07 January 2011

Leve de doden (2)

Waarom ik niet meer langskom? Om te beginnen word ik al depressief als ik de trein instap. En dat ligt niet aan de trein maar dat ligt aan waar de trein naar toe gaat. Hoe dichterbij ik kom, hoe benauwder ik het krijg. Nee, dat is niet overdreven, ik krijg bijna geen adem. Als ik denk aan dat claustrofobisch gat, dan stik ik.

Ik wil het gezeur niet meer, het gejank, het gezeik, ik ben het allemaal zat.

Ik wil niet weten wat voor weer het is, ik wil niet weten wat er op televisie was. Ik wil niet horen wat er in de krant staat, ik lees zelf een krant. Ik wil niet weten wat de buurvrouw zei, of wat de andere buurvrouw zei, of wat de leuke huismeester zei. De huismeester is toch aardig? O, de huismeester is nu niet meer aardig?

Ik wil niet weten hoe het is met die en hoe het is met die. Ik wil niet horen wat er mankeert aan die en wat er mankeert aan die. Aan iedereen mankeert iets, behalve aan jullie. Kijk verdomme naar jezelf. En hou op met alles twee keer te vertellen, ik ben niet doof. En hou op met alles twee keer te vertellen, ik ben niet doof.

Ik wil niet weten wat die tante zei. Ik wil niet weten welke nicht gescheiden is, welke neef hertrouwd is, welke oom er dood is. Ja, ik ben in één nichtje geïnteresseerd, maar die houdt dan weer niet van rokers. Ja, ik rook weer. Als een ketter. Ik heb wat in te halen.

Ik wil de verhalen niet meer. Ik wil het drama niet meer. De ene aandoening nog erger dan de andere. Ik wil niet weten wat de huisarts zei, ik wil niet weten wat zijn assistente zei. Ik wil niet weten wat ze in het ziekenhuis zeiden. Ik wil niet weten wat de man die jullie naar het ziekenhuis bracht, zei. O, hij zei juist niets?

En mijn oude vrienden dan? Waarom beginnen jullie daar over? Wat er is met mijn oude vrienden? Ik heb geen idee wat er met ze is. Ik heb er niets meer mee. Ik heb ze niets meer te vertellen zoals ik jullie niets meer heb te vertellen en zij hebben mij niets meer te vertellen zoals jullie mij niets meer te vertellen hebben. Ik ben niet meer geïnteresseerd in hun levens, hun koophuizen, hun tuinen, hun auto’s, hun kinderen.

Jullie hebben contact met mijn vrienden? Wat leuk voor jullie. Wel zo handig, jullie wonen tenslotte allemaal in hetzelfde gat. Ik ben niet geïnteresseerd in het wekelijks hoogtepunt van het verenigingsleven. Een vereniging is leuk voor de mensen die lid zijn van de vereniging, daarom zitten ze ook bij de vereniging. Een vereniging is niet leuk voor mensen die geen lid zijn van de vereniging, want dat is precies de reden dat ze geen lid zijn geworden van de vereniging.

Ik werd de afgelopen jaren nog wel uitgenodigd voor hun verjaardagen, voor de zomerbarbecue, maar als je maar lang genoeg je gezicht niet laat zien dan houdt ook dat vanzelf op.

Vroeger nam ik altijd een slaapzak mee en duurden de barbecues tot de volgende ochtend. De kinderen werden alweer wakker terwijl wij nog buiten zaten. En opeens was dat over. Opeens zat ik in de laatste trein naar Amsterdam. En het jaar daarna zat ik vier treinen daarvoor. En het jaar daarna bleef ik thuis.

Er is geen vriendschap meer. Er is alleen maar verveling. Mateloze verveling. En mezelf vervelen, dat doe ik wel als ik alleen ben.

Beleefdheidsbezoekjes en beleefdheidstelefoontjes. Ik wil het niet meer. Ik kan het niet meer. Het zijn geen telefoontjes en bezoekjes uit interesse, nee, het is een verplichting. Bellen en bezoeken omdat dat zo hoort. Omdat iedereen dat doet. Omdat we zo zijn opgevoed. En ik denk dat jullie dáár een fout hebben gemaakt. Je belt en je bezoekt. Maar waarom? Waarom doen omdat het moet? Waar is de gezelligheid? Waar is de warmte? Waar is de liefde? Was dit ooit thuis?

Contact is een gevoelloze, routineuze handeling waarvan ik hoop dat het zo snel mogelijk voorbij is.

Ik wil jullie eenzaamheid niet zien. Ik wil jullie aftakeling niet zien. Ik weet wat mijn voorland is, dat is namelijk precies hetzelfde. Mijn hersens zullen afsterven, mijn botten zullen ontkalken, mijn lichaam zal kromtrekken. Maar dat betekent niet dat ik daar nú al mee geconfronteerd wens te worden. Ook ik zal aftakelen, eenzaam, zonder geliefde, zonder getuige. Maar ik val er niemand mee lastig. Ik heb de berg en de kloof al uitgezocht, niemand zal me vinden. Ik val, and that’s all.

Wij zijn geen familie meer. Er is alleen maar irritatie. Grenzeloze irritatie.

Ik heb een tip voor jullie. Doe alsof ik dood ben. Het werkt. Echt.

Ik spreek uit ervaring.