24 October 2005

Fragment

"Bier en een jägermeister. En jij?"
"Baileys. Met ijs."

Ze komt alleen binnen. Ik vraag waar de rest is. Ze vertelt dat ze iedereen is kwijtgeraakt. Bewust? Ze schuift aan bij de harde kern aan de grote tafel en wacht tot het sluitingstijd is. Wacht tot het haar tijd is.

Ik word te vroeg wakker. Geen kater maar een stekende pijn in mijn ribbenkast. Daar raakte ik mijn stuur dus. Hoe ik ook ga liggen, elke houding veroorzaakt een nieuwe pijnscheut.

Op de hoek van de bar zit een pubermeisje. Ze vraagt pen en papier en duwt even later een briefje in mijn handen. Zo gaat dat. De puberteit is mooier als je twee keer de pubertijd hebt overschreden. Aan het andere eind van de bar zit Blond met vriend. Lichaamstaal: zij open, hij gesloten. Ik kwam hem laatst tegen in Paradiso en bood hem een biertje aan. Ik had iets goed te maken. Ik geloof niet dat zij hem heeft verteld wat.

Het verschuiven van de bierfusten jaagt de eerste pijnscheuten door mijn ribbenkast. Beginnerstikje. Ik leg één hand in mijn nek en pak met de andere hand een fust. Kom maar jongen. Ik buig door mijn knieën en kom langzaam omhoog. Het fust kantelt en balanceert op de ronde rand aan de onderkant. Wat moet je nou? Ik strek mijn rug en het fust komt los van de grond. Mijn borstkas zet uit, de steken beginnen onderaan, verdwijnen via mijn oksel naar mijn rug. Tot tien tellen. Wat je ook moet doen wanneer je geen haal van je sigaret kunt nemen en je jezelf moet inhouden om erger te voorkomen. Ik tel, mijn arm begint te trillen, aderen zwellen op. Het fust verliest.

Een obsessie van drie jaar geleden gaat aan de bar zitten. De obsessie verdween toen ze zichzelf, stomdronken, aan me opdrong. Iedereen was weg, het café was leeg, en ik kreeg haar met geen mogelijkheid naar buiten. Ze moest en zou me hebben. Dronken mensen, zeker vrouwen, hebben iets aandoenlijks maar dit was geen aandoenlijkheid meer. Dit was gewoon stom alcoholisme en bij gebrek aan beter, überhaupt bij gebrek aan iemand, volledig gefixeerd op de barkeeper. Niet voor rede vatbaar. Of ze mooi is. Ja, je bent mooi. Of haar lichaam er nog goed uitziet voor haar leeftijd. Ja, je lichaam ziet er nog goed uit voor je leeftijd. Ze had het beter kunnen relateren aan de hoeveelheid drank die haar slokdarm de afgelopen jaren heeft verwerkt. Aan de hoeveelheid vlees die haar dijen de afgelopen jaren naar binnen hebben gewerkt.

"Hoe gaat het met je?"
Ze willen helemaal niet weten hoe het met je gaat. Ze hopen er alleen maar op dat je de beleefdheid bezit de verplichte wedervraag te stellen. Zodat ze zelf kunnen vertellen wat ze kwijt willen. Je vroeg er toch naar? Dan moet je luisteren ook.

Een verlangen naar verpleging maar het aangebodene afwijzen. Niemand willen zien. Niemand kunnen zien. Mezelf aan niemand willen laten zien. Niemand mag me zo zien. Lege kasten. Beschimmeld brood kun je best roosteren. Koffie en een slof sigaretten, die had ik nog net op tijd gehaald. Wat doen cafeïne en nicotine eigenlijk met je hoofd? Dokter?

"Hoe is het eigenlijk met je liefdesleven?"
Een vraag die mensen stellen wanneer ze over hun eigen liefdesleven willen praten. Niet jouw verhaal interesseert ze, welnee, ze willen zelf lekker lozen over hun nieuwe verworven ossenworst.

Dagen, nachtenlang surfen. Kijken, lezen, absorberen. De porno werkt niet. Ik heb niet eens zin om te rukken. Ook al zou ik zin hebben, het kan niet eens. Daar ben ik in elk geval van af. Obsessief loggedrag. Hoe druk kun je jezelf maken over een website. Misschien toch een rode maken? Waar zit die bloedrode kleur? En wat doe ik met de kopfoto? Wat doe ik met mijn muze? De laatste format C kostte me het meisje met het roze haar. Binnen vijf minuten heb ik haar weer gevonden. Mijn geheugen is nog niet aangetast. Valt ook niet aan te tasten. Mijn lichaam begeeft het eerder dan mijn hoofd. Weblogs uitspitten. De reden waarom er singlereizen zijn uitgevonden spat van het scherm. Laat maar zitten. Open dirren blootleggen. Kijk, dat is nou eens een inkijk in het leven van mensen. Dit is het ultieme voyeurisme.

"Goed. Erg goed."
Vooral dat woordje erg doet het hem. Bij ossenworst moet je altijd het velletje verwijderen. Na opening beperkt houdbaar. Minder dan een dag. Erg bederfelijk. Ik wil helemaal niet weten hoe het met je gaat. Ik kan het niet meer horen. Je hebt het bedorven. Je bent bedorven.

Wit. Het ziekenhuis waarin ik me mentaal bevond? Steriele lakens. Verpleegstersuniformen. De rode lijnen als de kruisjes. Dunne, magere lijnen. De magere bloedtoevoer. Een verlangen naar reinheid? Schoon schip maken? De gif-afbeelding omdat ik wil schoppen maar het niet kan? Wie houdt me tegen? Wat houdt me tegen? En waarom houdt het me tegen? Hoe een fysieke aanslag de mentale kwetsbaarheid blootlegt. Ik kan er niet tegen wanneer mijn lichaam het begeeft.

"Mag ik de rekening?"
Dat wil ik horen. En neem die vellen mee.

Ik lijk gvd wel een wijf. Deze rok? Maar daar passen die schoenen niet bij. Streepje hier, gifje daar. Meer rood, nee minder. Alles wit en alleen zwarte tekst. Kaal. Kaler. Kaalst. Ziek. Zieker. Ziekst. Dood heeft geen overtreffende trap. Morsdood is ook dood.

Zwanger en Zwanger komen binnen. Twee jaar lang iedere vrijdag als een stel hormoonbommen aan de bar. Dertig plus, dan krijg je dat. Flirten, praten, drinken, neem zelf ook wat. Verkapte gezelligheid. Ik mag de verhalen aanhoren. Over het zoeken, over de probleempjes met hem, over de problemen van haar. Anybody will do. Hoe is het eigenlijk met jouw liefdesleven? Ik doe niet aan liefdesleven want dan had ik hier niet gestaan. Uiteindelijk hebben ze er allebei eentje mee naar huis gekregen. Eerst buiten een beetje bekken, lachen om de verplichte fietsverlichting. Met een dronken kop is het moeilijk om de lampjes aan de fiets te bevestigen. Kan daar niet eens iemand op af studeren? Aankloppen bij het ondertussen schoongemaakte café want er moet toch nog even een wc worden bezocht. Wie nam ik ook alweer mee naar huis? O ja, hij daarbuiten. Het gaat maar om één ding.

Dagen, nachtenlang muziek. Waanzinnige muziek. Koptelefoon op voor een nog intensere beleving. Het volume zo hard dat ik mezelf niet meer kan horen denken. Dat ik überhaupt niet meer kan denken. Rust. Eindelijk. Verdrinken in de muziek. De muziek die uit mijn leven is verdwenen.

Altijd aan de bar, nooit aan een tafel. Met mensen aan een tafel heb je geen contact. Een volle bar is leuker dan een vol café. Zwanger kwam ook vaak alleen. Ik dronk met haar mee, ondanks de verplichte geheelonthouding onder werktijd. Hoek van de bar, leunend op haar ellebogen. Haar toekomstige melkfabriek onontkoombaar onder mijn neus duwend.

Slapen is geen optie want liggen is geen optie. In wat voor een roes beland je dan? Rondjes lopen. Douchen. Douchen is goed. Douchen is lekker. Hoe heter hoe beter. Wanneer is lang douchen schadelijk? De zo wenselijke rugmassage. De broodnodige verzachting van de spieren. De douchestraal als twee masserende handen. De broodnodige verwarming. De broodnodige omarming. Hoe beschimmeld ook.

Mijn muze gaat aan de bar zitten en rolt met haar ogen.
"Ik ben dronken en dus ontoerekeningsvatbaar."
Ik zet een biertje voor haar neer en laat haar alleen. De armbeweging onder de bar van de jongen naast haar zegt genoeg. Ik loop naar de vriezer en schenk mezelf een borrel in. Ik hoef niet meer voor haar te zorgen.

Ik ben niet jaloers. Ik houd wel van verkapte gezelligheid. Mijn computer zegt niets terug. Ik ben twee klanten kwijt. Een klant is potentie en ik ben te koop. Elke klant is een potentiële koper.

Verkoudheid heerst. Iedereen wordt een beetje ziek. Gelul. Iedereen is per definitie ziek. Gedimde lampen, veel drank. Een alcoholroes in een schemergebied van geblaat en sigarettenrook. Beperkte blikvelden. Dan valt het minder op. Geen facial wanneer je last hebt van brandende ogen. Wacht met de gordijnen open doen totdat de ander de ochtendurine verwijdert. Gordijnen moet je sowieso nooit open doen. Dan zien mensen teveel. Je moet niet alles laten zien. Je moet niet alles willen zien.

Haar tijd is gekomen. Het is sluitingstijd geweest. De gordijnen dicht, onze drank onaangeroerd op de bar. Ze zakt door haar knieën. Ik pak haar bij haar schouders en trek haar omhoog. Ik lijk op hem, hij deed ooit hetzelfde. Het beangstigt haar dat zonder zaadlozende bevestiging iemand van haar kan houden. Ik til haar aan haar billen omhoog en zet haar op de bar. Instinctief spreidt ze haar benen.

Vaste waarden zijn vervangen door variabelen. De constante factor is verdwenen. Legio oplossingen, de uitkomst hetzelfde. Terugvallen op oude waarden is een gebrek aan daadkracht en realiteitszin. Wat je niet bezit kun je niet verliezen. Het tegenovergestelde van aftakelen is toetakelen.

"Ik ga je pijn doen."
Het spel als fragment van een fragmentatiebom. Onherstelbare schade, die zet je niet meer terug in elkaar. Liefdessap is liefdesgif. Daar kan geen chemokuur tegenop.

Op de Amstelveenseweg nemen we afscheid. Ik krijg een vreemd voorgevoel. Voorgoed? Ze is stil. Aanhankelijk zonder woorden, ze laat me niet los. Was dit de laatste keer? Ik sla linksaf, zij loopt rechtdoor. Het is druk op straat, ik heb moeite met me te concentreren op de weg. Bij de Koninginneweg vallen mijn ogen dicht. Dit gaat fout. Ik stap af en loop met mijn fiets aan de hand verder. Bij de kruising met de Zeilstraat ga ik op de grond zitten en rook een sigaret. De hoeveelste? Ik begin te zweven. Wat is dit voor leven? Een veel te warme septemberzon, ik moet ergens binnen gaan zitten. Om de hoek zit het Haarlemmermeerstation. Broodje Jaap is open. De stamtafel gevuld met kettingrokend oud en verbitterd. Hun tijd is geweest. Ik schuif bij ze aan, de legging vraagt wat ik wil drinken.

"Koffie alsjeblieft."

07 October 2005

Core

Fietssturen verstrengelen. Het asfalt van de Weteringschans is hard. Dronken mensen vallen goed, breken nooit wat. Daarom ben ik graag dronken. Ingebouwde veiligheid. Ik ga zitten en strek mijn ledematen. Ze zitten er allemaal nog aan. En nog heel ook. Mijn pols doet zeer.

Haar zwartgelakte nagels rusten op zijn been. Wat een gezelligheid. Moet ik hier vanavond mee uit? Het zweet staat op mijn rug. Op mijn voorhoofd. Heb ik koorts? Er is maar één remedie. Aan de drank. Mijn rug doet zeer. Ik weiger pijnstillers te slikken. Alcohol is een spierverslapper.

Bij gebrek aan een eigen leven lees ik de levens van anderen. Bij gebrek aan eigen foto’s bekijk ik de foto’s van andere levens. Lezen is beter dan televisie kijken. Een foto is beter dan een film.

De klap is harder aangekomen dan verwacht. Waarom komt die zwelling zo langzaam op gang? Na anderhalve week gaat voor het eerst de telefoon. Goh, mis je me nu al? Waarom ik niets heb gezegd. Zo ernstig is het nou ook weer niet. Ik ben niet dood. Al doe ik met twee pakjes per dag goed mijn best. Hoeveel gif kunnen je longen verdragen? Hoeveel mensen kan ik verdragen is beter. Die jagen me eerder het graf in.

Het is binnen rustig, ik dacht dat het was uitverkocht. Bij het voorprogramma is de zaal nog niet eens halfvol. We praten bij. Opleidingen en werk. Log en leven. Wat valt er te vertellen? We komen voor de muziek. Nooit de core vergeten. Mensen maken zich te vaak te druk over randverschijnselen. Concerten kun je ook prima in je eentje doen. Wanneer je alleen bent zie je meer. Nee, niet meer, anders. Je ziet andere dingen. Je kijkt anders. Wanneer je alleen bent zie je andere mensen.

Zwart geverfd haar. Stoer motorjack. Gele rookaanslag op haar geringde vingers.

"Je kunt toch ook bellen om gewoon even te kletsen?"
Kletsen? Wat moet ik vertellen dan? Wat ik vandaag allemaal niet heb gedaan? Ik heb niet gedoucht, ik heb me niet geschoren en ik heb geen eten gekookt. Ik heb geen krant gelezen en ik heb geen televisie gekeken. Ik doe niets. Echt helemaal niets. En dat is verdomd lekker. Dat zou ik kunnen vertellen.

De lampen gaan uit. Het intromuziekje zwelt aan. Beginjaren tachtig gothic. Langhaar doet een stap naar achter, ik houd mijn sigaret naast mijn lichaam. Ik kan haar ruiken. De zaal is toch volgelopen, ze schuift iets naar links voor het beste zicht op het podium, ze is lang. Ze ruikt lekker. Ik laat mijn sigaret vallen en volg de brandende punt met mijn ogen. Mijn blik valt op haar schoenen. Waar je allemaal niet op af kunt knappen. Meer bier. Ik leg mijn hand in haar zij, duw haar naar voren en loop naar de bar.

Ze is mooi. Het is tien jaar geleden, maar dan nog. Had ik je toen maar ontmoet. Toen mezelf vasthoudend aan de nette wereld. Geregeld, gestructureerd, geëffende paden, ik hoefde ze slechts te bewandelen. Ik liep over het pad maar keek naar de andere weg. Keek naar andere mensen. Nu zwemmend tussen twee werelden in. Drijvend. Te degelijk voor de ene, te onaangepast voor de andere. Er is geen als dan.

"Straks weet ik meer van hem dan jij."
Inderdaad. Veel plezier ermee. See you at his funeral.

05 October 2005

Festina

Ze heeft iemand bij zich.
Of het goed is dat hij meekomt.
Heeft er ooit iemand ontkennend op zo’n vraag geantwoord?

Ze komen samen binnen.
Een gelaatsuitdrukking die ik niet eerder bij haar zag.

Verliefdheid.

We laten elkaar los.
"Jullie hebben geneukt."
Ze is me voor.

Ik buig naar voren en zoek haar oor.
"Omdat ik jou niet kan krijgen."

02 October 2005

Iemand

"Bied je mij niets aan?"
Ik heb haar niet binnen zien komen. Ik kijk haar zwijgend aan.
"Ik ben weer clean."
Vooral dat weer doet het hem. Voor hoelang dit keer?
"En over een maand krijg je je geld terug."

Ik wil dat geld helemaal niet terug. Eens gegeven blijft gegeven. Ik geef makkelijk. Laten mensen zichzelf maar ten gronde richten, dan hoef ik het niet te doen. Met tegenzin bestel ik iets te drinken voor haar. Ondertussen kijk ik naar te jong aan de overkant van de bar.
"Wat doe jij hier eigenlijk?"
Mezelf beter proberen te voelen.

Ik vraag waar ze tegenwoordig woont.
"In de Bloedstraat. Hier om de hoek. Ik heb een matras bij de jongens van het atelier."
Dat is slapen, dat is geen wonen.
"Wil je het zien? We kunnen er zo meteen even heenlopen."
Zo meteen is dus na sluitingstijd. Ik staar naar te jong, ze voelt het en kijkt strak terug. Wedstrijdje? Heel even flitsen haar ogen naar de gevulde plek naast mij aan de bar. Haar onderlip draait naar binnen. Ik heb verloren.

Ze staat op.
"Ik ga even iemand gedag zeggen."
Ik blijf zitten en volg haar route door het café. Ik herken hem. Leeft hij nog steeds? Ze wijst naar me en we maken oogcontact. Hij knikt naar haar, grijnst naar mij. Vanavond niet op afbetaling. Een pakje sigaretten wisselt van jaszak. De trut. De barkeeper zet een biertje voor me neer en ik geef hem het geld. Opgewekt komt ze weer naast me zitten.
"Alleen voor vannacht. Oké?"
Ik antwoord door op te staan. Ik pak mijn biertje en loop naar te jong. Nu ga ik even iemand gedag zeggen.

Wanneer ik bij haar ben komt de grijns naar me toe.
"Je hebt het er maar druk mee."
"Waarom ben jij nog niet dood?"
Hij slaat me op mijn schouders.
"Jack Daniels, toch?"
Ik knik.
"Met ijs. En geef haar ook wat."
Ik wijs naar te jong. Haar onderlip zit nog steeds in haar mond. Misschien dat de lip terugdraait wanneer ze een slokje neemt.

"Wat moet je?"
Ze kijkt me niet aan terwijl ze het zegt. In plaats daarvan kijkt ze naar de plek waar ik zojuist zat. Vroeger kwam ik hier vaak. Maakte makkelijk contact maar zat met hetzelfde gemak twee uur zwijgend aan de bar. Altijd dezelfde barkruk. De barkruk die nu leeg is. Denken. Drinken.

Ik antwoord met een tegenvraag en vraag hoe ze heet. Vragen die met hoe en waarom beginnen doen het altijd goed. Ze negeert de vraag.
"Je bent met iemand."