Louise
belde. Dat doet ze twee keer per jaar. Vanochtend dacht ik aan
Louise. Dat doe ik elke dag.
Soms vraag je jezelf af:
waarom? Meestal vraag je: waar?
"Sta ik in de weg?"
vroeg Fatima.
Ze stond voorover gebogen bij de spoelbak en
handenwaste. Nee, je staat precies goed, dacht ik, maar dat zei ik
niet. Er zijn er om minder ontslagen. Fatima maakte ruimte en ik
vulde mijn flesje water. Fietszweet dreef op mijn rug. Fatima keek
toe hoe mijn shirt rook. Zo stonden we samen te staan. Toen het
flesje vol was, deed ik een stap naar achteren. Fatima deed een stap
naar voren en ging verder met handen wassen.
"Het
leven staat in de weg," zei ik.
Alles versnippert -
de maatschappij, familiebanden, vriendschappen. Ik denk erover ander
werk te zoeken. Het gezegde zegt: zoekt en gij zult vinden. Mijn
levenservaring vertelt mij iets anders - het kontje van Fatima
ook.
Om half tien was er een intern examen. Het examen
duurde anderhalf uur. Na een half uur was ik klaar. Eén collega
scoorde hoger. Hij deed er anderhalf uur over. Het is arrogant om te
zeggen dat ik goed ben - maar het is wel zo. Ik ben
arrogant.
Spijkerrokje ruimde haar ladekastje op.
"Wie
wil dit hebben?" vroeg ze.
Ze hield een kroon van
koperdraden omhoog. Maar wat is het?
"Voor een
hoofdmassage. Ze zeggen dat je er een orgasme van
krijgt."
Spijkerrokje droeg vroeger een suède rokje. Eén
keer per jaar gaan we samen lunchen.
"Krijg ik jou erbij?"
vroeg ik.
Sinds ze moeder is, draagt ze het suède rokje niet
meer. Ze zeggen zoveel.
Informatie versnippert. Wat staat
waar en wat ís waar?
De tafel die ik voor de lunch had
uitgekozen, was goed. Op twaalf uur zat Janine, slonzig gekleed en
aangekomen. Ze deed alsof ze me niet zag. Ik deed alsof ik honger had
- zoals getrouwden doen alsof ze zin in seks hebben.
Op
vijf over twaalf zat Bernadette, zoals altijd omringd door haar team.
Haar gezicht fluisterde verveling. Met je houding geef je veel
informatie prijs, ook al doe je het alleen maar om jezelf een houding
te geven.
Waarom zou ze bellen? Dat weet je pas als je
opneemt. Maar als je opneemt is de spanning weg. Daarom neem ik niet
op. Dat je geen kanker hebt betekent niet dat roken niet ongezond
is.
's Middags kwam een onzekere homo langs. Hij heeft
begin dit jaar een aan mij beloofde baan ingepikt. Ik had een
inschattingsfout gemaakt. Daarom kreeg hij extra werk.
"Vervelend,"
zei ik.
Nooit fouten maken, maakt je onmenselijk.
Kennis
versnippert. Wat weten ze en wat denken ze te weten?
Nieuwe
generaties komen al zig-zappend voorbij. De lijnen zijn kort, de
gesprekken nog korter.
"Bla."
Bij homo’s
denk ik steevast aan stront. Dat is niet terecht. Lang niet alle
homo’s roeren in elkaars darmen. Om de gedachte te verdrijven, keek
ik naar Fatima. In het kontje van Fatima zit geen stront.
Toen
ik het tijd vond om naar huis te gaan, kwam ik in de fietsenstalling
Janine tegen. Ze zag eruit om op te vreten.
"Hé Erwin.
Hoe gaat het?" vroeg Janine.
Dit is het, dacht ik,
dit is het leven. Hier stond de grootste gemene deler van al mijn
exen. Ik kon even niet praten en zo stonden we daar samen te staan.
Een klap in mijn gezicht én een ontslagbrief is te veel van het
goede. Ik bepaal zelf wanneer het tijd is om te vertrekken.
"Fiets
voorzichtig, Janine," zei ik, en ik liep naar buiten.
Louise
heeft lesbisch. Louise beweert dat we ooit een keer hebben gezoend.
Dat lijkt me geen reden om te bellen.