18 February 2009

Kwekeling

De lunchtafel ziet er gezellig uit.

Y draagt een paars truitje met pofmouwen dat je in de zomer op de Parade ziet. De mouwen zijn kort, de schouders zijn minimaal bedekt. Ze heeft een clip in het halflange haar, wat het meisjeseffect versterkt. Sinds Y haar man de deur wees, leeft ze in de zomer. De temperatuur ligt rond het vriespunt, er waait een oostenwind en Y lacht haar armen bloot.

Ze zitten voorovergebogen. Ze lachen, samenzweerderig.

Y’s voorbeeldfunctie zal meerdere huwelijken doen stranden. Ik ken de verhalen, de verhalen over hem van haar, over hem van haar en over hem van haar. Ze mankeren allemaal iets. Ik spreek haar niet tegen, want niemand is normaal. De meest normale zijn het minst aantrekkelijk. En zijzelf mankeren vanzelfsprekend niets.

Ze zijn er ooit mee getrouwd. Waarom vroeg ik mezelf toen af en waarom vraag ik mezelf nog steeds af. Eigengereid en ontwikkeld maar als de dood voor een leven zonder de symbolische ring. Een ring gaat knellen, vroeg of laat. Bloedbanen worden afgeknepen, de doorstroming stokt en het leven sterft af waar de ring begint.

Ze eten niet, ze zitten voornamelijk onafhankelijk te zijn. De vrijheid lonkt, er zijn mannen en mogelijkheden genoeg. Ze maken plannen, ze maken afspraken, er is een oppas geregeld. Y heeft de zolder opgeruimd en al zijn spullen weggegooid. De zolder is een goede plaats om jezelf op te knopen.

In hun saamhorigheid verslikken ze zich in de marktwaarde van hun afgestorven ledematen. Ik wend mijn gezicht af en spot Bernadette. Het verschil tussen Bernadette in pantalon op hakken en Bernadette in spijkerbroek op boots is een wereld. Bernadette draagt geen ringen, nooit gedaan ook.