27 November 2004

Erika

Ondervoed en oververmoeid loop ik naar binnen. De alcohol van het afgelopen weekend zit nog in mijn bloed. November is een drukke maand. Teveel verplichtingen, teveel gedoe, te weinig eten en teveel drank en sigaretten. Je moet wat. De aldus ontstane roes is aangenaam. De roes is zelfverkozen en veilig. Niemand die me nu nog wat doet.

Het voorprogramma, Amplifier, begint veelbelovend. Muzikaal sterk trio dat een aardig muurtje geluid neerzet. Wisselingen in dynamiek, pathetisch. Ergens tussen Tool en Muse in. Jammer dat er ook gezongen wordt. Hetzelfde eigenlijk als bij The Black Keys. Voeg een dolgedraaide zanger toe en je hebt er een wereldband bij.

Ik ben vroeg. Het is nog rustig in de zaal. Qua mensen dan, de muziek dendert de zaal in. Hier wordt even een zaal opgewarmd. Met behulp van het barpersoneel warm ik mezelf ook op. Op het balkon staat twee keer volslank naast elkaar. Tweehonderd kilo op een halve vierkante meter. Prachtige koppen maar waarom zit er dan zo’n abominabel lichaam onder? Andersom gebeurt trouwens ook. Mooie lichamen totdat ze zich omdraaien en je jezelf in de prehistorie waant. Stevige stalen constructie. Toch de reden dat ik altijd in de zaal sta. Je weet maar nooit. En dichter bij de bar natuurlijk.

Schuin voor me staat de reden waarom God de spijkerbroek schiep. Ze draait zich om en zwaait naar me. Blijkt een vaste klant uit het café. Maar uit welk cafe ook alweer? Ik loop mijn horecacarriere na maar kom er niet uit. Nog maar een biertje halen dan.

Therapy? zelf is ook gereduceerd tot een trio. Zoals ze ooit zijn begonnen. Het wegvallen van de tweede gitarist legt wel de speltechnische beperkingen van Andy Cairns bloot. Af en toe speelt hij ronduit vals. Ze profileren zich tegenwoordig als garagerock bandje. Whatever. Je moet niet alles in een hokje willen stoppen. Het is geen punk, geen pop en al helemaal geen garagerock. Doempoppunk, zoiets. Gedreven, krachtig, zwaar en snel. Lekkere meezingrefreintjes, soms is het refrein niet meer dan één zin. Roodhaar schreeuwt ook mee. Eén arm in de lucht. Welcome to the church of noise.

Roodhaar is in de pauze met haar vriendinnetjes voor me komen staan. Ik sta altijd pal naast de P.A. hetgeen me vrijwaart van overlast door medebezoekers. De vriendinnetjes van Roodhaar zijn vergezeld van vriendjes, Roodhaar is het spreekwoordelijke derde wiel. Ze vertellen elkaar verhalen, Roodhaar hangt verveeld tegen de P.A. aan. Mijn glazen zijn alweer leeg. Ik vraag aan Roodhaar of ze mijn plaatsje wil vrij houden (hmm, zit hier geen songtekst in) en loop naar de bar om mezelf weer een uurloon lichter te maken. Bij terugkomst zie ik dat Roodhaar me niet heeft begrepen, ze heeft juist mijn plek ingenomen en het bijbehorende clubje is de hoek ingeschoven. Terwijl de vriendjes me nors aankijken wurm ik me achter hen langs, totdat ik weer achter Roodhaar sta. Roodhaar geeft zachtjes mee en neemt haar pose tegen de P.A. weer aan. Going nowhere.

Ze spelen veel nummers van de nieuwe plaat. Goed. Hoog tempo. Enthousiast. Alweer vrolijke muzikanten, alhoewel je bij Cairns nooit weet of hij nu dronken of vrolijk is. Of beide, dat kan natuurlijk ook.

Naarmate het optreden vordert, vorderen ook de bewegingen van Roodhaar. Ze gaat helemaal op in het concert. Langzaam maar zeker komt ze los, ze begint te bewegen, te dansen, te schreeuwen. Ze komt steeds meer naar achter toe, ik kan niet verder achteruit. Ik kan niet meer bewegen zonder haar aan te raken. Dat doe ik dan ook niet.

Het slotstuk van het optreden is ouderwets raggen. De vertrokken gitarist speelde ook cello en bij de vorige optredens was Diana, hun grootste hit maar het niet halend bij het orgineel van Hüsker Dü, vaste afsluiter. Nu geen cello en geen ballad. Het tempo gaat nog iets hoger en de zaal gaat uit zijn dak. With a face like this I won’t break any hearts.

Wanneer de lampen aangaan scheur ik de setlist van de P.A. De eerste trofee. In het licht kan ik eindelijk het gezicht van Roodhaar zien. De tweede trofee. Voor het eerst vind ik een piercing mooi. You just did. Ik steek mijn hand uit en vraag hoe ze heet. Na haar droogneuksessie is haar naam toch wel het minste dat ik mag weten. Nu moet ik alleen nog leren converseren. Een illusie rijker duik ik de nacht in. Morgen naar Nick Cave. Met Mex. Op naar de volgende illusie.

18 November 2004

Jaarafrekening

Maandag was de dag van het oordeel, de dag van het beoordelingsgesprek. Elk jaar in november wordt het personeel afgerekend op haar functioneren in het afgelopen jaar. In het verlengde daarvan ligt, ook niet onbelangrijk, de bijbehorende salarisverschuiving. Naar mijn eigen bescheiden mening heb ik bovengemiddeld gepresteerd. Mijn teamleider is een andere mening toegedaan: ik heb gemiddeld gepresteerd. Sterker, er zijn wat zwakke plekken ontstaan. O ja? Ja.

De directheid in mijn communicatie wordt niet door iedereen gewaardeerd. Cynisme en ironie zijn stijlfiguren die mijn directe collega’s niet kennen. Ziehier het niveau van de werkvloer. Zouden ze wel eens een boek lezen of komen ze niet verder dan de veronicagids? Het meeste commentaar komt van onze troetelallochtoon. Ons bedrijf heeft een vooruitstrevend vrouwen- en allochtonenbeleid. Bij mijn beoordelingsgesprek valt drie keer de naam van Toon.

Sinds kort werkt Toon op mijn afdeling. Hij heeft promotie gemaakt. Denkt hij zelf. De directie denkt anders. De directie is politiek correct bezig. Kijk eens naar de vooruitgang van onze Toontjes! Kunnen ze goede sier maken bij de subsidiërende instanties. Toon is bij ons gedumpt zodat het lijkt alsof onze Toontjes niet stilstaan maar duidelijk progressie boeken. De enige progressie die ik zie is de progressie in het ziekteverzuim. Toon heeft vaak last van de onzichtbare aandoening hoofdpijn. Ook heeft Toon last van zijn rug. Ik opper dat het komt door zijn kruiperig gedrag. Dat mag ik dus niet zeggen. Of het nu humor is of niet, door de stoïcijnse blik die ik trek wanneer ik het zeg valt iedereen stil. Ik ben een van de weinigen die ziet wat er gebeurt. Daar maak ik ook geen geheim van. Maar mensen op hun zwakheden en tekortkomingen wijzen past niet binnen ons keurig bedrijf.

Onze branche is goed voor het gewicht. En het libido. Op het eerste gezicht zie je een hoop mensen met overgewicht. Maar, als je beter kijkt, zie je dat het zwangere vrouwen zijn. Dat is fijn voor ze. Na verloop van tijd mogen ze ongegeneerd vier maanden thuis gaan zitten. Met wat voor- en naweeën erbij komt dat al snel op een half jaar betaald verlof. Dit mag ik niet aanhalen wanneer er vragen worden gesteld over onze achterstanden, waarom wij onze targets niet halen. Nee, zwangere vrouwen zijn heilig bij ons. Waarom vraagt nooit iemand zich af hoe onze moeders dat deden?

Open communicatie is onze eerste huisregel. Waarschijnlijk interpreteer ik de regel fout. Ik zeg wat ik denk, dat is open communicatie. Niet dus. Open communicatie is zeggen wat anderen willen horen. Open communicatie is de bedrijfsfilosofie uitdragen. Geen kritiek leveren. Geen eigen mening geven. Geef alleen je mening als je zeker weet dat het ook de mening van je leidinggevende is. Ga eerst het gesprek met je leidinggevende aan. Filter zijn/haar mening en draag het uit alsof je het zelf hebt verzonnen. Een begrijpend knikje van het hoofd van je leidinggevende zal je beloning zijn. Dat is open communicatie.

Drie van de Toontjes van mijn team, of beter, twee Tonen en een Teuntje, hebben de illusie dat als je een tijdje overdag niet eet en drinkt, je jezelf reinigt. Dat is gezond. En dan denk je aan de mensen die dat elke dag meemaken. Daar wordt je een beter mens van. Na twee weken van een beter mens worden melden Toon en Teuntje zich ziek. In de derde week blijft de andere Toon ook thuis. Tegen Toon zeg ik, wanneer hij weer in functie is en doet waarvoor hij betaald wordt, dat hij vast goed gereinigd is. Dat een tijdje niet eten en drinken al je ziektekiemen naar de oppervlakte haalt en dat hij daar nu mooi vanaf is. Dat een tijdje niet eten en drinken goed voor je lichaam is. Dat Toon maar mooi een gezonde jongen is. Dat een tijdje niet eten en drinken een mooie maar dus ook een slimme actie is. Dat het een waardevolle houvast biedt in je leven door daar in te geloven. Dat mag ik dus niet zeggen.

Naast mijn openheid wordt ook mijn directheid bekritiseert. Ik zit nog geen jaar bij dit team. Mijn leidinggevende zegt dat men erg aan mij moest wennen. Omdat ik zo direct ben. Goh, daar hadden ze op mijn vorige team juist geen problemen mee. Daar zorgde mijn directheid voor een uitstekende beoordeling en, maar dat terzijde, tien procent extra. Dat kan ik nu wel vergeten. Ik moet mij aanpassen aan de ruggengraatlozen om me heen. Ze breken al wanneer ik naar ze kijk. En dan moet mijn tong nog beginnen.

Humor is al helemaal teveel gevraagd voor de tere zieltjes om me heen. Ooit deden we een nulmeeting naar het kennisniveau van onze afdeling. De winnaar van mijn team scoorde vierendertig punten. Ik duidde haar vanaf dat moment aan als Mevrouw Vierendertig. Mevrouw Vierendertig nog een kopje thee? Mevrouw Vierendertig, telefoon! Eet smakelijk, Mevrouw Vierendertig. Mevrouw Vierendertig vond dat niet echt leuk. Na twee dagen nam Mevrouw Vierendertig me apart en vroeg stotterend, met rood aangelopen hoofd, wat ik daar nou steeds mee bedoelde en of ik daar mee op wilde houden. Assertiviteitstraining gehad, Mevrouw Vierendertig? Of was dit nou juist de feedbacktraining? Bij feedbacktraining leer je tegen iemand zeggen dat je iets wat de ander zegt of doet niet leuk vind. Goed opgelet, Mevrouw Vierendertig! Wat een slimme meid ben je toch. Ik besloot het trillende vlees voor me uit de ziektewet te houden en beloofde haar voortaan bij haar voornaam aan te spreken. Hoe heet je ook alweer?

De toekomst van het personeelslid is ook onderwerp van gesprek bij de beoordeling. Mijn leidinggevende oordeelt over mijn toekomst dat een leidinggevende functie er voor mij niet in zit. Oh? Omdat ik geen hielen lik. Omdat ik mijn ellebogen alleen gebruik om op mijn bureau te steunen. Omdat ik een weerwoord geef, ik bied tegengas, ik praat niemand naar zijn mond. Omdat ik beslissingen in twijfel trek. Omdat ik niet de hele dag loop te verkondigen wat ik allemaal gedaan heb. Omdat ik niet enthousiast en gemeend geïnteresseerd vraag hoe het weekend is geweest en heel gevat, met een knipoog erbij, vraag of ze lekker hebben uitgeslapen op zondag. Omdat ik niet uitgebreid over mijn privéleven vertel, waarin iedereen natuurlijk erg geïnteresseerd is. En omdat ik niet van die leuke, originele ideeën heb voor een teamuitje. En vervolgens schitter door afwezigheid omdat ik er geen zin in heb een hele avond met mijn collega’s door te brengen maar liever met mijn eigen vrienden de kroeg in duik. Vrienden die ik zelf heb gekozen. Ik heb genoeg personeelsborrels voorzien van drank. Wat een triestheid. Kijk ons eens gezellig zijn. Kijk ons eens gek doen. Collega’s zijn inherent aan het werk maar ook niet meer dan dat. Val me buiten de toegangspoorten dan ook niet lastig met jullie geneuzel, met jullie verhalen over jullie armzalige leventjes. Nee, niets van dat alles. De vrijgekomen plek voor onderbaasje op het team is voor Teuntje. O, dat vermoedde je al?

Het eindoordeel is goed 'met een gouden randje'. Alsof je op een gouden wc beter kan schijten. Vanwege mijn hoge productie. Logisch, iemand moet het werk doen. De rest is te druk bezig met ouwehoeren, zich profileren, vergaderen en zwanger dan wel ziek zijn. Als tip krijg ik mee dat ik me iets socialer moet opstellen, iets meer interesse in mijn collega’s moet tonen. En wat vriendelijker moet zijn tegen Toon. Ben ik niet vriendelijk dan? Ik zeg na de zoveelste ziekmelding tegen hem dat hij het maar rustig aan moet doen, tot hij zich wat beter voelt. Dat doet hij dan ook. Elke dag.

Of ik iets tegen de Toontjes heb? Welnee. En dat mijn stille liefde haar baarmoederhals heeft laten bevuilen met Noord-Afrikaans zaad heeft er ook niets mee te maken. Echt niet.

Aan Sinterklaas vraag ik twee fluwelen handschoenen om iedereen zo zacht mogelijk mee aan te kunnen pakken. En een grote pot vaseline zodat ik mijn arm er in één keer tot aan mijn elleboog in kan jagen. Ik ga handmatig de ziektekiemen verwijderen.

09 November 2004

Nachtbus

How fuckin’ old are NoMeansNo? Give it up grand dads. That’s great grand dad to you, fucker.

Een betere introductie is er niet. Ze zijn grijs en great, geen woord van gelogen. Doe mij zo’n grootvader. Ter promotie van een verzamel-cd, samengesteld door de fans, toeren ze voor de tweede keer dit jaar door Europa. Het is de enige cd van ze die ik niet bezit. Wat moet je met een verzamelaar als je alle andere cd's al hebt? Ze doen Amsterdam helaas niet aan dus er wordt afgereisd naar Haarlem.

Het Patronaat wordt verbouwd. De optredens vinden plaats in de oude fietsfabriek. Een bunker. Veel rood licht, een rode bar over de hele breedte van de zaal. De sfeer is die van een buurthuis. Gemoedelijk, niet het opgefokte van Amsterdam. Kleine, lelijke mensen. Blanke mensen. Het podium staat tegen de lange muur en is hooguit een halve meter hoog. Meteen bij binnenkomst van de zaal is de t-shirt verkoop. Het standje wordt bemand door de eerste en door de huidige gitarist. De eerste gitarist is na een tournee in de jaren tachtig aan een Nederlandse vrouw blijven hangen. Geen roadies, geen crew, ze doen alles zelf. Als ze quitte draaien zijn ze al blij, hier staan muzikanten, geen geldwolven.

Het geluid is slecht. In die zin zijn we verwend met de hoofdstedelijke popzalen. Voor 9 euri ga ik niet moeilijk doen. Ze zijn moe, het is het laatste optreden. De aanslag op de stembanden van Rob Wright is duidelijk hoorbaar. En toch gaan ze voluit, ze gaan altijd voluit. De grijnzende koppen. Altijd maar die grijnzende koppen. Optredens krijgen meerwaarde door muzikanten die zelf lol hebben in wat ze doen. NoMeansNo heeft zelf altijd lol. Dat slaat over op de zaal, je wordt blij van hun optredens. Paradoxaal met hun vrij harde muziek en zware songteksten. Voor mij zalvende songteksten. Een avondje NoMeansNo is voor mij een avondje psychotherapie. Je herkent, relativeert, heel even denk je dat je de antwoorden hebt. En toch nog blij naar buiten. Dat redden er niet veel.

Na het optreden blijven we hangen en aanschouwen het binnendruppelend danspubliek. Dat hebben ze dan weer overgenomen van het hoofdstedelijke. Dansnachten in het weekend zijn handel. Hier etaleert puberend Haarlem haar vlees. Goed vlees. Het komt wel goed met Nederland, denk je dan. Het blonde, glazenhalende meisje is opeens tien centimeter groter geworden. Volgende keer neem ik de digitale camera mee. De werkelijkheid is soms zo mooi, dat moet worden vastgelegd. Je kunt niet alles onthouden.

Voorbij de toiletten blijkt nog een inpandig cafeetje te zitten. Foto’s van artiesten die hier reeds optraden hangen aan de muur. We gaan tegenover een breeduit lachende Joss Stone zitten. Een al even gemoedelijke sfeer. Het voordeel van maar één zo’n tent in de stad is dat je geen keuze hebt. Je gaat gewoon naar het Patronaat. In Amsterdam verzand je vaak in het aanbod. Er is teveel. We willen zo graag kunnen kiezen maar het is een stuk makkelijker niet te hoeven kiezen. Dan kun je jezelf ook nooit verwijten de verkeerde keuze te hebben gemaakt. We drinken rustig onze biertjes en bespreken onze levens. Een enorme rust daalt over me neer. Ik wil hier de hele nacht blijven zitten. Zal ik hier dan maar gaan wonen?

Halverwege de nacht lopen we toch maar naar het station. Op weg naar de nachtbus die ons terugbrengt naar de werkelijkheid. De werkelijkheid van het café waar ik zelf in de weekenden werk. Vaste klanten kijken lichtelijk verbaasd op als ze me aan de bar zien zitten. Ze kennen me alleen van de andere kant van de bar. Ik ben vrolijk en zeg iedereen gedag, ook degenen die ik niet ken. Met de hele club die aan de bar zit gaan we aan de jutter. Was ik aan de andere kant van de bar ook maar zo vrolijk, dan zou het nog een leuk café kunnen worden. Trad NoMeansNo maar elke week op. Dan zou ik nog een leuk leven kunnen hebben.