04 January 2005

Out

Het gebonk in mijn hoofd. De tyfus. Het monotone gering. Wat een kolereherrie. Deurbel? Telefoon? Een trein? Wat een raar geluid. Wat een raar bed. Waar ben ik? Maartje is vrijgezel. Ik grijp naar mijn hoofd. Ik ben te ver gegaan.

Katten. Zij zit in Thailand. Ik moet de katten te eten geven. Daarom lig ik hier. Straks de nieuwjaarsborrel. Ik draai me om. Fokkit.

De nacht ervoor. Het dreamteam staat te werken. Mijn boomlange collega en ik zijn het dreamteam. Kom maar op. We lusten jullie rauw. Er komt niemand. Dertig man is voor ons niemand. De Leidsepleinbuurt is rustig. Iedereen staat op de Dam en op de Nieuwmarkt. Zou ik zelf ook doen. Maar ik sta hier. Daar word ik voor betaald. Hoor ik daar hoer?

Een week eerder. Mijn fiets is gejat. De derde van dit jaar. Wat doe ik fout? Eén auto en drie fietsen in één jaar. Ik heb een meisje laten nazitten. Is dat fout? Ze heeft het uitgemaakt met haar vriendje. Ze wil vertellen. Dat mag. Ze heeft aandacht nodig. Dan mag je nazitten. Ik kijk naar de lege plek voor het raam van de kroeg. Het meisje staat naast me. Ik zeg dat ik wel naar huis ga lopen. Vorige week een uur Amsterdam-West, nu Amsterdam-Zuid. Het meisje besluit anders. Ik moet met haar mee. Ik stribbel niet tegen. We zullen onze frustraties fysiek uitbannen.

Het Australisch stelletje is er weer. Vorig jaar op oudejaarsdag geland op Schiphol en toevallig bij ons beland. En nu zijn ze er weer. Over een maand vliegen ze terug. Een barkeeper complimenteer je niet met een fooi. Een barkeeper complimenteer je door vaste klant te worden. Ze hebben zijn zus meegenomen. Ze zitten op de hoge banken. Eén blikvanger is voldoende. Eén muze per avond die onze aandacht vasthoudt. Ons uitzicht is goed. Onze avond is goed.

Ik besluit niet dezelfde fout als vorig jaar te maken. Toen bleven we te lang nuchter terwijl we niets te doen hadden. Als de klanten geen feest maken doen we het zelf wel. Het is voor ons ook oud en nieuw. In de koeling liggen vier haringen. In de vriezer vier flessen jutter. Op haring kan je leven. Heb ik de haringen eigenlijk nog wel opgegeten?

Maartje is vrijgezel. Maar Juliette is een mooiere naam. Waarom heten meisjes geen Februari?

Zusje komt langs met twee Italianen en een vriendinnetje en wenst me gelukkig nieuwjaar. De aanwezigheid van het vriendinnetje verbaasd me. Zusje legt uit: net van haar vriendje af. Ik concludeer dat 2004 een goed jaar voor de liefde was. Wanneer is zusje weggegaan?

We gaan haar huis binnen. Anti-kraakwoning. Studentikoos. In de gang allemaal fietsen. Wasrekjes aan de deuren. Ik voel me meteen thuis. Studentensex. Weldra zal ik hier mijn sporen achterlaten. We stommelen twee trappen omhoog. Zij zal haar geur op mij achterlaten. Ik loop achter haar op de trap en kijk naar haar omhoog. Je hebt borstenmannen en billenmannen. Ik ben een billenman. Ik kijk naar haar kontje. Het mooiste aan een vrouw is haar kontje. Ze is klein. Ze is warrig. Ze is mooi. Ik maak me op voor de uitbanning. Hier ga ik 2004 vergeten. Hier ga ik de liefde vergeten. Over. Out.

Ga ik hier een liefde aan overhouden? Dan: dáár is de logeerkamer.

De nieuwjaarsborrel is onze beste avond. Het café is afgeladen. Ik strompel naar binnen. Mensen vertellen me hoe gezellig het gisteren was. Ik kijk ze aan. Ze hebben erg om me gelachen. We hebben geproost en gedronken. Veel gedronken. Heb ik geproost? Met jullie? Ik ontmoet de samenzweerderige blik van mijn boomlange collega. Waren zij er ook dan? We hebben aan twee woorden genoeg. Ik begrijp het. Ik was gisteren niet de enige met een black-out. Zelfs het samenvoegen van onze geheugens kan de avond niet terughalen. Zwarte gaten. Singulariteit.

Ik laat me op het logeerbed vallen. Meteen nuchter. Geen liefde. Geen warmte. Geen uitbanning. Hoe vaak wordt dit bed verschoond? Wat voor eczeem ga ik aan dit bed overhouden? Welk mentaal eczeem ga ik aan dit jaar overhouden? Welk geestelijk kanker heeft zich in mijn hoofd vastgezogen?

Ik weet alleen nog van Maartje. Die hier voor de tweede keer kwam. Ik zei meteen haar naam. Ik ben goed in namen. Ze was hier met een vriend. Niet háár vriend. Want dat zei hij tegen me.

Ik geef de katten te eten. Ik zet water op. Koffie. In haar koelkast zoek ik naar melk. Ik moet vet hebben. Er staat alleen een fles tequila. Ik zeg tegen de katten dat zij heeft gemaild. Dat alles goed is. Dat ze aan de andere kant van Thailand zaten. Dat ze morgen weer thuis is. Ik zet haar televisie aan. Ik zie dansende mensen op de Dam. Ik zie beelden van het vuurwerk op de Nieuwmarkt. De camera zoemt in op zoenende stelletjes. Ik voel de tranen komen. Ik loop naar de koelkast en gooi een scheut tequila in mijn koffie. Fokkit.