Omdat er vandaag nog niemand naar me had gelachen, fietste ik na het werk naar de Chinees. De Chinese lacht altijd naar me. Ook vraagt ze of alles goed is of hoe gaat het. Meestal zeg ik dat het lekker weer is of dat ze weer lekker is.
Soms zeg ik dat het niet zulk lekker weer is. Dat is wanneer ik drijfnat van de regen naar binnen loop. Dan geeft ze me de doos tissues die achter de kassa staat en zegt ze: "Veel regen." Met de tissues droog ik mijn gezicht en snuit ik mijn neus. Vervolgens weet ik met het afval geen raad omdat ik nergens een prullenbak zie staan. Zonder blikken of blozen steekt ze dan haar hand uit om de natte handel in ontvangst te nemen, ondertussen de doos tissues verder onder mijn neus duwend. "Neem maar meer." Bij de Chinees krijgt een doos tissues dezelfde behandeling als het eten.
Soms geef ik antwoord op de vraag of hoe gaat het.
Ik heb gisteren weer een deel van de huisraad weggegooid. In de keuken betrof dat voornamelijk overjarige wijn en andere incourante levensmiddelen. Ik vond een klein flesje rode wijn, het formaat dat je in vliegtuigen krijgt. Ik kreeg het ooit van een toeristenmeisje, op een dooie zaterdagavond toen ik nog in de kroeg werkte. Ze was de enige klant en ze praatte honderduit. Ze droeg teenslippers en ik zag voeten die wekenlang niet waren gewassen. Ze zei dat ze stewardess was en dat ze een paar dagen in Amsterdam bleef. Alles vond ze great en Amsterdam was great en het café was great en ik was ook great. Ik zei dat alle Nederlanders groot waren. De Chinese knikt. "Groot," zegt ze. Ze was Spaanse maar sprak, volgens eigen zeggen, goed Engels. Het was een Engels dialect dat ik dan nooit eerder had gehoord, het leek met het soort Engels dat ze in Oslo of in Tbilisi spreken. Ze bleef zitten en praten totdat er andere klanten kwamen, dat was zes biertjes later. Gedurende die tijd rookten we samen haar sigaretten op. Soms schreef ze iets op in het notitieboekje dat ze op de bar had gelegd. Toen ze wegging gaf ze het flesje rode wijn dat je gewoonlijk in vliegtuigen krijgt. Ze ging staan om afscheid te nemen en te zoenen. Ik tilde haar op, Spaanse stewardessen zijn niet zo groot. Vieze voeten zijn geen reden om niet te zoenen. De Chinese knikt weer.
Vrijdag ging ik naar een biercafé in het centrum, het stamcafé liet ik links van de fabriek liggen. Het is de hangplek van een groep aangetrouwden, ze draaien er reggae. Het is een klein café, daarom mag je met je glas ook buiten staan. Dat biedt het voordeel dat je bij je biertje gewoon kan blijven roken. De bar heeft vier tappunten met in totaal acht tapkoppen. Achter de bar stond een meisje met blank rastahaar. Ik moest me even oriënteren en bekeek alle flesjes bier die boven de bar stonden. Aan het rastameisje vroeg ik of ze misschien ook gewoon bier hadden. Ja, dat had ze. Toen vroeg ik of ze jägermeister hadden. Ja, dat had ze ook. Toen vroeg ik of ze een vriend had. Nee, die had ze niet. Daarom bestelde ik dus maar een biertje en een jägermeister. Daarnaast houd ik niet van reggae. Later op de avond ging er een zwart leren jack aan de bar zitten. Onder het jack droeg ze een I love Amsterdam shirt op een magere spijkerbroek. Ze had grote, licht bollende ogen en een bos natuurlijke krullen. "Pools hoertje," zei ik tegen niemand in het bijzonder. Ze bleek de vrouw van de glazenophaler. In de Soos was ik ook een tijdje glazenophaler. Toen leerde ik Marlies kennen. Ik vroeg die avond of ik eerder mocht stoppen. "Wie?" was de wedervraag. Ik wees Marlies aan. Ze was tien minuten in het toilet gebleven en kwam terug zonder bril. "Ga maar," was het antwoord. "Als je morgen dan wel de achterkant van de bar schoonmaakt." Zondag gooide ik Marlies door de zoekmachines. "Schoonmaken," zegt de Chinese.
Tom droeg in Paradiso een mooi colbert. Ik voelde aan de stof van het colbert en zei dat het een mooi colbert was. Tom keek in de zaal en zei: "Hoop lekkere meiden." Tom heeft homo maar dat weet hij zelf nog niet, hij is nog niet goed genoeg onderzocht. Ik zag twee zwarte jurkjes op pumps die hand in hand door de zaal paradeerden. Waar zouden ze hun mobiele telefoons hebben gelaten? Ik stond nog steeds aan de stof van het colbert van Tom te voelen en zei dat het een mooi colbert was. "Mooi colbert," zegt de Chinese. Later kwamen er allemaal mensen bij staan die ik een hand moest geven. Eén van de mensen, een meisje met dun haar, kwam met een hand vol met geld naar me toe. "Pot," verstond ik. "Hetero Aziatische fetisj," zei ik terug. En daar achteraan: "Wat vind jij van het colbert dat Tom draagt?" Toen liep ik naar de bar en bestelde ik voor mezelf een cola, in de hoop enigszins te ontnuchteren. Toen ik weer terug bij de groep was, merkte ik dat ik twee bier in mijn handen had. In Paradiso bestel ik altijd twee bier. "Bier," zegt de Chinese.
Vorige week vroeg Ana hoe het met Angela was. Ik vertelde het mij laatst bekende verhaal over Angela. Nadat ik het verhaal had afgerond zag ik aan het gezicht van Ana dat we over verschillende Angela’s spraken. Ik ken zeven Angela’s. "Dat geeft niet," besliste Ana, "het was een mooi verhaal." En zo is dat. "Mooi," zegt de Chinese. De laatste keer dat ik in het huis van Louise zat en op de katten paste omdat ze op vakantie was, was het eerste dat ik deed de dichtstbijzijnde Chinees bezoeken. Het was een echte familie Chinees. Pa stond in de keuken, ma stond achter de toonbank en het dochtertje deed de bediening. Het dochtertje droeg een oversized wit overhemd, een zwart rokje tot op haar knieën, een zwart gilletje en platte zwarte schoenen. Ik had geen idee hoe oud ze was. Ze sprak vloeiend Nederlands, haar moeder geen woord, even sprakeloos als smakeloos. De Chinese knikt weer.
Om te voorkomen dat ik straks in een leeg huis zit, ben ik, als surrogaat, de harde schijf van mijn computer gaan opschonen. Het plan was om een externe harde schijf te koppelen en alle bestanden over te zetten. Ik kwam terug van dat plan toen ik uitrekende hoeveel dagen muziek een volle externe schijf zou zijn. Hoeveel muziek kun je nog horen? Hoeveel verhalen kun je nog aanhoren? Je kunt ook uitrekenen hoeveel liter urine de rest van je leven nog door je pisbuis wordt heen gejaagd of hoeveel kilo ontlasting je tot aan je dood nog uit je darmen perst. Je kunt alles uitrekenen. Ik heb meer plannen maar ik zie door de bomen het bos niet meer en door de foto’s de vrouwen niet meer. Ik zie door de verhalen de waarheid niet meer. De Chinese knikt opnieuw. Duidelijkheid en overzicht begint bij opruimen. Ik selecteerde het halve vermogen van de harde schijf en koos voor de optie delete. Toen zei de computer dat de prullenbak te klein was. "Geen prullenbak, geef maar," zegt de Chinese en ik geef haar de tissues.
22 August 2008
Parelduiken
In de Club hangen vijf schermen. Boven het podium, in het midden, hangt de grootste. Aan beide balkons, aan weerszijden van het podium, hangen twee kleinere. Je ziet er de videoclips van de nummers die worden gedraaid. Of je ziet een videoanimatie. Of je ziet niets, omdat je ergens anders bent met je gedachten.
Boven, op het balkon op de eerste verdieping, danst een meisje. Ze is alleen en heeft haar ogen dicht. Ze draagt een wit bloesje. Als je niets wil zien hoef je ook niet te kijken. Ik vind dat ze het bovenste knoopje van haar blouse los moet doen. Ik loop naar boven, naar het balkon op de eerste verdieping. Dan is het zicht beter. In de club hangen mensen. Waar eindigt de dag en waar begint de nacht? In de Club val je niet op.
Op het balkon op de eerste verdieping is bijna niemand. In het midden staat een kleine bar, er staan twee mensen voor. Rechts op het balkon staat een meisje te dansen. Ze draagt een wit bloesje. Ze zou eigenlijk het bovenste knoopje los moeten doen. Ik loop naar het meisje toe en ga naast haar staan. Ik vind dat het bovenste knoopje los moet en steek mijn handen uit. Ze duwt mijn handen weg. Ik ga naast het dansend meisje met de witte blouse zitten en kijk naar beneden, naar de dansende mensen in de zaal. In de Club hangt de geur van zweet. Misschien valt het grote scherm naar beneden.
Ik kijk opzij en ik zie een meisje dansen. Ik zit naast een meisje met een wit bloesje dat danst. Ze zou alleen het bovenste knoopje van haar blouse los moeten doen. Ik ga staan en steek mijn handen uit om het bovenste knoopje los te maken. Het meisje in het witte bloesje duwt mijn handen weg. Ik zeg iets tegen haar oor, ze haalt haar schouders op. Misschien valt het leven wel mee. Misschien val ik van het balkon.
Ik ga weer zitten naast het meisje met het witte bloesje dat danst. Meteen sta ik op, vraag wat ze wil drinken en loop naar de kleine bar. De twee mensen die bij de bar stonden zijn weg. Een zwarte polo met ongewassen haar schenkt mijn bestelling in. Als ik terug loop zie ik een meisje in een wit bloesje dansen, ze zou alleen het bovenste knoopje los moeten doen. "Hier, houd eens vast," zeg ik, terwijl ik haar twee glazen aanreik. Automatisch steekt ze beide handen uit en pakt de glazen. Zo, probeer nu maar eens mijn handen weg te duwen.
In de Club hangen je borsten. In de Club val ik door de mand.
Even later loop ik naar de toiletten om mijn gezicht af te drogen. Waar dagdromerij ophoudt, begint de illusie. Als ik terug kom ga ik aan de andere kant op het balkon op de eerste verdieping staan. Op vrijdagnacht zijn er mensen die kijken en zijn er mensen die bekeken willen worden. Ik kijk hoe het meisje in het witte bloesje danst. Ze heeft haar ogen gesloten, in het donker valt niets te zien. Opeens houdt ze op met dansen. Ze kijkt om zich heen alsof ze iets zoekt, dan loopt ze mij in het donker voorbij, op weg naar de trap. Bovenaan de trap, voordat ze naar beneden loopt, maakt ze de knoopjes van haar blouse weer vast.
Boven, op het balkon op de eerste verdieping, danst een meisje. Ze is alleen en heeft haar ogen dicht. Ze draagt een wit bloesje. Als je niets wil zien hoef je ook niet te kijken. Ik vind dat ze het bovenste knoopje van haar blouse los moet doen. Ik loop naar boven, naar het balkon op de eerste verdieping. Dan is het zicht beter. In de club hangen mensen. Waar eindigt de dag en waar begint de nacht? In de Club val je niet op.
Op het balkon op de eerste verdieping is bijna niemand. In het midden staat een kleine bar, er staan twee mensen voor. Rechts op het balkon staat een meisje te dansen. Ze draagt een wit bloesje. Ze zou eigenlijk het bovenste knoopje los moeten doen. Ik loop naar het meisje toe en ga naast haar staan. Ik vind dat het bovenste knoopje los moet en steek mijn handen uit. Ze duwt mijn handen weg. Ik ga naast het dansend meisje met de witte blouse zitten en kijk naar beneden, naar de dansende mensen in de zaal. In de Club hangt de geur van zweet. Misschien valt het grote scherm naar beneden.
Ik kijk opzij en ik zie een meisje dansen. Ik zit naast een meisje met een wit bloesje dat danst. Ze zou alleen het bovenste knoopje van haar blouse los moeten doen. Ik ga staan en steek mijn handen uit om het bovenste knoopje los te maken. Het meisje in het witte bloesje duwt mijn handen weg. Ik zeg iets tegen haar oor, ze haalt haar schouders op. Misschien valt het leven wel mee. Misschien val ik van het balkon.
Ik ga weer zitten naast het meisje met het witte bloesje dat danst. Meteen sta ik op, vraag wat ze wil drinken en loop naar de kleine bar. De twee mensen die bij de bar stonden zijn weg. Een zwarte polo met ongewassen haar schenkt mijn bestelling in. Als ik terug loop zie ik een meisje in een wit bloesje dansen, ze zou alleen het bovenste knoopje los moeten doen. "Hier, houd eens vast," zeg ik, terwijl ik haar twee glazen aanreik. Automatisch steekt ze beide handen uit en pakt de glazen. Zo, probeer nu maar eens mijn handen weg te duwen.
In de Club hangen je borsten. In de Club val ik door de mand.
Even later loop ik naar de toiletten om mijn gezicht af te drogen. Waar dagdromerij ophoudt, begint de illusie. Als ik terug kom ga ik aan de andere kant op het balkon op de eerste verdieping staan. Op vrijdagnacht zijn er mensen die kijken en zijn er mensen die bekeken willen worden. Ik kijk hoe het meisje in het witte bloesje danst. Ze heeft haar ogen gesloten, in het donker valt niets te zien. Opeens houdt ze op met dansen. Ze kijkt om zich heen alsof ze iets zoekt, dan loopt ze mij in het donker voorbij, op weg naar de trap. Bovenaan de trap, voordat ze naar beneden loopt, maakt ze de knoopjes van haar blouse weer vast.
20 August 2008
Oud geld
Het restaurant is in twee delen gesplitst, de bar staat er als almachtige tussenin. De bar was gedurende lange tijd het centrum van mijn wereld. Nu ben ik zelf het centrum van de wereld, de toeschouwer tegenover me is decentraal. De jongen die de kaarten aanreikt, ruikt naar zweet. Er is sportzweet, sekszweet en oud zweet. De jongen stinkt, derde categorie. Onder tafel staat een paar sportschoenen, haar laarzen zijn in de auto blijven liggen. Ik speel met vijf paar tenen en bestel biefstuk. Rare.
Het voormalig hoofdkantoor van Shell heet nu Toren Overhoeks, in de wijk in aanbouw komen appartementen waarvan een modaal maandsalaris onder de huurprijs ligt. De buurt profiteert mee: de rijken komen eraan. Het water stroomt sneller, het afval gaat ondergronds. Ik overweeg om in Noord te gaan wonen, het is het enige stadsdeel zonder belastende herinneringen. Ik vind het pontje leuk, alleen de deurmat met welkom erop ontbreekt.
Terwijl we wachten op de wijn belt haar moeder. De spreektaal wijzigt in iets Zuid-Europees. Een andere jongen zet vier glazen neer. Een Merlot, ik keur hem goed. Het schenktuitje van de karaf druppelt na.
Om acht uur ’s morgens lopen er bouwvakkers langs het raam in de woonkamer. Steigers hebben het wooncomplex verandert in een ijzeren geraamte, het wonen teruggebracht tot haar essentie van een verzameling levenloze pijpen en planken, afgedekt met een netwerk van reclame. Ramen en deuren moeten gesloten blijven, toch kruipt het steengruis overal doorheen. "Soms denk ik dat je dood bent." Misschien is isolement hetzelfde als dood. De essentiële sporen zijn niet zichtbaar.
Spanje rijdt je in een etmaal, Groningen in twee uur en Rotterdam in drie kwartier. Afstand is relatief. Ik heb een hekel aan telefoongesprekken, je bent te ver weg. Haar genezing is mijn dood. Ik ben daarna met niemand meer naar bed geweest. Niet de eerste keer is belangrijk. Teleurstelling, het gevolg van de onvermijdelijke verwachting, wordt geprojecteerd op tekortkomingen van de ander. Het pontje duurt minder dan een sigaret. De laatste keer is het belangrijkst.
Met mijn vingers trek ik strepen op de vensterbank. Isolement leidt tot obsessie. We passeren de auto. "Het is zo’n mooie avond, laten we nog even wandelen." De angst voor veroordeling bepaalt het belang van de spreker. Ik ruik sekszweet. Ja, het is een mooie avond.
Het voormalig hoofdkantoor van Shell heet nu Toren Overhoeks, in de wijk in aanbouw komen appartementen waarvan een modaal maandsalaris onder de huurprijs ligt. De buurt profiteert mee: de rijken komen eraan. Het water stroomt sneller, het afval gaat ondergronds. Ik overweeg om in Noord te gaan wonen, het is het enige stadsdeel zonder belastende herinneringen. Ik vind het pontje leuk, alleen de deurmat met welkom erop ontbreekt.
Terwijl we wachten op de wijn belt haar moeder. De spreektaal wijzigt in iets Zuid-Europees. Een andere jongen zet vier glazen neer. Een Merlot, ik keur hem goed. Het schenktuitje van de karaf druppelt na.
Om acht uur ’s morgens lopen er bouwvakkers langs het raam in de woonkamer. Steigers hebben het wooncomplex verandert in een ijzeren geraamte, het wonen teruggebracht tot haar essentie van een verzameling levenloze pijpen en planken, afgedekt met een netwerk van reclame. Ramen en deuren moeten gesloten blijven, toch kruipt het steengruis overal doorheen. "Soms denk ik dat je dood bent." Misschien is isolement hetzelfde als dood. De essentiële sporen zijn niet zichtbaar.
Spanje rijdt je in een etmaal, Groningen in twee uur en Rotterdam in drie kwartier. Afstand is relatief. Ik heb een hekel aan telefoongesprekken, je bent te ver weg. Haar genezing is mijn dood. Ik ben daarna met niemand meer naar bed geweest. Niet de eerste keer is belangrijk. Teleurstelling, het gevolg van de onvermijdelijke verwachting, wordt geprojecteerd op tekortkomingen van de ander. Het pontje duurt minder dan een sigaret. De laatste keer is het belangrijkst.
Met mijn vingers trek ik strepen op de vensterbank. Isolement leidt tot obsessie. We passeren de auto. "Het is zo’n mooie avond, laten we nog even wandelen." De angst voor veroordeling bepaalt het belang van de spreker. Ik ruik sekszweet. Ja, het is een mooie avond.
Subscribe to:
Posts (Atom)