22 October 2004

De ring

Het wordt tijd voor een andere woning. Ik woon buiten de ring. Binnen de ring gebeurt het. Beter gezegd, buiten de ring gebeurt het niet. Niemand waagt zich op nachtelijke tijdstippen op de fiets naar de periferie. Behalve ik dan. Daarom fiets ik er altijd alleen.

Meiden fietsen nooit mee. Ze willen dat je met hen meegaat. Logisch, meisjes willen tussen hun eigen meisjesdingen in slaap vallen. Of ze hebben de pil niet bij zich, de demake-up ontbreekt, ze missen het schone slipje voor de volgende dag. Op zich vreemd. De basis van een goed antistalkbeleid is met de ander meegaan. Laat nooit weten waar je woont. Ga met de ander mee en je kan weggaan wanneer je wilt. Je hoeft je niet af te vragen wanneer die ander nou eens verdwijnt, je kan gewoon zelf weggaan. Nog leuker, bijna vernederend, weggaan voordat de ander wakker is. Ik snij mezelf dan wel in mijn vingers: niks beter dan katerige sex na een paar uur rusteloze slaap.

Als fulltime voyeur vermaak ik me overigens prima in andere huizen. Bij binnenkomst gaat mijn aandacht altijd uit naar het huis, de gastvrouw zelf moet maar even geduld hebben. Kan ze rustig eieren bakken. Waarschijnlijk omdat ik verwacht uit de aanblik van de woning meer informatie te verkrijgen. We manipuleren allemaal, we verzwijgen bepaalde zaken. De woning zwijgt ook maar zegt des te meer. De boekenkast, de platenkast: stokpaarden van mijn criteria. De douche. Ik hou van de meisjesdouche. Overal overbodige prullaria. Ontelbare doosjes met smeersels. Een markt die ik nooit vermoedde. Ik heb er een zwak voor. Ik smelt van volgestouwde douchekastjes en plankjes. De enige plek waar vrouwen efficiënter met ruimte omgaan dan mannen. Ultiem zijn wat dat betreft de studentenhuizen. De douche lijkt dan nog het meest op een drogisterij. Daarbij is er in studentenhuizen de gerede kans dat je in het verkeerde bed belandt. En als bonus altijd een stevige voetschimmel mee naar huis.

Ik surf tussen de woningaanbieders op het www. De woningmarkt in Amsterdam is verrot. Teveel geld voor te weinig woning, of je nu koopt of particulier huurt. Of de gemeente zou voor je deur een Noord/Zuidlijn moeten aanleggen, dat werkt nog wel. Met de daarmee verkregen urgentieverklaring duik je de sociale woningbouw in. Al surfend valt mijn oog op het hokje woningruil. Natuurlijk. Dat is het. Woningruil.

Ik ga naar de site. Je kan invullen wat je aanbiedt en wat je zoekt. Het lijkt de vleesmarkt wel. Twintig hits. Dat gaat goed. Uit veiligheidsoverwegingen staan er alleen postcodes. Je moet dus maar gokken waar in de straat je terechtkomt. Gelukkig zetten de meeste aanbieders hun telefoonnummer erbij. Even omnummeren en je hebt het adres. Hoezo veiligheidsoverwegingen. Opvallend veel hotmailadressen. MSN-nicknamen. Wat een armoedzaaiers. Goed dat heel Amsterdam een gratis glasvezelnetwerk krijgt.

Ik noteer wat adressen en besluit deze de andere dag te gaan bekijken. Het overtuigen van de tegenpartij doe ik daarna wel. De laatste hit ziet er goed uit. Hartje van de Pijp, Cornelis Troostplein. Moet weg wegens medische indicatie. Daar zal ik weinig overtuiging voor nodig hebben. Biedt driekamerwoning aan, zoekt vier of meer. Ik had vier kamers, dat zijn er nu drie. Ik heb twee deuren weggebroken maar dat valt wel te herstellen. Gaat lukken. Lift. Heb ik ook. Tuin of groot balkon. Heb ik ook. Max huur: ook goed. Euforisch scroll ik naar het telefoonnummer en e-mailadres, hier ga ik zaken mee doen. Dan zie ik het e-mailadres. Van een normale provider. Haar voornaam en haar achternaam, gescheiden door een punt.

Het was in de vijfde klas van het V.W.O. Onze school was net overgegaan op clusters. Zodoende zat je bij elk vak met andere mensen in de klas. Bij Nederlands kwam ze de eerste les als laatste binnen. Er was nog één plaats vrij. De tafel en stoel voor mij. Ze ging zitten. Ik was op slag verliefd. Dit was voor mij het mooiste meisje van de scholengemeenschap Werenfridus. Een half jaar later was ik haar vriend. Zij mijn vriendin. Mijn eerste vriendin. De eerste vergeet je niet. Nooit. Nooit meer.

Hoe weet ik zeker dat zij het is? Ik heb haar verhuisbericht nog. Ik controleer de telefoonnummers. Kan niet missen. Deductie en combinatie. Permutaties en combinaties. Zij ging economie studeren, ik wiskunde. Ik gaf haar bijles statistiek. Onnodig achteraf gezien, ze koos uiteindelijk voor de medische sector en werd verpleegster. Na de middelbare school vluchtten we allebei naar Amsterdam. Wat we gingen studeren wisten we niet, als het maar een universiteit in Amsterdam was. We ontdekten het leven, de wereld. We werden er samen volwassen. En we gingen er samen uit elkaar.

Wat nu, meteen bellen? Waarom wil ze weg? Is ze alleen? Ze ging daar samenwonen. Dat wel. Maar waarom staat háár e-mailadres er dan. De telefoon staat op háár naam. Ik check het telefoonnummer. Staat geregistreerd op drie hoog. De woning die ze aanbiedt heeft als adres één hoog. Vaag. Medische indicatie. Dat zal dan met traplopen te maken hebben. Zit hij in een rolstoel? Haar zwakke knieën? Waarom vier of meer kamers? Een aparte verzorgingskamer voor manlief? Verzorgt ze haar wegkwijnende moeder thuis? Of is ze kunstmatig geïnsemineerd en is ze zwanger van een meerling? Ik verstuur een voorzichtig verbaasde email en vraag of ze contact wil opnemen.

Een dag later fiets ik naar haar huis. Weinig te zien. Een hoop planten voor het raam. Ik controleer de naambordjes op de deur. Twee namen. Op één hoog. Ik pak het verhuisbericht erbij en bekijk zijn achternaam. Dus toch. Of toch niet. Bij mijzelf staan er ook nog steeds twee namen op het naambordje vermeld. Dus dat zegt niets.

Een week later krijg ik antwoord per email. Enigszins verbaasd maar verder koud en zakelijk, geen privé informatie. Geen antwoorden op mijn vragen. Niks over de medische indicatie. Praktische vragen over mijn woning. En of de woning gehorig is in verband met haar piano. Aha, een aparte muziekkamer. Misschien nog een studeerkamer. Daarom wil ze veel kamers. Ik mail terug dat ze een plattegrond van mijn woning en een huurspecificatie tegemoet kan zien. En dat ik mijn buren nog nooit heb horen klagen over mijn 2 x 200 watt.

Meteen de volgende dag maak ik de benodigde kopieën en fiets ik weer naar haar huis. Aanbellen? Dan heb ik de antwoorden. Aanbellen is overvallen. Ik houd zelf niet van overvallen, van verassingen. Dus doe ik het bij anderen ook niet. Email is daarom ideaal. Een kleine overval met veel bedenktijd. Sneaky gooi ik de envelop met de kopieën in haar brievenbus. Wordt dit mijn huis? Ons huis? Misschien trekt ze wel gewoon bij mij in.

Het is een week stil in de inbox. Ik loop de hele week in een roes. Zelfs op mijn werk check ik mijn home e-mailadres. Elk uur. Na een week de verlossing. En een klap in mijn gezicht. Je woning is niet veel groter dan de onze en daar schieten wij in onze situatie dus niet veel mee op. Au. Die dodelijke wij-vorm. Onze situatie? Welke situatie? Wat mankeer je? Wie wij? Jij en hem en je Siamese drieling?

Ze wenst me succes met verder zoeken. Ik zoek niet verder. Ik had het gevonden.

Ik wilde haar huis. Ik wilde haar.