Het is niet druk op de pont, hij vaart de hele dag door. Vreemd eigenlijk, zo lang als ik hier nu al woon en dan nooit naar de overkant van de plas zijn geweest. Noord is helemaal niet ver. Er zal nooit een aanleiding zijn geweest de plas over te steken, dat zal het zijn. Nog vreemder te bedenken wat nu dan wel de aanleiding is. Ik doe zelden aan huisbezoek. Afspreken doe je in de kroeg, niet voor de televisie. Het is net als met begrafenissen, je gaat erheen voor de achterblijvers. Dat is wat ik altijd tegen baby’s heb gehad. Elke geboorte is de doodsteek van een ander leven. Natuurlijk baalde ik van haar afbericht, in eerste instantie. Daarna bedacht ik dat het beter zou zijn, zoals bij nader inzien alles in je voordeel kan worden uitgelegd. Gebrek aan relativering breekt de mensen op, ik wil gaat steevast vooraf aan dus ik zal. Nee, je zult dus helemaal niets. Ik wil is pretentieus gelul en ik zal wel zien is de enig juiste aanvulling. Het zou teveel zijn geweest, teveel indrukken, teveel verhalen, teveel gedraai om de harde kern. Teveel jullie. De beste seks is één op één. Kraamvisite is geen circus alleen realiseert het bezoek zich dat nooit. Ik ga niet naar het circus, de pont brengt mij naar jou.
De kleur is goed, nee, perfect. Rozerood en paars. Ze steekt haar handjes uit alleen weet ik niet precies waar naartoe. Zij zelf waarschijnlijk ook niet. In de winkel wurm ik mezelf langs de kinderwagens. Ik steek mijn tong uit als de moeder niet kijkt, het mormel zet de sirene aan. Natuurlijke aversie. Ik hoor niet tussen deze winkelrekken, het krijsen is niet meer dan een geoorloofd alarm. Nee, ik wil er geen drie paar sokjes voor € 5 bij en nee, ik hoef het ook niet te passen. Geen gevoel voor humor. Winkelmeisjes op koopavond zijn chagrijnig. Een uurloon voor een pakje sigaretten, dat wordt feest vanavond. Het feest begint ’s middags bij de lunch. Na tien minuten praten houdt ze opeens haar mond en draait ze haar hoofd naar me toe, voor het eerst kijkt ze me recht in de ogen aan. Hoe gaat het met jou? Groen, grijs, blauw? We zitten in de zon die door het hoge raam naar binnen straalt, het is moeilijk te zien. Ik blijf naar haar ogen kijken en zwijg. Ze krijgt een kleur.
Vorig jaar, op de grond aan de gracht voor het café, tussen twee amsterdammertjes en een boom. Hoeveel honden zeiken hier elke dag? De plastic tas met jouw weekvoorraad gaat open, stokbrood, chorizo, wijn en spa blauw. We eten en drinken om onze handen te kunnen plaatsen. De zwerver die ons aanspreekt slaat je eten af, de fles wijn neemt hij mee. Ieder overleeft op zijn eigen manier, met of zonder eigen middelen, ingegeven door eigen ervaringen, de uniciteit van het eigen instinct. Onze ervaringen kunnen en zullen nooit dezelfde zijn. Iedereen heeft zijn eigen overlevingsinstinct en die matchen zelden. Het doel van de één is de dood van een ander. De dood van de gemeenschap.
Ik beweeg mijn been lichtjes, mijn handen rusten kruislings onder haar okseltjes, ze kwijlt mijn armen onder. Haar hoofd houdt ze kaarsrecht omhoog, ondersteuning in de nek is niet nodig. Ruggengraat, nu al. Ik leg mijn neus tegen haar hoofdje en snuif haar geur op. Zwitsal doen ze hier niet aan. Puur natuur, de enige manier om te overleven, de enige manier de immuniteit te behouden. Ik begin tegen haar te praten, ze praat terug, niet dat ik er iets van kan verstaan maar ze praat. Grote verhalen. Misschien ga je later net zo goed schrijven als je moeder. De moeder komt terug uit de keuken en zet een nieuw biertje voor me neer. Zwart kleedt af maar blijft de mooiste kleur. Alles in verhouding. Het hoofdje en ik kijken naar dezelfde langslopende borsten. Hoe groot zouden je borsten zijn als je net zo groot als ik was geweest? De onderlip van het hoofdje begint te bewegen. Ik open mijn mond, mijn stem haalt het trillen van de onderlip weg. Ik begrijp iets niet, waarom jankt ze niet?
Naarmate je ouder wordt verwacht je meer rust te krijgen. Het leven is onder controle, je hebt een plaats, niet gevonden maar ingenomen. Je verwacht meer tijd te hebben, meer verveling is significant meer tijd. Het hoeft allemaal niet meer zo nodig. Ook dat begrijp ik niet. Er is geen rust, het gaat niet langzamer, het gaat alleen maar sneller, de tijd volgt mijn sigaretten en gaat in rook op. De dagen, de weken, de maanden, de jaren, het derde decennium was een lachertje vergeleken bij het vierde. Nog gejaagder op weg naar niets, avondvullend niets, het niets dat je jezelf de volgende ochtend realiseert, alleen wanneer ik heb gedronken heb ik, de volgende ochtend wanneer ik wakker word, het gevoel iets te hebben meegemaakt. Omdat ik mezelf er niets van kan herinneren zal er vast wel weer iets zijn gebeurd. Verveling en afstomping en het vliegt allemaal voorbij. Elke nieuwe ervaring vergroot de waarde van de ervaring daarvoor, waardoor het heden altijd ondergeschikt zal blijven aan het verleden. Ruim een jaar zag ik deze bos krullen alleen vanaf de foto. Ze springt me tegemoet, ze slaat haar benen om me heen, ik pak haar billen en het voelt alsof ik ze gisteren in mijn handen had. Een jaar is niets. Het leven is niets.
Jij eet de kaas, ik de chorizo. Chorizo en bier is een goede combinatie, net zoals olijven en wijn dat is. Je rug komt los van de bank, je draait een kwartslag en gaat in kleermakerszit tegenover me zitten. Onze monden bewegen maar het gesprek is niet relevant. Eens te meer realiseer ik mezelf dat het niet gaat om wat maar om wie. Mensen waar je het langer dan een avond mee uithoudt dwingen dat af door hun zijn, niet door hun laten. Rage against the machine schalt uit de boxen. Het openstaande raam is niet afdoende tegen de rook waarin we de kamer hebben gehuld.
Ik zwijg op haar vraag omdat ik nooit weet wat ik moet antwoorden wanneer iemand vraagt hoe het gaat. Ze pulkt stukjes van haar krentenbol en stopt ze achteloos in haar mond, ik lepel verder aan mijn soep. Zou ze haar dochter ook zo hebben gevoed, op dezelfde manier zoals ze nu de stukjes brood in haar eigen mond stopt? Gedoseerd. Elke dag soep. Het gevaarlijke van een antwoord geven is dat ik niet weet waar ik moet beginnen en waar ik moet eindigen. Gewoonlijk eindigt het in bed en die illusie heb ik al lang uit mijn hoofd gezet. Het genieten van is nu voldoende, genieten is het hoogst haalbare en daarmee is mijn zwijgen gerechtvaardigd. Als antwoord vertel ik wat ik vanavond ga doen. Ze vraagt hoe groot ze nu is, om mij te helpen met de maat. Hoe groot is een baby? Weet ik veel. Ik houd mijn handen een stuk uit elkaar, ze zegt dat het dan wel een heel grote baby is. Enthousiasme bedriegt ons voorstellingsvermogen. Het voordeel van een kinderhand om je lul is dat hij daardoor groter lijkt. Iets kleiner dan? Vraagteken.
Drie maanden oude ogen, drie maanden moedermelk. Weet je, dat ik je drieëneenhalve maand geleden al over je hoofdje aaide? Of je hoofdje, laten we maar aannemen dat het je hoofdje was, ze pakken je tegenwoordig voor minder op. Na het eten rookten we samen een sigaret. Hoe zal ze er uit zien, straks, mét complexe delen, bevredigd en bevlekt? Ik schiet langs de fotopagina’s, de één na de ander vliegt voorbij. Wishful thinking. Waar zit de exacte symbiose van jullie cellen? Ik veranker te mooi, maar het was ook te mooi. Kaas, chorizo en olijven, bier en rum. Uiteindelijk vind ik de getekende, genoeg van jouw genen, niet teveel Europees, wel dwingend en ontkrachtend genoeg. Ontkrachten is geen temmen, je bent een ongeleid projectiel dat tijdelijk in banen is geleid. Ooit zal je losbreken en weer in je eigen baan schieten. Wat is het nut van beide voeten op de grond?
De ijzeren plaat die als loopplank dienst doet legt zich geruisloos op de kade, ik heb hooguit tien minuten hoeven wachten. Ik zet mijn fiets tegen één van de afvalbakken aan de zijkant, het zadel stabiliseert. Zonder de fiets op slot te doen loop ik een rondje over de pont, ze kunnen toch nergens heen. Ik kijk naar de gouden gloed die boven de stad uitstijgt. Links de Zeedijk, rechts de Singel. In het midden niets, wat er eventueel zou kunnen zijn, ik zie het niet. Over vier uur gaat de wekker. Ik stop de dopjes in mijn oren en druk op play. Als je alleen leeft ga je met anderen meeleven. Het is niet druk op de pont. Hij vaart de hele nacht door.