20 February 2006

Essence

Ze legt de telefoon neer en zucht. Dinsdag is de drukste dag van de week. Ik loop langs haar bureau. Voorbij haar bureau kun je rechtsaf naar de toiletten, de liften en het trappenhuis. Op het moment dat ze haar hoofd opricht en mij aankijkt rinkelt het apparaat alweer.
"En ik heb nog niet eens gegeten."
Het is kwart over één. Over een kwartier sluit het restaurant. Ze heeft een kleur.

Ik ben op weg naar het restaurant, kantine in de volksmond. Ik vraag of wat ik mee moet nemen.
"Een krentenbol."
Dat kan nooit genoeg zijn.
"En een mueslibol dan."
Ze drinkt liters water per dag. Het schijnt dat je er minder van gaat eten. Terwijl ze met haar ene hand de telefoon opneemt, pakt ze met de andere hand haar portemonnee. Ik wacht de overbodige handeling niet af en sla rechtsaf de gang in.

In het restaurant haal ik mijn standaardrecept. Een kom soep, zes sneetjes droog brood en een liter melk. Ieder zijn ritueel. Ik pak twee krentenbollen en twee mueslibollen. Bij de keuken vraag ik een plastic zak. In de papieren meeneemzakken droogt brood te snel uit, hoe lang zullen de bolletjes nog op haar bureau liggen voordat ze gaat eten? Mijn vaste plek is vrij. Nog zo’n ritueel. De tafel in de hoek bij de ramen. Met mijn rug naar het raam overzie ik alle tafels. Overzie ik alles, geen gedoe in mijn rug. Achter mijn rug. Voordat ik aan de soep begin stop ik de vier bollen in de plastic zak. Heb ik iets om naar te kijken.

Voorpret is altijd leuker.

Na het eten loop ik naar het inpandige winkeltje. Even de krantenkoppen doornemen. De balie staat volgebouwd met rode en roze prullaria. Kaarten, snoep. Heel veel snoep. Hartjes, overal hartjes. Impulsartikelen naast de kassa hebben de hoogste winstmarge. Valentijnsdag is handel. Valentijnsdag is hartjes. Hartjes is handel. Het roze doet pijn aan mijn ogen. Ik ben geen kleurenmens. Zwart, wit, grijs. Dat zijn ook kleuren, dat zijn mijn kleuren. Rode wangen kleuren haar.

Ik leg twee pakjes camel op de balie en pak een stokje met twee spekjes in de vorm van een hart eraan geregen, de roze hartjes omringd door een rode rand. Liefde is geen handel. De liefde is rood. Ik vraag een rode zak en stop de vier bollen en de hartjes erin. Rood is de kleur van het gevaar. Ik rook een pakje per dag. Het schijnt dat je er minder van gaat leven. Met een roze lint knoop ik de bovenkant dicht.

Liefde is gevaar. Verliefd gevaarlijk.

Vanuit het winkeltje loop ik langs de foyer naar het trappenhuis. De liften links laat ik liggen, ik neem altijd de trap. Zo kom je nog eens iemand tegen. Op onze verdieping aangekomen valt haar lege bureaustoel meteen op. Mij valt het meteen op, andere mensen zullen er geen aandacht aan besteden. Anderen besteden sowieso niets. Gieren met aandacht. Ik leg de rode zak naast het beeldscherm op haar bureau, het bureaublad laat ik vrij. Dat is vragen om aandacht.

Ik loop door naar mijn eigen slavenplek en ga verder met waarvoor ik word betaald. Mijn slavenplek, schuin in de hoek, ramen naast en achter me, uitzicht over de gehele afdeling. Geen mensen in mijn rug, de vensterbank gevuld met afgerond, onderhanden zijnde en toekomstig werk. Productie gaat voor communicatie. Het gezin gaat voor het werk. Ik heb geen zin in gezin. Werk is levensvulling, het gezin levensvervuiling.

Schoppen is zoveel makkelijker dan leren omarmen.

Na een half uur komt de eerste mail. Een simpel bedankt. Zo hoort het. Ze heeft de zak dus nog niet opengemaakt en volgt ook haar instinct. Eerst werken, dan de rest. Ik log in op het intranet en selecteer de optie openstaande vacatures. Alsof er een optie vervulde vacatures bestaat. Binnen een minuut volgt de tweede mail. De zak is opengemaakt. Iets uitgebreider. Ik leun naar achter en zie haar opstaan, met een vuurrood gezicht loopt ze richting toiletten. Of ik even normaal wil doen. Goed plan. Laat ik maar weer eens normaal gaan doen.

13 February 2006

X-act

Jij was het verjaardagscadeau. De rol die je niet aan kunt nemen, omdat jij het niet bent. En nooit zal zijn.

Drie dagen te vroeg, of twee nachten. Twee nachten kostte het mij om het te verwerken. Niet de verjaardag, nee. Daar valt niets te verwerken. Alleen maar te bewerken, mezelf. Nee, de mail kostte mij twee nachten. De informatie. De kracht van woorden.

Het leven is theater. Waar ben je jezelf? Waar kun je jezelf zijn? Wanneer is de voorstelling afgelopen?

Het voordeel van het geschreven woord. Je kunt nadenken, je hebt bedenktijd. Het gesproken woord is direct, of het gezicht indirect, het antwoord. Het geschreven woord herlees je. Begrijp ik het goed? Staat het er echt? Ja, het stond er. Indirect, te direct.

Lights, music, camera. Zelfs door je eigen ogen. De foto representatiever dan de spiegel. Want zij bevat geen krassen. Niet zichtbaar tenminste. Zij was, de spiegel is. Voor de spiegel breng je de schmink aan, het verschil tussen wat is en wat wordt gezien. Ze zullen het niet zien.

Dubbelzinnig, zoals we schrijven. Dezelfde zeggingskracht als de stilte die je kunt laten vallen in een gesprek. Het kan twee kanten op. De woorden gingen naar één kant. Afhankelijk van stemming en gemoed trek je het naar jezelf toe of stoot je het van jezelf af. Ik trok de woorden naar mezelf toe. Ik trok jou naar mezelf toe. Omdat ik je bij me wilde hebben. Dichtbij. Heel dichtbij.

Dit moet ik niet zeggen, denk ik vaak. Dit had ik niet moeten schrijven denk ik vaak wanneer ik op send heb gedrukt. Het tekent mijn gemoed. Schrijven is goed, schrijven mag, schrijven moet. Verzenden moet je niet doen. Publiceren moet je niet doen. Waarom die hunkering naar getuigen, naar bevestiging, de hunkering waartegen ik zelf juist zo ageer. Projectie. Ja, ik ook. Een kuddedier. Ja. Ik ook.

De sluier, beetje bij beetje komt hij omhoog. Gedoseerd, je weet wat gulzigheid met je doet. Verlangen kweken, geilheid geweken. Acceptatie is geen zijn. Het is een houding. Alweer. Ontweken.

It’s lonely at the top. Koud ook, het dal biedt beschutting. Mensen bieden beschutting. Totdat er weer iemand uithaalt, eentje die je onderschatte en die alle tijd heeft om de juiste plek te zoeken waar toe te steken. Mijn rug is breed, je kunt niet missen. Een evolutiefoutje, we moeten ogen in onze rug hebben.

Publiceren is het zoeken van ogen. Van teveel ogen. Ogen die op je rug branden wanneer je het zelf al lang bent vergeten. Vergeten, omdat je het hebt opgeschreven. Ogen zijn gevaarlijker dan welk steekwapen ook. Ogen zijn scherper dan welk steekwapen ook.

En jij. Jij wil het niet meer zien. Dus geef je jezelf bloot. Van verliezen leer je meer dan van winnen. Verlies jezelf maar. Je hebt niets meer te verliezen.

Mijn grootste angst is blind te worden. En nu al kan ik niet eens alles zien. Niet paranoïde, nee. Pavlov’s dog. Omdat ik je bij me wil hebben. Te dichtbij.

07 February 2006

Cupid

Ze komen binnen. Met z’n tweeën. Dat had je dus niet moeten doen. Dit is een overval. Ik ben aan het werk, ik kan mezelf niet verweren. Als je me wilt spreken kun je bellen, mailen, desnoods een smsje. Een tijd en de naam van een kroeg, hoe vaak moet ik het nu nog zeggen? Is het zo moeilijk? Dan kunnen we praten, dan heb je mijn aandacht. Niet hier en niet nu. Hier spelen andere zaken, zaken waar jij geen weet van hebt. Waar je ook geen reet mee te maken hebt. Wat je dus ook geen flikker aangaat.

Zullen we even gaan kijken hoe het met hem gaat? Ik hoor je het zeggen. Vervelen jullie jezelf nu al? Dat heb je snel voor elkaar gekregen, het verwerven van dat inzicht. Afgeronde studies zeggen zoals gewoonlijk niets over het intelligentiegehalte. Ik was er na één middag met jullie samen al achter. Nu jullie tweeën, sjokkend door de stad op vrijdagavond. Waar zou het gezellig zijn? Nou, niet bij jullie dus. Dus dan maar naar mijn kroeg, aapjes kijken. Nee, aapjes laten kijken. Want nu ben ik degene die kijkt, die kijkt naar jullie verveling.

Waar kom jij eigenlijk naar kijken? Naar mijn ribbenkast? Hoeveel kilo ik nu weer ben afgevallen? Hoeveel wit er nog in mijn rood doorlopen ogen aanwezig is? Hoelang ik me nu weer niet geschoren heb? Hoeveel tietjes er nu weer aan de bar zitten? En jezelf ondertussen maar afvragen waar ik die allemaal vandaan haal?

Selectie, selectie aan de poort. Geen indringers, geen overvallers. Op uitnodiging van. Of gevraagd en gehonoreerd.

Viel het je op dat ik je negeerde? Natuurlijk, het was druk, drukker dan gewoonlijk, tappen, afrekenen, spoelen. En dat in een moordend tempo. Maar dan nog. Gewoonlijk maak ik altijd even tijd voor je vrij, of ik zet iemand anders achter de bar. Maar nu niet. Negeren is zo sterk, zo krachtig. En met een stalen smoel. De rubberen glimlach vertoont zijn wonderlijke kunstje weer. Jammer van dat filmfestival, ik had ze er graag bij gehad, op dit moment. Jammer ook van haar aan de bar, die de aanzet tot mijn agressie heeft gegeven. Die aanzet had jullie toe moeten komen, die eer verdienen jullie. Jammer ook van de alcohol die ik al had genuttigd, mijn woorden worden dan wel scherper maar mijn blik wordt zachter, niet in overeenstemming met.

Ik heb je best wel verhalen te vertellen, er gebeurt genoeg, zo niet teveel. Ik kan ook niet alles verwerken, teveel blijft hangen en sluimeren. Mijn hoofd een broeinest, een wespennest, aan- en afvoer van eten en etensresten, waar eerdaags de eieren zullen knappen. En dan maar kijken wat er naar buiten komt. En vooral hoe. Want daar ben ik zelf nog het meest bang voor.

Weet je wat het punt is? De saamhorigheid is verdwenen. Het probleem is het verlies van de saamhorigheid. Niet meer als eerste de verhalen horen, überhaupt geen verhalen meer horen. Het verlies van de samenzweerderigheid. No more partners in crime. Niet meer wij tegen de wereld. Want jij bent tot die wereld toegetreden. Een wereld die de mijne niet is. Het is zo obvious, zo gauw als je weer op je rug ligt en je laat jezelf prikken, dan zie ik je niet meer. Ik vind het prima dat je jezelf laat prikken, daar is dat gat voor bedoeld. Ik weet wat je bent, dat geeft ook niet. Maar ik begrijp niet waar alle verhalen blijven. Verdwijnen die soms in dat zelfde gat? Of kan je nieuwe provider nog praten ook dan? Of zijn je gevulde ingewanden voldoende om je de mond te snoeren. Ik kan het me niet voorstellen maar dat zal wellicht aan mijzelf liggen.

Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Niet uit de kroeg, nee, en ook niet via datingsites, zoals jij je vorige vriendjes naar de stad liet komen. Wel leuke verhalen waren dat. Wat een eikels, de één een nog grotere loser dan de ander. Die verhalen mis ik best wel. Leedvermaak is leuk. Allemaal dezelfde ingestudeerde trucjes, alsof ze dezelfde cursus toenadering zoeken hebben genoten. Of een workshop assertiviteitstraining, die toen nog door het ziekenfonds werd vergoed. Onzin natuurlijk, die mensen zijn helemaal niet ziek, ze zijn contactgestoord. Gewoon twee stroomdraden erop, dat is de oplossing. Zo repareer je een contactdoos. Hetzelfde leedvermaak dat ik achter de bar heb, wanneer ik de wanhopige toenaderingspogingen van de mensen in het café voor me zie. En altijd is daar de barkeeper weer als reddende engel.

Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Geen kwantiteit maar kwaliteit. Iedereen is druk, iedereen heeft verplichtingen. Veel te veel verplichtingen maar zo zit de maatschappij nu eenmaal in elkaar. Dat valt niet te ontkennen en dat valt niet te ontlopen. Maar wanneer er tijd is, dan zijn ze er. Zonder claim, zonder verplichting. En zonder bla. Affectief, recht door het hart. Recht uit het hart. Gebroken en geheeld.

Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Via internet. Via mijn weblog. Kun je het voorstellen? Een contactgestoorde barkeeper met virtuele contacten? Een barkeeper is niet contactgestoord. Het zal je verbazen hoeveel van de mensen die ik ken via internet uit de horeca komen. En uit de gezondheidszorg. Het is juist het tegenovergestelde. Wij zijn overgevoelig voor mensen. Het is een antireactie. Teveel mensen om ons heen. Teveel zeikers, klagers, psychoten en psychopaten. Selectie op het scherm. Selectie door woorden, hebben ze wat te vertellen? En vooral hóe ze dat vertellen. Smelten door een bepaalde blik, natuurlijk gebeurt dat nog steeds. Ze zat er zelfs, toen jullie binnen kwamen. Maar die verhalen krijg je niet meer te horen. Waarom zou ik nog als jij lekker stelletje aan het spelen bent. Binnen je fijne stelletjeswereld ben je de horecaregels wel heel snel vergeten. Jammer van je korte termijn geheugen, ook dat is eindig.

Internet is oneindig. Oneindige reeksen woorden. Weer de selectie. En dan geïntimideerd door woorden. Smelten door woorden. Mensen die mij klein krijgen. Mensen die mij op de knieën krijgen. De Duivel wordt God. God wordt een engel.

Eigenlijk ben ik ook een engel. Maar niet meer voor jou. Bye.

05 February 2006

X-rated

Een lunch date. Buiten het kantoor. Een half uur voor een half jaar. De nacht om twee uur ’s middags.

Vreemd je overdag te zien, schreef ik. Geen alcohol, we moeten allebei nog werken. Het werk gaat door, dat geef je niet op. Iedereen die ik heb beschreven, waarover ik heb geschreven, ben ik kwijtgeraakt. Teveel inspanningen. Teveel mensen. Teveel woorden. Leven is overbodigheid lozen. Eenzaamheid wordt sterker naarmate je minder alleen bent. Het wordt een testcase, dit.

Ik wil het niet vragen maar doe het toch. Ik zou wensen dat ik het niet zou willen vragen, maar ik wil het weten. Ik moet het weten. Dus ik vraag het. De bekende weg.

Je borsten zijn gegroeid. Logisch, biologisch. We zijn het erover eens dat kleine borsten mooier zijn. Grote borsten associeer ik met uiers. In een kilo vet zit geen gevoel. Grote borsten associeer ik met zeugen. De verleden tijd van zogen. Uitgemolken, nutteloze omhulsels, die eerder een hernia dan een erectie veroorzaken. We zijn het eens over sigaretten. Niet roken veroorzaakt meer onrust, is schadelijker dan het geïnhaleerde gif. Waarom zou je schuldgevoel hebben wanneer je leven geeft? Wanneer je jouw leven geeft? Waarom zou je schuldgevoel hebben wanneer je jouw eigen leven opgeeft? Biologica.

We ageren tegen de kliekjes. Roddelen, ja, lekker. Het geschreven woord, nu uit mijn mond, het geschreven woord nu tegenover mij aan de tafel. Wij zijn ook een kliek. We hebben onze eigen kliek gemaakt. Het luxeprobleem. Wat waar te plaatsen? De karikatuur valkuil. We hoeven de discussie over de namen niet meer te voeren. Daar hebben we geen namen nodig, de teksten dragen onze krassen. Lidtekens en littekens. Dat zijn ook handtekeningen.

De verstorende werking van reacties. Opdringerige mensen heb ik nooit vertrouwd. Ze dringen zich op met een reden, ze moeten iets van je. Bespaar jezelf de moeite, je krijgt niets. Indringers met hun bevestigingsdrang. Laten weten dat ze het hebben gelezen. Laten weten dat ze er niets van hebben begrepen.

Ze schrijft mooi, zeg je. Intimidatie, doorgegeven als omgevallen dominostenen. Ze intimideert jou, zeg je. Jij intimideert mij, maar dat zeg ik niet. Ik intimideer háár weer. En zij, zij intimideert ons allemaal. En zij heeft het zelf niet eens in de gaten. Dat is juist het mooie aan haar. Dat pure, dat maakt háár zo mooi. Want ze is puur, hoe onzuiver zij zichzelf ook vindt.
"Ze is vast heel mooi, met groene ogen."
Intimiderend mooi. Daarom geen foto’s.

Het verschil tussen passie en seks. Nooit vragen wat iemand lekker vindt, je moet doen wat je zelf lekker vindt. Je was erbij, je voelde het. Onversneden spanning. Een elektrisch geladen driehoek boven een ter afleiding met eten gevulde tafel. Ik wilde kijken naar jullie. Jij wilde kijken naar ons. Ze schreeuwde het uit, niet van pijn. Ze schreeuwde het uit van mij. Namens mij. Het verschil tussen mij en hem. Ze is bang geworden, voor ons.

Het is koud, het ijzer dat je polsen omsluit. Verstikkend in de levensband. De band van de ongeboren vrucht. Een onzichtbaar wezen, een onzichtbare band. Leven met een band. Zichtbaar. Leven aan een band. Het verstikkende laat ademen. Het verstikkende geeft lucht. Vrijheid, lopend aan een band. Vrijheid aan de lopende band. Gevangen in vrijheid. Gevangene van de losbandigheid. Gevangene van de rijpheid. Gevangene van de paringnijd. Gevangene van de bandeloze vrijheid. In de ban van het verstikkend leven. In de ban van het verstikkend haar. In de ban van het verstikkend zijn. Koud is goed. De warmte van verbondenheid.

Wanneer je vrienden bent kwijtgeraakt moet je nieuwe vrienden maken. Wanneer je de liefde bent kwijtgeraakt is het over. Liefde kun je niet maken. Voor een slot ga je niet naar een slotenmaker.

’s Middags lig jij op je rug, ’s nachts plaats ik de foto. Het woord toeval bestaat alleen omdat onze hersens te klein zijn om alle samenhangen te begrijpen. Onberekenbaar maar onvermijdelijk. De dood voor elke wiskundige. We hebben het vermoed. We hebben het gelezen. We hebben het geweten. Geen woord teveel, elk woord moet raak zijn. Geen mens teveel. Elke ontmoeting moet raak zijn. Ik had het moeten weten maar ik haalde het er niet uit.

Na het afscheid voel ik mijn hoofd. Een half uur werd anderhalf uur. Ik vraag me af wat een half jaar gaat worden. De rest van de dag loop ik met pijn in mijn hoofd over de afdeling. Loop ik met jullie in mijn hoofd over de afdeling. Ik staar maar naar het scherm maar er komt maar niets. Het zijn háár woorden. De nacht om twee uur ’s middags. ’s Nachts heb ik nooit hoofdpijn. ’s Nachts stel je geen vragen.

"Je moet snel eens langskomen."
Het antwoord is bekend.