26 July 2009

Life



Geen film maar een serie ditmaal. Elf afleveringen van drie kwartier per stuk. Zo komen we de zomer wel door.

Thema van de serie is bullying (pesten - voor niet Japanners), een sociaal verschijnsel binnen elke groepscultuur. De serie beoogt de Japanse jeugd op te voeden en aanknopingspunten te bieden. Je wil bij een groep horen. Hoe doe je dat, en vooral, hoe doe je dat niet? Je wordt gepest op school. Wat doe je en wat doe je niet?

Hoofdpersoon Shiiba (poesje - voor mensen zonder kat) loopt met een onverwerkte schuldlast en is een gemakkelijke prooi. Te gemakkelijk zelfs, tijdens het kijken begon ik tegen de televisie te schreeuwen. “Nee! Niet doen! Waarom doe je dat?” Shiiba is een beetje naïef. “Waarom doe je zo dom?” Beetje dom, tegen je televisie schreeuwen.

Het bullying beperkt zich niet tot de studenten, ook in de docentenkamer is een pispaal voorhanden. Waarmee wordt gezegd dat pesten/vernederen zich niet beperkt tot zij die nog volwassen moeten worden en hun plaats nog moeten vinden, maar dat het ook geldt voor zij die zich volwassen wanen en hun plaats al denken te hebben gevonden. Ergo: strijd is overal en van alle tijden en volwassen ben je nooit. Volwassenen zijn kinderachtig en onvermogend, vaak nog meer dan de kinderen zelf.

Alle clichés over Japan komen langs. De prestatiedrang, de zelfmoord onder schooljeugd, het ophouden van de uiterlijke schijn, automutilatie, verminking, seksueel onvermogen (bondage en verkrachting), het onvermogen - want schaamte, de basis van het Japanner zijn - tot tonen van de eigen zwakheden en natuurlijk de schooluniformpjes. Elf keer drie kwartier lang ongegeneerd naar Japanse meisjes in uniformpjes kijken. Ik heb de Samsung (Koreaans merk voor mensen met een Philips) niet horen klagen. Slecht excuus want wie gaat er klagen bij iemand die tegen je schreeuwt?

Alleen red je het niet en hulp is er in de vorm van de bonzaï-boomlange Hatori-san (“stop that Hatori-san, call me Miki”) met wie Shiiba vriendschap sluit. Hatori-san is een loner. Ze is opgegroeid zonder ouders en mist daarmee de projectie van de ouderlijke normen en waarden. Wat zoveel wil zeggen als dat vroeg op eigen benen leren staan een grotere overlevingskans biedt, en dat de veiligheid van een ouderlijk huis een schijnveiligheid is omdat daar de eerste besmetting plaatsvindt.

De serie bevat alle mogelijke filmclichés (bijvoorbeeld de nerd wiens bril wordt kapotgemaakt en die zonder bril opeens een lekker ding is) maar ontwijkt de laatste valkuil. Wanneer uiteindelijk alles escaleert en de verhaallijnen simpel aan elkaar worden geknoopt, denk je maar aan één ding: wraak. Een nachtje in de giertank, handjes in de gehaktmolen, desnoods een krultang in de kut, als er maar iets komt. Maar er komt geen wraak. Er gebeurt niets. Daarmee is het verhaaltechnische einde onbevredigend maar wordt wél het doel van de serie bereikt. Want wraak maakt dat je het systeem in stand houdt omdat je tot diezelfde groep bent gaan behoren.

Shiiba is dan wel naïef maar ook wilskrachtig. En die wilskracht – geen wraak nemen vergt ook wilskracht - moet een voorbeeld zijn voor de Japanse jeugd. In de zomervakantie gaat Shiiba met Hatori-san (de bloedmooie Seki Megumi) en de nerd op reis. Zo komen ze de zomer ook wel door.

18 July 2009

Liefdeloze controle

Joann draagt iets dat waarschijnlijk een souvenir is uit Hong Kong. Het is geen blouse en het is geen jas, maar het ziet eruit als een blouse en het ziet er ook uit als een jas. De kleur is wit, gebroken. Voor een jas is het te zomers, te dun en te luchtig, voor een blouse is het te winters, te groot en te warm. De onderkant bolt, een modegril van eind 2007, zoals het pakje dat Ringo draagt in de clip van Killer Tune. Om het middel zit een ceintuur die erom schreeuwt te worden losgemaakt.

Sinds Joann terug is uit Hong Kong bolt haar gezicht ook. Ze is geen schim meer van het blozend gezicht dat tegenover me zat bij de sollicitatie. Een klein, onschuldig gezicht, een zwart satijnen overhemd en een gestreepte pantalon, het zwarte haar bijeengeraapt in een staart, pumps. Ze glunderde als een Japans schoolmeisje dat zojuist een nieuwe Hello Kitty tas heeft gekocht. Mijn werkgever was de nieuwe tas, ik was de verkoper.

Diezelfde ochtend, vertelde ze bij het voorstellen, had ze haar vorige tas ingeleverd. Die tas was wel heel leuk maar niet echt uitdagend. Het was een boodschappentas, eentje die je nodig hebt om rond te komen. Handzaam en praktisch maar ook degelijk en niet stoer, niet iets om op feestjes over te vertellen. Mijn vaste caissière loopt elke dag op hakken, op feestjes vertel ik over haar. De caissière is stoer. Op een keer zag ik haar in de metro staan. Toen was ze niet stoer maar het rijmt er wel op.

De lach van Joann toen ze binnenkwam in de sollicitatiekamer raakte aan het giechelen van verliefde pubermeisjes, een vertederende blijk van zenuwen. Ze was de meest zenuwachtige van alle sollicitanten, stotterend beantwoordde ze de vragen. Ze beantwoordde de vragen goed - alles dat ze zei was goed.

Nu, drie maanden later, is de lach gemaakt en komt een naar arrogantie neigende verveling naar boven. De pantalon is vervangen door een spijkerbroek, de pumps door versleten weekendlaarsjes. Als ze een vraag stelt, wat niet vaak gebeurt, buigt ze voorover en kan ik haar adem ruiken. Wanneer ik antwoord, deinst ze terug, alsof ze tegen een aura van de Mexicaanse griep is aangelopen. Niet bij alle vrouwen denk ik meteen aan seks. Soms denk ik aan eten.

Van alle sollicitanten was Joann de jongste, de slimste, en na de onderhandelingen met haar accountmanager, ook de duurste. De Mexicaanse griep bestaat niet, net zomin als een tweede kans. Status verlies je niet zelf, dat doet de omgeving voor je. Van dichtbij zie ik dat de ceintuur niet los kan, en één geheel vormt met het souvenir.