30 November 2007

De sloper in het slakkenhuis

Het nadeel als niemand weet wat je doet is dat niemand vraagt hoe het is geweest.

Dan krijg je sprekers die jou ongevraagd hun belevenissen gaan verhalen. Verdomd interessant maar ga vooral verder. Als ze eindelijk stilvallen licht ik ze in over het bestaan van het asiel. Daar kunnen ze gratis een kat ophalen.

Contactlozen geef je een kat, dan hebben ze iets om te aaien. Dan hebben ze altijd iemand die blij is als ze thuiskomen en aandachtig naar de verhalen luistert. Tenminste, zo lang als ze de etensbak en het zojuist geopende blik vasthouden.

Verse weduwen geef je een hondje om voor te zorgen. Ze zijn niet anders gewend dan het zorgen voor iets dat slechts eet en schijt en ze af en toe eens goed afblaft. Zo komen ze nog eens buiten en hebben ze een reden om het keukenzeil weer te dweilen na een verkwikkende wandeling. Even luchten want je stinkt.

Er zijn ook sprekers die geen woorden gebruiken. Ze zuchten hard en veel, het kan je onmogelijk ontgaan, de verwachting is dan dat je vraagt waarom ze zo zuchten. Hebben ze ergens pijn? Of zijn ze misschien moe? Of hebben ze iets ergs meegemaakt? Iets ergs dat ze alle woorden heeft ontnomen? Het zijn de meest irritante aandachtstrekkers. Ze blazen hun sigarettenrook uit alsof ze een brand staan te blussen. Ik loop dan steevast naar de wc. Wanneer je de wc-deur opent moet je bukken anders krijg je een stoot luchtverfrisser in je gezicht.

Mijn slaapkamerraam staat altijd open. Daar kwam de kat van de buren achter. Ik haat katten. Daar kwam de kat van de buren ook achter.

Minder hoorbaar en daarom significant zichtbaar irritant zijn de zenuwpezen. Sigaret in de linkerhand, de rechterhand in de broekzak. De rechterhand komt uit de broekzak, de sigaret gaat in de rechterhand en de linkerhand gaat in de broekzak. Een haal van de sigaret en de linkerhand is weer terug, pakt de sigaret over en de rechterhand verdwijnt weer in de broekzak. Al naar gelang de volgorde wordt met de dalende hand een niet bestaande vlek van het dijbeen afgeveegd. Bij afwezigheid van broekzakken zijn er altijd nog plukjes haar die achter het oor worden geklemd of zijn er juist geen plukjes haar die toch achter het oor moeten worden geklemd. De niet-bestaande vlek wordt daarna opnieuw weggeveegd. En dit alles als substituut van een verhaal dat op hun lippen brandt maar waarnaar je moet vragen voordat het eruit komt. Hardnekkige pisvlek.

Ik had vroeger een hond. Het was niet mijn hond maar ik zorgde voor hem dus hij accepteerde mij als zijn baas. Het was een vals beest, een slechte opvoeding leidt niet automatisch tot verkeerd gedrag. ’s Nachts lag hij tegen het voeteneind van mijn bed, mijn waakhond. Als ik de verhalen moet geloven is hij geëindigd bij een particulier beveiligingsbedrijf. Wie moet er nu beschermd worden?

Dan heb je ook nog de parasieten die ertussendoor kruipen, de ergste soort. Ze dartelen rond je benen zonder expliciet aantoonbare toegevoegde waarde, steken overal hun bolle kop tussen en controleren steeds hun mobiel wanneer er even niets wordt gezegd. Kut, nog steeds geen nieuw bericht, een minuut geleden was er ook nog niets. Hoe kan dat toch? Misschien heb ik niet goed gekeken, of misschien was het bericht net verstuurd en is het nu nog onderweg. Wel kijken, niet kopen. Beetje meedoen, beetje meeliften, beetje meepraten, maar als puntje bij paaltje komt moet de hond nog worden uitgelaten. Je ziet het beest denken: Ik moet haar een hond geven, dan komt ze nog eens buiten.

De buren hadden de verhuizing al gepland, dat had dus niets met de verdwijning van hun kat te maken. Huisdieren worden onrustig van verhuizingen, ze willen niet in het mandje. Ze ruiken het en gaan rare dingen doen. Ze weigeren te eten of verstoppen zich onder de vloer. Of ze lopen gewoonweg.

Het voordeel als niemand weet wat je doet is dat ook niemand vraagt hoe het is geweest.

27 November 2007

Nag champa

Even ben je weer terug en even heb ik spijt, dat het zo is gelopen. Het sloopwerk haalt jouw handtekening naar boven, jij had de kleuren uitgezocht. Ik was niet geïnteresseerd in kleuren, ik was geïnteresseerd in jou. De gele verf vloekt bij het bouwpuin, waar het niet is afgebladderd zitten op sommige plaatsen schimmelplekken. Het sloopwerk haalt jou naar boven.

Onder het vakkundig aangelegd zeil komen vier andere lagen tevoorschijn. Dit gaat zeer doen. Had je die toen niet gezien? Succes in je carrière met het ontleden van het menselijke hoofd, houd rekening met onderliggende gedachten. Vier lagen, vier andere levens in dit huis. Misschien wel meer, wij leefden er ook twee, twee verschillende levens die er één hadden moeten zijn. Ons samenwonen was het delen van een huis, de toekomst een achterliggende gedachte.

Even heb ik spijt, even word ik sentimenteel. Het gebrek aan een klusmaatje of gesprekspartner breekt me op en loopt vast in waar ooit een afvoer was. Wij klusten hier samen, dat was saamhorigheid, het was tenslotte van ons. Nu is het van mij en van geen waarde. De pijpen zijn afgesloten, toch lijkt het alsof de rioollucht naar boven komt. Hoeveel stront hebben wij hier weggespoeld? De afvoerpijp een vergiet voor bloed.

Het puinstof ruikt hetzelfde als toen. ’s Nachts ontkorstten we onze neuzen voordat we neukten in de tussenwoning. ’s Morgens rook je het nog steeds. Ik was dronken toen we de woning gingen bezichtigen, je stopte pepermunt in mijn mond. Roze, alles was roze, de vorige bewoonster een overspannen dwerg met een gebrek aan smaak. Ze had een kat, ik begon meteen te niezen en kreeg een bloedneus toen we binnenkwamen. Op de dag dat ik mijn handtekening zette, liet ik haar de overname afkopen. Jij de kleuren, ik de zaken. Overspannen mensen heb je snel in een hoek. Timing, toon en zin. Ik heb er geen last meer van, ik ben over mijn allergie heen gegroeid.

Even word ik sentimenteel, even mis ik je. Misschien had ik ook moeten verhuizen, een eind markeer je met een begin. Mijn ineenstortingen werden veroorzaakt door het accentueren van het eindpunt, zonder vervolg - apathisch, doelloos en onmachtig. Op de dag dat je vertrok zat je ’s avonds bij me aan de bar, je zat er zoals je er altijd zat. Je vertelde me wat jullie hadden gegeten, wat ze van je nieuwe woning vonden. Het was een gezellige dag geweest. Er was geen verschil, het was alsof we iedereen die dag van jouw verhuizing voor de gek hadden gehouden. De buren brachten mij die dag voor het eerst een kom soep, de eerste in een nog steeds lopende reeks van een met uitsterven bedreigd stukje keukenvlijt. Gisteren ook weer, oudjes zijn nieuwsgierig, oudjes zijn zorgzaam. Het is een gewenste sociale controle.

De blaren staan al op mijn handen wanneer een aanneemhulpje binnenloopt. Hij ziet de berg vloerresten. "Ik zou maar uitkijken, daar zit asbest in." Asbest, dat is vast iets kankerverwekkends. "Vooral niet scheuren, in hele delen verwijderen." Uh huh. Er komt maximaal een stuk ter grootte van een pakje sigaretten los per keer. "Je mag het niet bij het grof vuil doen, je moet het naar de gemeente brengen." Dominant ventje. Hij inspecteert de vertrekken, vertelt wat er nog staat te gebeuren en vertrekt weer. Ik doe alsof ik het niet heb gehoord en donder alles in de containers. Mag dat niet? Goh. Ik doe alsof mijn neus bloedt, dan krijg ik misschien ook geen kanker.

Even mis ik je en ik pak de telefoon. Ze neemt op. Een uur later loopt ze naar binnen met haring en kibbeling. "Ik heb een cadeautje voor je meegenomen!" Dhoop Cones. Ze draagt een roze shirt met een capuchon. "Waar moet ik beginnen?" In de slaapkamer, het is tijd voor een nieuwe handtekening.

18 November 2007

Vanishing point

"Weet je nog wat je zaterdag tegen me zei?"
Nee. Ik weet er helemaal niets meer van. Dat je er goed uitziet voor iemand die er twee heeft uitgepoept? Waar de opening van je jurk zit? Of ik jouw paard mag zijn? Of je ook een zweep hebt meegenomen? Sorry, er was niemand anders, daarom ben ik maar om jouw nek gaan hangen. En dat je leiding geeft aan tweehonderd man, ach, soms wil jij toch ook gewoon een vrouw zijn? Mijn reputatie is bekend, ik bedoel er niets mee.

"Dat is nu juist het punt."
Een week eerder stond ze aan ons blok, of ik maar even mee wil komen. Informatie, niet bestemd voor andere oren. Hoe meer ik zwijg, hoe zenuwachtiger ze worden, maar ook hoe meer ik word genegeerd. Ik ben niet meer één van hun, al ben ik dat in mijn ogen nooit geweest. Mijn hoofd zit vol informatie die niemand mag horen. Persoonlijk beleidsplan. Bij wie ik alleen de vingers breek, bij wie ik de ogen uitsteek. Wie ik verlos van het nagelbijten, wie nooit meer naar de tandarts hoeft. Wie er een parkeerplaats krijgt onder het gebouw, wie nooit meer met de trap omhoog hoeft. Wie er een stukje mee mag rijden, wie er mee naar huis mag. Wie er zweet mag achterlaten in bed, wie nooit meer zal kunnen zweten. Wie er in een bos gaat wonen, wie de manshoge vriezer mag inwijden.

"Ik wil je iets vragen."
Vorig jaar zei ze dat ook, toen had ik een maand later een andere baan. Opdoeken, het hele team. De helft terug naar beneden, de andere helft eruit. Compleet overbodig, allemaal, ze hebben hun eigen werk geschapen. Vasthouden in plaats van delen, stilhouden in plaats van verspreiden. Overtollig en ook nog eens overdadig betaald, budgettair onverantwoord, behalve voor hun eigen hypotheken. Iedereen eindigt uiteindelijk in een huurhuisje, een kamertje waar af en toe een wit schort langskomt dat een dienblad met eten naar binnen brengt en je complimenteert met het feit dat je alweer een dag niet in je bed hebt geplast. Kunnen ze alvast een voorschot nemen, voor mij zijn ze even nietszeggend als dement.

"Zou je dat op papier kunnen zetten?"
Het is niet de eenzaamheid zelf. Je wordt alleen geboren en je gaat alleen weer dood, dat is bekend. Het is de confrontatie ermee, zolang je wordt omringd door mensen valt het niet op, ben je jezelf niet bewust van de eventualiteit ervan. Eén in verwachting, één in therapie, één in Amerika en één in India. Ik mag het fort bewaken, het fort van mijn eigen klatergoud. Pas wanneer ze zijn verdwenen, tijdelijk of voorgoed, wordt het zichtbaar - tastbaar, omdat ze er niet meer zijn om met hun aanwezigheid de illusie te voeden.

"Weet je nog wat je zaterdag tegen me zei?"
Dat is nu juist het punt.

10 November 2007