24 December 2006

Lam Gods

Jouw stem is het eerste dat ik hoor wanneer ik wakker word. Witte korsten van opgedroogd zout omringen mijn ogen. Het promillage zette de zaak op scherp, jou zien deed de rest. "Dit bericht wordt tweeënzeventig uur bewaard."

Om vier uur ’s middags wordt de wijn ontkurkt. Mijn team houdt een eigen feestje, op de andere vleugel heeft de hele afdeling zich verzameld. Statusconform ben ik aangenomen bij een club van uitzonderlingen. Na twee uur zijn we door onze kerstinkopen heen en ik loop over. Drinken is een overwerkactie. Witte wijn draagt een nieuwe broek, de vouwen zitten er nog in. Goede kont, geen goed gesprek. De wijn die ik heb meegenomen is beter. De beveiliging is niet blij, wat we nog in het gebouw doen. De voorraad wegwerken.

Lallend nemen we de hoek bij de toiletten in, je moet je plaats kennen. Dag reputatie. Ze werkt veel, steeds als ik hier ben dan zie ik haar. Heeft ze geen leven? Mijn begeleider grijpt net op tijd in, ik sta op het punt de fout in te gaan. Hij neemt het gesprek over, ze is neukbaar en te dik. Wie heeft er kaas besteld? Ik lust geen kaas. Voordat je het in de gaten hebt zit je aan twintig jaar alimentatie vast. Ik kom hier teveel.

De kater maakt me overgevoelig, niet beantwoorden, niet nu. Het zout bijt, antibiotica en alcohol kunnen prima samen. Het leven en ik gaan niet samen, althans, met die gedachte ben ik uiteindelijk in slaap gevallen. De keuken is schoon gebleven, in die zin boek ik progressie. Mensen in een identiteitscrisis moet je nooit vragen stellen. De strop is niet zichtbaar, hangt ergens verborgen in afwachting van de sluipmoord op mijn uitgestoken nek.

Nieuwmarkt. Jij?


Zonder ijs, niet zo moeilijk om te onthouden, toch? Allebei lang en mager, niet mooi en daarom aantrekkelijk. Studentikoos spijkerbroekenpubliek, de muziek indie van de afgelopen decennia. De verbranding gaat sneller dan mijn hoofd kan verwerken. Waarom is het hier zo donker? Ik wijs naar iets dansend voor ons. "Ik heb ook een veter in mijn laars." Er zit nog veel meer moois in jouw laarzen.

Twee nachten achter elkaar droom ik over baby’s. Ik krijg het advies de foto van mijn desktop af te halen, in elk geval te veranderen. De twee vleugels komen samen bij mijn bureau, iedereen mag kijken. Het is niet de schaal die ze stil heeft gekregen, het is jouw blik die ze het zwijgen heeft opgelegd.

Ik vlucht. Een laatste blik, je pakt mijn arm. Ik wil je niet in verlegenheid brengen, de hunkering is te groot. Het promillage is de enige manier om de controle te verliezen. De douane neemt geen blaastest af, ik word binnen gelaten. Tranen van geluk.

In de Leidsestraat mag je niet fietsen. Het is een wonder dat ik de tramrails heb kunnen ontwijken, voetgangers gaan uit zichzelf aan de kant. Bij de McDonalds haal ik een bananenshake, een noodzakelijke stoot calorieën voor de nooit eerder zo moeilijke weg terug naar huis. Bij de afvalbakken gaat een toerist over zijn nek. Beter mikken, sukkel. En minder drinken als je niet tegen drank kunt.

Ik zoek onze bank in het Vondelpark maar zelfs dat is me niet gegund. De grond is omgeploegd, banken en bomen zijn verdwenen. Het Vondelpark deelt mee in de herstructureringsmalaise van Amsterdam, de bouwputten het symbool voor de kraters in mijn volwassenheid. De sentimenten worden verwijderd, geschiedenisloze modernismen nemen hun plaats in. Het roodwitte lint zegt genoeg: gevarenzone.