17 August 2005

Gadus

Lappendag. De laatste dag van de Hoornse kermis. Iedere derde maandag van augustus. Niet moeilijk te onthouden. Ik heb mijn middelbare schooljeugd doorgebracht in Hoorn. Na het eindexamen gevlucht naar Amsterdam, naar de universiteit. Naar een kamer. Eindelijk mijn eigen kamer, eindelijk veilig. Ik heb niets meer met de stad. Behalve dan Lappendag. Alles mag op Lappendag.

Om tien uur ’s morgens strompelen we Station Sloterdijk binnen en kopen bij de automaat een kaartje. Bij de loketten is het veel te druk. Wat doen al die mensen hier? Met het vervoersbewijs warm in mijn hand luister ik naar de omroeper. Al het treinverkeer is gestremd. Pardon lul? Al het treinverkeer is gestremd. Ga ik één keer per jaar met de trein, besluit er uitgerekend vandaag eentje te ontsporen. Ik krijg te horen dat we via CS moeten reizen. Met de bus welteverstaan. We lopen naar buiten en sluiten achteraan bij de mensenmassa die voor een bus staat te wachten. Wachten. Wachten. Een andere bus met Centraal Station op de voorkant komt aangereden. Ik wurm me uit de rij en loop naar de verse bus. Op het moment dat ik instap wijzigt de chauffeur de tekst op de voorkant in Sloten. Ik stap weer uit en loop terug naar de rij die ik heb verlaten en die ondertussen is opgelost. De bus is ook opgelost, hij rijdt voor onze neus weg. We lopen terug naar onze fietsen en besluiten dan zelf maar naar CS te rijden. Nog even en ik ontspoor. Klote openbaar vervoer. Leve de benenwagen en de fiets. Ik heb een hekel aan afhankelijkheid.

Bij de streekbussen op het CS is het verbazingwekkend rustig. Ik stap in de bus, laat de chauffeur het treinkaartje zien en vertel over de stremming. Of het treinkaartje ook in de bus geldig is. Hij kijkt me meewarig aan. Hij heeft zoiets gehoord, zegt ie. Stroomleidingen zijn neergestort, ambulances rijden af en aan, een traumahelicopter vliegt over het terrein en meneer heeft zoiets gehoord. Vooral lekker de Telegraaf blijven lezen. Ik vertel dat ik heb afgesproken met collega’s van hem. Hij kijkt naar het treinkaartje en negeert mijn opmerking. Mensen die aan het werk zijn, zijn niet geïnteresseerd in de verhalen van andere mensen, in de verplichtingen van andere mensen. Daarom zullen ze ook rustig weer gaan staken. Reizigers? Lekker belangrijk. Luister sukkel. Ik zal de catering voor de bruiloft van je dochter eens vijf minuten van te voren annuleren. Vervelend hè, wanneer je ergens op rekent en het even anders loopt. We mogen gaan zitten.

Eenmaal in Hoorn, anderhalf uur later dan gepland, ga ik op zoek naar Rem uit de fabriek. Sorry dat ik te laat ben, Dude. Overmacht. Hij is geen velden of wegen te bekennen. We lopen naar Het Plafond en sluiten aan bij Broer en aanhang. We gaan beginnen. Het is rustig in de stad. Waar is iedereen? Oké, het is geen superweer maar wel aangenaam. Ik spreek Broer één keer per jaar. Op Lappendag. Eén keer is genoeg. We hoeven niet te bellen met elkaar. Een telefoon gebruik je om afspraken te maken of af te sms-en. Verhalen vertel je bij een biertje. We bestellen bier en vertellen verhalen. Leuke anekdote. Onze familienaam dreigt uit te sterven. Broer en ik zijn de enigen die nog voor nageslacht met de familienaam kunnen zorgen. Alle neven met onze achternaam zijn of getrouwd met een gescheiden vrouw, zijn impotent of homofiel of hebben alleen maar dochters. Een zware last drukt op onze schouders. En wij, de twee overgeblevenen, willen geen kinderen. Broer bestelt een dubbel rondje. Even de last verdrinken, de schouders verlichten.

Broer heeft een leuke club mensen om zich heen verzameld, wat later op het Kerkplein vinden we de buschauffeurs ook. Elk jaar vaste prik. Mooie gasten. Geen lulverhalen maar plezier maken. Handen schudden, bier halen, proosten. We lopen verder het plein op en vinden een vrij rondje. Ik sta het liefst aan een rondje. Genoeg plaats voor de glazen, lekker hangen, niet naar een houding hoeven zoeken. Eén van de buschauffeurs is een jeugdvriend van me, met hem bespreek ik de vorderingen van mijn leven. Mex houdt ondertussen zijn collega’s bezig. Ik ga op zoek naar een ober, draai me om en kijk naar de deuropening van het café waar we voor staan. Ik kijk recht in de ogen van twintig jaar oud zeer. Ik zeg haar naam. Ze zegt mijn naam. Zonder een spoor van twijfel. Geen steek veranderd. Ik niet. Zij niet. Dezelfde uitstraling. Dezelfde vrolijkheid. Dezelfde bos met haar.

Dezelfde twinkeling in haar ogen. Dezelfde vlinders in mijn buik.

Ik heb de foto nog steeds, een foto van een kringfeestje thuis van puistenpubertjes. De bank en de stoelen gevuld met adolescente onzekerheid. Op tafel flesjes bier, glazen pisang ambon en bessen-jus, schalen met chips en nootjes. Wij samen op de grond. Ik met mijn rug tegen de bank, zij in mijn armen.

"Weet je dat ik stapelverliefd op je was?"
"Ik ook op jou!"
"Waarom zeggen we dat nu pas?"

All that could have been. Het is even stil. Ik breng mijn gezicht naar het hare en zoen zachtjes haar lippen. Er wordt nieuwe drank aangereikt en we hervatten het gesprek. We nemen iedereen van het kringfeestje door. Wat er van ze is geworden. Wie we nog zien, met wie we nog contact hebben. Ik zie helemaal niemand meer, ik ben in Amsterdam een nieuw leven begonnen. Gevlucht van thuis, omdat er geen thuis meer was. In mijn vlucht voorbijgaand aan het mooie, dat toen niet mooi genoeg was. Omdat ik het niet zag, niet wilde zien, niet kon zien. Geen sentimenten, alles of niks. Gevlucht bij gebrek aan liefde, die dus weldegelijk aanwezig was. Als een blind paard vertrokken, omdat niemand mijn oogkleppen verwijderde. Omdat ik niemand de oogkleppen liet verwijderen. Ze vertelt met wie ze uiteindelijk is getrouwd. Ze vertelt dat ze nu vier en acht jaar oud zijn.

Waarom hebben we dat nooit eerder gezegd. De angst voor de afwijzing die het altijd wint van de euforische bekentenis. De verwarring van gevoelens die je niet kunt duiden. Toen en nu. Zeg het maar gewoon wanneer je verliefd bent. Wat is het ergste dat kan gebeuren?

Een goed moment voor sterke drank. Ik neem afscheid van haar en ga op zoek naar Density die ik tequila heb beloofd. Mijn belofte komt als geroepen. Ik loop een rondje over het Kerkplein maar zie niemand die voldoet aan de beschrijving. Nog een poging. Ik loop nu in tegenovergestelde richting. Bingo! Ga in de trein eens achterstevoren zitten en je ziet ook hele andere dingen. Alweer zo’n kleintje. Of ben ik zelf gewoon lang? Ik val meteen aan op haar wangen, ik heb behoefte aan fysiek contact. Na het standaard gebrabbel loop ik het café in om mijn belofte in te lossen. De tequila is op. Heeft ze nu al de hele voorraad haar keelgat ingejaagd? Ik denk even na en neem als alternatief wodka mee. Manlief en broer voorzie ik van bier. We proosten, ik giet het destillaat in één keer naar binnen en sluit mijn ogen. Die had ik even nodig. Ze nipt van het goedje en geeft mij haar glas. Ze drinkt alleen maar tequila. Whatever. Ik neem haar glas aan en sla ook deze meteen achterover. Hij blijft even hangen maar glijdt dan door naar de plaats van bestemming. Mex is er ondertussen bij komen staan en geeft me haar lachende je-bent-weer-lekker-bezig blik. Inderdaad. Ik ben lekker bezig.

We sluiten het kroegengedeelte zoals gewoonlijk af op de Rooie Steen. Ook hier vinden we weer een vrij rondje. Heerlijk, die tradities. Rooie Steen is pullentijd. De kroegen sluiten om vier uur, tijdelijke drooglegging van de binnenstad van Hoorn. Bij een drooglegging moet je hamsteren. Maar hoe hamster je liefde?

Om onze hersencellen en maagwand te redden gaan we even na vieren naar de visboer. De meeste mensen vallen na een stevige drankpartij aan op de patat en frikadellen. Fout. Behalve die dellen dan, dat mag dan weer wel. Alles mag op Lappendag. De verzadigd vette rotzooi uit de snackbar maakt je alleen maar misselijker en zorgt voor een ongewenst effect. Je maaginhoud zal in omgekeerde richting je lichaam verlaten. Zo heeft God het biologisch niet bedoeld. Vis is het antwoord. Familiebakken kibbeling en haring. Lekker en gezond. De vis is een zwaar ondergewaardeerd beestje, ik voel me er wel bij thuis. Op Lappendag voel ik me ook thuis, als een vis in het water. De metafoor over de vis en de fiets laat ik achterwege. Want zo heeft God het biologisch tenslotte niet bedoeld.

11 August 2005

Teil

Ze is een beetje in de war, zegt ze. Moet je vooral met mij dronken gaan worden, dat schept pas duidelijkheid.

Een stralend gezicht kijkt me aan. Hoe haal ik het in mijn hoofd dat de straling voor mij is bedoeld? De oorzaak van de straling ligt van binnen, daar zit de bron. Het doel, de ontvanger, is onbepaald. At random verplaatst de radioactiviteit zich. Straling is een radio. Onbedoeld wordt er meer dan het object besmet. De meerwaarde van de aanslag, de onschuldige slachtoffers vallen bij bosjes. Ik val bij bosjes. Onbedoeld besmet.

De eerste redactievergadering. Op maandagochtend. Whatever. Ik schud de handen van de mederedacteuren en stel me als agendapunt één officieel voor. Het pak komt een kwartier te laat.
De voorzitter legt uit: "Dat krijg je met twee kinderen."
Daag, Pak.

Na het werk fiets ik naar Get en vraag of mijn bestelling al binnen is. Mager kijkt in zijn computer en antwoordt ontkennend. Nog een week. Oké. Om het gat te dichten vraag ik naar andere nieuwe releases. Alleen op DVD. Veel te duur, zegt Mager. De marketingmachines draaien weer op volle toeren. Goede verkoper. Smeert je geen rotzooi aan.
"Pak maar in."
Het is feest vandaag. Ik wijs er nog drie aan en reken meer af dan hij per dag verdient.

Ik rijd door naar het café, dump de handel, gooi een borrel naar binnen en ben voor even besluiteloos. Naar huis? Nop. Ik fiets door naar het filmhuis en bestel een koffie. Even pauze. Ik ben onrustig.
"Ga je naar de film?"
Nee, ik kom de krant lezen. Er wordt een kaartje voor me geregeld, ik loop de trap af en ga in de verkeerde zaal zitten. Het meisje in de film intrigeert, is mooi, dus ik blijf tot het eind. De film zelf blijkt een draak maar de bevestiging van het menselijk seksuele onvermogen houdt hem drijvend. Na de film vertel ik mijn blunder.
"Dan ga je er toch nog één kijken?"
O ja, het is feest vandaag. Een kwartier later bevind ik me weer in een zaal, nu in de juiste. De reclames beginnen te irriteren en ik zet mijn discman op. Een goede policier later zit ik weer aan de krantentafel. Het filmhuis is leuk.

Afspreken is helemaal niet leuk. Een afspraak is ontdaan van alle spontaniteit. Kom maar langs wanneer je zin hebt. Ik weet niet wat je vruchtbare dagen zijn, ik weet niet wanneer je hormonen hun maandelijks kotspartijtje hebben. Andersom ook. Ik kom langs wanneer ik zin heb. Om zes uur ’s avonds bepaal ik wat ik gaan doen. Eten of drinken? Niet een week daarvoor.

Ze vraagt of ik op haar wil wachten. De nieuwe tijdschriften worden geleverd en we storten ons op de kamelenzuiger in de Vrij Nederland. Bedrijfsleider doet de rolluiken naar beneden en zet nieuwe drank neer. Mijn café wordt verbouwd dus we blijven nazitten in het filmhuis. De alarmcode wordt een uur doorgeschoven en we blijven zitten totdat alle hokjes zijn gevuld. Ik kijk naar de tijd. De minimaal benodigde slaaptijd is al niet meer haalbaar.
"Wodka," zegt ze wanneer we uiteindelijk buiten staan.
Ik had mijn zinnen al gezet op haar logeerbed dus die wodka kan er wel bij.
"Eentje dan."
Eén fles dat is.

Het onoverzichtelijke middenspel. Veel stukken op een kleine ruimte. Talloze mogelijkheden. Teveel mogelijkheden. Een whisky. Overzicht door de exploderende werking ervan. Dan puinruimen, kijken wat er over is gebleven. Wie er over is gebleven. Stukken worden geslagen, stelletjes verdwijnen in de nacht. De ruimte is daar, duidelijkheid door beneveling. Door ontruiming.

"En toen begon je nog aan me te zitten ook."
Ik dacht dat ik aan het Chineesje, die aan de andere kant van me zat, had gezeten.
"Daarna, ja."
Ik moet echt minder drinken. Of in ieder geval iets eten voordat ik mijn slokdarm open gooi.

Chineesje was op blote voeten, blote voeten die ze op mijn benen neerlegde. Ik streelde haar voetzolen. Ze vertrok geen spier. Ik zette mijn nagels in haar voetzolen. Onberoerd keek ze me aan. Chinezen zijn gevoelloos. Daarom moet ik niet meer achter ze aanlopen. Ze hebben wat. Maar wat dan? Ik pakte één van haar voeten, bracht hem naar mijn gezicht en zette mijn lippen erop. Ze riep dat ik het niet moest doen. Omdat ze vies zijn. Is zoenen vies? Dat krijg je van dat roken. Ik legde haar voeten terug op mijn dijbenen en zoende vervolgens haar schouder. Een ritueel wanneer ik haar zie. Altijd even haar ontblote schouder proeven. Ze tolereert het. Ze weet dat ik ongevaarlijk ben. Dat heb ik haar verteld. Ze is slechts surrogaat. Maar dat heb ik haar niet verteld.

Ze heeft haar ouders verteld over haar geplande vaderloos ouderschap. Het is een hint. Nu word ik geacht mijn mening te geven. Een bekende of een onbekende donor. De bekende donor ben ik. Grote kans op blauwe ogen, bos blonde schapenkrulletjes. Het gaat een mooie worden. En een slimme. Eén nadeel. De rest van haar leven zit ze aan mij vast. Sterker. Zit ik aan haar vast. Ik ken mijn verantwoordelijkheden, hoeveel afspraken we van te voren ook maken. Dat weet ze ook. Ze neigt naar onafhankelijk moederschap. En met twee gepensioneerde ouders beschikbaar komt het allemaal wel goed. Ze vertelt het alsof de beslissing al is genomen.

Weet ik veel dat ze zo aanhankelijk is. Ik ben ook aanhankelijk. Iedereen is aanhankelijk maar de meesten zitten nog in hun ontkenningsfase, ze laten niets blijken. Ik schuif de fles, de glazen en de asbak opzij en kruip op handen en knieën naar haar toe. Ik ga achter haar zitten en sla mijn armen om haar heen. Haar armen hangen als stukken lood langs haar lichaam. Er gebeurt niets. Is Bartholini je klieren vergeten? Niks mis met aanhankelijkheid. Jammer alleen dat steeds de verkeerde mensen aan je gaan zitten.

De bodem van de fles Zoladkowa komt in zicht. Het geluid van ratelende trams heeft de garage vervangen. Ze doet een poging op te staan en zweeft naar haar bed. Zonder zich uit te kleden gaat ze onder het bovenste laken liggen.
"Wil je een teiltje pakken?"
Helderheid van geest, dat dan weer wel. Ik loop naar de douche, pak de bak en zet hem bij het eind van haar hoofd. Binnen een minuut ligt ze in coma. Wat nu? Nog maar een wodka bedenktijd. De fabriek is al open maar ik heb teveel alcohol in mijn bloed om te gaan werken. Slapen, minstens een paar uur. Maar waar dan? Het logeerbed? Wat als ze wel begint te kotsen? Ik moet bij haar blijven, of ze dat nu wil of niet.

Het loopt uit de hand. Ik heb ze niet meer in de hand, ze vinden allemaal iemand anders leuker. Heb ik op teveel paarden gewed? Niets komt aanwaaien en als het al komt aanwaaien is het niet interessant. De vuilnisbelt uitspitten om daar die ene bloem te vinden. Kruipend door het afval, waar de werkelijke schoonheid zichzelf eerder openbaart. Ik verlies het zelfs van een donor. Nee, ik heb niet gewed. Ik was mooi behang, alleen te snel verkleurd. Dat krijg je ook van roken.

Na twee uur schrik ik wakker van haar telefoon die als wekker dienst doet. Bellen, ik moet de fabriek bellen. Ik pak de fles water, gorgel een beetje en luister naar mijn eigen stem. Moet lukken.
"Ik kom wat later."
Het vrij nemen is er niet eenvoudiger op geworden met de verplichte telefoondiensten. Rechts van me draait ze zich op haar rug en begint te snurken. De teil is leeg gebleven.

Ik ga weer liggen en pak nog twee uur slaap. Moet genoeg zijn. Wodka levert vage dronkenschappen. Geen kater maar je voelt dat er iets niet klopt in je lichaam. Daarna sta ik op, loop naar haar douche en spoel de drank- en rooklucht van me af. Tril alert. Heb ik wel gegeten gisteren? Terug in haar kamer kleed ik me aan en geef haar een aai over haar bol. Ze stopt acuut met snurken. Ik pak mijn fiets en ga naar buiten. Waar is de visboer als je hem nodig hebt? Ik fiets naar De Cuyp en koop vier haringen. Het trillen stopt. In de fabriek stort ik me op de espresso’s. Aan het eind van de middag komt de sms terreur op gang. De afgelopen nacht en de komende nachten worden besproken. Ik lees de berichten. Hoe lang houd ik dit vol?

Niet alleen zij is in de war. Iedereen is in de war. Geen komkommertijd, geen hondsdagen. Zomerkolder noemen we dit. Nog een maand en het is weer herfst. Dan gaan we weer normaal leven, dan doen ze weer normaal. Ik ben slechts surrogaat. Dat wordt me net verteld.

Mag ik een teiltje?