Een lunch date. Buiten het kantoor. Een half uur voor een half jaar. De nacht om twee uur ’s middags.
Vreemd je overdag te zien, schreef ik. Geen alcohol, we moeten allebei nog werken. Het werk gaat door, dat geef je niet op. Iedereen die ik heb beschreven, waarover ik heb geschreven, ben ik kwijtgeraakt. Teveel inspanningen. Teveel mensen. Teveel woorden. Leven is overbodigheid lozen. Eenzaamheid wordt sterker naarmate je minder alleen bent. Het wordt een testcase, dit.
Ik wil het niet vragen maar doe het toch. Ik zou wensen dat ik het niet zou willen vragen, maar ik wil het weten. Ik moet het weten. Dus ik vraag het. De bekende weg.
Je borsten zijn gegroeid. Logisch, biologisch. We zijn het erover eens dat kleine borsten mooier zijn. Grote borsten associeer ik met uiers. In een kilo vet zit geen gevoel. Grote borsten associeer ik met zeugen. De verleden tijd van zogen. Uitgemolken, nutteloze omhulsels, die eerder een hernia dan een erectie veroorzaken. We zijn het eens over sigaretten. Niet roken veroorzaakt meer onrust, is schadelijker dan het geïnhaleerde gif. Waarom zou je schuldgevoel hebben wanneer je leven geeft? Wanneer je jouw leven geeft? Waarom zou je schuldgevoel hebben wanneer je jouw eigen leven opgeeft? Biologica.
We ageren tegen de kliekjes. Roddelen, ja, lekker. Het geschreven woord, nu uit mijn mond, het geschreven woord nu tegenover mij aan de tafel. Wij zijn ook een kliek. We hebben onze eigen kliek gemaakt. Het luxeprobleem. Wat waar te plaatsen? De karikatuur valkuil. We hoeven de discussie over de namen niet meer te voeren. Daar hebben we geen namen nodig, de teksten dragen onze krassen. Lidtekens en littekens. Dat zijn ook handtekeningen.
De verstorende werking van reacties. Opdringerige mensen heb ik nooit vertrouwd. Ze dringen zich op met een reden, ze moeten iets van je. Bespaar jezelf de moeite, je krijgt niets. Indringers met hun bevestigingsdrang. Laten weten dat ze het hebben gelezen. Laten weten dat ze er niets van hebben begrepen.
Ze schrijft mooi, zeg je. Intimidatie, doorgegeven als omgevallen dominostenen. Ze intimideert jou, zeg je. Jij intimideert mij, maar dat zeg ik niet. Ik intimideer háár weer. En zij, zij intimideert ons allemaal. En zij heeft het zelf niet eens in de gaten. Dat is juist het mooie aan haar. Dat pure, dat maakt háár zo mooi. Want ze is puur, hoe onzuiver zij zichzelf ook vindt.
"Ze is vast heel mooi, met groene ogen."
Intimiderend mooi. Daarom geen foto’s.
Het verschil tussen passie en seks. Nooit vragen wat iemand lekker vindt, je moet doen wat je zelf lekker vindt. Je was erbij, je voelde het. Onversneden spanning. Een elektrisch geladen driehoek boven een ter afleiding met eten gevulde tafel. Ik wilde kijken naar jullie. Jij wilde kijken naar ons. Ze schreeuwde het uit, niet van pijn. Ze schreeuwde het uit van mij. Namens mij. Het verschil tussen mij en hem. Ze is bang geworden, voor ons.
Het is koud, het ijzer dat je polsen omsluit. Verstikkend in de levensband. De band van de ongeboren vrucht. Een onzichtbaar wezen, een onzichtbare band. Leven met een band. Zichtbaar. Leven aan een band. Het verstikkende laat ademen. Het verstikkende geeft lucht. Vrijheid, lopend aan een band. Vrijheid aan de lopende band. Gevangen in vrijheid. Gevangene van de losbandigheid. Gevangene van de rijpheid. Gevangene van de paringnijd. Gevangene van de bandeloze vrijheid. In de ban van het verstikkend leven. In de ban van het verstikkend haar. In de ban van het verstikkend zijn. Koud is goed. De warmte van verbondenheid.
Wanneer je vrienden bent kwijtgeraakt moet je nieuwe vrienden maken. Wanneer je de liefde bent kwijtgeraakt is het over. Liefde kun je niet maken. Voor een slot ga je niet naar een slotenmaker.
’s Middags lig jij op je rug, ’s nachts plaats ik de foto. Het woord toeval bestaat alleen omdat onze hersens te klein zijn om alle samenhangen te begrijpen. Onberekenbaar maar onvermijdelijk. De dood voor elke wiskundige. We hebben het vermoed. We hebben het gelezen. We hebben het geweten. Geen woord teveel, elk woord moet raak zijn. Geen mens teveel. Elke ontmoeting moet raak zijn. Ik had het moeten weten maar ik haalde het er niet uit.
Na het afscheid voel ik mijn hoofd. Een half uur werd anderhalf uur. Ik vraag me af wat een half jaar gaat worden. De rest van de dag loop ik met pijn in mijn hoofd over de afdeling. Loop ik met jullie in mijn hoofd over de afdeling. Ik staar maar naar het scherm maar er komt maar niets. Het zijn háár woorden. De nacht om twee uur ’s middags. ’s Nachts heb ik nooit hoofdpijn. ’s Nachts stel je geen vragen.
"Je moet snel eens langskomen."
Het antwoord is bekend.