Het is paradeweer. Of het is weer parade. In de krant staat: 'de Parade is de afgelopen jaren steeds meer uitgegroeid tot een zomerfestival voor drinken en sjansen. Meisjes dragen uitbundige jurkjes en hebben roodgestifte lippen. Jongens bewegen zich in groepen van bar naar zweefmolen.'
Meisjes in uitbundige jurkjes en met roodgestifte lippen zijn een zweefmolen, dat staat daar dus.
In dezelfde krant staat ook een interview met Lulu Wang. Lulu Wang zegt onder meer: 'Nederlandse vrouwen hebben heel mooie grote borsten, daar zijn alle Chinese vrouwen jaloers op. Blonde vrouwen met grote borsten zijn zo mooi!' Zelf heeft ze cup A, wat best groot is voor een Chinees. Boven het artikel staat een foto van Lulu Wang. Lulu Wang is een nep-Chinees. Een echte Chinees is geel en heeft scheefstaande tanden.
Ik leg de krant weg, kleed me aan en wandel naar de Hema. Het is paradeweer. Van de bar naar een Chinees in een jurkje lopen lijkt me wel wat. Een overschatte psychoanalist heeft ooit gezegd dat dromen ons onderbewustzijn representeren. Onderbewustzijn is zoiets als de voedingsbodem voor het verlangen. Ik ken geen Chinees in een jurkje. Wel een Koreaan maar die heeft afgelopen week al haar jurkjes weggegeven.
Laatst was ik naar de bioscoop. Het was een bioscoop met een bar. Na de film bestelde ik een witbier. Een meisje, gekleed voor de parade, stond achter de bar. Ze kon zo doorgaan voor een van de zangeressen van Nouvelle Vague. Er was een probleem met het koolzuur, zei ze, of ik misschien bier uit een flesje wilde of dat ik wilde wachten? De rest van de avond zat ik op het terras van de bioscoop te wachten, dronk bier uit een flesje en fantaseerde over de zweefmolen achter de bar.
Het is stil in de Hema, zelfs bij het gedeelte waar je hotdogs en broodjes rookworst kunt bestellen staat niemand. De verkoopsters staan hun zaterdagloon zonder relevante tegenprestatie te verdienen. Leuk voor het beltegoed, zonde van de puber tijd. Ik ga voor het uitgiftepunt staan. 'Kan ik u helpen?' vraagt een van de meisjes. Ze draagt van die latex handschoenen die je huisarts aantrekt voordat ze naar je aambeien kijkt. 'Nee, je kunt me niet helpen,' zeg ik, 'het is paradeweer en ik heb last van een disfunctioneel onderbewustzijn dat tegenstrijdige signalen uitzendt. Daarbij ben ik van mening dat de psychoanalyse en de bijbehorende gevolgtrekkingen en de daarop gebaseerde therapieën op zijn minst discutabel zijn - en op zijn meest klinkklare onzin die zijn bestaansrecht ontleent aan het feit dat niemand de uitleg ervan begrijpt en het daarom maar accepteert en alleen al daarom dient te worden getorpedeerd.' In het land der blinden is eenoog geen koning maar de idioot.
Ik eet al geruime tijd geen rookworsten meer. Niet dat ik minder ben gaan eten, wel bewuster. Bewust minder, zeg maar. Ik ben gestopt met het eten van rookworsten toen ik op een keer opgewonden werd van het beeld van een Hema-rookworst die een anus binnengleed. Ik zie wel vaker rare dingen voor me, de vraag is wat tegenwoordig nog raar is. Een internetgezegde luidt: what has been seen, can't be unseen. Daarna volgt vaak een link of een plaatje dat functioneert als eye-bleach, bedoeld om de traumatische gebeurtenis te wissen. Dat zijn dan plaatjes die Lulu Wang mooi vindt. Als je je geheugen hebt gewist, maak je dan de fouten die je eerder maakte, opnieuw?
De eye-bleach vind ik halverwege de kassa's en de uitgang. Langs de lippenstiften, de sokken, dan het ondergoed en daarachter hangen ze: de jurkjes. Het zijn er niet veel, eigenlijk zou ik hiervoor naar een andere winkel moeten gaan. Maar ik wil niet naar een andere winkel, ik wilde naar de Hema. Ja, en straks nog even naar de boekenwinkel maar daar verkopen ze geen jurkjes. Ik loop elke week een rondje door de boekenwinkel. In de boekenwinkel zie je nooit stelletjes, mensen zijn er altijd alleen.
Zouden meisjes vroeger, toen ik zelf achter een bar stond, over mij hebben gefantaseerd? Waarschijnlijk niet, ik had nooit problemen met het koolzuur.
Een week voor de zomertour vroeg de Thai: 'Hoe gaat het?' 'Niet goed,' antwoordde ik. Daarom gingen we een week later uit eten, zodat ik kon vertellen wat er niet goed ging. Veel mensen zien niet het verschil tussen een Chinees, een Koreaan, een Japanner en een Thai. 'Proeven,' zeg ik dan, 'je moet goed proeven.' En kijken, je moet ook goed kijken. Maar veel mensen kijken niet goed, die zien wat ze willen zien en zien niet wat er werkelijk is te zien. Dat komt door hun onderbewustzijn. Of door hun domheid. De Thai heeft bijvoorbeeld een mooi rijtje tanden. Ze droeg een zomerjurk, het was bloedheet. De Thai vertelde dat ze was aangerand door een buurman. De buurman heeft een sleutel van mijn huis. Soms leer je iets dat je liever niet had geweten.
Een meisje komt naast me staan. Ze kijkt me een beetje angstig aan. Een man bij een rek met jurkjes, daar begint het mee. 'Dit is niet wat ik zoek,' zeg ik, meer om haar op haar gemak te stellen dan om mezelf van een nieuw overweldigend inzicht te voorzien. 'Wat zoekt u dan?' vraagt ze. 'Het is paradeweer,' zeg ik. Het meisje pakt een blauw jurkje. 'Ik heb laatst gedated met een meisje met een blauw hemdje aan maar ze viel op macho's. En ik heb een vriendin die op losers valt. Helemaal als ze naar zweet ruiken. Ze zou eigenlijk met dit weer in zo'n tent op de Parade moeten gaan zitten, één grote bak meurende ellende.' Het meisje kijkt me niet begrijpend aan. Ik wijs een ander jurkje aan. 'Die staat wel maar niet als je ligt.' Ik heb ooit bij de Parade gesolliciteerd. Nooit wat van gehoord.
Toen deed ik mijn verhaal. 'Laat je niet wegpesten,' zei de Thai. Geef het maar een naam. De sollicitatiebrief staat in concept. Voorlopig houdt mijn afscheidsspeech me meer bezig dan het komend sollicitatiegesprek, ik heb die baan nog niet eens. Ik heb vaker beslissingen genomen op dubieuze gronden, toch is het elke keer nog goed gekomen. 'Uiteindelijk komt alles goed,' zei India altijd. Daar houd ik me maar aan vast. Met India is het ook goed gekomen. Je moet je toch ergens aan vasthouden?
Bij de versafdeling koop ik twee ballen gehakt en een zak cadetten. Het kassameisje is uitermate vrolijk. Misschien omdat het zo rustig is en er geen vervelende klanten zijn. Ik ben er. Ik ben niet vervelend. 'Wat ben jij vrolijk,' zeg ik tegen het kassameisje, 'dat komt zeker door het paradeweer! Of ben je altijd vrolijk?' 'Ja!' zegt het kassameisje. Ja? Wat ja? Terwijl het kassameisje mijn spullen in een plastic tasje stopt en er verder het zwijgen toe doet vraag ik mezelf af of ze goedaardig gek of full retard is. Het opheffen van sociale werkplaatsen heeft mijn zegen. Die mensen horen ook gewoon in de maatschappij.
Twee dagen na het etentje met de Thai kreeg ik op de Weteringschans een verjaardagscadeau. Elk jaar vergeet Kim mijn verjaardag en dit jaar was het niet anders, vandaar. Het cadeau was een fotoboek en Kim had haar nagels met een vaag soort oranjeroze kleur gelakt, wat toch ook een soort van cadeau was. Ik vergeet verjaardagen selectief, wat nog best moeilijk is. Zeg tegen een groep mensen dat ze niet aan een rookworst in een anus moeten denken en stuk voor stuk gaan ze aan een rookworst in een anus denken. Grappig is dat ik vijf jaar geleden een fotoboek van dezelfde fotograaf kreeg, ook voor mijn verjaardag. Als je geen verband ziet dan moet je het maken. Het positieve van de ouderdom is dat hoe meer je vergeet, hoe minder zorgen je jezelf maakt. Want er komt een moment dat ze meer dan je verjaardag vergeten. Ze wassen zich niet meer, ze lakken hun nagels niet meer, ze komen hun bed niet meer uit. De geblindeerde slaapkamer als houvast, terwijl juist dat de bron van alle ellende is.
Ik verlaat de Hema. Niet alleen de Hema is uitgestorven, het hele winkelcentrum is zo leeg als de maag van een meisje dat anorexia speelt. Anorexiaatjes dragen vaak jurkjes, dat dan weer wel. Wat paradeweer allemaal teweeg kan brengen. Via de straat waar Anath woont loop ik terug naar huis. De balkondeur van haar woning staat open, op het balkon hangt was te drogen. Dan is ze waarschijnlijk thuis. Maar ze zit niet op het balkon. Misschien is ze een luier aan het verschonen. Of ligt ze op de bank omdat ze net een luier heeft verschoond. Of misschien ligt ze te slapen omdat ze op de bank is gaan liggen nadat ze een luier heeft verschoond. Ik zwaai naar de openstaande balkondeur. Ik zwaai altijd als ik langs het huis van Anath loop. Er zwaait helaas nooit iemand terug.
Aan het eind van de zomertour ging ik met twee collega's van mijn oude afdeling borrelen. Ik borrel niet met mijn eigen collega's, ik houd vast aan oude, bewezen waarden. 'Hoe gaat het stoppen met roken?' vroeg één van de oud-collega's. 'Thuis is het moeilijk. Wist je dat alle meisjes in de boeken van Murakami roken? Probeer er dan maar eens van af te blijven.' 'Murakami?' 'Dat is een Japanse schrijver.' 'Japans, Chinees, al die Aziaten lijken op elkaar.' Een andere oud-collega, ze is jonger dan ik, heeft een ziekte die me een k begint. Dat relativeert. En op mijn oude afdeling heeft een dozijn collega's te horen gekregen dat ze kunnen vertrekken. Dat relativeert ook. Maar relativeren is geen oplossing, relativeren is een lapmiddel, een dooddoener als katalysator bij het accepteren.
Thuisgekomen laat ik de zweefmolen voor wat het is. Ik pak de krant weer op en lees verder. Over het weer moet je niet discussiëren, het weer dien je ook maar te accepteren. Dat is één van de goede dingen van Nederland, het weer. Altijd verassend, altijd weer anders, en elk weertype zijn eigen dresscode. Zo houden we variatie in het straatbeeld, roulatie in de kledingkast en altijd iets om over te zeuren. Want ook dat is Nederland: zeuren. Over de Parade kun je ook zeuren. Dat de voorstellingen vroeger leuker waren, de entourage kleinschaliger, de entreeprijzen goedkoper, het eten en drinken lekkerder en dat de meisjes in de zweefmolen zaten in plaats van er zelf een te zijn geworden. De kop boven de weersverwachting in de krant luidt: 'Morgen strandweer.'
Oké dan.