31 October 2009

Zin

Lou belde. Dat doet ze twee keer per jaar. Vanochtend dacht ik aan Lou. Dat doe ik elke dag.

Soms vraag je jezelf af: waarom? Meestal vraag je: waar?

"Sta ik in de weg?" vroeg Fatima.
Ze stond voorover gebogen bij de spoelbak en handenwaste. Nee, je staat precies goed, dacht ik, maar dat zei ik niet. Er zijn er om minder ontslagen. Fatima maakte ruimte en ik vulde mijn flesje water. Fietszweet dreef op mijn rug. Fatima keek toe hoe mijn shirt rook. Zo stonden we samen te staan. Toen het flesje vol was, deed ik een stap naar achteren. Fatima deed een stap naar voren en ging verder met handen wassen.

"Het leven staat in de weg," zei ik.

Alles versnippert - de maatschappij, familiebanden, vriendschappen. Ik denk erover ander werk te zoeken. Het gezegde zegt: zoekt en gij zult vinden. Mijn levenservaring vertelt mij iets anders - het kontje van Fatima ook.

Om half tien was er een intern examen. Het examen duurde anderhalf uur. Na een half uur was ik klaar. Eén collega scoorde hoger. Hij deed er anderhalf uur over. Het is arrogant om te zeggen dat ik goed ben - maar het is wel zo. Ik ben arrogant.

Spijkerrokje ruimde haar ladekastje op.
"Wie wil dit hebben?" vroeg ze.
Ze hield een kroon van koperdraden omhoog. Maar wat is het?
"Voor een hoofdmassage. Ze zeggen dat je er een orgasme van krijgt."
Spijkerrokje droeg vroeger een suède rokje. Eén keer per jaar gaan we samen lunchen.
"Krijg ik jou erbij?" vroeg ik.
Sinds ze moeder is, draagt ze het suède rokje niet meer. Ze zeggen zoveel.

Informatie versnippert. Wat staat waar en wat ís waar?

De tafel die ik voor de lunch had uitgekozen, was goed. Op twaalf uur zat Y, slonzig gekleed en aangekomen. Ze deed alsof ze me niet zag. Ik deed alsof ik honger had - zoals getrouwden doen alsof ze zin in seks hebben.

Op vijf over twaalf zat Bernadette, zoals altijd omringd door haar team. Haar gezicht fluisterde verveling. Met je houding geef je veel informatie prijs, ook al doe je het alleen maar om jezelf een houding te geven.

Waarom zou ze bellen? Dat weet je pas als je opneemt. Maar als je opneemt is de spanning weg. Daarom neem ik niet op. Dat je geen kanker hebt betekent niet dat roken niet ongezond is.

's Middags kwam een onzekere homo langs. Hij heeft begin dit jaar een aan mij beloofde baan ingepikt. Ik had een inschattingsfout gemaakt. Daarom kreeg hij extra werk.
"Vervelend," zei ik.
Nooit fouten maken, maakt je onmenselijk.

Kennis versnippert. Wat weten ze en wat denken ze te weten?

Nieuwe generaties komen al zig-zappend voorbij. De lijnen zijn kort, de gesprekken nog korter.
"Bla."

Bij homo’s denk ik steevast aan stront. Dat is niet terecht. Lang niet alle homo’s roeren in elkaars darmen. Om de gedachte te verdrijven, keek ik naar Fatima. In het kontje van Fatima zit geen stront.

Toen ik het tijd vond om naar huis te gaan, kwam ik in de fietsenstalling Y tegen. Ze zag eruit om op te vreten. "Hé Erwin. Hoe gaat het?" vroeg Y.
Dit is het, dacht ik, dit is het leven. Hier stond de grootste gemene deler van al mijn exen. Ik kon even niet praten en zo stonden we daar samen te staan. Een klap in mijn gezicht én een ontslagbrief is te veel van het goede. Ik bepaal zelf wanneer het tijd is om te vertrekken.
"Fiets voorzichtig, Y," zei ik, en ik liep naar buiten.

Lou heeft lesbo. Lou beweert dat we ooit een keer hebben gezoend. Dat lijkt me geen reden om te bellen.