De pakken zijn vandaag verruild voor spijkerbroeken, felle T-shirts en hippe colbertjes. Girls from upstairs floor worden girls next door.
Mensen die door de week in een pak lopen en op vrijdag in een spijkerbroek zijn sportief. Aantrekkelijk, lekker. Mensen die altijd in een spijkerbroek lopen en dan opeens in een pak zijn overdressed. Afstotend en lelijk. Een vlag op een strontschuit. Ga je niet anders voordoen dan je bent. Blijf jezelf.
Dan vind ik je het leukst.
De mooiste nacht was toen we bij één van je vriendinnen zijn blijven slapen. Omdat het de eerste keer was? Vaak is de eerste keer niet mooi. Hooggespannen verwachtingen. Ik had geen verwachtingen van de nacht. De avond was al mooi genoeg. We waren samen. Dat was genoeg.
De reactie van haar was mooi, haar reactie toen je mij binnenliet. Je zei mijn naam tegen haar, gerustgesteld rolde ze zich weer in haar dekbed. De rollende r waarvoor ik smelt. Jullie partner in crime verleden deed de rest. Jouw vrienden zijn meteen haar vrienden. Door je verhalen wist ze wie ik was. Je had haar veel verteld. Je had haar alles verteld. Je kroop bij haar in bed, ik kreeg een matras.
Ze zit recht tegenover me aan de vergadertafel. Groene ogen. Dikke bos, lang, zwart haar. Als ze geen jasje zou dragen dan kon ze haar borsten erachter verbergen. Typisch geval van naakt willen zien. Haar hoofd schuin naar voren. Ze neemt de voorzitter, de vrouw naast naar, op van top tot teen, haar blik blijft uiteindelijk rusten op de inkijk van haar topje. Haar mondhoeken krullen langzaam omhoog. Lesbisch secreet.
Hoofd Intra en Extra worden weggeroepen, we blijven met ons vieren achter. Ze richt haar blik nu op mij, haar mond gaat open.
"En, wat zijn jouw grote plannen voor volgend jaar?"
Jou zonder jasje zien. En daarna jouw baan.
Twee lichamen, één matras. Er waren geen verwachtingen. Er was de zekerheid van het samenzijn. We spraken niet. Een lichaam moet je voelen, dan begint het pas te stralen. Geen woord. Eén lichaam.
Je moest en zou me hebben. Je hebt me uiteindelijk gekregen. Moeilijker dan verwacht maar toch. Iets met aanhouden en winnen. Dat je de dag daarna ziek werd roept nog steeds vragen bij me op. Hoe diep heeft het gezeten? De obsessie die ik voor je was. Diep. Ziekmakend diep. Dan mag je wel even overgeven. Verliefde mensen kunnen niet eten. Sterker. Verliefde mensen hoeven niet te eten. De verliefdheid voedt. De obsessie vloert.
"Jij werkt toch in een café?"
Ja. En dus? Ik moet iets hebben naast mijn werk, anders zou ik hier gek worden. Als ik het al niet ben.
Extra komt terug en lacht haar tanden bloot. Ex-roker. Gatver. Daarom lach ik nooit. Of anders gezegd, daarom houd ik mijn mond altijd dicht.
"Wie wil er koffie?"
Ze vraagt het alsof je op een kinderfeestje zit en er wordt gevraagd wie er naar het zwembad wil.
"Iedereen gebruikt elkaar."
Dat is de wijze raad waar ik het mee mag doen. Ik ben geen gebruiker.
"Kijk maar eens goed naar jezelf. Vertel jij alles?"
Ik laat me gebruiken. Hoe hypocriet ben ik zelf?
Een doolhof waarvan je de uitgang niet moet willen vinden. De uitgang markeert het eind. Ik wil niet dat het eindigt. Het moet doorgaan.
Hoofd Intra gaat ook weer zitten en strekt haar handen. Ze is ringloos valt me opeens op. Een maand geleden frustreerde het ijzer om haar vingers me juist. Ringen werken afstotend. Uiterlijke bewijslast van ingekakt huwelijksleven. Nu strelen haar maagdelijk witte vingers het bureaublad. Ik klem mijn beide handen om de beker voor me. Ik mocht eens uitschieten. Zouden ze op casual friday ook hun ringen thuislaten?
Je weet het wanneer je overbodig bent. Trek dan ook je conclusies.
Was het je schuldgevoel? Je had afspraken gemaakt, thuis. Ik was de streep door die rekening. Was je ziek van jezelf geworden? ’s Middags mailde je. Hij heeft je opgehaald toen je hem in paniek had opgebeld. Je was verdwaald. De weg van oost naar het centrum was te ingewikkeld voor je. Ik begrijp waarom je bij hem blijft. Hij is goed. Te goed.
We waren samen. Het is genoeg geweest.
30 December 2005
16 December 2005
The end is the beginning is the end
Ze staat alleen in het rookhok. Zal ik het zeggen?
Waar andere jaren het kerstdiner de samenhang tussen de verschillende bedrijfsonderdelen moest blootleggen, is nu op de binnenplaats van de kantoortuin een heus wintertafereel tevoorschijn getoverd. Het kerstdiner is ten onder gegaan aan het eigen succes. Ten onder gegaan aan overmatige onbelangstelling. Op het kerstdiner mocht je niet roken. Geniaal nu een buitenfeest te doen. Bij verplichte conversaties moet ik sigaretten hebben.
In het rookhok mogen maximaal zes mensen staan. Het is eigenlijk geen hok, het ziet eruit als een bushalte. Je staat er te wachten op de bus die je terugbrengt naar de kantoortuin. De bus komt wanneer je sigaret is opgerookt. Ik zeg nooit wat. Ik rust al rokend uit. Na twee uur telefoonterreur moet ik rust hebben. Eigenlijk sta ik het liefst alleen in het rookhok. Het hele hok voor mezelf. Geen verplichte conversaties. Er staan vaak collega’s die zenuwachtig worden van stilte. Er zijn mensen die niet tegen stilte kunnen. Ik kan heel goed tegen stilte. Tegen de stilte tussen mensen. Ik voel me nooit verplicht iets terug te zeggen. Of te replyen. Uit beleefdheid kijk ik ze aan wanneer ze spreken. Uit beleefdheid lees ik wat er geschreven staat. Er is een inspanning verricht. Een minimale beloning is dan geen zonde.
Ze hebben goed werk verricht. Alle bomen en struiken gaan gebukt onder een laag witte nepsneeuw, overal op de grond ligt stro. Ondergedoken Engelse brandweermannen waarschijnlijk. Een grote tent, een skihut, marktkraampjes. Kleine tentjes waar de drink- en etenswaar wordt uitgedeeld, andere tentjes waar je Oudhollandse spelletjes kunt doen. Vuurkorven met smeulende blokken hout zorgen voor een passende rookontwikkeling.
Het rookhok is één van de lekken. Je moet oppassen met wat je zegt. Het is een bushokje met een lek dak. Ons bedrijf is overdreven vrouwvriendelijk. Pas op met seksisme. Er zijn er voor ontslagen. Of zoals laatst op het grote feest. Het feest waar ik niet ben geweest. Ik kreeg de verhalen te horen. In het rookhok natuurlijk. Een hand verdween in een kruis. Ik had meteen een column klaar voor de nieuwsbrief. Voor de alternatieve nieuwsbrief dan. Ik moet aan mijn reputatie denken. Het meisje meldde zich ziek. De jongen hoefde niet meer terug te komen. Leuk, bedrijfsfeesten. Ik maak me geen zorgen op feesten. Ik ben meestal te dronken om wat dan ook met mijn handen te doen.
Bij een winterfeest hoort glühwein. Zal best maar ik wil bier. Het feest begint om vier uur ’s middags dus door mijn geweldige voorbeeldfunctie mag ik de telefoon bezet houden. Ik kijk door de kantoortuin en ontwaar Dude aan de andere kant van de verdieping. Gedeelde smart is halve smart. Om zes uur komt hij mijn kant op. Met een knikbeweging van zijn hoofd maakt hij het zullen we dan maar gebaar. Iedereen is al twee uur bezig dus de kust is veilig. Ik hoef niet als eerste op een feestje te zijn. Ik ga toch altijd als laatste weg.
Zal ik het zeggen?
Beneden gekomen gaan we op zoek naar de bierpomp. We wurmen ons door de mensenmassa. Wat een volk. Eerst drank, dan pas socializen. Nadat ik het hele terrein heb afgelopen sta ik nog steeds met lege handen. Ergo geen bier. Glühwein dan maar. Met vier glazen opgewarmde druiven in mijn handen loop ik terug naar Dude. Haantje doet een stap opzij om me er langs te laten. Hij kijkt naar mijn gevulde handen en zegt dat de erwtensoep lekker is. Haantje moet zich gedragen want zijn vrouw loopt er ook. En zijn manager. Dat is ook mijn manager. Ik heb schijt aan managers. Ik heb dorst. Ik heb geen vrouw.
Ik heb me laatst uit laten horen. Uit eten vanwege promotiebelang. Supersingle. Wie ik de leukste vind. Ik noem een naam. Ik noem nog een naam. Dat hadden ze niet verwacht. Of eigenlijk toch wel. Zeggen ze dan in tweede instantie want mensen doen het altijd voorkomen alsof ze alles van je denken te weten. Mijn smaak weten ze niet. Ik heb een aparte smaak. Ze weten niets van me. Ik kijk anders naar mensen. Ik kijk anders naar vrouwen. Vrouwen die ik nog steeds meisjes noem. Ik ben toch ook een jongen?
Glühwein is rotzooi. Dude gooit twee braadworsten naar binnen, het haalt de smaak niet weg. Ik sla het eten maar weer eens over. Ik voel aan mijn jaszak, twee pakjes. Gaat lukken vanavond. We lopen een trap op en komen in een lange overdekte gang. Gezellig hoor. De organisatie heeft goed verdiend, je struikelt over de sfeerverhogende stillevens. Een altaar van engelenhaar en een bordje met de naam van het decoratiebedrijf. Later wil ik een zeemansgraf. Halverwege de gang zit een gezellige pot. Niveau ik ben niet dik, ik ben gezellig. Ze haalt twee medailles uit haar trui tevoorschijn. Gewonnen met een Oudhollands spelletje. Hielen likken? Of toch kont likken? Ik neem aan dat de spelletjes in de geest van het bedrijf zijn. Ik pak de medailles en leg er eentje op elk van haar borsten. Bij een pot mag dat.
Zouden de disgenoten teleurgesteld zijn geweest omdat ik hun namen niet noemde? Gezellig doen betekent niet dat ik je leuk vind. Ik zit hier met een reden. Een andere reden. Investeren. Dan wil ik wel even lijden. Wel gezellig genoeg om de waarheid te vertellen. Iemand anders als de leukste bestempelen wordt geïnterpreteerd als zijnde jij bent dus niet leuk. Slim hoor.
We lopen door en komen aan in de bruine armen tent. Alles in pak of te hoog gehakt. Lenzen waar je gewoonlijk uilenbrillen ziet. Leuk, die bruine pupillen. Je hebt toch van die waterige grijze ogen? Kortgerokt zie je nooit in de winter. Rondjes, dat dan weer wel. Ik houd van rondjes, grote ronde bartafels. Ideaal om een avond aan door te brengen. Het rookt moeilijk met twee glazen in je handen. Rechts staat een collega achter een grote tinnen kan. Ik gedag haar en vraag er nog vier. Of ik vier thee wil? Thee? Ze heeft alleen koffie en thee. Zie ik eruit alsof ik op een theekransje ben? Ze wijst naar links. En bedankt. Links wordt net bijgevuld, de damp slaat van het tinnen gevaarte af. Ik steek vier vingers op. De middelvinger komt later. Ik krijg de vier glazen aangereikt en brand mijn handen. Waarom is er gvd geen bier. Als een vlag op vraagt of het goed gaat. Ik verdraai mijn nek naar lekker gehakt en knik. Nu wel weer even.
"Wat zie je er leuk uit vandaag."
Ik heb het gezegd.
We verlaten de strontschuit en lopen naar de kleine tentjes in het miniparkje van de binnentuin van ons kantoor. Eigenlijk werken we in best wel een mooi gebouw. Geen sick building syndrome maar sick people syndrome. Er staan wat kraampjes waar je iets kunt kopen. Ik doe niet aan kerstcadeaus. Er staat ook een kraam met flessen. Hè, geen tinnen kan. Barclay komt met twee shooter glaasjes bij het kraampje vandaan. Dat verandert de zaak. Ik vraag wat erin zit. "Hemel op aarde," zegt ze en knippert nudge-nudge-wink-wink met haar ogen. In your dreams, muts. Ik heb een goed humeur vanavond.
Ze krijgt een kleur. Ik wist het. Daarom. Daarom vind ik iemand leuk. Iemand die een kleur krijgt is leuk. Dat valt niet te verbergen. Een goudeerlijke stroom bloed naar het gezicht. Ik word meteen verliefd wanneer meisjes blozen.
Bij het kraampje is het gezellig. De helft van de mensen die er staan is van onze afdeling en de groep wordt alleen maar groter. Alsof we onze plaats kennen. Er loopt een fotograaf met een polaroidcamera. "Foto, foto," schreeuwen we. "Vaif euro!" Niveau is niet altijd nodig. De fotograaf wijst naar een bord. Een kerstman zonder hoofd. Steek je hoofd er doorheen en hij maakt een foto. Lexa steekt zijn kop erin en Dude en ik nemen onze pose aan. Altijd leuk voor later. Of voor een log.
"Dank je."
Verlegen. Ze kijkt naar de grond.
De shooters gaan in een fijn tempo, ik krijg last van mijn lege maag. Schade komt langs en begint een gesprek. Ons huisstamcafé gaat dicht. O jee. Zal ik je troosten? Ze heeft een lief brilletje op haar neusje, grote blauwe ogen en een paardenstaartje. Vind ik leuk. Ze is zo lekker gewoon. Het succes heeft haar niet veranderd. Het begint langzamerhand koud te worden. Veel roddels over het werk. Logisch, je staat met collega’s te praten. Ik begin aangeschoten te raken en heb geen zin in werkverhalen. Terug naar de glühwein dan maar. Ik wens Schade een fijne avond en loop weer naar de strontschuit waar het opeens verbazingwekkend rustig is. Ik steek at random wat vingers op en krijg een schuddend hoofd als antwoord. Alles is op. Aha. Vandaar die rust.
Ze legt het uit. Had niet gehoeven maar ze heeft mijn aandacht. Altijd maar diezelfde spijkerbroeken. Altijd druk ’s morgens. Toen ze hier net werkte keek ze naar de mensen. Kon ze zich niet voorstellen dat je na verloop van tijd iedereen kan uittekenen in zijn of haar kleding. Je herkent geen gezichten maar je herkent kleding. Kon ze zich niet voorstellen dat ze zelf na verloop van tijd ook steeds in dezelfde kleding de tuin zou betreden. Dat jezelf ’s morgens aankleden een sleur kan worden. Dat ze ook zo zou worden. Dat jezelf ’s morgens aankleden een sleur is geworden. Dat alles uiteindelijk een sleur wordt.
Naast de skihut schenken ze nog wel. De groep is ondertussen uitgedund en ik volg het gesprek niet meer. We verkassen en duiken meteen de skihut in waar collega’s ritmische pogingen doen Madonna bij te houden. Madonna is goed. Ook zonder geluid. In de skihut hoef je niet meer te praten, verstandig besluit dus. We veroveren één van de twee rondjes en kijken schaamteloos naar wat ons werk ons niet te bieden heeft. Tering, wat zijn ze lelijk. Een meisje met blonde schapenkrullen springt er ten goede uit. Ik doe een wedstrijdje afdeling raden. Ik kan mezelf prima vermaken. Wintertrui, rokje, maillot, laarzen. Geen marketing want dan zou ze duurdere laarzen hebben aangehad. En een jasje in plaats van een trui. Een mantelpakje in plaats van een rokje. En een panty in plaats van een maillot. Ik heb weer een focus en ga staren. Dude stoot me aan en wijst naar vier dampende glazen op het rondje. "De laatste! Alles is leeg!" Mooi. Dan kunnen we straks eindelijk aan het bier.
In een spijkerbroek vind ik haar ook leuk. Misschien nog wel leuker. Misschien had ik moeten zeggen dat ze er anders uitziet vandaag. Maar dat klinkt zo stom. Na vier jaar samenwonen zie je er anders uit. Na vier jaar samenwonen ben je anders. Ben je een ander mens geworden. Je bent zo anders krijg je te horen wanneer je, voor het eerst met iemand anders in je gedachten, samen op de bank zit.
Onze Werchteryell schalt door de tent. De muziek gaat uit. Klokslag acht uur, het is nog geen twee uur later. We gaan beginnen.
Ze zal zich niet ziek melden. Ze bloost.
Waar andere jaren het kerstdiner de samenhang tussen de verschillende bedrijfsonderdelen moest blootleggen, is nu op de binnenplaats van de kantoortuin een heus wintertafereel tevoorschijn getoverd. Het kerstdiner is ten onder gegaan aan het eigen succes. Ten onder gegaan aan overmatige onbelangstelling. Op het kerstdiner mocht je niet roken. Geniaal nu een buitenfeest te doen. Bij verplichte conversaties moet ik sigaretten hebben.
In het rookhok mogen maximaal zes mensen staan. Het is eigenlijk geen hok, het ziet eruit als een bushalte. Je staat er te wachten op de bus die je terugbrengt naar de kantoortuin. De bus komt wanneer je sigaret is opgerookt. Ik zeg nooit wat. Ik rust al rokend uit. Na twee uur telefoonterreur moet ik rust hebben. Eigenlijk sta ik het liefst alleen in het rookhok. Het hele hok voor mezelf. Geen verplichte conversaties. Er staan vaak collega’s die zenuwachtig worden van stilte. Er zijn mensen die niet tegen stilte kunnen. Ik kan heel goed tegen stilte. Tegen de stilte tussen mensen. Ik voel me nooit verplicht iets terug te zeggen. Of te replyen. Uit beleefdheid kijk ik ze aan wanneer ze spreken. Uit beleefdheid lees ik wat er geschreven staat. Er is een inspanning verricht. Een minimale beloning is dan geen zonde.
Ze hebben goed werk verricht. Alle bomen en struiken gaan gebukt onder een laag witte nepsneeuw, overal op de grond ligt stro. Ondergedoken Engelse brandweermannen waarschijnlijk. Een grote tent, een skihut, marktkraampjes. Kleine tentjes waar de drink- en etenswaar wordt uitgedeeld, andere tentjes waar je Oudhollandse spelletjes kunt doen. Vuurkorven met smeulende blokken hout zorgen voor een passende rookontwikkeling.
Het rookhok is één van de lekken. Je moet oppassen met wat je zegt. Het is een bushokje met een lek dak. Ons bedrijf is overdreven vrouwvriendelijk. Pas op met seksisme. Er zijn er voor ontslagen. Of zoals laatst op het grote feest. Het feest waar ik niet ben geweest. Ik kreeg de verhalen te horen. In het rookhok natuurlijk. Een hand verdween in een kruis. Ik had meteen een column klaar voor de nieuwsbrief. Voor de alternatieve nieuwsbrief dan. Ik moet aan mijn reputatie denken. Het meisje meldde zich ziek. De jongen hoefde niet meer terug te komen. Leuk, bedrijfsfeesten. Ik maak me geen zorgen op feesten. Ik ben meestal te dronken om wat dan ook met mijn handen te doen.
Bij een winterfeest hoort glühwein. Zal best maar ik wil bier. Het feest begint om vier uur ’s middags dus door mijn geweldige voorbeeldfunctie mag ik de telefoon bezet houden. Ik kijk door de kantoortuin en ontwaar Dude aan de andere kant van de verdieping. Gedeelde smart is halve smart. Om zes uur komt hij mijn kant op. Met een knikbeweging van zijn hoofd maakt hij het zullen we dan maar gebaar. Iedereen is al twee uur bezig dus de kust is veilig. Ik hoef niet als eerste op een feestje te zijn. Ik ga toch altijd als laatste weg.
Zal ik het zeggen?
Beneden gekomen gaan we op zoek naar de bierpomp. We wurmen ons door de mensenmassa. Wat een volk. Eerst drank, dan pas socializen. Nadat ik het hele terrein heb afgelopen sta ik nog steeds met lege handen. Ergo geen bier. Glühwein dan maar. Met vier glazen opgewarmde druiven in mijn handen loop ik terug naar Dude. Haantje doet een stap opzij om me er langs te laten. Hij kijkt naar mijn gevulde handen en zegt dat de erwtensoep lekker is. Haantje moet zich gedragen want zijn vrouw loopt er ook. En zijn manager. Dat is ook mijn manager. Ik heb schijt aan managers. Ik heb dorst. Ik heb geen vrouw.
Ik heb me laatst uit laten horen. Uit eten vanwege promotiebelang. Supersingle. Wie ik de leukste vind. Ik noem een naam. Ik noem nog een naam. Dat hadden ze niet verwacht. Of eigenlijk toch wel. Zeggen ze dan in tweede instantie want mensen doen het altijd voorkomen alsof ze alles van je denken te weten. Mijn smaak weten ze niet. Ik heb een aparte smaak. Ze weten niets van me. Ik kijk anders naar mensen. Ik kijk anders naar vrouwen. Vrouwen die ik nog steeds meisjes noem. Ik ben toch ook een jongen?
Glühwein is rotzooi. Dude gooit twee braadworsten naar binnen, het haalt de smaak niet weg. Ik sla het eten maar weer eens over. Ik voel aan mijn jaszak, twee pakjes. Gaat lukken vanavond. We lopen een trap op en komen in een lange overdekte gang. Gezellig hoor. De organisatie heeft goed verdiend, je struikelt over de sfeerverhogende stillevens. Een altaar van engelenhaar en een bordje met de naam van het decoratiebedrijf. Later wil ik een zeemansgraf. Halverwege de gang zit een gezellige pot. Niveau ik ben niet dik, ik ben gezellig. Ze haalt twee medailles uit haar trui tevoorschijn. Gewonnen met een Oudhollands spelletje. Hielen likken? Of toch kont likken? Ik neem aan dat de spelletjes in de geest van het bedrijf zijn. Ik pak de medailles en leg er eentje op elk van haar borsten. Bij een pot mag dat.
Zouden de disgenoten teleurgesteld zijn geweest omdat ik hun namen niet noemde? Gezellig doen betekent niet dat ik je leuk vind. Ik zit hier met een reden. Een andere reden. Investeren. Dan wil ik wel even lijden. Wel gezellig genoeg om de waarheid te vertellen. Iemand anders als de leukste bestempelen wordt geïnterpreteerd als zijnde jij bent dus niet leuk. Slim hoor.
We lopen door en komen aan in de bruine armen tent. Alles in pak of te hoog gehakt. Lenzen waar je gewoonlijk uilenbrillen ziet. Leuk, die bruine pupillen. Je hebt toch van die waterige grijze ogen? Kortgerokt zie je nooit in de winter. Rondjes, dat dan weer wel. Ik houd van rondjes, grote ronde bartafels. Ideaal om een avond aan door te brengen. Het rookt moeilijk met twee glazen in je handen. Rechts staat een collega achter een grote tinnen kan. Ik gedag haar en vraag er nog vier. Of ik vier thee wil? Thee? Ze heeft alleen koffie en thee. Zie ik eruit alsof ik op een theekransje ben? Ze wijst naar links. En bedankt. Links wordt net bijgevuld, de damp slaat van het tinnen gevaarte af. Ik steek vier vingers op. De middelvinger komt later. Ik krijg de vier glazen aangereikt en brand mijn handen. Waarom is er gvd geen bier. Als een vlag op vraagt of het goed gaat. Ik verdraai mijn nek naar lekker gehakt en knik. Nu wel weer even.
"Wat zie je er leuk uit vandaag."
Ik heb het gezegd.
We verlaten de strontschuit en lopen naar de kleine tentjes in het miniparkje van de binnentuin van ons kantoor. Eigenlijk werken we in best wel een mooi gebouw. Geen sick building syndrome maar sick people syndrome. Er staan wat kraampjes waar je iets kunt kopen. Ik doe niet aan kerstcadeaus. Er staat ook een kraam met flessen. Hè, geen tinnen kan. Barclay komt met twee shooter glaasjes bij het kraampje vandaan. Dat verandert de zaak. Ik vraag wat erin zit. "Hemel op aarde," zegt ze en knippert nudge-nudge-wink-wink met haar ogen. In your dreams, muts. Ik heb een goed humeur vanavond.
Ze krijgt een kleur. Ik wist het. Daarom. Daarom vind ik iemand leuk. Iemand die een kleur krijgt is leuk. Dat valt niet te verbergen. Een goudeerlijke stroom bloed naar het gezicht. Ik word meteen verliefd wanneer meisjes blozen.
Bij het kraampje is het gezellig. De helft van de mensen die er staan is van onze afdeling en de groep wordt alleen maar groter. Alsof we onze plaats kennen. Er loopt een fotograaf met een polaroidcamera. "Foto, foto," schreeuwen we. "Vaif euro!" Niveau is niet altijd nodig. De fotograaf wijst naar een bord. Een kerstman zonder hoofd. Steek je hoofd er doorheen en hij maakt een foto. Lexa steekt zijn kop erin en Dude en ik nemen onze pose aan. Altijd leuk voor later. Of voor een log.
"Dank je."
Verlegen. Ze kijkt naar de grond.
De shooters gaan in een fijn tempo, ik krijg last van mijn lege maag. Schade komt langs en begint een gesprek. Ons huisstamcafé gaat dicht. O jee. Zal ik je troosten? Ze heeft een lief brilletje op haar neusje, grote blauwe ogen en een paardenstaartje. Vind ik leuk. Ze is zo lekker gewoon. Het succes heeft haar niet veranderd. Het begint langzamerhand koud te worden. Veel roddels over het werk. Logisch, je staat met collega’s te praten. Ik begin aangeschoten te raken en heb geen zin in werkverhalen. Terug naar de glühwein dan maar. Ik wens Schade een fijne avond en loop weer naar de strontschuit waar het opeens verbazingwekkend rustig is. Ik steek at random wat vingers op en krijg een schuddend hoofd als antwoord. Alles is op. Aha. Vandaar die rust.
Ze legt het uit. Had niet gehoeven maar ze heeft mijn aandacht. Altijd maar diezelfde spijkerbroeken. Altijd druk ’s morgens. Toen ze hier net werkte keek ze naar de mensen. Kon ze zich niet voorstellen dat je na verloop van tijd iedereen kan uittekenen in zijn of haar kleding. Je herkent geen gezichten maar je herkent kleding. Kon ze zich niet voorstellen dat ze zelf na verloop van tijd ook steeds in dezelfde kleding de tuin zou betreden. Dat jezelf ’s morgens aankleden een sleur kan worden. Dat ze ook zo zou worden. Dat jezelf ’s morgens aankleden een sleur is geworden. Dat alles uiteindelijk een sleur wordt.
Naast de skihut schenken ze nog wel. De groep is ondertussen uitgedund en ik volg het gesprek niet meer. We verkassen en duiken meteen de skihut in waar collega’s ritmische pogingen doen Madonna bij te houden. Madonna is goed. Ook zonder geluid. In de skihut hoef je niet meer te praten, verstandig besluit dus. We veroveren één van de twee rondjes en kijken schaamteloos naar wat ons werk ons niet te bieden heeft. Tering, wat zijn ze lelijk. Een meisje met blonde schapenkrullen springt er ten goede uit. Ik doe een wedstrijdje afdeling raden. Ik kan mezelf prima vermaken. Wintertrui, rokje, maillot, laarzen. Geen marketing want dan zou ze duurdere laarzen hebben aangehad. En een jasje in plaats van een trui. Een mantelpakje in plaats van een rokje. En een panty in plaats van een maillot. Ik heb weer een focus en ga staren. Dude stoot me aan en wijst naar vier dampende glazen op het rondje. "De laatste! Alles is leeg!" Mooi. Dan kunnen we straks eindelijk aan het bier.
In een spijkerbroek vind ik haar ook leuk. Misschien nog wel leuker. Misschien had ik moeten zeggen dat ze er anders uitziet vandaag. Maar dat klinkt zo stom. Na vier jaar samenwonen zie je er anders uit. Na vier jaar samenwonen ben je anders. Ben je een ander mens geworden. Je bent zo anders krijg je te horen wanneer je, voor het eerst met iemand anders in je gedachten, samen op de bank zit.
Onze Werchteryell schalt door de tent. De muziek gaat uit. Klokslag acht uur, het is nog geen twee uur later. We gaan beginnen.
Ze zal zich niet ziek melden. Ze bloost.
Subscribe to:
Posts (Atom)