02 June 2014

Voorwaarts Mars!

's Ochtends. Ik krijg een bos bloemen. Leuk als je van bloemen houdt, maar niet praktisch. Geld is praktisch. Je stopt het in je broekzak en je neemt het mee naar huis. Bloemen mee naar huis nemen is als meisjes oppikken in de kroeg. Je geeft het te drinken, het huis fleurt ervan op maar uiteindelijk houd je een hoop rotzooi over. Bij geld kun je zelf beslissen waaraan je het besteedt. Bijvoorbeeld aan een vaas om de bloemen in te zetten.

'Waarom heb je bloemen gekregen,' vragen ze.
Bloemen krijg je als er iets te vieren is. Maar er is niets te vieren. Ik zwem rondjes. En waar zwem ik volgend jaar? Mag ik volgend jaar überhaupt nog zwemmen?

Bevestiging noch ontkenning, houvast noch vangnet. Dwalen is niet goed voor autisten.

'Wanneer ga je trakteren?'
Voor wat hoort wat. De prijs van de bloemen wordt gedeclareerd en jij wordt geacht de bonus te spenderen aan zoiets als taart.
'Als ik word ontslagen,' zeg ik.
Niemand luistert. De slingers worden op het te laatste moment opgehangen en iedereen kijkt naar de billen die ronddansen op mijn bureau.

Volwassenen mogen niet in het kinderbad. Ik whatsapp een foto van de bloemen. Ik krijg een foto van een paaldanseres terug.
'Wanneer kom je?' staat eronder.
'Als ik word ontslagen.'
'Neem zelf ontslag. Laat je omscholen.'
Tot paaldanseres?

De bloemen, nog in het papier, staan in een snoeppot gevuld met water. Moriaantje loopt langs. Over snoepjes gesproken. Ze heeft dreadlocks in het haar gevlochten. Fietsen en zwemmen verleer je niet maar op de snelweg heb je weinig aan een fiets.
'Hoe was je weekend?' vraagt Moriaantje.
Ik pak de snoeppot.
'Wil je een bos bloemen?'
'Misschien een andere keer,' zegt Moriaantje.
Dat is het antwoord op een andere vraag.

'Ben je jarig?'
Ik krijg slappe, zweterige handen aangereikt en beantwoord evenzoveel keer dezelfde vraag.
'Nee.'
Feestjes bij anderen thuis zijn leuker dan feestjes bij jezelf. Denk alleen maar aan alle bacteriën die ze achter laten. Buiten schijnt de zon. Kamerplant verschijnt online.
'Wil je mijn nieuwe bikini zien?'

Moriaantje, te jong en te mooi, is nu al verpest. Haar belangstelling is even nep als het ingevlochten haar. Weg is de fleurige haarband, weg zijn de olijke oogjes. Daarvoor in de plaats gekomen zijn een strak bloesje, hakjes en vragen die iedereen op maandagochtend al eerder heeft gesteld.

Ik vraag aan Kamerplant of ze de bloemen wil. Kamerplant strooit met tegenargumenten zoals uitkeringstrekkers met plannen - opportunistisch en morgen weer anders. Kamerplant houdt niet van kamperen, tijdens vakanties slaapt ze in hotels.
'Ik kook niet als ik op vakantie ben. Ik heb ook vakantie.'
Als een hoertje met zonvakantie gaat, ligt ze ook op haar rug.

Op koningsdag liep ik vier keer langs de woning van Moriaantje zonder precies te weten waar ze woont. Te veel kennis belemmert. Ga je met iemand naar bed als je weet dat ze herpes heeft? Herpes kan overslaan op je ogen. Blind zijn ze toch al, wat maakt het uit?

Twaalf uur. Lunch. In de kantine bots ik op Roos. Roos duwt haar wang naar mijn mond. Roos overleeft ook. Ze doet het met een manager, dat vertelde ze me vorige week op een terras. We zaten in de zon, rookten sigaretten en dronken op de creditcard van de werkgever.
'Hij knuffelt niet. En ik houd zo van knuffelen.'
Ze opende haar armen en ik voelde wat ik zelf het meeste mis. De manager keek toe. Drie witte wijn en je glijdt vanzelf naar binnen. Ik beantwoord de wang.
'Vanochtend waren we bij de directeur. We hebben het verteld. Niemand had het in de gaten.'
'Wil je een bos bloemen?'

De huur gaat omhoog, het pensioen gaat naar beneden. De rente daalt, de belasting erover stijgt. Collega's met diploma worden ontslagen en collega's zonder diploma promoveren. Ik begrijp het niet meer.

's Middags. Collegiale mededeling.
'Het is kwaadaardig.'
Iedereen is stil. We wisten dat er iets aan de hand was, maar ook niet meer dan dat.
'Voortdurend leef je in onzekerheid. Je weet niet wat er gaat gebeuren. Ben ik er volgend jaar nog of niet? Het is gekmakend.'

De visite zit in de tuin. Moriaantje ontbloot haar schouder en kirt. De visite doet of hij thuis is. Zelden heb ik eerder bij een eerste kennismaking een grotere aversie gevoeld. Het is het zesde zintuig, ik voel dat het niet klopt. Waarom trappen vrouwen hierin? Waarom zien zij een welbespraakte, charmante man en zie ik een schijnheilig, zelfingenomen mannetje? Beter een gevulde doos dan een gevulde portemonnee. De staat betaalt het eten.

Zwem ik hier volgend jaar nog? Elke dag stel ik mezelf die vraag. Dat is ook gekmakend. Landelijk gezien sterven er dagelijks vierhonderd mensen. Elke dag vierhonderd begrafenissen met een veelvoud daarvan aan koppen koffie en bossen bloemen. Het is ieder voor zich en als er een partner ziek is huilen ze krokodillentranen. De verdrietpolitie zegt hoe je dient te reageren. Ik reageer niet, ik haat ze allemaal. Tijdens het slapeloze begin van de nacht steek ik schroevendraaiers in knieschijven, stroomdraden in schaamlippen, met hun armen op de rug gebonden zakken ze tergend langzaam naar de bodem van de mestput. Je kunt niet blijven janken. Instinctief heeft iedereen een overlevingsmechanisme. Er zijn mensen die eraf vallen en er zijn mensen die zich laten vallen. In beide gevallen moet je ze laten liggen. Het plaveit de weg voor hen die eroverheen lopen.

Er worden meer mensen ontslagen dan dat er mensen de diagnose kanker krijgen. Armoede is het nieuwe kanker. Overal sluimerend aanwezig, de één heeft geluk, de ander niet. In het ziekenhuis krijg je meer bezoek dan in de bijstand.

De rest van het terminale verhaal hoor ik niet. Als je niet kan zwemmen moet je gaan lopen. Ik pak de snoeppot en gooi het water eruit. Hier, heb je een bosje bloemen.