30 August 2007

The trial

Toen ik wakker werd, stond ze in de keuken, voorzover je van een keuken kunt spreken. Er staat een koelkast, er is een afwasbak, een afvalbak en een magnetron. Geen senseo, wat in haar voordeel pleit. Er is helemaal geen koffie, ik ontwaak op het station.

"Wil je thee?"
Nee, geef maar een asbak.
"Wil je niet in de slaapkamer roken?"

Volgende week begint de Hel - weer. Lichtelijk overdreven. Een nieuw schoolseizoen. Nieuwe mensen, nieuwe inzichten. Een nieuw ritme, het belangrijkst. Sta elke dag twee uur eerder op en je ziet dezelfde mensen anders. Sta elke dag eerder op en je ziet jezelf terug in een wereld die je eerder niet zag. Misschien heeft ze slechte ogen. Misschien houdt ze niet van ritme.

Om drie uur ’s nachts gaat de telefoon. Er wordt niet vaak gebeld, het zal dus wel belangrijk zijn.

Augustus kruipt in september en het is alsof de wereld wakker wordt. Zomerslaap wordt winterslaap in een afterparty van lentebloesem. Vakantiegangers of anderszins gevangenen melden zich, een ongewenste dynamiek met zich meezeulend. Verstoring van de openbare orde want het was zo lekker rustig.

Vertraging.
"Wat heb je gisterenavond gedaan?"
Aan jou gedacht. Geen ritmegevoel.

De handen in de zakken, het staartje strak. Het truitje sluitend, het vetribbeltje minder vet. Een uitgerukt oog kun je terugstoppen, in tegenstelling tot een geaborteerd kind.

Een afscheid zonder dramatiek, een grafkist met de zeggingskracht van kortgeknipt haar. Geen speech, mijn handen blijven thuis. De uitnodiging geweigerd, onbegrepen. Onduidelijk. Open, uitgestoken, pak ze maar, houd ze vast. De leegte teruggetrokken, verward, desolaat. Hersendood.

28 August 2007

Eénakter

Vanochtend moest ik naar de dokter. De dokter begroette me. Ik kom er niet vaak dus ik stelde mezelf voor. Toen vroeg de dokter wat ik er kwam doen.

Daarna moest ik naar de apotheek. De apotheker begroette me. Ik kom er niet vaak dus ik stelde mezelf voor. Toen vroeg de apotheker wat ik er kwam doen.

Daarna moest ik naar mijn werk. De receptioniste begroette me. Ik kom er elke dag dus ik stelde mezelf niet voor. Niemand vroeg me wat ik er kwam doen.

Toen vroeg ik mezelf af wat ik er kwam doen.

20 August 2007

The murder of S.

De kamer is netjes maar overgestructureerd. De kabels verraden een mannenhand. Ik heb me voorgenomen om hier niet te roken, toch zoek ik een asbak. De geur van de wasdroger zweeft tegen het plafond. Geen licht, geen lucht, geen zicht, een inpandige woning met weinig raam en verstopte ventilatiekanalen.

Wasdrogers en vaatwassers, afknappers eerste klas. Een ingelijste filmposter hangt aan de muur boven de bank, het is een film die ik niet ken. Een tweepersoonsbankje, beigebruin, zonder kussens. Ze is niet groot, ze kan erop liggen. Dat zal ze wel vaak doen, er is hier verder weinig te beleven. In de hoek staat een bureau met een MacBook, Engels leesvoer voor hamburgers. Er liggen opengeslagen boeken en meer dan één mobiele telefoon, veel cijfers en tabellen. Ze komt terug uit het keukentje, twee flesjes witbier in haar handen. Ze gaat bij het raam staan en kijkt naar buiten, haar rug naar me toe. Proost.

We stappen uit de trein voor een sentimental journey, een kruistocht langs de oude woningen. Ik kom hier niet graag, het is haar idee. Het blijft vreemd dat het beeld zoals verankerd in het geheugen niet overeenstemt met de confrontatie van nu. Alles is klein, benauwend. Ben ik zelf echt nog zoveel groter geworden? Ik liep hier mijn krantenwijk, ik kon de straten, stoepen en stegen dromen. Nu herken ik bijna niets. Hebben de kozijnen een opknapbeurt gehad? Andere kleur verf? Welke kleur dan? Gezandstraalde huizen, de stenen zijn weer rood, uiterlijk schoon, van binnen verrot. Veel groen, dat in elk geval, ik liep hier in een kale nieuwbouwwijk in aanbouw, waar elke maand nieuwe huizen werden opgeleverd, met elke maand nieuwe abonnees. Jong geluk in vers cement.

Aan weerszijden van het grote raam zitten twee langwerpige kleinere, die kun je openen. De bouwer had zeker hout over. De ramen blijven dicht, geluidsoverlast, legt ze uit. Rechts beneden op de begane grond zit een café, het terras eist de stoep van de naastgelegen woningen op. Dan kreun je maar wat minder hard, de meer voor de hand liggende optie laat ik achterwege. Witte muren, witte plinten, de gordijnen die van een meisjeskamer. Geen drempels, het clicklaminaat loopt door van de gang naar de kamers, de woonkamer rechtdoor, de slaapkamer links, naast de combinatietang van douche en toilet. Andersom had ook gekund. Je kunt alles omdraaien, de nachttrein rijdt in rondjes.

Recht achter ons woonde een stel met een motor en twee honden. Ze konden geen kinderen krijgen. Naast ons woonde een alleenstaande vrouw, ik heb haar nog geholpen een droogrek in het gras te planten. Op zaterdag stond ik in de achtertuin mijn werkplunje uit te kloppen, een stofwolk verspreidde zich over de tuinen. Ze heeft de vuile was nooit buiten gehangen. Op de galerij die uitkeek op de tuinen stond vaak een bejaarde vrouw, ze dronk wel eens koffie bij mijn moeder. Uw zoon werkt zo hard, zei ze dan. Haar kinderen kwamen nooit op bezoek. Op de hoek naast de motor met de twee honden woonde een gescheiden vrouw met drie kinderen. Ze kon haar man niet houden.

Ze woont hier nog niet zo lang, dat ruik ik. Het leeft niet, het gestructureerde maakt het steriel. Geen geschiedenis, geen spanning. Stofnesten hebben nog geen kans gehad zich te verenigen, spinrag neem je mee in de latexrol. Rondje Zweedse import en je hebt een ingericht, woonbaar huis. Leefbaar is iets anders, leefbaar is afhankelijk van de bewoner zelf. De hoeveelheid vierkante meter woonoppervlak weegt niet op tegen de ruimte die zij ontbiedt.

Tegenover ons woonde een jongen uit ons dorp, samen met zijn vader. Zijn moeder overleed vrij jong, op haar veertigste verjaardag. Je zag ze nooit buiten, na school direct naar huis en de televisie aan. Ze meden het onuitroeibare verenigingsleven van de dorpsgemeenschap en voor de voetbalclub was hij te dik. Type altijd als laatste gekozen bij de gymles, als hij zich al had omgekleed. Ze verhuisden na het overlijden, niemand wist waarheen. Ik nu dus wel. Vanuit zijn slaapkamerraam keek hij toe hoe ik de voortuin omspitte, het was mijn vijfde verhuizing in vier jaar tijd. Hij kwam weer niet buiten spelen. Vlak voordat ik naar Amsterdam verhuisde zag ik hem ooit thuiskomen, een grotere auto dan die van mijn vader stopte voor deur, het meisje dat uitstapte mooier dan die in de Playboys onder mijn bed.

Tegenover het bankje staat een kast die de halve wand bedekt. In het midden, recht voor het bankje, is de kast open en daar staat de onoverkomelijke televisie. Ik zie geen geluidsapparatuur, nog meer overlast. De rest van de kastinhoud is afgedekt door deurtjes. De afgesloten ramen versterken het broeikaseffect, toch groeit hier niets. Ik neem niet aan dat er ín de kast plantjes staan, hoewel je er versteld van staat wat mensen aan het zicht onttrekken. Achter de deur zie ik een prullenbak staan en ik gooi mijn treinkaartje weg. Zij heeft een abonnement.

Wat heb ik hier allemaal gedaan? En waar zijn de verhalen gebleven? Aan het eind van de straat is een fietspad, het fietspad staat haaks op de straat. Via het fietspad kan je om de volledige wijk heenrijden, aan het fietspad liggen de galerijwoningen. Er waren geen brievenbussen buiten, ik moest met de kranten naar binnen en naar boven, op dinsdag deed ik er reclamefolders bij. Met de kerstdagen gaven juist de bewoners van de galerij de meeste fooi, bij de buurjongen tegenover ons bleef de deur gesloten. In het trappenhuis rookte ik stiekem sigaretjes, of, wanneer ik hulp had, keken we er in pornoblaadjes. Later zat ik er met haar, roken en bekeken we elkaar. Seks en sigaretten, na de eerste keer is er geen houden meer aan.

In het begin wil je alles weten, stel je alle vragen, vertel je alle verhalen. Verliefdheid kent geen schaamte, hooguit verlegenheid en puberale onzekerheid, jongen en meisje. Roze verhalen, alles is leuk, alles is mogelijk, alles mag. Onbevredigde fysieke interesse houdt de aandacht vast. Je zoekt de overeenkomsten, de verbanden, het kruispunt en vindt, uiteindelijk, het essentiële verschil. Man en vrouw.

Ze is doorgelopen terwijl ik naar het trappenhuis kijk. Ze rookt niet. Ze controleert of het raam goed dicht is, dan draait ze zich om, de zon op haar rug verbergt haar gezicht. Daar ben ik dan, een gezicht dat uiterlijk schijnt.

Beperk jezelf tot de eigen soort, dieren leven ook gescheiden van elkaar. De mens is een dier dat teveel denkt. Alleen in het hormoonseizoen lopen ze hersendood hun driften achterna, blind stappen ze in het drijfzand van kortstondig geluk, meegezogen in een ogenschijnlijk ongevaarlijke verzameling zandkastelen. Manipuleren van het geheugen uit overlevingsdrang. Je onthoudt wat je sterker heeft gemaakt, zwakheden en mislukkingen worden verplaatst naar een uitgestorven ras, een reeds vergaan, begraven en verloren leven. Hoeveel tijd is er nog? Hoeveel levens heb ik nog? Torens met tralies, groot en robuust, ze steekt haar armen uit. Hij baant zich een weg naar boven, slaat traptreden over. Statig en fier, hij redt haar uit de brute handen van een afgezonderd leven, hij neemt haar mee, op weg naar de vrijheid van een nieuw gevang. Een lieflijk afgedekte laatste rustplaats, zonder overblijfselen, zonder bewijs. De verstikkingsdood is heftiger dan een trip. Wanneer het echt nodig is vergeten ze na te denken, verzonken gedachten in hun eigen luchtkasteel.

Terwijl ze haar tanden poetst open ik één van de langwerpige ramen en steek een sigaret op. Rumoer van het terras danst de woonkamer binnen. De kaarsen op de terrastafeltjes verspreiden een kleur van valse romantiek.

13 August 2007

Zomergasten

Er hangt iets in de lucht. Iedereen heeft iets vanavond, afspraken, borrels, etentjes. De drinkebroers zijn vrij, ik heb niets en ik heb dorst. Verschrikkelijke dorst. Waarom wil ik niet in mijn eentje aan de bar hangen?

Een dubbele en een grote.
"Waar is, ... , euh, die ander?"
Weetikveel. Onder zijn lul, hoop ik. Na een zware werkweek is het lekkerder om bereden te worden. Ik lig zelf het liefst op mijn buik, haar twee handen op mijn rug. Haar handen die zachtjes de spieren indrukken en lostrekken, af en toe een verdwaalde puist verwijderend.

Een dubbele en een grote. Op het terras zit Het Pak zonder pak. Ze wilde afspreken, we spraken af en ze kwam niet opdagen.
"Ik was ziek."
Ze hebben iets voor je of ze moeten iets van je.
"Zullen we een keer gaan eten?"
Wat heb je voor me?
"Ik moet iets van je."
Mail me maar. Je bént ziek, tegenwoordige tijd.

Mag ik een agecoin, nee, kleingeld heb ik zelf. Natuurlijk baal ik ervan, dat ik weer rook. Natuurlijk baal ik van hem, van mezelf. De eerste week was erg, daarna was het wel te doen. Niet teveel bij nadenken, afleiding zoeken. De gaten opvullen, trucjes leren, net zoals het manipuleren van mensen. Diep ademhalen, tien seconden de adem inhouden, rustig uitblazen. Tanden poetsen als je trek hebt in een sigaret. Komkommer, worteltjes. Water, liters water. Ontgiften, spoelen.

Surrogaten.

Geen marketing maar het actuariaat. Stil, niet verder vertellen. Communicatie vindt plaats wanneer iedereen het al weet. Een rustigere omgeving. Nog rustiger. Er werkt een Chineesje van 27 jaar oud, ze lacht naar me. Ze heeft een bijna blanke huid, haar neus, voorhoofd en kont verraden de afkomst. Ze heeft dezelfde moedervlek als Ringo in haar gezicht. Hoe saaier de werkomgeving, hoe minder saai de rest van de dag. Electric Mole.

Een dubbele en een grote. Ik recht mijn rug en ga weer hangen. Acht borsten met overrente van Hypotheken staan bij de grote tafel. Ik huur.

Ze wil mee naar Werchter, volgend jaar. Het is haar manier om te zeggen dat ze me bij me wil zijn. Ik zeik mensen af wanneer ik bij ze wil zijn. Meisjes plagen, zoentjes vragen.
"Waar heb je het nou weer over?"
Nummer dertien met nasi en sambal. En heb je stokjes?
"En verzin eens andere grappen."
Dat jij dit grappig vindt. Stokjes doen het goed op de tepels, met de sambal smeer ik je lippen in.

Ik zet de twee lege glazen onder zijn neus en beweeg met mijn wijsvinger er overheen. Het Chineesje van 27 jaar oud vraagt hoe het gesprek ging. Ze zei iets anders maar dat bedoelde ze. Denk ik.
"En? En?"
Leuke bloemetjesjurk. De stroken die vanaf het middenrif kruislings achter de hals verdwijnen, accentueren de plaats waar haar borstjes zouden moeten zitten.
"Dank je."
Uncertain smile. Maandag is het brilletje weer terug. Nog drie weken. Om de tijd te doden lunch ik met het beugeltje. Casual in exelcis deo.
"Speciaal voor jou."
Vakantievriendinnetje.

Als de wereld om je heen niet verandert, moet je zelf voor een andere omgeving zorgen. Vanuit de schaduw in de zon gaan staan is al genoeg. De rug toekeren is sterker dan het opgeheven hoofd. Weglopen is geen vluchten maar een actief controlemiddel. Als er niemand meer is om te controleren, dan kunnen ze hooguit zichzelf nog wegcijferen. In mijn hoofd zijn ze al doorgestreept, allemaal. Koning zonder land, land zonder onderdanen. Als de wereld om je heen te veel verandert, dan moet je zelf voor een andere omgeving zorgen. Stilstand is tevredenheid.

Waar is mijn aansteker gebleven? Vijf minuten zwijgend tegenover elkaar. Ik kijk haar langer aan dan nodig, ze kijkt naar mijn schoenen. Het weer, altijd het weer. In het rookhok is stilte nooit ongepast, een minibar met in het midden een gat. Ik heb geen jas bij me, hebben ze dit weer voorspeld? De rook grijs, haar ogen lichtblauw. Ze komt met de fiets.

Mijn wijsvinger gaat weer over de beide glazen. Het gesprek was niet goed. Het rode shirt heeft zijn kracht verloren, volgende keer weer in het zwart. Te licht bevonden. Jonkies willen ze, vers uit de schoolbanken, die ze nog kunnen sturen en begeleiden. En dan kunnen ze de begeleiding evalueren en ze eventueel bijsturen. Of wegsturen. Of te zwaar, ik weet teveel. Ik begeleid mezelf wel naar de afgrond. Niet om te springen, die tijd is geweest. Gewoon, om te kijken, om de rilling te voelen. Om überhaupt iets te voelen.

Je bent de enige bij wie ik iets voel en je bent de enige die ik niet durf aan te raken.

Nee, ik ga niet naar Pukkelpop. Zodoende heb ik iets om mezelf te verwijten. De volledige Pinky Violence Collection is goedkoper dan een toegangskaartje en ook minimaal goed voor een weekend plezier exclusief naweëen. Ik ga volgend jaar wel weer zwerven. Een terechte beloning na een jaar hard studeren. Werk verdient geen beloning, hooguit de irritaties die ik geniet verdienen een bonus. De Parade is ook leuk. Beetje rosé drinken en naar de rokjes in de zweefmolen kijken. Wat zou er met Schuurpapier zijn gebeurd? Grotere lachsalvo’s dan bij Jackass. Schuurpapier is de beste Paradeact.

Nog een grote. Nee, die niet meer. Of net voor sluitingstijd nog eentje. Als ik sluitingstijd haal, ik ben een groep uitgelaten honden. Het is slechts het wachten op het moment totdat de eersten tegen elkaar aan gaan staan rijden. Daarom sta ik altijd aan de bar, ik knuffel liever een dode boom.

Nog een grote. Vakantiegangers druppelen binnen. Op vakantie vertellen ze verhalen over thuis, thuis vertellen ze verhalen over hun vakantie. Was het leuk? Leuk voor je. Veel regen gehad? Vervelend voor je. Muggen? Ja, ook heel irritant. Net zo irritant als alle vakantieverhalen waar ik mee dood wordt gegooid. Alle ramen en deuren dicht en toch vinden ze altijd weer een kiertje om naar binnen te kruipen.

Natuurlijk ben ik blij dat ik weer rook. Anders had ik haar nooit ontmoet.

Ik richt me op en kijk naar mezelf tussen de rijen flessen achter de bar. De spiegel confronteert, ik buig nederig het hoofd. Sinds twee weken zeventien is met vakantie, drie keer nieuw doet een poging bier in een glas te tappen. Achter de bar wordt gebukt. De witte wijn staat links, meisje. Goede spijkerbroek, die roze string zag ik hier eerder. Ze komt weer overeind met in haar handen een fles rosé.
"Hé, alles goed?"
Ze is de eerste die het mij deze week vraagt. Volgende week wordt ze ontslagen. Het is vrijdag. Om drie uur doet iemand het licht uit.

03 August 2007

Seven years in Tibet

Negen maanden uit de horeca vandaan en de lever heeft nog niets aan kracht ingeboet. Opvallend, maar niet zorgwekkend. Zorgwekkend is het thuis opsluiten terwijl er thuis niets te beleven is.

Een mistige lichtinval kruipt de woonkamer in, in de keuken maak ik mijn katerontbijt waar geen kater te verwerken is. De sinasappelen liggen er voor de sier, bij gebakken eieren drink je melk. De krant van de vorige dag doet dienst als onderzetter, je wordt geen beter mens door te weten wat er in de wereld gebeurt. Maak iemand anders blij, er is geen God. Wie goed doet - goed ontmoet, oneliners om het geweten schoon te houden. Ik heb gisteren iemand blij gemaakt.

Ik ben vroeg. Niet te vroeg, gewoon, vroeg. De bank waar we vrijdag hebben gezeten is vrij. Ik herschik de kussentjes, gooi het spijkerjack neer en ga op één van de drie krukken die voor de bank staan aan de bar zitten. De generale repetitie was goed, alleen was het gezelschap verkeerd. Niemand kan over jou heen. Elke afspraak hier heeft bij voorbaat verloren, elk gesprek is bij voorbaat minder. Hooguit zwijgen zou het kunnen benaderen, omdat wanneer er wordt gezwegen ons gesprek het best hoorbaar is.

"Eigenlijk weet ik niets van haar," zei je vrijdag tegen me. Dat ik met haar naar bed ben geweest geeft mij niet vanzelfsprekend meer informatie. Het bed heb ik overigens niet gezien, part of the deal. Ze zijn laat, te laat. "Eigenlijk weet ik niets van haar," zei ik vrijdag tegen je. Misschien moet ik eerst gewoon met haar naar bed gaan, meestal beginnen ze daarna wel te praten. Meestal, niet altijd. Het schemert tussen verrijking en verlossing.

Achter de bar staat het levend bewijs dat ze echt alles aannemen in de horeca, het bewijs van het gebrek aan goed opgeleid horecapersoneel. Ze heeft opblaaswangetjes. Ervaring is ook opleiding. Een groep Engelsen moet worden voorzien van drank. Vier pullen bier, een Jack Daniels met cola en een Jägermeister met ijs. "Waar staat de Jägermeister?" Ze kijkt naar de rij flessen achter de bar. In de koeling, doos. Ze draait zich om en stoot met haar elleboog tegen het rijtje gereedstaande pullen aan. Eerst de warme dranken inschenken, dan het gedistilleerd, dan de frisdrank en het bier als laatste. De Jack Daniels krijgt twee ijsklontjes over zich heen, de Jägermeister verdrinkt in de erbij geschonken cola. Ze is het type dat begint te praten na het orgasme, nadat ze heeft gecontroleerd of ze in de tussentijd geen nieuw bericht heeft ontvangen.

"Nu we het over haar hebben mis ik haar, op dit moment, bij ons." Ik pretendeer op haar verjaardag te komen maar weet nu al hoe het afloopt. Ik mis haar op andere momenten, wanneer we hebben afgesproken en het onvermijdelijk afbericht komt. Paniek in de tent, ik ben een ervaren kampeerder en voel haar aanvallen aankomen. Belangrijker dan de meisjes achter de bar, om de kwaliteit van een eetcafé te bepalen, is de huiswijn. Verkeerd inschenken is niet erg, slecht uitserveren is niet erg, fout inkopen, dat is erg. De asbak heeft een zware avond, er zit een gat in het gesprek. Na de eerste slok weet ik genoeg.

Haar twee voortanden zijn iets te groot. Bunny indeed. Ze gaat een week op vakantie met een collega. Dat is goed. Even eruit, even los, dan verzadigd en verveeld, de laatste stuiptrekkingen voor de grote oversteek. Hij is homo, dat is jammer. De overdosis zomer zal bij terugkomst worden geprojecteerd in plaats van geconsumeerd. De virtuelen bepalen mijn leven, de illusie ons ongeboren kind. "Waar is het afscheidscadeau?" Ik mis je nu al.

Er wordt een update verlangd, de gemaakt uitgerusten druppelen binnen. De schoolvakanties bepalen hún vakanties. Ik heb altijd vakantie. "Natuurlijk heb ik haar geneukt." Staalhard. Het is stil aan de overkant. Ik eindig nog wel een keer bij marketing, mijn verkooppraatjes worden steeds beter. Je moet niet vertellen wat je kwijt wil, je moet vertellen wat ze willen horen. Zonder aanleiding twijfel ik opeens aan haar seksuele geaardheid.

Ze staat in de deuropening, ik zit met mijn rug naar het raam. Ik ruik haar spanning en draai mijn gezicht naar haar toe. Ze is mooier dan op de foto. "Wat wil je drinken?" We hadden hier niet heen moeten gaan. Dit gaat fout.

Negen maanden uit de horeca vandaan en jij hebt nog niets aan kracht ingeboet. Het leven is er niet beter op geworden. Overzichtelijker, boven de boomgrens leven geen mensen, niet minder beroerd. Dezelfde desillusies, dezelfde irritaties, dezelfde onbereikbaren. De aanslag op de ramen geeft de wereld een mistroostige blik, een virtueel wolkendek bepaalt mijn kijk op het leven terwijl de zon buiten brandt. Ik streel haar buik, ze draait een kwartslag en gaat weer in kleermakerszit tegenover me zitten. Tibet op driehoog in Amsterdam.