19 April 2005

Plain

Ik leerde haar kennen in de televisiefabriek in Aalsmeer. Ome Joop liet een theater bouwen in Scheveningen. Hypermoderne telefooncentrale. Dito apparatuur. Schiphol en ik zaten bij de fax. Een zoete geur vulde de ruimte, pakte de faxbladen op en liep weg. We keken haar na. Vrijdag maar eens een borrel organiseren.

Twintig studenten om de reserveringen aan te nemen. Reserveringen voor de eerste in een lange rij van musicals. Ik kwam er mijn oude nachtdienstmaatje van Schiphol tegen. Als je vliegtuigen kunt laden en lossen kun je ook een telefoon opnemen. Wij waren de favorieten van de meisjes van het uitzendbureau. We kregen de diensten die we wilden hebben, de leuke baantjes. Op dinsdagochtend kwam de weekplanning voor de bagagekelder binnen. Linea recta vanuit de maandagnachtdienst naar het uitzendbureau. Koffie drinken en de diensten voor de komende week verdelen. En toen mochten we opeens naar Aalsmeer.

"Hij is slecht. In bed."
Ik hoor over haar hetzelfde.
Ik confronteer haar niet met de waarheid.

De vrijdagavondborrel is geregeld. Geen drank nodig hebben om remmingen los te laten. Dierlijke aantrekkingskracht. Ze is mooi. Ze ruikt lekker. Onze achternamen matchen. Het wordt de running gag. Ik ben sinds een week bezet. Mijn bezetter zit twee tafels verderop. Ik heb drank nodig om mijn zintuigen uit te schakelen. Drank nodig om mezelf te temmen. Om mijn nieuw verworven bezetter te beschermen.

"Ik ga douchen. Zet jij koffie?"
"De koffie is op."
Ik doe de kraan open. Het hete water ook. Chagrijniger kun je me ’s morgens niet krijgen.

Op weg naar Vriendje-sinds-drie-weken. Een dronken automobilist. Een fietser wordt geschept. Een hoofd raakt de voorruit. Stuitert via de motorkap op de stoeprand. Veertien dagen coma. Een medisch wonder noemden de artsen het. Vriendje-sinds-drie-weken zit aan haar bed. Afwisselend kijkend naar de monitor en haar gezicht. Het moment dat ze haar ogen opent. Haar mond opent. Ze spreekt. Haar eerste woorden. Ze zegt een naam. Mijn naam.

"Weet ze het?"
"Misschien."
Je hoeft niet altijd de waarheid te zeggen.

Op de begane grond, bij de eerste hulp, word ik binnengebracht. Mex loopt naar haar kamer. Ze ziet Vriendje-sinds-drie-weken denken. Niet nog één. Ze verlost hem van zijn gedachten.
"Sporten is gezond. Z’n enkel doormidden."

"Het leven is een feest maar je moet zelf de slingers ophangen."
De klap heeft haar niet intelligenter gemaakt.

Ze gaat samenwonen. Ik ga samenwonen. Zij gaan uit elkaar. Ik ga uit elkaar. Op woensdagavond staat ze opeens voor de deur. We bekijken elkaar en vragen ons af wie er erger aan toe is. Ze doet een voorstel. Gedrogeerd door liefdesverdriet ga ik akkoord. Twintig uur later zitten we in Normandië. We zetten de tent op. Spreiden de slaapzakken. We doen wat we na de vrijdagavondborrel hadden moeten doen. Bannen onze verloren liefdes uit. We wanen ons in het vorig millennium.

We vangen elkaar op door met elkaar te praten. We drinken om te kunnen praten. We kleden elkaar uit om niet meer te hoeven praten. Om elkaar niet meer op te hoeven vangen.

Ze is jarig. Ik fiets spontaan langs. Een huiskamer zonder visite. Ze viert het niet. Ik vraag niet naar het waarom. We trekken een fles wijn open. Wat later: deurbel. Fris-gekapt-en-geschoren komt met een grote bos rozen binnen. Aha! Daarom dus. Ze loopt naar de keuken om koffie te zetten voor Fris-gekapt-en-geschoren. Ik loop achter haar aan en vraag of ik weg moet gaan. Ze slaat haar armen om me heen.
"Nee! Je moet blijven. Híj moet weg!"
Haar kruis ontmoet het mijne.
"Je moet keuzes maken."
Ik bleef. Slapen. Er hingen geeneens slingers.

The day after is het ergst. De verliefde gevoelens gieren door je lichaam. Het gemis is dan het sterkst. Het verlangen op het hoogtepunt.

Haar vriendinnenclubje heeft per stuk de dertig jaar bereikt. Het wordt groots gevierd. Het café van een bevriende eigenaar wordt afgehuurd. Ze fladdert langs alle singlemannen die ze heeft uitgenodigd. Die ze allemaal al heeft gehad. Ik ga bij de groep jongens staan. We kijken naar haar. Haar dijen zijn onze verbindende factor. De rillingen lopen over mijn rug. Ik maak me los van de groep, loop naar de bar en gooi twee whisky’s naar binnen.
"Alles goed?"
Ik kijk in de ogen van mijn voormalige bezetter. Nu ik jou zie wel. Het verschil is pijnlijk duidelijk. We zonderen ons af en worden dronken. Filosoferen over een doorstart. We gaan als laatste weg. Waar zijn de jarigen gebleven? Ik fiets met haar mee naar huis. Bij haar thuis gekomen hangt ze een klamboe boven het bed. We wanen ons in een ander land. We wanen ons in een andere relatie.

Pijn is lekker. Gemis is pijn. Verlangen is ook pijn. Pijn laat je voelen dat je leeft. Geluk verwent en verzadigt. Geluk maakt lui. Geluk betekent het einde. Gelukkig zijn is het einde.

Zaterdagnacht. Kwart voor vier komt ze binnen. Ik doe net de buitenverlichting uit. Ze heeft groot nieuws. Ze gaat trouwen. Op 2 juli. En emigreren. Per 1 augustus. Of ik ook op de bruiloft kom. Ik schud mijn hoofd. Op 2 juli zit ik in Werchter. Ze zegt dat ik wel even op en neer kan rijden. Ik zeg de waarheid. Nee. Ik rijd niet op en neer. Niet meer. Keuzes maken zei je toch? Ik heb gekozen.

Ik ben gemaakt. Niet voor jou. Je bent passé. Het ga je goed.