Het laatste fabriekslog is al weer even geleden. Logisch, wie werkt er in een fabriek en schrijft daar dan nog over ook? Wie gaat het überhaupt lezen? Lekker belangrijk, achterlijk geneuzel over werk. Het enige belang van werk is het bankafschrift. En de koffiemachine. En de lunch. En het meisje van twee bureaus verderop.
Mijn enige eerder gefabriceerd fabriekslog ging over communicatie. Eén sarcastische mail en ik was aangenomen. De zaken gaan voorspoedig. Ik communiceer, vergader met managers, knip, plak en schrijf op ons intranet en maak een nieuwsbrief voor onze divisie. Net een weblog maar dan zonder reageermogelijkheid. Je kunt wel mailen. Dat dan weer wel.
Onze divisie is ondervertegenwoordigd in de redactie van ons huisorgaan. De mededeling wordt samenzweerderig gebracht. Het communicatieteam bestaat uit samenzweerders. Ondervertegenwoordigd is een understatement. We zijn helemaal niet vertegenwoordigd, meldt de hoofdredactrice van het huisorgaan na onze kamervragen. En er is plaats genoeg in de redactie. Nederland is vol maar ons huisorgaan niet. De voorzitter vraagt om een vrijwilliger om onze divisie te vertegenwoordigen in de redactie. Mijn sollicitatiemail heb ik twee dagen daarvoor al naar de hoofdredactrice verzonden. Ik heb geleerd hoe bedrijfscommunicatie werkt.
Pak één laat ik voor wat het is, het regent en pak één fietst niet lekker in een regenpak. Spijkerbroek, zwart shirt, capuchon. Jezelf zijn werkt het beste. De afspraak is aan het eind van de middag. Dat is goed, ’s middags ben ik scherper dan ’s morgens. Ik schreef haar dat ik een zuiver informatief gesprek wilde. Zij vertaalt zuiver als wat zij wil en wat ik heb te bieden. Het informatieve is de locatie, ik word verwacht in de foyer. Nu eerst de dag zien door te komen.
De tien uur sigaret. Ik heb regelmaat nodig. Daarom ben ik hier gaan werken. In het rookhok kom ik Toon tegen. Toon is een goede toon. Hard werken, niet zeiken, roken en espresso’s drinken. Alsof ik mezelf zie. Toon zit alleen met die achterlijke achtergrond die hij heeft meegenomen. Kan hij zelf niets aan doen, dat snap ik ook wel, maar toch. Probeer zelf eens na te denken, knul. Zo moeilijk is dat niet. "Alle vrouwen in korte rokjes zijn hoeren." Nee, Toon. Een vrouw in een kort rokje is communicatie.
Eén uur. Kontjes kijken in het restaurant. De schapen gaan lunchen, ik houd Vriend gezelschap bij het naar binnen werken van een aankomend hartinfarct en doe een update over mijn leven. Zo vaak spreken we elkaar niet. Hoeft ook niet. Aanwezigheid is voldoende. Vriendschap vraagt geen bevestiging door oeverloze woordenstromen. Er zijn wanneer nodig en nooit overbodig. Ik vertel over het weekend in het café, mijn log, vage emails en puisten, hij vertelt over sterilon en zijn afgescheurde kleine teennagel. Verschil moet er zijn. Half uur sharp, mannen van de klok als we zijn, staan we op en lopen naar de spoelkeuken. Een lopende band waarachter gesubsidieerden hun uitkering spekken. Inderdaad, verschil moet er zijn.
Een pak aan het laatste tafeltje voordat we rechtsaf moeten richting de wasstraat trekt mijn aandacht. Oké, er zijn wel meer mensen die alleen eten, ik eet bijna altijd alleen, maar waarom zit dit alleen? Niet het pak doet het hem, ik haat pakken, maar het pak in combinatie met de bijbehorende bos haar, uitwaaierend tussen haar schouderbladen, alle herfstkleuren in zich verenigend. Het pak in combinatie met de onder tafel uitstekende punten, de met oranje stiksel afgewerkte bruine punten van haar cowboylaarzen. Ik schop Vriend tegen zijn voet en knik in haar richting. Hij krimpt ineen. "Auw." Aha, het was zijn linkerteen.
Na de lunch eerst roken. In het rookhok staat vijfentwintig jaar trouwe dienst. Ik begroet hem als zaagmans. Hij kijkt me niet begrijpend aan. "Om de week door midden te zagen." Kantoorhumor. Vijfentwintig jaar trouwe dienst heeft de mens niet slimmer gemaakt. Ik zei al dat ik me heb aangepast. Het rookhok is communicatie bij uitstek. En ik moet verhalen voor de nieuwsbrief hebben. Roken is werken.
Telefoondienst. De achterstandsbrieven zijn de deur uit dus dat betekent de hele dag incassoshit aan de andere kant van de lijn. De open internetverbinding vergoedt veel. Vreemd trouwens. Hotmail doet het hier nooit maar Gmail kan gewoon geopend worden. Ik bekijk de foto’s in de inbox en zeg ondertussen tegen de bellers dat ze niet moeten zeiken maar betalen. Op een nette manier dan. Communicatie hè. De telefoontraining werpt zijn vruchten af. Buiten giet het, ik bekijk mijn eigen verbrande kop en waan mezelf op een mooie zondagmiddag in het park. Ik zie een kontje in een legerbroek en kan de muziek van het getoonde podium bijna horen. Ik zie Gent en kan het bier bijna proeven. Waar komt in godsnaam dat hoge ziekteverzuim vandaan? Hier kun je niet ziek worden.
Om vier uur ga ik naar beneden en nestel mezelf in de foyer. Altijd op tijd. Hoofdredactrice is er niet. Aanpassen, communicatie. Een espresso later is ze er nog niet. Ik haal een tweede espresso en ga weer zitten. Waarom komen vrouwen altijd te laat? Dan hoor ik het geklak van hakken. Stevige hakken. Hm, dit zijn geen pumps, dit zijn laarzen. De lunch maakt een sprongetje in mijn buik en ik buig het hoofd om de hoest op te vangen. Wanneer ik mijn hoofd weer omhoog doe staat ze al voor me. Staan ze al voor me. De bruine punten met oranje stiksels.
"Hoi," zegt het pak. Ik steek mijn hand uit. Aangenomen.
Freud heeft gelijk. Wanneer een man een vrouw voor het eerst ziet is zijn eerste gedachte of hij ermee naar bed wil. Maar wat denken vrouwen eigenlijk?