het een kutkind is, dat staat vast. Waarom het een kutkind is, is niet belangrijk. Dat de schuld van de benaming bij de ouders ligt, is de hoofdzaak. Ik stopte een fles wasmiddel in mijn mandje en zei: “Dat wasmiddel.” Waarom het zo heet, doet niet ter zake. Het was middel, het is een middel om te wassen zoals een kind is om te kutten. Als je kinderen op tijd in bed stopt, dan zijn ze overdag niet zo vervelend.
Bij het koelvak met het vlees werd ik een paar minuten later aangesproken door het gedrocht dat vroeger een rode stip had. Sommige mensen zijn gewoon lelijk, dat kan. Die zijn dan wel vaak heel aardig, of ze bezitten een andere goede eigenschap. De voormalig rode stip was echter zo lelijk, dat kon gewoon niet. Ik vond haar een misdaad tegen de mensheid. Ze zag eruit alsof de voormalige rode stip destijds in haar gezicht was gebrand en daarna met zoutzuur weer was verwijderd. Of met een beitel, zo aan de groeven te zien. Misschien waren ze daarom wel gevlucht uit het slechtste deel van Azië, met een beitel kun je ook andere dingen doen. Ze vroeg, of beter, ze eiste, wat ik tegen haar kutkind had gezegd. Het joch stond er verveeld bij, hij miste zeker het winkelwagentje. Ik keek haar aan en zei: “Kutkind.” Toen kwam er een woordenstroom uit het gedrocht. Ik had dat niet tegen haar kutkind mogen zeggen, vertaalde ik, en waarom ik dat dan had gezegd. En ik had dat niet mogen zeggen en nu was het kind helemaal overstuur. Overstuur? Ik zag een kind dat zich verveelde. “Omdat hij niet goed uitkeek en tegen me aanknalde,” zei ik, terwijl ik een biefstuk uitzocht. Ze was nerveus, al had dat minder met mij maar des te meer met haar nakomelingen te maken. Ze had nu moeten uitleggen wat een kutkind is. Dat is een kind van een kutwijf. Dus ze moest tegen haar zoontje zeggen: “Mamma is een kutwijf.” Ze was ook zenuwachtig van zichzelf, met zo’n uiterlijk zou ik mezelf ook verbergen achter een neurotische aandoening. Ze keek naar haar kutkind terwijl ze doorging met praten. Omdat ik niet reageerde, herhaalde ze het nog maar een keer. Mevrouw de neuroot, ik ben niet doof en ik had het niet over het kind, ik had het nu rechtstreeks tegen jou. Twee vliegen in één klap noemen we dat. Jij bent ook een kutkind, sterker, je had niet geboren mogen worden. Ik kijk je niet aan want ik wil mijn eetlust niet bederven, ik zoek een stuk echt vlees.
Hoe graag je het ook zou willen, je moet niet alles zeggen wat je denkt. Beperk jezelf tot het meest elementaire. Rode stippen op een voorhoofd worden al snel een rode waas voor de ogen, ze hebben geen gevoel voor relativering. Ze hebben alleen gevoel voor zichzelf, voor hun schijtende nazaten, voor het onrecht dat ze is aangedaan, voor de ontlasting van hun kroost waarmee ze zichzelf het liefst zouden insmeren en voor de met geld gevulde vluchtweg naar de westerse beschaving. Allemaal oké, jammer alleen dat ze juist die beschaving zijn vergeten mee te nemen. Ik moet altijd lachen als er weer zo’n aftandse veerboot met zesmaal het maximaal toegestane aantal passagiers aan boord, is gezonken. Beschaving betekent onderhoud aan het materiaal plegen en je aan de regels houden. Misschien heb ik daarom weinig vrienden, maar dat is een ander verhaal. Wat zal ik er eigenlijk bij eten, bij de biefstuk, broccoli of worteltjes? Ik vroeg het maar niet aan het gedrocht, dit om latere associaties te vermijden. Leven is vermijden van irritaties. Helaas knallen ze, zonder dat je er erg in hebt, soms pontificaal tegen je op. En daar doe je niets aan.
Toen ik vlak daarna bij de kassa mijn boodschappen stond af te rekenen, ik had verder weinig nodig, zag ik het door mij benoemde kutkind weer staan. Het stond me op te wachten, nu zonder winkelwagentje maar samen met een volwassen man met een rood aangelopen hoofd en schuim op de bek. De veerboten van tegenwoordig zijn niet meer wat het is geweest. Het schuim op de bek vroeg me wat ik tegen het kutkind had gezegd. Het kind werd naar voren gesleurd. “Jij bent een kutkind,” zei ik, en gaf de caissière geld. “Dat was niet tegen jou,” zei ik tegen de caissière. Ik kreeg wisselgeld - nee geen bonnetje - en wilde weglopen maar het schuim op de bek hield me tegen. Het werd ernstig. Het schuim op de bek, hij had waarschijnlijk een verkeerd wasmiddel of verkeerde ontlasting gebruikt, eiste genoegdoening. Waarom eisen die inboorlingen zoveel? Is het mijn schuld dat ze in een achterlijk gebied zijn geboren? Eerst plichten, dan rechten. Respect krijg je niet, dat moet je verdienen.
“Sorry,” zei ik. Dat ik mijn excuses aanbood, leek me het verstandigst. Bij mensen met schuim op de bek is voorzichtigheid geboden. Ze zijn onberekenbaar, licht ontvlambaar en niet voor rede vatbaar. Discussiëren was uitgesloten. Dat het zijn kind was dat onbesuisd tegen mij aanknalde, en dat ik zijn kind niet had aangeraakt maar slechts een belangrijk Nederlands woord had geleerd, dat zou de achterkant van zijn schuimlaag nooit bereiken. Daarnaast had ik geen kralen of ander glimmend ruilmateriaal bij me om de vernedering die ik de familie had aangedaan mee af te kopen, want zo doe je dat bij inboorlingen. De discussie zou ik ook verliezen. Het was niet alleen een kutkind, het was zelfs een blind kutkind, en eentje die door zijn ouders niet in het gareel wordt gehouden. Met dat laatste zou ik een aanval op de ouders inzetten en dat zou het nog erger maken. De waarheid mag gezegd worden maar soms is het beter de waarheid te denken, zeker wanneer je weet dat er niet wordt geluisterd. Beperk je tot het meest elementaire. Jij bent een opgefokte hersenloze verzieker van de maatschappij en ik val niemand lastig. Aanval is de beste verdediging maar niet bij mensen met schuim op hun bek die kijken alsof je hun kind hebt verkracht als je het kutkind noemt. Inboorlingen noemen dat namelijk ouderliefde. Inboorlingen geven graag het verkeerde voorbeeld, ze geven liefde aan hun kinderen en van hun kinderen krijgen ze daar liefde en genetische afwijkingen voor terug.
“Ik ben meteen bij mijn werk weggelopen toen mijn vrouw net belde,” zegt het schuim, zijn stem verheffend. Meteen bij zijn werk vandaan weggelopen? Ik heb bij de ingang helemaal geen verkoper van daklozenkranten gezien. Misschien was hij met pauze, ik ken de daklozen CAO niet precies. Dit was een taaiere, een inheemse soort met andere gebruiken. Hoe dan ook, voor deze onmenselijke inspanning was een enkele sorry dan wellicht wat summier. Wel leuk dat de rode stip een mobiele telefoon bij zich had om haar uitgehuwelijkte te kunnen bellen. Integratie is een mooi ding, jammer dat ze altijd bij de verkeerde vooruitgang beginnen: rode stip weg, kinder erbijslag, mobiele telefoons en korte lontjes. De rode stip zou verplicht moeten worden, zo houden wij namelijk ons vee uit elkaar. Meneer schuim op de bek is gezinshaan en laat zich niet afschepen met één enkel woord, dat was me wel duidelijk. “Sorry,” zei ik daarom nog maar een keer. “Sorry dat ik dat tegen je kind heb gezegd.” Twee keer hetzelfde zeggen, een dove vader past wel bij een blind kind. Ik zei het ook iets harder ditmaal. Je moet meebewegen met de gesprekspartner, dat leerde ik ooit bij een workshop gesprekstechnieken. Het schuim werd nog roder. “Niet genoeg,” zei hij, ook weer harder. Ik begon hem te knijpen, dit ging niet goed. “Zal ik een cadeautje voor je kind kopen, om het goed te maken?” vroeg ik toen maar. “Geen cadeau, ik eis genoegdoening,” schreeuwde hij. Waarom mensen gaan schreeuwen terwijl ze op nog geen meter afstand van je staan, begrijp ik niet. Zou hij ook blind zijn? Al is blindheid niet erfelijk, het heerst wel in zijn familie. Misschien vallen ze onder een besmettelijke soort, zoals griep, of AIDS. Of opgefokte inboorlingen. Kleine lul, kort lontje.
Woorden kunnen hard aan komen, zo blijkt maar weer. In sommige culturen staat het uiten van de conclusie ‘hoerenjong’ gelijk aan het tekenen van je eigen doodvonnis. Ik heb dat nooit begrepen, lang leve de Nederlandse nuchterheid. Schelden doet geen pijn, leren wij hier op de kleuterschool. Stuur je kutkinderen dan ook naar school, misschien leren jullie er zelf iets van. Je hebt je achterlijke geboortegrond verlaten, laat dat achterlijke en opgefokte gedrag daar dan ook achter. Jij wilt naar de beschaving? Beschaaf je dan ook. Vanavond bestond de beschaving uit niet meer dan pingpongen met sorry en genoegdoening. De caissières en de andere klanten bewogen mee op het ritme van een tenniswedstrijd. Ik wist niet meteen een uitweg, eerst maar laten uitrazen en tijd winnen. Het meisje van kassa vijf werkte vanavond niet. Dat was maar goed ook, ik ben niet zo’n haantje. Wanneer er vrouwen in het spel zijn, zijn het de haantjes die de problemen veroorzaken.
De bedrijfsleider van de Dirk was op het geluid afgekomen. Of hij was opgepiept, dat kan ook. Hij kwam bij ons staan. We vormden samen een rechtbenige driehoek. Alles is wiskunde, dacht ik, behalve afkomst. Afkomst biedt geen uitkomst, het geeft alleen maar een hoop ellende. De bedrijfsleider droeg een grijs, zorgvuldig bijgewerkt ringbaardje. Ik had hem hier niet eerder gezien, maar dat zal wel komen doordat ik alleen maar naar kassa vijf kijk als ik hier ben. Het grijze ringbaardje doorbrak de impasse. “U bent boos,” zei het hij tegen het schuim. Nog eentje uit het boekje gesprekstechnieken c.q. omgaan met lastige klanten. Zeg wat je ziet of hoort, daarmee erken je de emotie van de ander waardoor de ander het gevoel krijgt dat je zijn probleem erkent. Ik was hem er dankbaar voor, ik was mijn gesprekstechnieken even vergeten. “Ik eis genoegdoening,” zei het schuim voor de zoveelste keer. Zijn stembanden stonden volledig op repeat, een probleem komt nooit alleen. Les één als je in een ander land gaat wonen: leer de taal. En de taal van een land is iets meer dan woorden alleen. “Ik zie dat u boos bent,” herhaalde ik, ook omdat ik twijfelde aan de werking van de oorschelpen van het schuim. Hygiënische normen hebben een lange incubatietijd bij verwisseling van werelddelen, dit in tegenstelling tot de materiële vooruitgang die beestachtig wordt omarmd. Ik zag een overdreven verhitte allochtoon die een aanleiding had gevonden om zijn agressie voor vanavond kwijt raken. Maar dat zei ik niet, je moet niet alles zeggen wat je ziet. Beperk jezelf tot het elementaire. Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is een onderbuikgevoel.
“Hij heeft meerdere malen zijn excuses aangeboden en hij heeft aangeboden een cadeautje te kopen,” zei het grijze ringbaardje. “Niet genoeg,” zei het schuim weer, “als jij beschadigt mijn kind, ik beschadig jou.” Waarmee we weer terug zijn in de Middeleeuwen. Zijn vrije hand vormde een vuist en kwam omhoog. Heb ik zijn kutkind beschadigd? Waar dan? Kijk naar jezelf idioot, dat jij zijn vader bent, dat is pas een kind beschadigen. Zo voedt je het kind dus op, als je iets niet krijgt dan pak je het gewoon. Opvoeden is voorbeeldgedrag tonen, kinderen imiteren. Als die meisje niet wil dan pak jij die meisje, net zoals vroeger in je plaggenhut. Anyway. Hij mag mij een kutkind noemen als we daarmee gelijk komen te staan, maar dat bedoelde hij vast niet. Het schuim was gekomen om te vechten, primaire levensvormen behouden hun primaire instincten. Alles goed en wel, maar je instincten botvieren doe je maar lekker thuis, ik gun het jouw gedrocht en die drie koters van je niet dat ze vanavond hun familieseance zouden moeten missen omwille van mijn kaak. Slaan doe je maar lekker thuis, en dan het liefst in de periferie waar je vandaan gekomen bent.
De aanleiding, het kutkind zelf, hield nog steeds de andere hand van het schuim vast, maar het kind was meer geïnteresseerd in de speelgoedauto die bij de ingang stond dan in het gesprek van zijn vader. Het kind had die vuist al zo vaak gezien, het werd saai. Kinderen bezitten een flexibiliteit en een veerkracht waar hun ouders nog veel van kunnen leren. Ik dacht aan de kogelbiefstuk die ik net had gekocht. Als zijn genoegdoening inhield wat ik vermoedde, dan kon ik de komende dagen aan de vermicellisoep en dan kon de biefstuk naar de hond. En ik heb helemaal geen hond. Het grijze ringbaardje deed een stap naar voren, we werden een gelijkzijdige driehoek op een vierkante meter. “Is dat een dreigement?” vroeg hij. Dat bleek een toverwoord. Het bleef even stil en het rode gezicht achter de laag schuim was op slag verdwenen. Bedreiging, dat betekent politie.
Meneer is bang voor de politie. Is de verblijfsvergunning nog niet in orde? Of misschien afgewezen omdat de oude dierentuin veilig is verklaard? Of heeft meneer iets anders te verbergen?
“Dag agent.”
“Zo. Dat ziet er niet goed uit. Wat was de aanleiding?”
“Ik zei ‘kutkind’ tegen een rij wasmiddelen.”
“Zo, zo, meneertje. Dat is niet misselijk. En toen?”
“Toen werd mijn kaak in tweeën geslagen.”
“Zo’n grote meneer laat zijn kaak in stukken slaan?”
“Ik heb smetvrees en hij had schuim op zijn bek. Hoeveel agenten zijn er nodig om iemand met schuim op zijn bek in te rekenen? Vorige week is er nog eentje in één van jullie cellen overleden.”
“Ja, ja, ja. Het is al duidelijk. Wilt u slachtofferhulp?”
“Nee, wel een tetanusinjectie en een HIV-test. En een kop soep en het telefoonnummer van het meisje van kassa vijf.”
Het grijze ringbaardje vouwde zijn handen samen achter zijn rug, zoals je wandelaars wel in het bos ziet doen. En dan maar tegen de bomen praten. “Sorry,” zei ik voor de laatste keer. “Ik zie dat u boos bent en ik had uw kind niet zo mogen noemen.” Voor de zekerheid, korte lontjes, kortetermijngeheugen. “Is al goed,” zei het schuim. Hij liep de winkel uit en sloeg linksaf, het kutkind met zich meezeulend. Vanuit één van de gangpaden zag ik de schielijke blik van het gedrocht. Ze had zich als goede echtgenote afzijdig gehouden en alles van een afstand bekeken zoals een bejaarde de straat in de gaten houdt. En dat van de genoegdoening en de vuist kende ze al lang. Haar tanden waren toch al rot en de fecaliën van rijstepap waren goed voor de bemesting. Voor welke genoegdoening zouden zij ooit zijn gevlucht? De ene bevolkingsgroep is nu eenmaal minder dan de ander, jammer dat ze de verkeerde kant zijn opgevlucht. Verschillende ontwikkelingsvormen moeten worden gescheiden, haal in een dierentuin de hekken weg en ze moorden elkaar ook meteen uit. Rot fruit leg je niet in een ander mandje maar gooi je meteen weg.
Excuses voor het gedrag van het kutkind werden niet gemaakt. Natuurlijk niet, kinderen mogen alles. Want vader en moeder mogen ook alles. Dit is toch de vrije wereld? De vrije wereld waar je met geweldsdreiging je gelijk haalt? Ik liep ook maar naar buiten en ging naar rechts. Ik had ineens geen trek meer in biefstuk, ik had zin in Chinees gekregen. Benieuwd hoe straks thuis het wasmiddel reageert, of die ook zo’n kort lontje heeft.
Omdat de Dirk een uitermate smalle ingang heeft, zo één waar je met maximaal vier winkelwagentjes tegelijk naast elkaar doorheen kunt lopen, was het logisch dat ze mij de pas afsneed. Gelukkig had ik geen haast en ben ik een beleefd mens. Voor haar uit liepen twee onder de leerplicht vallende stoorzenders, ze waren met elkaar aan het vechten. Er kan er maar één het winkelwagentje duwen, dat leek de inzet. Het kind op de arm van de voormalige rode stip werd bij het toegangspoortje vakkundig in het winkelwagentje geplaatst, en zo kon hele kermis naar binnen. Toen ik bij het toegangspoortje kwam, sloop één van de kinderen terug naar buiten. Het klom op de speelgoedauto bij de ingang en begon te jengelen om geld. Het gedrocht uit het slechtste deel van Azië keerde zich om, sneed mij opnieuw de pas af en liep door het poortje ook terug naar buiten. Het kind dat het winkelwagentje had veroverd, knalde binnen tegen een display met zakken chips. Het kind in het zitje van het winkelwagentje gooide daarop haar keeltje open. So far so good, just an ordinary saturdaynight at the supermarket. Kinderen uit het slechtste deel van Azië hoeven niet op tijd naar bed. Ik liep naar binnen en deed mijn ding.
Even later werd ik bij de wasmiddelen omvergekegeld door het joch dat het winkelwagentje had veroverd. Het joch liep rondjes met het winkelwagentje om de stellages heen, het liep alleen niet vooruit maar het liep achteruit. Dat kan, je kunt achteruitlopen, als je dat zou willen. Je kunt ook achteraan lopen, dat is dan niet uit vrije wil maar dat is omdat je minder bent. De beide andere kinderen zaten in het winkelwagentje. Dat kan, kinderen spelen graag. Spelen kan ook, alleen moet je omkijken om te zien waar je loopt als je achteruitloopt. Het gedrocht met de verdwenen rode stip zag ik nergens. Inboorlingen kijken niet om, die fokken kinderen en kijken alleen maar vooruit. Het joch schrok toen het tegen mij aan liep. Ik keek het wezen even strak aan, draaide mijn hoofd terug naar het rek met wasmiddelen en zei: “Jij bent een kutkind.” Daar was niets van gelogen. Dat het een kutkind is, dat staat vast. Waarom het een kutkind is, is niet belangrijk. Dat de schuld van de benaming bij de ouders ligt, is de hoofdzaak. Ik stopte een fles wasmiddel in mijn mandje en zei: “Dat wasmiddel.” Waarom het zo heet, doet niet ter zake. Het was middel, het is een middel om te wassen zoals een kind is om te kutten. Als je kinderen op tijd in bed stopt, dan zijn ze overdag niet zo vervelend.
Bij het koelvak met het vlees werd ik een paar minuten later aangesproken door het gedrocht dat vroeger een rode stip had. Sommige mensen zijn gewoon lelijk, dat kan. Die zijn dan wel vaak heel aardig, of ze bezitten een andere goede eigenschap. De voormalig rode stip was echter zo lelijk, dat kon gewoon niet. Ik vond haar een misdaad tegen de mensheid. Ze zag eruit alsof de voormalige rode stip destijds in haar gezicht was gebrand en daarna met zoutzuur weer was verwijderd. Of met een beitel, zo aan de groeven te zien. Misschien waren ze daarom wel gevlucht uit het slechtste deel van Azië, met een beitel kun je ook andere dingen doen. Ze vroeg, of beter, ze eiste, wat ik tegen haar kutkind had gezegd. Het joch stond er verveeld bij, hij miste zeker het winkelwagentje. Ik keek haar aan en zei: “Kutkind.” Toen kwam er een woordenstroom uit het gedrocht. Ik had dat niet tegen haar kutkind mogen zeggen, vertaalde ik, en waarom ik dat dan had gezegd. En ik had dat niet mogen zeggen en nu was het kind helemaal overstuur. Overstuur? Ik zag een kind dat zich verveelde. “Omdat hij niet goed uitkeek en tegen me aanknalde,” zei ik, terwijl ik een biefstuk uitzocht. Ze was nerveus, al had dat minder met mij maar des te meer met haar nakomelingen te maken. Ze had nu moeten uitleggen wat een kutkind is. Dat is een kind van een kutwijf. Dus ze moest tegen haar zoontje zeggen: “Mamma is een kutwijf.” Ze was ook zenuwachtig van zichzelf, met zo’n uiterlijk zou ik mezelf ook verbergen achter een neurotische aandoening. Ze keek naar haar kutkind terwijl ze doorging met praten. Omdat ik niet reageerde, herhaalde ze het nog maar een keer. Mevrouw de neuroot, ik ben niet doof en ik had het niet over het kind, ik had het nu rechtstreeks tegen jou. Twee vliegen in één klap noemen we dat. Jij bent ook een kutkind, sterker, je had niet geboren mogen worden. Ik kijk je niet aan want ik wil mijn eetlust niet bederven, ik zoek een stuk echt vlees.
Hoe graag je het ook zou willen, je moet niet alles zeggen wat je denkt. Beperk jezelf tot het meest elementaire. Rode stippen op een voorhoofd worden al snel een rode waas voor de ogen, ze hebben geen gevoel voor relativering. Ze hebben alleen gevoel voor zichzelf, voor hun schijtende nazaten, voor het onrecht dat ze is aangedaan, voor de ontlasting van hun kroost waarmee ze zichzelf het liefst zouden insmeren en voor de met geld gevulde vluchtweg naar de westerse beschaving. Allemaal oké, jammer alleen dat ze juist die beschaving zijn vergeten mee te nemen. Ik moet altijd lachen als er weer zo’n aftandse veerboot met zesmaal het maximaal toegestane aantal passagiers aan boord, is gezonken. Beschaving betekent onderhoud aan het materiaal plegen en je aan de regels houden. Misschien heb ik daarom weinig vrienden, maar dat is een ander verhaal. Wat zal ik er eigenlijk bij eten, bij de biefstuk, broccoli of worteltjes? Ik vroeg het maar niet aan het gedrocht, dit om latere associaties te vermijden. Leven is vermijden van irritaties. Helaas knallen ze, zonder dat je er erg in hebt, soms pontificaal tegen je op. En daar doe je niets aan.
Toen ik vlak daarna bij de kassa mijn boodschappen stond af te rekenen, ik had verder weinig nodig, zag ik het door mij benoemde kutkind weer staan. Het stond me op te wachten, nu zonder winkelwagentje maar samen met een volwassen man met een rood aangelopen hoofd en schuim op de bek. De veerboten van tegenwoordig zijn niet meer wat het is geweest. Het schuim op de bek vroeg me wat ik tegen het kutkind had gezegd. Het kind werd naar voren gesleurd. “Jij bent een kutkind,” zei ik, en gaf de caissière geld. “Dat was niet tegen jou,” zei ik tegen de caissière. Ik kreeg wisselgeld - nee geen bonnetje - en wilde weglopen maar het schuim op de bek hield me tegen. Het werd ernstig. Het schuim op de bek, hij had waarschijnlijk een verkeerd wasmiddel of verkeerde ontlasting gebruikt, eiste genoegdoening. Waarom eisen die inboorlingen zoveel? Is het mijn schuld dat ze in een achterlijk gebied zijn geboren? Eerst plichten, dan rechten. Respect krijg je niet, dat moet je verdienen.
“Sorry,” zei ik. Dat ik mijn excuses aanbood, leek me het verstandigst. Bij mensen met schuim op de bek is voorzichtigheid geboden. Ze zijn onberekenbaar, licht ontvlambaar en niet voor rede vatbaar. Discussiëren was uitgesloten. Dat het zijn kind was dat onbesuisd tegen mij aanknalde, en dat ik zijn kind niet had aangeraakt maar slechts een belangrijk Nederlands woord had geleerd, dat zou de achterkant van zijn schuimlaag nooit bereiken. Daarnaast had ik geen kralen of ander glimmend ruilmateriaal bij me om de vernedering die ik de familie had aangedaan mee af te kopen, want zo doe je dat bij inboorlingen. De discussie zou ik ook verliezen. Het was niet alleen een kutkind, het was zelfs een blind kutkind, en eentje die door zijn ouders niet in het gareel wordt gehouden. Met dat laatste zou ik een aanval op de ouders inzetten en dat zou het nog erger maken. De waarheid mag gezegd worden maar soms is het beter de waarheid te denken, zeker wanneer je weet dat er niet wordt geluisterd. Beperk je tot het meest elementaire. Jij bent een opgefokte hersenloze verzieker van de maatschappij en ik val niemand lastig. Aanval is de beste verdediging maar niet bij mensen met schuim op hun bek die kijken alsof je hun kind hebt verkracht als je het kutkind noemt. Inboorlingen noemen dat namelijk ouderliefde. Inboorlingen geven graag het verkeerde voorbeeld, ze geven liefde aan hun kinderen en van hun kinderen krijgen ze daar liefde en genetische afwijkingen voor terug.
“Ik ben meteen bij mijn werk weggelopen toen mijn vrouw net belde,” zegt het schuim, zijn stem verheffend. Meteen bij zijn werk vandaan weggelopen? Ik heb bij de ingang helemaal geen verkoper van daklozenkranten gezien. Misschien was hij met pauze, ik ken de daklozen CAO niet precies. Dit was een taaiere, een inheemse soort met andere gebruiken. Hoe dan ook, voor deze onmenselijke inspanning was een enkele sorry dan wellicht wat summier. Wel leuk dat de rode stip een mobiele telefoon bij zich had om haar uitgehuwelijkte te kunnen bellen. Integratie is een mooi ding, jammer dat ze altijd bij de verkeerde vooruitgang beginnen: rode stip weg, kinder erbijslag, mobiele telefoons en korte lontjes. De rode stip zou verplicht moeten worden, zo houden wij namelijk ons vee uit elkaar. Meneer schuim op de bek is gezinshaan en laat zich niet afschepen met één enkel woord, dat was me wel duidelijk. “Sorry,” zei ik daarom nog maar een keer. “Sorry dat ik dat tegen je kind heb gezegd.” Twee keer hetzelfde zeggen, een dove vader past wel bij een blind kind. Ik zei het ook iets harder ditmaal. Je moet meebewegen met de gesprekspartner, dat leerde ik ooit bij een workshop gesprekstechnieken. Het schuim werd nog roder. “Niet genoeg,” zei hij, ook weer harder. Ik begon hem te knijpen, dit ging niet goed. “Zal ik een cadeautje voor je kind kopen, om het goed te maken?” vroeg ik toen maar. “Geen cadeau, ik eis genoegdoening,” schreeuwde hij. Waarom mensen gaan schreeuwen terwijl ze op nog geen meter afstand van je staan, begrijp ik niet. Zou hij ook blind zijn? Al is blindheid niet erfelijk, het heerst wel in zijn familie. Misschien vallen ze onder een besmettelijke soort, zoals griep, of AIDS. Of opgefokte inboorlingen. Kleine lul, kort lontje.
Woorden kunnen hard aan komen, zo blijkt maar weer. In sommige culturen staat het uiten van de conclusie ‘hoerenjong’ gelijk aan het tekenen van je eigen doodvonnis. Ik heb dat nooit begrepen, lang leve de Nederlandse nuchterheid. Schelden doet geen pijn, leren wij hier op de kleuterschool. Stuur je kutkinderen dan ook naar school, misschien leren jullie er zelf iets van. Je hebt je achterlijke geboortegrond verlaten, laat dat achterlijke en opgefokte gedrag daar dan ook achter. Jij wilt naar de beschaving? Beschaaf je dan ook. Vanavond bestond de beschaving uit niet meer dan pingpongen met sorry en genoegdoening. De caissières en de andere klanten bewogen mee op het ritme van een tenniswedstrijd. Ik wist niet meteen een uitweg, eerst maar laten uitrazen en tijd winnen. Het meisje van kassa vijf werkte vanavond niet. Dat was maar goed ook, ik ben niet zo’n haantje. Wanneer er vrouwen in het spel zijn, zijn het de haantjes die de problemen veroorzaken.
De bedrijfsleider van de Dirk was op het geluid afgekomen. Of hij was opgepiept, dat kan ook. Hij kwam bij ons staan. We vormden samen een rechtbenige driehoek. Alles is wiskunde, dacht ik, behalve afkomst. Afkomst biedt geen uitkomst, het geeft alleen maar een hoop ellende. De bedrijfsleider droeg een grijs, zorgvuldig bijgewerkt ringbaardje. Ik had hem hier niet eerder gezien, maar dat zal wel komen doordat ik alleen maar naar kassa vijf kijk als ik hier ben. Het grijze ringbaardje doorbrak de impasse. “U bent boos,” zei het hij tegen het schuim. Nog eentje uit het boekje gesprekstechnieken c.q. omgaan met lastige klanten. Zeg wat je ziet of hoort, daarmee erken je de emotie van de ander waardoor de ander het gevoel krijgt dat je zijn probleem erkent. Ik was hem er dankbaar voor, ik was mijn gesprekstechnieken even vergeten. “Ik eis genoegdoening,” zei het schuim voor de zoveelste keer. Zijn stembanden stonden volledig op repeat, een probleem komt nooit alleen. Les één als je in een ander land gaat wonen: leer de taal. En de taal van een land is iets meer dan woorden alleen. “Ik zie dat u boos bent,” herhaalde ik, ook omdat ik twijfelde aan de werking van de oorschelpen van het schuim. Hygiënische normen hebben een lange incubatietijd bij verwisseling van werelddelen, dit in tegenstelling tot de materiële vooruitgang die beestachtig wordt omarmd. Ik zag een overdreven verhitte allochtoon die een aanleiding had gevonden om zijn agressie voor vanavond kwijt raken. Maar dat zei ik niet, je moet niet alles zeggen wat je ziet. Beperk jezelf tot het elementaire. Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is een onderbuikgevoel.
“Hij heeft meerdere malen zijn excuses aangeboden en hij heeft aangeboden een cadeautje te kopen,” zei het grijze ringbaardje. “Niet genoeg,” zei het schuim weer, “als jij beschadigt mijn kind, ik beschadig jou.” Waarmee we weer terug zijn in de Middeleeuwen. Zijn vrije hand vormde een vuist en kwam omhoog. Heb ik zijn kutkind beschadigd? Waar dan? Kijk naar jezelf idioot, dat jij zijn vader bent, dat is pas een kind beschadigen. Zo voedt je het kind dus op, als je iets niet krijgt dan pak je het gewoon. Opvoeden is voorbeeldgedrag tonen, kinderen imiteren. Als die meisje niet wil dan pak jij die meisje, net zoals vroeger in je plaggenhut. Anyway. Hij mag mij een kutkind noemen als we daarmee gelijk komen te staan, maar dat bedoelde hij vast niet. Het schuim was gekomen om te vechten, primaire levensvormen behouden hun primaire instincten. Alles goed en wel, maar je instincten botvieren doe je maar lekker thuis, ik gun het jouw gedrocht en die drie koters van je niet dat ze vanavond hun familieseance zouden moeten missen omwille van mijn kaak. Slaan doe je maar lekker thuis, en dan het liefst in de periferie waar je vandaan gekomen bent.
De aanleiding, het kutkind zelf, hield nog steeds de andere hand van het schuim vast, maar het kind was meer geïnteresseerd in de speelgoedauto die bij de ingang stond dan in het gesprek van zijn vader. Het kind had die vuist al zo vaak gezien, het werd saai. Kinderen bezitten een flexibiliteit en een veerkracht waar hun ouders nog veel van kunnen leren. Ik dacht aan de kogelbiefstuk die ik net had gekocht. Als zijn genoegdoening inhield wat ik vermoedde, dan kon ik de komende dagen aan de vermicellisoep en dan kon de biefstuk naar de hond. En ik heb helemaal geen hond. Het grijze ringbaardje deed een stap naar voren, we werden een gelijkzijdige driehoek op een vierkante meter. “Is dat een dreigement?” vroeg hij. Dat bleek een toverwoord. Het bleef even stil en het rode gezicht achter de laag schuim was op slag verdwenen. Bedreiging, dat betekent politie.
Meneer is bang voor de politie. Is de verblijfsvergunning nog niet in orde? Of misschien afgewezen omdat de oude dierentuin veilig is verklaard? Of heeft meneer iets anders te verbergen?
“Dag agent.”
“Zo. Dat ziet er niet goed uit. Wat was de aanleiding?”
“Ik zei ‘kutkind’ tegen een rij wasmiddelen.”
“Zo, zo, meneertje. Dat is niet misselijk. En toen?”
“Toen werd mijn kaak in tweeën geslagen.”
“Zo’n grote meneer laat zijn kaak in stukken slaan?”
“Ik heb smetvrees en hij had schuim op zijn bek. Hoeveel agenten zijn er nodig om iemand met schuim op zijn bek in te rekenen? Vorige week is er nog eentje in één van jullie cellen overleden.”
“Ja, ja, ja. Het is al duidelijk. Wilt u slachtofferhulp?”
“Nee, wel een tetanusinjectie en een HIV-test. En een kop soep en het telefoonnummer van het meisje van kassa vijf.”
Het grijze ringbaardje vouwde zijn handen samen achter zijn rug, zoals je wandelaars wel in het bos ziet doen. En dan maar tegen de bomen praten. “Sorry,” zei ik voor de laatste keer. “Ik zie dat u boos bent en ik had uw kind niet zo mogen noemen.” Voor de zekerheid, korte lontjes, kortetermijngeheugen. “Is al goed,” zei het schuim. Hij liep de winkel uit en sloeg linksaf, het kutkind met zich meezeulend. Vanuit één van de gangpaden zag ik de schielijke blik van het gedrocht. Ze had zich als goede echtgenote afzijdig gehouden en alles van een afstand bekeken zoals een bejaarde de straat in de gaten houdt. En dat van de genoegdoening en de vuist kende ze al lang. Haar tanden waren toch al rot en de fecaliën van rijstepap waren goed voor de bemesting. Voor welke genoegdoening zouden zij ooit zijn gevlucht? De ene bevolkingsgroep is nu eenmaal minder dan de ander, jammer dat ze de verkeerde kant zijn opgevlucht. Verschillende ontwikkelingsvormen moeten worden gescheiden, haal in een dierentuin de hekken weg en ze moorden elkaar ook meteen uit. Rot fruit leg je niet in een ander mandje maar gooi je meteen weg.
Excuses voor het gedrag van het kutkind werden niet gemaakt. Natuurlijk niet, kinderen mogen alles. Want vader en moeder mogen ook alles. Dit is toch de vrije wereld? De vrije wereld waar je met geweldsdreiging je gelijk haalt? Ik liep ook maar naar buiten en ging naar rechts. Ik had ineens geen trek meer in biefstuk, ik had zin in Chinees gekregen. Benieuwd hoe straks thuis het wasmiddel reageert, of die ook zo’n kort lontje heeft.
15 January 2009
Dooi
"Als Marlies haar tas had gegeven, had ze zo weg kunnen lopen," aldus Ryan P., de moordenaar van Marlies van der Kouwe. In het Wilde Westen, vroeger, heette dat gewoon "je geld of je leven."
Je kunt ook gaan werken voor je geld. Minister Donner waarschuwt voor het eerst sinds de kredietcrisis voor massaontslagen. Kredietcrisis blijkt een woord te zijn geweest waar in 2008 alle andere problemen achter werden verscholen. Politiek is niets meer dan heel hard schreeuwen vanuit de onderbuik of gekleurd zwijgen in alle talen.
Metallica is opgenomen in the Hall of Fame. Fame is niet in geld uit te drukken, met geld koop je geen aandacht, met geld koop je verachting. De documentary over de totstandkoming van hun voorlaatste album, St. Anger uit 2004, is de laatste film die ik buitenshuis zag waarvan ik me nog iets kan herinneren.
De laatste alcohol die ik nuttigde was een glas Macallan in een Koreaans restaurant, nu ruim een maand geleden. Whisky drink je op speciale momenten. We eindigden die nacht in de soos. Vorige week was ik weer in de soos. We dronken thee en er werd niet gerookt. Whisky rijpt, liefde roest.
De vloer die vorig jaar werd verwijderd, ligt er nog even braak bij. Noch de asbest, noch de kanker krijgen me te pakken. Een jongere, vrouwelijke collega ging twee dagen naar het ziekenhuis. Ze kwam met een borst minder terug.
Afgelopen week heb ik gestudeerd. Tussen het downloaden door maakte ik oude examens. Tussen de oude examens door maakte ik het huis schoon, deed de was, wilde dood en verwijderde mijn baard. Scheren vergt concentratie, concentratie is nodig om examens te kunnen maken.
Vanavond deed ik mijn negende examen op rij. Ik ben binnen.
Je kunt ook gaan werken voor je geld. Minister Donner waarschuwt voor het eerst sinds de kredietcrisis voor massaontslagen. Kredietcrisis blijkt een woord te zijn geweest waar in 2008 alle andere problemen achter werden verscholen. Politiek is niets meer dan heel hard schreeuwen vanuit de onderbuik of gekleurd zwijgen in alle talen.
Metallica is opgenomen in the Hall of Fame. Fame is niet in geld uit te drukken, met geld koop je geen aandacht, met geld koop je verachting. De documentary over de totstandkoming van hun voorlaatste album, St. Anger uit 2004, is de laatste film die ik buitenshuis zag waarvan ik me nog iets kan herinneren.
De laatste alcohol die ik nuttigde was een glas Macallan in een Koreaans restaurant, nu ruim een maand geleden. Whisky drink je op speciale momenten. We eindigden die nacht in de soos. Vorige week was ik weer in de soos. We dronken thee en er werd niet gerookt. Whisky rijpt, liefde roest.
De vloer die vorig jaar werd verwijderd, ligt er nog even braak bij. Noch de asbest, noch de kanker krijgen me te pakken. Een jongere, vrouwelijke collega ging twee dagen naar het ziekenhuis. Ze kwam met een borst minder terug.
Afgelopen week heb ik gestudeerd. Tussen het downloaden door maakte ik oude examens. Tussen de oude examens door maakte ik het huis schoon, deed de was, wilde dood en verwijderde mijn baard. Scheren vergt concentratie, concentratie is nodig om examens te kunnen maken.
Vanavond deed ik mijn negende examen op rij. Ik ben binnen.
12 January 2009
Tondeuse
Het is zondagmiddag en het is koud. Toch verlaat ik mijn bunker, ik ga vanmiddag buiten spelen. In het café waar de ontmoeting plaatsvindt, ben ik één keer eerder geweest. Om sigaretten te halen, of om dronken te worden. Sri Lanka is in Nederland en omdat ze in twee weken tijd onmogelijk iedereen kunnen bezoeken, hebben ze een borrel georganiseerd. Mijn e-mailadres stond ook in de dislist en nu ben ik voor de tweede keer in dit café.
Halverwege het café zit een verhoging, daar zit een grote groep mensen in een kring. Dat zullen ze wel zijn. Ik herken Sri Lanka en zeg haar gedag.
"Dat is zo leuk aan jou, berichten niet beantwoorden maar gewoon komen."
Het is maar wat je leuk noemt. De borrel is ’s middags omdat het gros van de dislist kinderen heeft. Dat klinkt logisch, overdag is het gemakkelijker om oppas te regelen. Waarom iedereen zijn kinderen hier mee naartoe heeft genomen is mij dan ook een raadsel. De meisjes van de bediening hebben hun overwegend lange haar opgestoken en ze dragen zwarte hemdjes met staff erop. Ik heb vandaag mijn goedkope grappen thuisgelaten.
"Smooth," zegt Kim.
Haar hand glijdt over mijn wang.
"Je weet maar nooit wie je tegenkomt."
De hele groep zit al aan de drank dus ik haal een koffie voor mezelf en ga bij Irma zitten omdat ik verder niemand ken. Irma ken ik via een ander kanaal maar dat doet er nu niet toe. Als ik mijn koffie op heb stelt ze me voor aan haar man.
"Geen kinderen?" vraag ik.
"Gelukkig niet," zegt de man van Irma.
"En jij?"
Irma kijkt naar de bovenkant van mijn hoofd.
"Nee," zeg ik, "ik heb een tondeuse."
Na de koffie praat ik verder met de man van Irma want er zijn een paar bekende gezichten binnengekomen en Irma gaat socializen want ze moeten straks nog naar een andere borrel. Dat is één van de voordelen als je getrouwd bent, dan heb je twee keer zoveel borrels, behalve natuurlijk als je op Sri Lanka gaat wonen. Je kunt best een borrel organiseren als je op Sri Lanka woont, maar dan komt er geen hond. Hier komen ook geen honden, wel kinderen, niet minder irritant. De meisjes met staff op hun rug blijven vriendelijk lachen, ondanks het gekrijs van de viervoeters. Ze willen zelf later ook zo’n leuk kind. Ik wil later een meisje met opgestoken haar dat een zwart hemdje draagt.
Met de man van Irma bespreek ik de kredietcrisis, onze werkgevers, de laksheid en spilzucht van de overheid en de luxe waarin wij ons wentelen. Wat nou crisis? De overwaarde van het huis is gedaald? De aandelen zijn ondelen? De gebakken luchtbel is doorgeprikt en bovenmodaal jankt zich in de slachtofferrol. Die Madoff moeten ze een standbeeld geven. Op Sri Lanka hebben de bewoners geen geld en dus ook geen kredietcrisis. Wel hebben ze in het oosten van het eiland landmijnen en er lopen militairen op straat. Sommige huizen op Sri Lanka hebben een zwembad en het is er altijd mooi weer. Volgend jaar lig ik aan één van die zwembaden, ik moet alleen één van de genodigden die nog niet binnen is daarvan overtuigen. Als Irma even later terugkomt en haar jas aantrekt, ga ik op de stoel zitten waar Irma heeft gesocialized. Dit zijn van die gelegenheden waar je nieuwe mensen leert kennen. Ik moet nieuwe mensen leren kennen want mijn oude zijn op. Dat is pas crisis.
Het is niet vervelend om single te zijn. Het wordt pas vervelend wanneer je bent omringd door stellen, al dan niet met kinderen, en het opvalt dat je alleen bent. Als een gehandicapte zonder armen of benen, leef jij zonder partner. Het wordt vervelend wanneer er naar wordt gevraagd, wanneer je moet uitleggen waar je armen of benen zijn gebleven. Altijd wordt er uitleg verwacht, terwijl hun eigen aangegroeid gezwel van samenlevingsverband als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Het woord gaat voor de daad uit.
"Had jij vroeger niet meer haar?" is de welkomsttekst als ik op de stoel van Irma ga zitten.
"Ja," zeg ik, "ook meer vrienden."
Ik geef links drie zoenen en de overkant van de tafel een hand. De drie zoenen is, familietechnisch gezien, twee ouders armer maar ook twee kinderen rijker geworden. De hand is iets minder lelijk dan de eerste en tevens laatste keer dat ik haar zag. Ze heeft zwart geverfd haar en ze draagt een geweldig leren jack. Voor meisjes in een leren jack ga ik direct voor de bijl, mits het gezicht meewerkt. Ik stel niet zo veel eisen. Het gezicht van het geweldig leren jack draagt sporen van jarenlang overmatig make-up dan wel zonnebank gebruik, zelfs mijn doorrookte kop is gladder. Ik geef haar het voordeel van de twijfel en besluit de tekst doorslaggevend te laten zijn.
"Een jaar geleden ging het uit," vertelt het geweldig leren jack.
"Na de zomer belde hij me opeens weer op en wilde hij me terug."
Ze pauzeert even om spanning op te bouwen. Misschien had haar vriendje dat destijds ook bedacht.
"Mooi niet."
Ze plooit haar gezicht met de dramatiek van een soap-actrice.
"Ik probeer één keer per week te sporten," vervolgt ze, "en op vrijdag ga ik naar salsa."
Salsa dansen op vrijdagavond, een samenscholing van mensen die willen laten zien dat ze armen en benen missen. Ik knik en draai mijn hoofd opzij.
"En jij?" vraagt de drie zoenen.
"Tondeuse," zeg ik, "hoe heten je kinderen?"
Het geweldig leren jack staat op en verlaat de tafel om niet meer terug te komen. Een meter verderop begint een kind te krijsen. De drie zoenen staat op.
"Die is van mij, toch maar even kijken."
Er loopt een zwart hemdje met opgestoken haar langs onze tafel en ik besluit, tegen mijn voornemen in, om bier te gaan drinken. Het gekrijs verstomt direct.
Terwijl ik op het bier wacht, kijk ik het café rond. De Sri Lanka groep heeft zich ondertussen de hele verhoging toegeëigend. Kinderen spelen op de banken en onder de tafels. Er zijn er twee die verstoppertje spelen in de toiletten. Ik wacht met naar het toilet te gaan want probeer daar maar eens een jankend kind te verklaren. Een aantal genodigden zijn door plaatsgebrek bij de bar gaan staan. De bar, de beste plaats bij borrels, de beste plaats in een café. De typische eigenschap van Nederlandse feestjes van het bij elkaar in een kring zitten, is niet aan mij besteed. Niet op verjaardagen, niet bij familie, niet in de kroeg. Soms ontkom je er niet aan, uit oogpunt van fatsoen.
Op de basisschool begon de dag met een kringgesprek. Je wachtte totdat het jouw beurt was en dan mocht je wat vertellen. Wat je op televisie hebt gezien, of wat je in de krant hebt gelezen, of waar je graag mee speelt. Als ik nu in een kring zit, wacht ik nog steeds netjes totdat het mijn beurt is, alleen ben ik nooit meer aan de beurt. Er is geen moment van stilte, de stilte van de tijd die het duurt nadat de laatste spreker is uitgesproken en de volgende spreker begint. Er is geen moment meer dat iedereen zwijgt en mij verwachtingsvol aankijkt, wachtend totdat ik vertel wat ik op televisie heb gezien of vertel wat ik in de krant heb gelezen. De bar, ooit het centrum van mijn wereld, mijn domein, de vierkante meters van een café waar ik heer en meester was, de vierkante meters van een café waar ik regeerde, waar ik vertelde, liet horen en liet zien waar ik het liefst mee speel.
Ik kijk jaloers naar de mensen aan de bar, maar nog meer naar de mensen erachter. Het geweldig leren jack blijkt bij de bar te zijn gaan staan, ze is omringd door vier jongens. Barverlichting flatteert. Iedereen doet gezellig mee in de kneuterigheid van een oud-Hollandse spelletjesavond. Er zijn geen prijzen, er valt niets te winnen, de enige winst is een avond die weer is gevuld. Een dagelijkse overdaad aan aandacht voor het eigen gezicht maar nooit in de spiegel gekeken. We doen beleefd maar we zijn het niet. Opgestaan nadat ze aan de beurt zijn geweest en niet gewacht op de spanning van een ander. Veel woorden, geen daden, en het ligt altijd aan de ander.
Een zwart hemdje zet het bestelde biertje neer en mijn ogen keren terug naar de tafel waar ik zit.
"Wanneer draag je dat dan?" vraagt Kim.
De aanstaande reisgenoot, die ik alleen nog even moet overtuigen, is niet gekomen.
"In het weekend," zeg ik.
Ze heeft zeker geen zin om te spelen.
"En nu."
Halverwege het café zit een verhoging, daar zit een grote groep mensen in een kring. Dat zullen ze wel zijn. Ik herken Sri Lanka en zeg haar gedag.
"Dat is zo leuk aan jou, berichten niet beantwoorden maar gewoon komen."
Het is maar wat je leuk noemt. De borrel is ’s middags omdat het gros van de dislist kinderen heeft. Dat klinkt logisch, overdag is het gemakkelijker om oppas te regelen. Waarom iedereen zijn kinderen hier mee naartoe heeft genomen is mij dan ook een raadsel. De meisjes van de bediening hebben hun overwegend lange haar opgestoken en ze dragen zwarte hemdjes met staff erop. Ik heb vandaag mijn goedkope grappen thuisgelaten.
"Smooth," zegt Kim.
Haar hand glijdt over mijn wang.
"Je weet maar nooit wie je tegenkomt."
De hele groep zit al aan de drank dus ik haal een koffie voor mezelf en ga bij Irma zitten omdat ik verder niemand ken. Irma ken ik via een ander kanaal maar dat doet er nu niet toe. Als ik mijn koffie op heb stelt ze me voor aan haar man.
"Geen kinderen?" vraag ik.
"Gelukkig niet," zegt de man van Irma.
"En jij?"
Irma kijkt naar de bovenkant van mijn hoofd.
"Nee," zeg ik, "ik heb een tondeuse."
Na de koffie praat ik verder met de man van Irma want er zijn een paar bekende gezichten binnengekomen en Irma gaat socializen want ze moeten straks nog naar een andere borrel. Dat is één van de voordelen als je getrouwd bent, dan heb je twee keer zoveel borrels, behalve natuurlijk als je op Sri Lanka gaat wonen. Je kunt best een borrel organiseren als je op Sri Lanka woont, maar dan komt er geen hond. Hier komen ook geen honden, wel kinderen, niet minder irritant. De meisjes met staff op hun rug blijven vriendelijk lachen, ondanks het gekrijs van de viervoeters. Ze willen zelf later ook zo’n leuk kind. Ik wil later een meisje met opgestoken haar dat een zwart hemdje draagt.
Met de man van Irma bespreek ik de kredietcrisis, onze werkgevers, de laksheid en spilzucht van de overheid en de luxe waarin wij ons wentelen. Wat nou crisis? De overwaarde van het huis is gedaald? De aandelen zijn ondelen? De gebakken luchtbel is doorgeprikt en bovenmodaal jankt zich in de slachtofferrol. Die Madoff moeten ze een standbeeld geven. Op Sri Lanka hebben de bewoners geen geld en dus ook geen kredietcrisis. Wel hebben ze in het oosten van het eiland landmijnen en er lopen militairen op straat. Sommige huizen op Sri Lanka hebben een zwembad en het is er altijd mooi weer. Volgend jaar lig ik aan één van die zwembaden, ik moet alleen één van de genodigden die nog niet binnen is daarvan overtuigen. Als Irma even later terugkomt en haar jas aantrekt, ga ik op de stoel zitten waar Irma heeft gesocialized. Dit zijn van die gelegenheden waar je nieuwe mensen leert kennen. Ik moet nieuwe mensen leren kennen want mijn oude zijn op. Dat is pas crisis.
Het is niet vervelend om single te zijn. Het wordt pas vervelend wanneer je bent omringd door stellen, al dan niet met kinderen, en het opvalt dat je alleen bent. Als een gehandicapte zonder armen of benen, leef jij zonder partner. Het wordt vervelend wanneer er naar wordt gevraagd, wanneer je moet uitleggen waar je armen of benen zijn gebleven. Altijd wordt er uitleg verwacht, terwijl hun eigen aangegroeid gezwel van samenlevingsverband als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Het woord gaat voor de daad uit.
"Had jij vroeger niet meer haar?" is de welkomsttekst als ik op de stoel van Irma ga zitten.
"Ja," zeg ik, "ook meer vrienden."
Ik geef links drie zoenen en de overkant van de tafel een hand. De drie zoenen is, familietechnisch gezien, twee ouders armer maar ook twee kinderen rijker geworden. De hand is iets minder lelijk dan de eerste en tevens laatste keer dat ik haar zag. Ze heeft zwart geverfd haar en ze draagt een geweldig leren jack. Voor meisjes in een leren jack ga ik direct voor de bijl, mits het gezicht meewerkt. Ik stel niet zo veel eisen. Het gezicht van het geweldig leren jack draagt sporen van jarenlang overmatig make-up dan wel zonnebank gebruik, zelfs mijn doorrookte kop is gladder. Ik geef haar het voordeel van de twijfel en besluit de tekst doorslaggevend te laten zijn.
"Een jaar geleden ging het uit," vertelt het geweldig leren jack.
"Na de zomer belde hij me opeens weer op en wilde hij me terug."
Ze pauzeert even om spanning op te bouwen. Misschien had haar vriendje dat destijds ook bedacht.
"Mooi niet."
Ze plooit haar gezicht met de dramatiek van een soap-actrice.
"Ik probeer één keer per week te sporten," vervolgt ze, "en op vrijdag ga ik naar salsa."
Salsa dansen op vrijdagavond, een samenscholing van mensen die willen laten zien dat ze armen en benen missen. Ik knik en draai mijn hoofd opzij.
"En jij?" vraagt de drie zoenen.
"Tondeuse," zeg ik, "hoe heten je kinderen?"
Het geweldig leren jack staat op en verlaat de tafel om niet meer terug te komen. Een meter verderop begint een kind te krijsen. De drie zoenen staat op.
"Die is van mij, toch maar even kijken."
Er loopt een zwart hemdje met opgestoken haar langs onze tafel en ik besluit, tegen mijn voornemen in, om bier te gaan drinken. Het gekrijs verstomt direct.
Terwijl ik op het bier wacht, kijk ik het café rond. De Sri Lanka groep heeft zich ondertussen de hele verhoging toegeëigend. Kinderen spelen op de banken en onder de tafels. Er zijn er twee die verstoppertje spelen in de toiletten. Ik wacht met naar het toilet te gaan want probeer daar maar eens een jankend kind te verklaren. Een aantal genodigden zijn door plaatsgebrek bij de bar gaan staan. De bar, de beste plaats bij borrels, de beste plaats in een café. De typische eigenschap van Nederlandse feestjes van het bij elkaar in een kring zitten, is niet aan mij besteed. Niet op verjaardagen, niet bij familie, niet in de kroeg. Soms ontkom je er niet aan, uit oogpunt van fatsoen.
Op de basisschool begon de dag met een kringgesprek. Je wachtte totdat het jouw beurt was en dan mocht je wat vertellen. Wat je op televisie hebt gezien, of wat je in de krant hebt gelezen, of waar je graag mee speelt. Als ik nu in een kring zit, wacht ik nog steeds netjes totdat het mijn beurt is, alleen ben ik nooit meer aan de beurt. Er is geen moment van stilte, de stilte van de tijd die het duurt nadat de laatste spreker is uitgesproken en de volgende spreker begint. Er is geen moment meer dat iedereen zwijgt en mij verwachtingsvol aankijkt, wachtend totdat ik vertel wat ik op televisie heb gezien of vertel wat ik in de krant heb gelezen. De bar, ooit het centrum van mijn wereld, mijn domein, de vierkante meters van een café waar ik heer en meester was, de vierkante meters van een café waar ik regeerde, waar ik vertelde, liet horen en liet zien waar ik het liefst mee speel.
Ik kijk jaloers naar de mensen aan de bar, maar nog meer naar de mensen erachter. Het geweldig leren jack blijkt bij de bar te zijn gaan staan, ze is omringd door vier jongens. Barverlichting flatteert. Iedereen doet gezellig mee in de kneuterigheid van een oud-Hollandse spelletjesavond. Er zijn geen prijzen, er valt niets te winnen, de enige winst is een avond die weer is gevuld. Een dagelijkse overdaad aan aandacht voor het eigen gezicht maar nooit in de spiegel gekeken. We doen beleefd maar we zijn het niet. Opgestaan nadat ze aan de beurt zijn geweest en niet gewacht op de spanning van een ander. Veel woorden, geen daden, en het ligt altijd aan de ander.
Een zwart hemdje zet het bestelde biertje neer en mijn ogen keren terug naar de tafel waar ik zit.
"Wanneer draag je dat dan?" vraagt Kim.
De aanstaande reisgenoot, die ik alleen nog even moet overtuigen, is niet gekomen.
"In het weekend," zeg ik.
Ze heeft zeker geen zin om te spelen.
"En nu."
08 January 2009
Waarom nu altijd weer die boom? Die boom kan er ook niets aan doen.
Op 2 januari zegt Y tegen haar aanstaande ex dat ze wil scheiden. "Dat vind ik niet zo leuk," zegt de aanstaande ex, tevens recordhouder werkloos zijn want waarom zou je gaan werken als je een vrouw hebt met een baan en een eigen huis. Om zijn woorden kracht bij te zetten maakt hij een begin met de voorjaarsverbouwing en slaat alle ramen stuk. In de gang wordt gegild. Het kapotslaan geeft een voldaan gevoel, het was lang geleden dat hij zoveel arbeid had verricht.
Het is 2 januari, het is koud en de wind jaagt door het huis. Dat is ook niet gek als alle ramen open staan. Y aanschouwt het resultaat van de hernieuwde arbeidsethos van haar aanstaande ex en zegt dan dat hij het huis uit moet. Voorgoed. En wel nu meteen. Vanuit de gang klinkt nog steeds gegil. "Dan pleeg ik zelfmoord," zegt de aanstaande ex, die zich overdag voornamelijk nuttig maakt met het warm houden van het echtelijk bed. Zelfmoord, dat vind Y een goed idee. "Maar niet hier want dan zit ik met de rotzooi en ik moet het glas ook allemaal nog opruimen." De aanstaande ex loopt naar buiten en vraagt zich af waar het gegil vandaan komt.
Het is nog steeds 2 januari als de aanstaande ex besluit een stukje te gaan rijden. Even lekker uitwaaien na een dag hard werken en een diepzinnig gesprek met je echtgenote - tevens bank, huishoudster, kostwinner, kok en moeder van je twee kinderen. Wat is het leven eigenlijk toch mooi. Als iets je niet bevalt ga je schreeuwen of sloop je wat, je dreigt met zelfmoord, blijft een tijdje weg om ze ongerust te maken en na een doorwaakte nacht word je weer als held binnengehaald. Misschien is het slim om het dit keer iets serieuzer te laten lijken. Ze blijven er niet steeds intrappen, als hij weer ongeschonden thuiskomt. Het moet ernstiger, echter.
Het is 3 januari als de chirurg de tweede schroef in de gebroken rug van de aanstaande ex vastzet. "Die komt voorlopig jullie bed niet meer uit," zegt de chirurg. Hij geeft er een knipoog bij.
Het is 2 januari, het is koud en de wind jaagt door het huis. Dat is ook niet gek als alle ramen open staan. Y aanschouwt het resultaat van de hernieuwde arbeidsethos van haar aanstaande ex en zegt dan dat hij het huis uit moet. Voorgoed. En wel nu meteen. Vanuit de gang klinkt nog steeds gegil. "Dan pleeg ik zelfmoord," zegt de aanstaande ex, die zich overdag voornamelijk nuttig maakt met het warm houden van het echtelijk bed. Zelfmoord, dat vind Y een goed idee. "Maar niet hier want dan zit ik met de rotzooi en ik moet het glas ook allemaal nog opruimen." De aanstaande ex loopt naar buiten en vraagt zich af waar het gegil vandaan komt.
Het is nog steeds 2 januari als de aanstaande ex besluit een stukje te gaan rijden. Even lekker uitwaaien na een dag hard werken en een diepzinnig gesprek met je echtgenote - tevens bank, huishoudster, kostwinner, kok en moeder van je twee kinderen. Wat is het leven eigenlijk toch mooi. Als iets je niet bevalt ga je schreeuwen of sloop je wat, je dreigt met zelfmoord, blijft een tijdje weg om ze ongerust te maken en na een doorwaakte nacht word je weer als held binnengehaald. Misschien is het slim om het dit keer iets serieuzer te laten lijken. Ze blijven er niet steeds intrappen, als hij weer ongeschonden thuiskomt. Het moet ernstiger, echter.
Het is 3 januari als de chirurg de tweede schroef in de gebroken rug van de aanstaande ex vastzet. "Die komt voorlopig jullie bed niet meer uit," zegt de chirurg. Hij geeft er een knipoog bij.
01 January 2009
Moderate
Last year I lost four girlfriends, my computer and my youtube account. So there's nothing much left to complain about, this new year.
Let's talk about things of lesser importance.
The notebook is awesome! She (he? it?) is my new love. I prefer she so she it's gonna be. I've been thinking about buying a new desktop. Then I thought: why? Sure, it's more save to use one cpu for all the illegal internetstuff and another one for study, work and writing. Keep diseases seperated, something like that.
I prefer to seperate things, I can't concentrate on two things at the same time. That's kinda strange, you know, during my bartender days I managed to do a lot of things at the same time.
It's probably just about routine.
Quit smoking isn't a part of good intentions, reading books more is. Last year I read one book. That isn't much. I've read a few thousand pages on the internets, that's way to much. I've always been immoderate, in everything I've done. In working, in drinking, in getting fucked up.
The new year will be routine indeed. Study, work. Dishes, laundry. Movies, music. Thinking, rejecting.
Happy newyear to me.
Let's talk about things of lesser importance.
The notebook is awesome! She (he? it?) is my new love. I prefer she so she it's gonna be. I've been thinking about buying a new desktop. Then I thought: why? Sure, it's more save to use one cpu for all the illegal internetstuff and another one for study, work and writing. Keep diseases seperated, something like that.
I prefer to seperate things, I can't concentrate on two things at the same time. That's kinda strange, you know, during my bartender days I managed to do a lot of things at the same time.
It's probably just about routine.
Quit smoking isn't a part of good intentions, reading books more is. Last year I read one book. That isn't much. I've read a few thousand pages on the internets, that's way to much. I've always been immoderate, in everything I've done. In working, in drinking, in getting fucked up.
The new year will be routine indeed. Study, work. Dishes, laundry. Movies, music. Thinking, rejecting.
Happy newyear to me.
Subscribe to:
Posts (Atom)