17 July 2008

Opblaaspop

Vanochtend was ik bij de dokter, bij de fietsendokter om precies te zijn. Mijn fiets was ziek. Er zat een stevige voorhoofdsholteontsteking, er zat een ingegroeide teennagel, hij had twee gekneusde vingers en iets van een aambei. Dat laatste moest even nader worden bekeken. Ik steek niet zelf mijn hand in een achterste, daar heb je specialisten voor.

Bij de fietsendokter loop je zo naar binnen, hij werkt niet volgens afspraak. Er waren drie fietsendokters met zwarte smeer op hun spijkerbroek er was één fietsendoktersvrouw in een stoere overall met opgestroopte mouwen. De fietsendokter zei dat een poliklinieke behandeling zou volstaan. De ingrepen zouden onder plaatselijke verdoving plaatsvinden. In de namiddag, tegen vijf uur, zou ik mijn fiets in de uitslaapkelder kunnen ophalen.

Terwijl ik een traantje wegwijsvingerde aaide ik mijn zieke tweewieler over zijn zadel, in de wetenschap dat hij in besmeerde maar geoliede handen was. Het onderzoek zou glad verlopen, mijn enige zorg was of de banden in dat benauwde hok wel genoeg lucht zouden krijgen. Toen ging ik naar mijn werk.

Toen ik op mijn werk was, kon ik me niet goed concentreren. De baas begreep me, je zit met je gedachten toch ergens anders. Vannacht had ik alle vlogs van Cotorich bekeken en op het beeldscherm van de computer zag ik steeds haar gezicht terugkomen. Zelfs het glitterhemdje van Vijfentwintig naast me bracht me niet op andere gedachten. Als ik maar even wegdroomde kwam ze tevoorschijn. Toen heb ik de screensaver uitgezet.

Tijdens de lunch belde ik naar de fietsendokterskelder. Werd voorheen alles gemold aan je fiets dat maar gemold kon worden, de reflector, de verlichting, de banden, de bagagedrager en natuurlijk het slot, deze fiets is de afgelopen jaren glorieus doorgekomen. Zelfs de fietspomp, gewoonlijk na één dag gescheiden van het functionele nut, stond nog fier ingeklemd op het frame. Het gaat goed met de fatsoensnormen in Amsterdam. Er zijn minder junks en er is betere opvang voor daklozen, verslaafden en bejaarden, dat natuurlijk ook maar dan toch. In de fietsendokterskelder werd niet opgenomen. Ze waren zeker aan het lunchen.

’s Middags meldde ik me af voor een vergadering zodat ik eerder weg kon gaan, je fiets gaat altijd voor. Als antwoord kreeg ik de melding dat de vergadering was afgelast omdat er te weinig mensen waren. Het is hoogseizoen voor de fietsendokters. Toen stuurde ik het weekend een berichtje dat alles goed was. Als antwoord kreeg ik de mededeling dat we met de auto gaan. U wilt op een parkeerplaats cruisen. Mag dat? Onder tijdsdruk gaan mensen in de fout.

Ik wil best een cadeautje meenemen, graag zelfs, maar ik weet de maat niet. Het steekt erg nauw met dat spul, misschien kan ik beter haar ermee insmeren en het dan hard laten worden. Ik weet niet of ze van planten houdt. Planten voelen dat, je moet ermee uitkijken. Ik zou aan de fietsendokter wat oude fietsbanden kunnen vragen. Je leest wel eens verhalen dat ze gereedschap achterlaten na een operatie. Als een relatie routine wordt dan gaat het fout.

Om vier uur ging ik terug naar de fietsendokter. Ik wilde erbij zijn als mijn fiets wakker werd. Niets is zo erg als wakker worden in een kelder vol onbekende fietsen. Toen ik binnen kwam opende hij juist zijn velgen. Hij zag er goed uit, hij trilde nog wat na door de spanning van de ketting en de banden maar dat was dan ook alles. Over een maand even terug voor controle was de boodschap en de mouwen van de overall gingen naar beneden. Toen mocht ik de fiets meenemen en we gingen fietsen. In het begin een beetje onwennig maar al snel kwamen we op tempo. Ik nam de toeristische route, buitenlucht is goed voor fietsen. Volgende maand neem ik iets mee voor de overall, een set snelbinders kan ze vast wel waarderen.

Om zes uur, na een uur fietsen en een pisstop in de Amstel, waren we thuis. Ik zette mijn fiets in de kelderbox en genoot van de spanning. Toen ontdekte ik dat de fietspomp was verdwenen.