Vroeger was alles beter, zeggen ze.
Ze zeggen zoveel. Vroeger had je saamhorigheid, iets
gemeenschappelijks. Er was een gemeenschappelijke zoektocht, ondanks
het individualistisch karakter ervan. Vroeger was het spannend. Er
kwam een gemeenschappelijk groeiproces, met als resultaat dat je uit
elkaar bent gegroeid.
Anderhalf jaar geleden begon ik met
de opleiding actuarieel rekenaar. Je moet niet doen wat je leuk
vindt, je moet doen waar je goed in bent. Ik ben goed in rekenen,
anderen zijn bijvoorbeeld goed in liefde. Ik kan dan uitrekenen hoe
vaak anderen liefde zijn. Sheng is actuarieel rekenaar. Ik begon met
de opleiding omdat ik Sheng wilde uitrekenen.
Vroeger was
ik verliefd op Sheng, maar Sheng was uitgerekend. Daarom herkenden
mijn telefoon en ik haar nummer niet. Uit het oog - uit de mobiele
telefoon. Waarom heb ik een telefoon? Ik word zelden gebeld en als ik
word gebeld neem ik niet op. Ik heb er wel een leuke ringtone op
gezet. Van een Japanse metro-omroepster. Ik weet niet wat ze zegt. Ik
wacht meestal tot er een volgende metro komt.
"Donderdag?
Half zeven?"
Sheng komt later binnen, ik hoor mijn
stem haar naam roepen.
"Ik kon het niet vinden," zegt
ze.
Kwestie van gewoon rechtdoor lopen.
"Ik stap
altijd een halte verder uit."
Sheng biedt haar wangen aan.
Waarom spreek je af met een lijk?
"For old times sake."
Zaterdag gooide ik vier spijkerbroeken weg en kocht er
twee nieuwe voor in de plaats. Daar is niets rekenkundig aan.
Naarmate je ouder wordt slijt er minder, behalve het eigen
lichaam.
Ze draagt nog steeds hetzelfde brilletje,
carrière leidt niet bij iedereen tot uiterlijk vertoon. Af en toe
zakt het brilletje naar voren.
"Heb je wel eens aan lenzen
gedacht?" vraag ik.
"Heb jij wel eens goed naar me
gekeken?" antwoordt Sheng.
Je misleidt jezelf door te zien
wat je wil zien, jezelf beschermend voor wat je liever niet ziet.
"Rook je nog?" vraagt Sheng.
Achteloos duwt ze
het brilletje terug op zijn plaats.
Vroeger kreeg ik in
een week meer mails dan tegenwoordig in een jaar tijd. En dat zelfs
nadat ik mezelf bij een aantal mailinglists had aangemeld. Daarom
lees ik de spam. In de spambak zit altijd mail. Ook van mezelf,
terwijl ik me niet kan herinneren mezelf een mail te hebben gestuurd.
Do not reply this message staat er dan. Het blijft een
verbazingwekkend fenomeen, de spam. Ooit is er iemand geweest die de
teksten heeft verzonnen. Ik had vroeger ook periodes dat ik teksten
verzon. Een verbazingwekkend fenomeen, inderdaad.
Sheng
vertelt, ik kijk. Sheng praat graag, een woordenstroom als het hek om
haar voortuin van onzekerheid. Ik weet dat ze een vriend heeft, maar
dat zegt ze niet. Ik weet dat ze samenwoont, maar dat zegt ze niet.
Ik weet niet waarom ze mij wil zien, maar dat zeg ik niet. Ik weet
dat ik niet zoveel moet drinken en dat zegt ze dan ook.
"Als
ik drink wat jij drinkt dan lag ik al lang op de grond."
Eenvoudige rekensom. Lijken horen niet op de grond maar er
onder. Je spreekt met anderen af om jezelf beter te voelen.
Toen
ik woensdagavond thuiskwam, was ik geil. Dat is opmerkelijk, ik heb
maandenlang geen opwinding gevoeld. Ik vroeg me af wat deze dag
anders maakte dan de andere dagen, wat de onrust in mijn onderbuik
zou kunnen verklaren.
Tegen middernacht breng ik Sheng
naar de metro zoals ik Kim naar de laatste metro bracht, alleen dan
zonder de melancholie die bij het afscheid nemen hoort, zonder het
verlangen naar een volgende keer.
"Voor herhaling
vatbaar," zegt Sheng.
Herhaling is voor als je iets hébt
gemist, niet omdát je het mist. Herhaling is iets van vroeger - toen
het beter was.