Vanochtend moest ik naar de dokter. De dokter begroette me. Ik kom er niet vaak dus ik stelde mezelf voor. Toen vroeg de dokter wat ik er kwam doen.
Daarna moest ik naar de apotheek. De apotheker begroette me. Ik kom er niet vaak dus ik stelde mezelf voor. Toen vroeg de apotheker wat ik er kwam doen.
Daarna moest ik naar mijn werk. De receptioniste begroette me. Ik kom er elke dag dus ik stelde mezelf niet voor. Niemand vroeg me wat ik er kwam doen.
Toen vroeg ik mezelf af wat ik er kwam doen.