Toen ik wakker werd, stond ze in de keuken, voorzover je van een keuken kunt spreken. Er staat een koelkast, er is een afwasbak, een afvalbak en een magnetron. Geen senseo, wat in haar voordeel pleit. Er is helemaal geen koffie, ik ontwaak op het station.
"Wil je thee?"
Nee, geef maar een asbak.
"Wil je niet in de slaapkamer roken?"
Volgende week begint de Hel - weer. Lichtelijk overdreven. Een nieuw schoolseizoen. Nieuwe mensen, nieuwe inzichten. Een nieuw ritme, het belangrijkst. Sta elke dag twee uur eerder op en je ziet dezelfde mensen anders. Sta elke dag eerder op en je ziet jezelf terug in een wereld die je eerder niet zag. Misschien heeft ze slechte ogen. Misschien houdt ze niet van ritme.
Om drie uur ’s nachts gaat de telefoon. Er wordt niet vaak gebeld, het zal dus wel belangrijk zijn.
Augustus kruipt in september en het is alsof de wereld wakker wordt. Zomerslaap wordt winterslaap in een afterparty van lentebloesem. Vakantiegangers of anderszins gevangenen melden zich, een ongewenste dynamiek met zich meezeulend. Verstoring van de openbare orde want het was zo lekker rustig.
Vertraging.
"Wat heb je gisterenavond gedaan?"
Aan jou gedacht. Geen ritmegevoel.
De handen in de zakken, het staartje strak. Het truitje sluitend, het vetribbeltje minder vet. Een uitgerukt oog kun je terugstoppen, in tegenstelling tot een geaborteerd kind.
Een afscheid zonder dramatiek, een grafkist met de zeggingskracht van kortgeknipt haar. Geen speech, mijn handen blijven thuis. De uitnodiging geweigerd, onbegrepen. Onduidelijk. Open, uitgestoken, pak ze maar, houd ze vast. De leegte teruggetrokken, verward, desolaat. Hersendood.