Het leed van anderen dooft mijn eigen leed. Als het goed gaat met anderen gaat het slecht met mij. Ik kwel mezelf door met vrolijke meiden af te spreken. Het monomasochisme. Pas wanneer anderen hun leed kenbaar maken voel ik me goed. Het enige voordeel van vrolijke mensen om me heen is dat ik vaker naar de bar loop om te bestellen en zodoende minder verhalen hoor. Minder gelukzalige gezichten zie.
Kerstavond: het traditionele drankgelag met Mex. Ik kijk uit naar haar verhalen over haar mislukkingen. Beter: mislukkelingen. De wanhopige mannetjes die het niet halen bij mij. En derhalve zonder pardon worden afgewezen. Maar deze kerstavond is anders. ’s Morgens mailt ze me af: de nieuwe geliefde heeft gewonnen. Ik heb de symboliek van de diefstal van de kadett onderkend. De diefstal van de kadett is de diefstal van Mex. Geen dronkenschappen meer waarbij we lekker terug in de tijd gaan. Kerstavond was een mooi ritueel. Ik hou van rituelen. Rituelen bieden houvast. Ik praat niet graag over de toekomst, laat mij maar in het verleden leven.
Op kerstavond besloten we ooit uit elkaar te gaan. Na de tranen pakten we onze fietsen en we begonnen een kroegentocht op de wallen. Legendarisch, romantisch. En nu, weer op kerstavond, kiest Mex. Exit melancholisch drinkgelag. Exit Mex. Vaarwel.
Tegen zessen belt Aja me op. Vader van een dochter van zes maar zelf ook nog een kind. Of ik moet werken vanavond. Of ik anders mee ga borrelen. Borrelen met collega’s doe je wanneer je niets beters te doen hebt. Ik heb niets beters te doen. Ik vraag welke tietjes er mee gaan. Leintje gaat me. Vorig jaar nog een varkentje. Nu twintig kilo lichter en een lekker ding. Nonchalant, flirtend. Door de verloren kilo’s uitermate zelfverzekerd. Zelf bel ik Rem. Kwart over zes? Kwart over zes is goed. Ik log uit en leeg mijn darmen. In een cafe schijt je niet.
Ik ben er om half zeven. Ik ben de eerste. Ik leg een bodem van jägermeister en ga met een pul bier cool staan doen aan de hoge stamtafel. Rem is de tweede. Hij ziet mijn glas. Pullenavondje Sem? Yep. Tegen zeven uur voegt de rest zich bij ons. Er moesten nog wat andere voorraden worden aangevuld. Ze praten, ik haal drank. Het bier werkt traag en ik haal een blad met tequila’s. Mijn goed opgevoede collega’s willen niet onderdoen en één voor één volgen de bladen met tequila elkaar op. Wanneer je ergens geen zin in hebt is het altijd gezellig. Leintje belt Cilla. Al een week in de ziektewet maar hier wil ze de deur wel voor uit komen. Ze heeft haar week ziek zijn goed besteed. Conform de wintermode showt ze haar nieuwe rokje en haar nieuwe laarzen. Ziek zijn en de vrieskou mogen nooit het zelfvertrouwen van de vrouw aantasten. Als ze zich maar vrouwelijk voelen dan voelen ze zich goed.
Wanneer het salaris is gestort worden er eerst nieuwe laarzen gekocht. Pas daarna wordt de huur betaald. Die van de vorige maand dan. Fijn dat er in onze grijze verzekeringsfabriek nog zulke typjes rondlopen. Ik leg mijn hand op haar billen en trek haar naar me toe. Ze haalt de sigaret uit mijn mond.
Nadat we allemaal een dagloon lichter zijn vindt het personeel het mooi geweest en we mogen vertrekken. Leintje nodigt ons bij haar thuis uit. Een taxi brengt ons naar Sloterdijk. Iedereen is blut. Ik speel giromaat en wens de chauffeur fijne feestdagen toe.
Huisgenoten hangen verveeld blowend op de bank. Alle drank is op. Aja pleegt een telefoontje en een kwartier later wordt er een doos drank bezorgt. Hoe flikt hij dat? De lade van de tafel gaat open en er wordt een spiegel tevoorschijn gehaald. De witte sloper wordt verdeeld. Leintje kijkt me wantrouwend aan. Ik knik haar geruststellend toe. Het snuiven boeit me niet. Wel het liegen over geldgebrek door een vermeende laarzenfetisj. Ik sla over en stort me op de drank. Rem neemt een hijs van een joint en gaat knock-out. Waar ben ik nu weer beland? Terwijl de rest druk bezig is met het schoonmaken van hun neus leg ik Rem in mijn nek en draag hem naar buiten. Niks gewend die gasten. Dat was bij de commando’s wel anders. Ik leg hem in een tuinstoel. Geen seconde te laat. Zijn kots sproeit rakelings langs me. Ik blijf bij hem. Slapende, kotsende mensen mag je nooit alleen laten.
Terug in de huiskamer bruist het gezelschap van de energie. Leintje duikt bij me op schoot. Waar eerst haar vetribbels tevoorschijn kwamen zit nu een mooi naveltje. Ik streel haar buik. Ze is onrustig en springt op. In plaats van de chemische energie hormoontechnisch om te zetten stort ze zich met volle overgave op een playstation. Geen grotemensenspelletjes vanavond. Gefascineerd volgen alle ogen de gebeurtenissen op het scherm. Ik keer terug naar de doos met drank. Tegen vieren is het spul uitgewerkt. Stuk voor stuk vallen ze in slaap. Ik draag Rem naar binnen en leg hem in een willekeurig bed. Hij wel. Ik schat mijn kansen bij Leintje in. Vijf minuten later sta ik buiten. In mijn jaszakken de overgebleven flesjes bier. In de middle of nowhere op Sloterdijk.
Waarheen? Ik begin te lopen. Ik steek de Haarlemmerweg over en sla rechts de Admiraal de Ruyterweg in. Dit moet niet al te lang meer duren. Halverwege ga ik zitten en maak mijn jaszakken wat lichter. Na een half uur sta ik voor het huis van Mex. Ik bel haar op. Ze doet of ze niet thuis is. Ik sla linksaf de Jan van Galenstraat in. Op een hoek zit een 24-uurs pornotheek. Ik ga naar binnen en warm me aan de heater boven de deur. Een flesje bier valt uit mijn jas. Ik maak een proostend gebaar naar de rasta achter de balie en ga terug de kou in. Twee keer rechtsaf en ik sta voor het huis van India. Ik ben goed bezig. Ik ga op het trappetje naar haar voordeur zitten en ontdoe me van de laatste ballast in mijn jaszakken. Ik surf door de telefoonlijst op mijn mobiel. Dan zie ik het nummer van de schoonzus van mijn muze. Ex-schoonzus ondertussen.
We kennen elkaar ruim tien jaar. Dat schept een band. We hebben allebei de muzenfamilie achter ons gelaten. Dat schept ook een band. Af en toe zorg ik voor haar katten. Ik ben gered. Ik bel haar wakker. Ze neemt op. Ik vraag of ik mag blijven slapen. Natuurlijk mag dat. Na nog een half uur lopen sta ik bij haar voor de deur. Ik heb nu ruim een uur lopen zwalken door Amsterdam-West. Ik heb tien uur non-stop mijn lever geteisterd. Ik heb niet gegeten. Wanneer ze open doet deinst ze achteruit. De walm die ik verspreid is waarschijnlijk lichtelijk onaangenaam. Ze probeert een gesprek maar ik kan me niet meer concentreren. Ze geeft me een slaapzak en ik nestel mezelf op de bank. Eén van de katten kruipt bovenop me. Voordat ik de allergische harenverspreider heb kunnen verwijderen lig ik in coma. In elk geval niet helemaal alleen.
Ik word wakker van mijn mobiel. Ik pak het apparaat en kijk op het scherm. Zusje. Dit begint een gewoonte te worden. Ga gewoon eens dood. Allemaal. Eén van de katten komt aangelopen. Ik mik en raak het beest vol in de flank. Ik heb er een nieuw ritueel bij.