26 November 2011

Huisvredebreuk

Er vloog een vogeltje door het kleine raam aan de balkonkant van mijn huis naar binnen. Dat raam staat altijd open. Desondanks had ik het vogeltje geen toestemming gegeven om mijn huis te betreden. Het vogeltje ging op de vensterbank zitten.
"Ga weg, vogeltje," zei ik.

Het vogeltje liep de gehele lengte van de vensterbank af terwijl het met zijn snaveltje tegen het grote raam aantikte. Het vogeltje had een gele buik en een blauwe kop. Ik ging naar google. Google zei dat het een koolmees was.
"Ga weg, koolmees," zei ik.

Het maakte geen indruk. De ingang weet iedereen te vinden, maar de uitgang ho maar. Ik deed de balkondeur open. In plaats van het balkon op te lopen, liep de koolmees de lengte van de vensterbank in omgekeerde richting terug. Het zat weer waar het was begonnen.

"Luister koolmees," zei ik, "iedereen is eenzaam en iedereen zoekt een beetje warmte maar je kunt niet zomaar een willekeurig huis binnenvliegen in de hoop daar de winter door te brengen. Daarbij ben je mijn type niet. Dáár is het gat van de balkondeur."

Ik wees naar de balkondeur. De koolmees keek me aan. Doof was het dus niet, al heb ik geen idee waar de oren van een koolmees zitten. Ik zag ze in elk geval niet. De koolmees verroerde zich niet. Eigenlijk was dit een klus voor de animalcops maar die hebben we niet in Amstelveen.

Ik liep naar de keuken en keerde terug met een handdoek. Een onbekende koolmees pak je niet zomaar met je blote handen aan. Voordat je het in de gaten hebt word je beloond met een overdraagbare ziekte. Met beide handen vormde ik een holletje in de handdoek en ik pakte de koolmees op. De koolmees stribbelde niet tegen. Een echt sletje.

Met het pakketje in mijn handen liep ik naar het balkon. Daar opende ik mijn handen. De handdoek opende mee en viel aan weerszijden over mijn beide armen.
"En nu wegwezen," zei ik.

Zonder op of om te kijken vloog de koolmees weg. Er kon geen bedankje van af.