23 August 2006

Dixieland



Geen fabriek, geen kroeg, geen stoorzenders. Eindelijk tijd voor reflectie. Wat is belangrijk en wat niet, wie is belangrijk en wie niet.

De eerste dag is het moeilijkst, ik moet wennen. Wennen aan de overburen, wennen aan de stilte. Wennen aan het gemis. Ik heb zelf gekozen voor deze confrontatie, eindelijk gebeurt er iets. Er gebeurt iets juist omdat er niets gebeurt. Ik heb er naartoe geleefd, zorgvuldig gepland. Je bereikt een punt waarop je jezelf realiseert tot hier en niet verder. Kom maar jongen, laat nu maar eens zien wat je waard bent. Waar is nu je grote bek gebleven? Ik moet wennen aan mezelf. De confrontatie valt mee, de geografische verplaatsing biedt voldoende afstand, de afstand die nodig is om mezelf geestelijk te kunnen distantiëren. De techniek werkt niet mee, de techniek kent geen afstanden meer. Ik kijk op mijn mobiel om te zien hoe laat het is en zie het bericht.
Vanavond naar de Parade? Kus.
Kut.

Geen fabriek, geen kroeg, geen vragen. "Mag ik je iets vragen?" Ik sta in de Club en kijk hoe de instrumenten worden uitgestald en gestemd. Lang haar, spijkerjasje. Ik kijk naar haar pols. Dagpas. Ik antwoord bevestigend en zoek haar ogen. "Speelt Nouvelle Vague hier?" Ja. "Merci." Het is de langste conversatie van de dag. Je moet zuinig zijn met je woorden.

Geen fabriek, geen kroeg, geen auto. De kadett is verbouwd tot het blik van het bier dat hier niet mee naar binnen mag. De trein is oké, achterover gezakt trekt de wereld spreekwoordelijk aan je voorbij. Metaforen zijn niet nodig, de trein is zelf een metafoor. Het landschap verandert, het weer verandert. Ik verander. Overstappen, sigaret, overstappen, sigaret. Het is net seks maar dan anders. Elke trein een andere snelheid, een ander tempo. Elke trein een andere geur, een ander geluid. Toch is dit ook een bekend terrein. Koffie rechts, schone wc’s midden achterin, tanden poetsen naast de tent en de douches links. Douchen? Donder op met je douche, het is geen huwelijksreis. Hoewel, op een huwelijksreis moet je ook niet douchen. Dan kun je alvast aan mijn geur wennen.

Geen fabriek, geen kroeg, geen mongolen. Ik pak mijn tandenborstel en loop naar de zijkant van mijn tent. Een mongool maakt zijn gulp open. Haal hem eruit en je kunt de rest van leven niet meer pissen. Zijn vriend gaat tussen ons in staan. Dan ziet hij de tekst op mijn borst. "Hé, Killing Joke! Hosannas from the basement of hell." Ik complimenteer hem met het feit dat hij deze zin in één keer zonder stotteren uit zijn strottenhoofd heeft gekregen. De mongool doet zijn gulp weer dicht en probeert iets te zeggen. Zijn vriend vertaalt. "Hij werkt voor een Nederlandse baas, hij heeft het niet zo met Nederlanders." Die baas zorgt er maar wel mooi voor dat hij hier een kaartje voor heeft kunnen kopen. Wil hij ander werk? Misschien kan hij beginnen met de dixies schoon te maken, dan weet hij meteen waar hij voortaan kan gaan staan pissen en waar hij wakker wordt als hij nog een keer bij mijn tent gaat staan.

Geen fabriek, geen kroeg. Geen fabrieksarbeiders en geen stamgasten. Ja, twee in de tent tegenover me maar die zijn welkom. Meer dan zelfs. Het is een overgangsjaar, niet te grote stappen ineens. Vijf dagen van de wereld, alsof dit geen wereld is. Dit is ook een wereld, dit is de wereld waar ik wil wonen. Ik kan hier wonen, in tegenstelling tot anderen die bij de gedachte aan een dixie al een eczeem in hun kruis voelen groeien. De moderne mens is zijn immuniteit aan het verliezen, vatbaar voor elke oneffenheid in de dagelijkse structuur van uiterlijke verzorging, hygiëne en voedingspatronen. Ze vergeten dat het eten hier beter is dan de semi-culinaire magnetronprak die ze thuis in hun strot laten vloeien. Kauwloos slurpvoer, zaad glijdt beter.

Geen fabriek, geen kroeg, geen irritaties. Duidelijker, geen mensen die op mijn zenuwen werken. Vijftigduizend voortslenterende Belgische jongeren werken niet op mijn zenuwen, tenminste, zolang ze niet tegen mijn tent staan te pissen. Wees proper en doe dat dan gewoon even binnen. Kom maar, ik bijt hem er niet af en ik heb voorgezeepte doekjes bij me, dit tot grote hilariteit van de overburen. Ik heb graag schone handen en een schone eikel. Ook dat, ja. You’ve got blood on your hands, baby. Links staat een groep Belgische wietdealertjes, Amsterdam is niet meer wat het is geweest, rechts het geluid van een fijn potje adolescentenseks, vrij snel daarna gevolgd door de bijbehorende ruzie. Meisje, weet jouw mamma dat je hier bent? Heeft jouw mamma jou ook verteld over jongetjes? Heeft mamma verteld dat videoclips er zijn om plaatjes te verkopen en een gimmick te genereren? Dat de wereld iets anders in elkaar zit? Dat je beentjes spreiden om een touwtje in te brengen iets anders is dan je beentjes spreiden wanneer er een jongetje bovenop je ligt? Mijn voorgezeepte doekjes helpen niet tegen je tranen, dat zal alleen nog maar meer gaan prikken. Tussen zuchten en grijnzen ligt een mooi gebied.

Geen fabriek, geen kroeg, geen Afrikanen. Een Aziaatje komt binnengelopen, ze wordt gevolgd door vier ingevallen wangen. Pillenslikkers. Het meisje begint te dansen en te springen, haar gezicht straalt aan alle kanten. Twee ingevallen wangen manen haar tot rust en ze gaat teleurgesteld op de grond zitten. Ze staat vrijwel direct weer op, haalt een krant tevoorschijn, spreidt hem uit en gaat erop liggen. Van haar tas maakt ze een kussentje. Ze sluit haar ogen. Ik zet mijn bier neer, pak mijn camera en fotografeer haar. Een naveltruitje loopt langs en schopt mijn bier omver.

Geen fabriek, geen kroeg, geen wekker. Op vrijdag word ik wakker gemaakt door de soundcheck van Massive Attack. Half Mezzanine komt langs, ik leg mijn hand op morningwood en denk aan het gothicmeisje van gisteravond. Een blouse van netstof, daarover een lederen corset, eronder een rok van kreukelstof, een panty en glimmende kistjes. En dat alles in het zwart. Angel moet het hoogtepunt van de dag worden. Jij mag jezelf opmaken, jij verbergt jouw gezicht doelbewust, als bescherming, om jezelf niet te laten zien. Juist om niet op te vallen, in tegenstelling tot mensen die een middag vrij moeten nemen omdat ze naar de schoonheidsspecialiste moeten. De schoonheidsspecialiste, het meest overbodige beroep ter wereld, dat is iemand die zich gespecialiseerd noemt in schoonheid. Schoonheid uit een doos verf als een saus uit een pakje van knorr. De grap met het varken laat ik achterwege. Dag natuur, welkom clown. Ze maken poriën schoon van mensen die te beroerd zijn om zichzelf te wassen, ze kleuren gezichten alsof je een indiaan bent. Poriën moet je niet schoonmaken, vuil beschermt. Des te meer oppervlakte je blootlegt des te kwetsbaarder het wordt. Laten zitten dus. Net zo onzinnig als het witten van tanden. Ja, schuur maar weg dat glazuur. Bij aankoop van je nieuwe bril gratis een gebit en een levenslang abonnement op vloeibaar voedsel. Combitickets rulez. Ga maar als indiaantje naar huis, dat vind je mannetje fijn. Dan kan hij zich weer de stoere cowboy voelen die hij diep van binnen wil zijn. Eindelijk kan hij weer zijn zweep laten knallen, zijn sporen in je dijen rammen, zijn lasso uitwerpen naar de dartele veulens in de wei. Want dartel is het bij jullie thuis al lang niet meer. De vraag vind je me niet meer aantrekkelijk zal nooit bevestigend worden beantwoord want daar is hij te schijterig voor. Eindelijk kan hij weer op je neer kijken, wanneer je op handen en voeten voor hem zit, eindelijk is hij weer een hengst. Ga maar door met toneelspelen, ik speel mee wanneer ik aan je kist sta om te genieten van je rottingsproces. Tranen in mijn ogen, erger dan de ammoniakdampen uit Dixieland kon ik me niet voorstellen, maar weer weet je het te overtreffen. Ik zal een tooi voor je meenemen, want veren in je reet zal je niet meer van me krijgen. Nee, dan jij, mooi gothicmeisje. Zwart is tijdloos, jij bent tijdloos. Schoonheid zit niet in een potje, schoonheid zie je niet in de spiegel, schoonheid zit in jou, lief gothicmeisje. Ik knijp in mijn ballen en kom klaar. Het is tijd om op te staan.

Geen fabriek, geen kroeg, geen obsessies. Ik sta in de Dance Hall en staar naar éénstaartig blond, de staart bungelend over haar linkerschouder. Jas aan, haar tas houdt ze stevig vast. Ze zoekt een rustig plekje tussen het dancegeweld en legt de tas voor haar voeten op de grond. Ze begint langzaam mee te wiegen, beetje bij beetje komt haar lichaam in beweging. Voorzichtig komt haar arm omhoog. Mijn bier is op maar ik wacht met refreshen, ik staar. Haar andere arm komt ook omhoog, synchroon volgen ze de strakke technobeat. Volgende keer moet ik een telelens meenemen. Wat later pakt ze haar tas en loopt langs me naar de zijuitgang. Het regent stevig. Ik ga naast haar staan en kijk luchtig naar links en naar rechts. Ze vangt mijn blik, kijkt weer naar buiten, haalt haar schouders op en loopt terug naar haar plekje tussen het dancegeweld. Ik trek mijn regenjas aan, haal twee drankbonnen uit mijn broekzak en loop naar de dichtstbijzijnde bierstand.

Geen fabriek, geen kroeg, geen verplichte omgangsvormen. Hier hoef ik niemand te vriend te houden. Niet? Dan niet. Graag of traag. Ongegeneerd kijk ik ze aan, kleed ik ze uit met mijn ogen. Nee, niet jij, houd jij je kleding maar aan. Aan sommige geuren wen je nooit, aan sommige lichamen ook niet. Ik zeg niet dat je stinkt, ik vind dat je stinkt. Ik zeg niet dat je lelijk bent, ik vind je lelijk. Misschien stink je helemaal niet maar dat vind ik nou eenmaal. Ga een stuk verderop zitten, daar waar ze jou wel op waarde weten te schatten. Omdat ze maar één waarde zien met hun ongeletterde ogen. Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid, een lelijke meid heeft haar benen gespreid. Wees blij dat ik een mening over jou heb, jij, als nietszeggende verzameling samengebald vet. Typisch geval van een gemiste echoscopie. De wetenschap is er, gebruik het dan ook. Ouders zijn aansprakelijk voor wat ze neerzetten op deze aardkloot maar ik kan moeilijk jouw vader op zijn bek gaan slaan. Ik ken de wetenschap maar het rechtssysteem loopt achter. Daarbij, beetje respect voor de ouderdom, ze hebben het al zo zwaar gehad jou tot hier te krijgen. Ze zijn blij dat ze van je af zijn. Dat zeggen ze niet, nee, natuurlijk niet. Er zal er nooit één de waarheid recht in je gezicht zeggen, zelfs op hun sterfbed zullen ze hun hypocriete handen in de jouwe leggen, hun liefdevolle laatste woorden omringd door de zure geur van een disfunctionele slokdarm. Ik heb geduld, ik kom jullie nog wel tegen, ik ruik jullie soort op kilometers afstand. Vier uur in de trein is nog niet genoeg, begrijp je nu dat ik naar de andere kant van de wereld wil?

Ik weet niet of ik volgend jaar weer ga. Wat is belangrijk en wat niet. De kater is erg, te erg. De kater van de after-festival-dip en back-to-real-life gevoel. Eenmaal thuis ervaar ik geen real life. Er is geen real life. Ik wil rondlopen tussen vijftigduizend onbekenden. Ik wil het anker gedag zwaaien. Weet je dat ik er, in een vlaag van dagdromerij, aan heb gedacht? Aan wie ik überhaupt heb gedacht? Natuurlijk ga ik volgend jaar weer, ik ben teveel masochist om mezelf van deze pijn te onthouden. Wie is belangrijk en wie niet.

Ik zoek het bericht, selecteer antwoorden en reply. Ik kom vannacht naar je toe.