26 February 2008

Boodschap

Het onderscheid maken tussen de boodschapper en de boodschap blijft moeilijk. Stel dat ik zeg: "Je bent een trut." Je wordt verdrietig en boos en roept "Waarom vind je mij een trut?" Dat is begrijpelijk maar ook dom. Dat vind ik namelijk niet, het is zo. En je bent niet alleen een trut, je bent ook nog doof. Het is geen mening maar het is een vaststaand feit. Het feit is de boodschap, wie het zegt doet niet terzake. De boodschapper meldt de boodschap, laat daarom de boodschapper met rust.

Het kan confronterend zijn, zo’n boodschap. Wanneer iets confronterend is, dan werkt dat op je gemoed. In de linker hersenhelft draait een radartje en je krijgt het signaal om te reageren op de confrontatie. Het gevolg van deze kennisverrijking is een emotionele reactie – je bent niet alleen een trut maar ook nog een jankerd - een reactie die zich richt op de persoon die voor je staat. Je richt jezelf op de boodschapper waarbij je voorbij gaat aan de boodschap. Want het feit dat je een trut bent, blijft. "Zie je niet wat je doet?" volgt daarna. Ja, ik zie dat wel, maar zie je het zelf ook? Je bent niet alleen een trut maar ook nog blind.

Kennisverrijking is kennis tot je nemen, begrijpen en bewaren. Je wordt verrijkt met kennis, je bent nu kennis rijker dan een minuut geleden. Kennisverijking, met een r minder, is het ijken van kennis. IJken is het toetsen aan gestelde eisen, voldoe je aan de eisen dan verdien je daarmee een ijk. Een ijk is een teken dat wordt ingeslagen of ingebrand. Het is dat je een hekel aan rokers hebt, anders had ik een sigaret gebruikt.

Het feit dat je een trut bent wordt er ingeslagen, wie niet horen wil moet voelen. Dat doet even zeer, nu maar hopen dat je het ook nog begrijpt. De boodschapper, dat ben ik, de boodschap is en blijft dat je een trut bent. Doe er je voordeel mee.

24 February 2008

Idle hands

Ik had er niet heen moeten gaan, nu zit ze weer in mijn hoofd. Ik haat afscheid nemen.

Onderweg naar huis ontspint zich een verhaal en heb ik de mooiste oneliners in mijn hoofd. Ik heb gedronken.

Ik kom thuis en zet de computer aan, nu moet ik gaan schrijven.

Ooit legde ik mezelf de beperking op dat wanneer ik thuis kom na een drankgelag ik niet de computer aan mag zetten. Dit nadat de in die toestand geschreven en verzonden dan wel gepubliceerde teksten niet het gewenste effect hadden bereikt. Integendeel, het bereik was de afbraak van wat ooit was opgebouwd. Nooit maar dan nooit meer mocht ik dronken achter de pc.

Ik kom thuis en ik zet de computer aan. Ze zijn te mooi om te laten liggen en morgen zal ik hier steun aan hebben. De computer wordt warm, ik koel af, het verhaal en de oneliners zijn verdwenen - zoals ook jij bent verdwenen.

Dag brilletje, dag biggenpootjes. Dag paardenstaartje, dag vetribbeltjes. Waarom vond je mij niet leuk?

23 February 2008

Last scene

De officiële laatste dag, er is taart en ik word uitgenodigd. Een landgenote van haar haalt me op. De landgenote is op een paar bruine laarsjes na volledig in het zwart gekleed. Zwart staat haar goed. Ze stamelt een verlegen bedankje en trekt het truitje strak.

Het is half twaalf ’s morgens en we lopen naar de fatale afdeling. Ze heeft de middag vrijaf genomen om te klussen, ze heeft met haar landgenote vriend een huisje gekocht. Elke keer wanneer ik haar spreek vraag ik naar de vorderingen van het pril geluk, het behangen van muren blijkt opeens de ultieme relatietest te zijn. Ze heeft nooit op kamers gewoond, ook niet tijdens haar studie en nu nog steeds woont ze bij haar ouders thuis.

Op de afdeling is het stil. Het continuïteitsproces verstorend parttime werken betaalt zich uit, driekwart van de bureaus op de afdeling zijn leeg. Het zwarte paardenstaartje zit achter het bureau meteen rechts. Op het bureau liggen twee dozen van Multivlaai, een appelkruimel en iets met kwark.

Het paardenstaartje gaat staan als ze onze stemmen hoort, ze draagt verrassend genoeg een spijkerbroek. Vertrouwd is het gestreepte shirt - het vetribbeltje lijkt minder, haar borstjes des te meer. Ze staat onrustig tussen ons in, met het zwarte truitje bespreekt ze haar braakliggende toekomst. Ik ga achter het bureau zitten en bekijk haar voor de laatste keer. Waar ben ik in de fout gegaan?

Het zwarte truitje vraagt haar telefoonnummer en de mobieltjes worden tevoorschijn gehaald. Ik moet wennen aan haar lenzen, de appelkruimel is een goed ontbijt. Ik vraag niets, ik ken het nummer uit mijn hoofd - daar is het mee begonnen.

19 February 2008

Twee weken

Ik kwam uit het examen en er lag een bericht op het bureau. Of ik wilde terugbellen. Het examen ging goed, dank je. Alle examens gaan tegenwoordig goed, ik kom bijna niet meer in de kroeg. Het leven wordt er niet interessanter op.

Waarom ze belde was geen examenvraag, wel houdt het me meer bezig dan de getoetste kennis. Het was een statusexamen, ik zal mijn gezag eraan ontlenen. Hoger scoren dan de rest, dat was de opdracht. Ik bel haar terug, dat was een bevel.

Het is het keerpunt na twee weken zwijgen, pas nu ben ik bereid te praten. Natuurlijk bloost ze als ze me ziet zitten, natuurlijk loopt ze voorovergebogen, natuurlijk begint ze meteen te ratelen terwijl ze niet in de gaten heeft dat ik een andere route langs de buffetten loop.

Ik beantwoord de berichten die twee weken hebben liggen wachten. Waarop eigenlijk? Ik heb het niet gevierd. Natuurlijk staat de fles drank die ik vorig jaar kreeg ongeopend in de kast, ze weten niet dat ik thuis niet drink. Wat weten ze eigenlijk wel van me? Ze weten helemaal niets.

Ik draai om de antwoorden heen, de antwoorden staan beschreven, waarom zou ik in herhaling vallen? Wat heb ik nog in een kroeg te zoeken? De vergetelheid nadert terwijl de aandacht zich verwijdert. Euforisch verstuur ik een oud log, hier zijn de antwoorden. Het is een tien, feilloos. Nu zijn ze stil, ik snoer monden zonder handen. Het moment van spijt valt gelijk met enter. Nu weet ze teveel.

Morgen ga ik naar de kroeg, er is niets te vieren. Ik weet genoeg.

15 February 2008

All roads lead to Ausfahrt

De eerste afspraak stond. Het was een leuk vooruitzicht. Toen kwam de tweede uitnodiging. Ook een leuk vooruitzicht, helaas wel op hetzelfde moment. Toen moest er worden gekozen.

Stereotiep probleem van kinderen van gescheiden ouders: ze kunnen niet kiezen en ze kunnen geen nee zeggen. Om geen van beide partijen tekort te doen – of meer te geven dan de ander – ontstaat het dilemma. Geen keuze is goed, elke keuze is fout. Altijd wordt er één benadeeld.

Welke keuze er ook wordt gemaakt, ook de genodigde zelf is een verliezer. Het leuke vooruitzicht is opeens minder leuk, is opeens helemaal niet meer leuk. Het andere leuke vooruitzicht is ook niet meer leuk. Ze lopen elkaar in de weg, ze veroorzaken een opstopping, een wegopbreking die slechts kan worden genomen door de afrit te nemen. De genodigde verliest twee keer.

Er wordt gekozen door geen van beide te kiezen. De afrit is de vluchtweg, de gevluchte de verliezer. Hij wordt niet eens gemist.

07 February 2008

Unfamiliar

Precies een jaar geleden zag ik hem voor het laatst. Ik zoende hem op zijn mond om vervolgens te verdwijnen en nooit meer terug te keren.

Hoe ver kun je gaan met het jezelf afsluiten van de wereld? Hoe ver kun je gaan met het verstoppen van jezelf?

Heeft 2007 wel echt bestaan? Was ik aanwezig, in 2007? Ik weet er niets meer van - 150 gigabyte aan muziekbestanden en een paar kilo rond mijn middel bewijzen slechts dat er iets is bijgekomen, niet dat er iets is gebeurd.

Precies een jaar geleden zag ik hem voor het laatst, ik sloot een periode en mezelf af. Ik wilde geen contact, hij vertegenwoordigde wat ik had verlaten. Het was een impulsieve actie en natuurlijk deed het zeer, wat echter verdween was het beklemmende - de verstikkingsdood is pijnlijker dan een val van tien hoog naar beneden.

Het was een jaar, ik zou het ook geloven als me werd verteld dat het een dag is geweest.

Precies een jaar geleden zag ik hem voor het laatst en morgen zie ik hem weer. Morgen ga ik bier drinken met Boomlang.