Sabine organiseert een borrel. Het is de derde keer dat ze een borrel organiseert. De eerste keer was de kroeg dicht, toen ging iedereen maar naar huis. De tweede keer kwam er één genodigde opdagen, toen hebben ze samen maar wat gedronken. Deze derde keer voel ik me verplicht te verschijnen, het kan wel eens de laatste keer zijn.
De borrel is in een café aan een straatje dat uitkomt op een plein. Het straatje bestaat volledig uit cafés. Waarom specifiek dit café is uitverkoren is niet duidelijk.
Omdat het warm is zitten we buiten. Ik zoek een plekje onder de parasol. Afgelopen zondag heb ik gewandeld, niet beseffend dat er te weinig hoofdhaar aanwezig is om mijn hoofd te beschermen. Sabine zit naast me, roodharigen blijven van nature uit de zon. Gezellig, denk je dan, maar minder is waar.
De kilo’s die ze na de vechtscheiding is kwijtgeraakt zitten er weer aan. En omdat ze lekker bezig was zette ze flink de lepel erin, het vlees en vet lubbert aan alle kanten. Buik, benen, armen, het is allemaal overdadig, dik en banaal. Dik is niet gezellig.
Corona heeft mensen veranderd en niet ten goede.
Qua gesprekken kan ik kort zijn, dat zijn ze namelijk ook. Er komt geen zinnig woord uit Sabine. Ook geen onzinnig woord, dat moet gezegd, maar als je iets organiseert dan doe je dat toch met een reden? Iets drinken met een groep mensen is toch bedoeld om te communiceren? Om iets te vertellen? Om je verbaal te uiten?
Bij Sabine houdt het op na het organiseren. Misschien was haar huwelijk ook zo, dat het stopte na de bruiloft.
Als slagroom op haar taart trekt een misselijkmakende geur me tegemoet, een geur waaruit ik opmaak dat haar oksels deze week nog geen douche of deodorant hebben gezien. Of geen van beide, dat kan ook.
Niet alles is slecht. Het Witbier is goed en bij de bittergarnituur zit kaas en worst. Bier en worst is een goede combinatie, net zoals borrels en terras, dit in tegenstelling tot borrels en Sabine.
Ik verlaat het straatje met cafés via het plein, een grote, volledig betegelde ruimte zonder het minste stukje groen. Grijs en grauw, kaal en levenloos, als de borrel, de mensen, het leven. Op de terugweg in de trein bedenk ik dat het goed is dat ik erheen ben gegaan. Het is inderdaad de laatste keer.