Hysterie was altijd mijn grootste angst. Je begint niets tegen mensen die met een hysterische aanval hun ongenoegen kenbaar maken. Maar er was geen hysterie.
Drie jaar was ik niet bij mijn tandarts geweest. Mijn moeder woont tussen de tandarts en het treinstation in. Om een ontmoeting uit te sluiten liep ik met een omweg bij de tandarts vandaan naar het treinstation. Dat is het lot tarten.
Er was een korte shock. Er werd getrild. Er kwamen tranen. Samen met de naschokken duurde het geheel niet meer dan een paar minuten. In die periode zoog ik aan een sigaret en genoot ik van een stralende najaarszon. Daarna ontstond iets dat zowaar leek op een gesprek.
Bijna drie jaar nu heb ik niets van me laten horen. Ik reageer niet op brieven, ik reageer niet op de telefoon. Daar heb ik zo mijn redenen voor. Dat is vrij pijnlijk voor een ouder. Zeker omdat mijn broer hetzelfde heeft gedaan. Met hem heb ik overigens ook geen contact, laat dat duidelijk zijn.
Ik houd van duidelijkheid. Behalve bij meisjes. Ik houd van warrige meisjes.
De tandarts aanschouwde drie jaar koffie- en nicotineaanslag. Routinehandelingen kun je met een gerust hart aan mij overlaten. Hij maakte twee röntgenfoto's.
"Je tandvlees is hard achteruitgegaan de afgelopen jaren," zei de tandarts.
Hij schreef een verwijsbrief voor een specialist.
"Ik loop erop," zei ik.
Vijftien minuten lang stond ik schrap voor de escalatie, maar het escaleerde niet. De psychiaters hebben goed werk verricht, dacht ik bij mezelf. De pillen werken ook goed, zei mijn moeder erbij.
"Ga je echt niet even mee?" vroeg ze.
"Nee," zei ik.
Verwachtingen moet je in de kiem smoren. Samen met de verwachting verdwijnt de hoop.