03 August 2007

Seven years in Tibet

Negen maanden uit de horeca vandaan en de lever heeft nog niets aan kracht ingeboet. Opvallend, maar niet zorgwekkend. Zorgwekkend is het thuis opsluiten terwijl er thuis niets te beleven is.

Een mistige lichtinval kruipt de woonkamer in, in de keuken maak ik mijn katerontbijt waar geen kater te verwerken is. De sinasappelen liggen er voor de sier, bij gebakken eieren drink je melk. De krant van de vorige dag doet dienst als onderzetter, je wordt geen beter mens door te weten wat er in de wereld gebeurt. Maak iemand anders blij, er is geen God. Wie goed doet - goed ontmoet, oneliners om het geweten schoon te houden. Ik heb gisteren iemand blij gemaakt.

Ik ben vroeg. Niet te vroeg, gewoon, vroeg. De bank waar we vrijdag hebben gezeten is vrij. Ik herschik de kussentjes, gooi het spijkerjack neer en ga op één van de drie krukken die voor de bank staan aan de bar zitten. De generale repetitie was goed, alleen was het gezelschap verkeerd. Niemand kan over jou heen. Elke afspraak hier heeft bij voorbaat verloren, elk gesprek is bij voorbaat minder. Hooguit zwijgen zou het kunnen benaderen, omdat wanneer er wordt gezwegen ons gesprek het best hoorbaar is.

"Eigenlijk weet ik niets van haar," zei je vrijdag tegen me. Dat ik met haar naar bed ben geweest geeft mij niet vanzelfsprekend meer informatie. Het bed heb ik overigens niet gezien, part of the deal. Ze zijn laat, te laat. "Eigenlijk weet ik niets van haar," zei ik vrijdag tegen je. Misschien moet ik eerst gewoon met haar naar bed gaan, meestal beginnen ze daarna wel te praten. Meestal, niet altijd. Het schemert tussen verrijking en verlossing.

Achter de bar staat het levend bewijs dat ze echt alles aannemen in de horeca, het bewijs van het gebrek aan goed opgeleid horecapersoneel. Ze heeft opblaaswangetjes. Ervaring is ook opleiding. Een groep Engelsen moet worden voorzien van drank. Vier pullen bier, een Jack Daniels met cola en een Jägermeister met ijs. "Waar staat de Jägermeister?" Ze kijkt naar de rij flessen achter de bar. In de koeling, doos. Ze draait zich om en stoot met haar elleboog tegen het rijtje gereedstaande pullen aan. Eerst de warme dranken inschenken, dan het gedistilleerd, dan de frisdrank en het bier als laatste. De Jack Daniels krijgt twee ijsklontjes over zich heen, de Jägermeister verdrinkt in de erbij geschonken cola. Ze is het type dat begint te praten na het orgasme, nadat ze heeft gecontroleerd of ze in de tussentijd geen nieuw bericht heeft ontvangen.

"Nu we het over haar hebben mis ik haar, op dit moment, bij ons." Ik pretendeer op haar verjaardag te komen maar weet nu al hoe het afloopt. Ik mis haar op andere momenten, wanneer we hebben afgesproken en het onvermijdelijk afbericht komt. Paniek in de tent, ik ben een ervaren kampeerder en voel haar aanvallen aankomen. Belangrijker dan de meisjes achter de bar, om de kwaliteit van een eetcafé te bepalen, is de huiswijn. Verkeerd inschenken is niet erg, slecht uitserveren is niet erg, fout inkopen, dat is erg. De asbak heeft een zware avond, er zit een gat in het gesprek. Na de eerste slok weet ik genoeg.

Haar twee voortanden zijn iets te groot. Bunny indeed. Ze gaat een week op vakantie met een collega. Dat is goed. Even eruit, even los, dan verzadigd en verveeld, de laatste stuiptrekkingen voor de grote oversteek. Hij is homo, dat is jammer. De overdosis zomer zal bij terugkomst worden geprojecteerd in plaats van geconsumeerd. De virtuelen bepalen mijn leven, de illusie ons ongeboren kind. "Waar is het afscheidscadeau?" Ik mis je nu al.

Er wordt een update verlangd, de gemaakt uitgerusten druppelen binnen. De schoolvakanties bepalen hún vakanties. Ik heb altijd vakantie. "Natuurlijk heb ik haar geneukt." Staalhard. Het is stil aan de overkant. Ik eindig nog wel een keer bij marketing, mijn verkooppraatjes worden steeds beter. Je moet niet vertellen wat je kwijt wil, je moet vertellen wat ze willen horen. Zonder aanleiding twijfel ik opeens aan haar seksuele geaardheid.

Ze staat in de deuropening, ik zit met mijn rug naar het raam. Ik ruik haar spanning en draai mijn gezicht naar haar toe. Ze is mooier dan op de foto. "Wat wil je drinken?" We hadden hier niet heen moeten gaan. Dit gaat fout.

Negen maanden uit de horeca vandaan en jij hebt nog niets aan kracht ingeboet. Het leven is er niet beter op geworden. Overzichtelijker, boven de boomgrens leven geen mensen, niet minder beroerd. Dezelfde desillusies, dezelfde irritaties, dezelfde onbereikbaren. De aanslag op de ramen geeft de wereld een mistroostige blik, een virtueel wolkendek bepaalt mijn kijk op het leven terwijl de zon buiten brandt. Ik streel haar buik, ze draait een kwartslag en gaat weer in kleermakerszit tegenover me zitten. Tibet op driehoog in Amsterdam.