Klokslag twaalf uur. Boomlang bestelt twee jutter. Ik schenk ze in. Hij geeft me een hand en zwijgt. We proosten. Jutter wil je niet in je gezicht hebben.
Een mobieltje is handig. Ik heb de mijne pas sinds een half jaar. Ik wil helemaal niet bereikbaar zijn maar borsten breekt wet. Niet handig voor mijzelf maar handig voor mijn omgeving. Nu hoeven ze niet meer te bellen om te felicibla maar kunnen ze het afdoen met een sms-je. Bereikte het aantal ontvangen kerstkaarten afgelopen december al een dieptepunt, het aantal felicibla is te tellen met de vingers van één hand. De hand van iemand die met vuurwerk heeft gestunt.
Wanneer je je vriendschappen verwaarloost kun je ook niets verwachten. Mag je niets verwachten. Ik verwacht ook niets. Ik hoop. Ik hoop, maar ik verwacht niets. Hoe lang kun je teren op oude roem? Alles is vergankelijk. Roem ook. Ik ook.
Mex nodigt me uit voor een verjaardagsmaal. Bij Mex teer ik niet op oude roem. Bij Mex teer ik op liefde. Het houden van zonder verliefdheid. Hadden we dan toch moeten trouwen? Ik beken haar dat ik vreemdga met Zusje. Zusje was haar voor. In plaats van een gemeenschappelijk verjaardagsdiner stel ik een alcoholnacht voor. Haar carriereverplichtingen staan mijn voorstel in de weg. Dan niet.
Alles heeft een prijs.
Lodewijk, mijn redderin na de spiegelnacht op Sloterdijk, komt lang-zal-die-leven zingend binnen. Aandachttrekkertje, dominant, theatraal. Hart van goud. Aan haar date legt ze uit wie ik ben. Ze zegt dat ze met mij wel een eigen zaak wil beginnen. Ik zeg dat ik wel met haar naar bed wil. Dat wil ze niet. Wat kan ze anders zeggen met haar hand in de broek van haar date? Het stamcafé op het Waterlooplein is failliet. Ik zeg dat ik er over na zal denken. Ik krijg nog geld van haar.
Klokslag drie uur. De Muze komt altijd om drie uur. Ze klimt half op de bar en steekt haar armen naar me uit. We brengen onze monden naar elkaar. We feliciteren elkaar. Ze was zelf vier dagen geleden jarig. Ze vraagt wat mijn mooiste kado is. Ik antwoord. "Nu." Die ogen. Die lippen. Die mond. Aantrekkelijkheid valt uit te leggen. Aantrekkingskracht niet. Het is er of het is er niet.
Na sluitingstijd zak ik door met Kroegbaas. Het zal mijn laatste verjaardag in dit café zijn. Ik vraag me af waar ik volgend jaar mijn verjaardag niet zal vieren. Waar ik volgend jaar op dit moment zal zitten. Waar ik volgend jaar na dit moment zal liggen.
Zaterdagmiddag. Ik word wakker op de bank. Toch in slaap gevallen. Ik kruip naar de douche en spoel mijn kater weg. Ik bel Zusje en zeg dat ik een uur later kom. Wakker worden doe ik het liefst alleen. Ik ontnuchter op de fiets. Fietsen is gezond. Ik moet wachten wanneer ze de deur open doet. "Nu mag je komen." Een verjaardagstaart met brandende kaarsjes. Een stoel versierd met ballonnen en slingers. Een kindersurprise-ei. Flashback. In De Bocht nam ik altijd van die eieren voor haar en India mee. Mijn twee beste serveersters. Mijn twee leukste serveersters. Mijn twee mooiste serveersters. Mijn twee liefste serveersters. Zo blij als een kind met een kadootje in een chocolade-ei.
Later die avond. Zusje bij mij achterop de fiets. Naar Panama. We hebben afgesproken bij de ingang. We wachten op mijn collega's die de kaarten hebben. We wachten. En we wachten. We zien Katja. We wachten. Twee mannen vragen of ze hun jassen naar de auto mogen brengen. Zusje moet lachen. Zie ik eruit als een portier? We kijken naar de happy few. We wachten. Zusje vraagt of er nog meer ingangen zijn. Na een uur en zes sigaretten ben ik het zat en we gaan naar binnen. Dan maar geen kaarten. Ik praat ons wel de zaal in.
Bij de ingang bots ik tegen een bos zwarte krulletjes aan. Ik mompel iets van sorry. Ik heb je gezegd dat ik groot ben. We brengen onze jassen weg. Zusje stopt haar mobieltje in mijn broekzak. Waarom moeten meisjes altijd hun mobieltje bij zich hebben?
Zusje is klein. Vergeleken bij mij dan. Opdat zij ook iets ziet gaan we op het balkon staan. Voorzien van longnecks Heineken genieten we van Ellen. Een weinig verhullend groen jurkje. Gespierde armen en benen en toch op en top vrouw. Verschrikkelijk mooie vrouw. Goed bouwjaar. Helemaal vooraan, tussen fotograferende boeren, een beetje rechts van het midden, gaat de bos zwarte krulletjes uit haar dak. Over haar passie is niets gelogen. Naast ons staat een rode velours jurk op kekke laarsjes. "Lekker," zeg ik tegen Zusje. De jurk voelt onze ogen en draait zich om. Een ongeschoren kop kijkt ons grijnzend aan. Rukker. Met de broekzak waar haar mobieltje in zit rijd ik tegen Zusjes billen aan. "Moet je voelen. Ik heb meteen een stijve." Ze stikt er bijna in.
Ellen heeft ondertussen een ander seventies pakje aangetrokken. Ik krijg zin in een seventies party. Geweldige kleding. Atomic, Call Me en Rapture zijn de beste nummers. Bij Call Me gaat Ellen vocaal los. Zuiver schreeuwen. Mijn adoratie neemt buitenaardse proporties aan. Bij Atomic gaat Robin Berlijn los. Eindelijk kan hij zich laten gaan. Eén met zijn instrument. Ingetogen. Niet van deze wereld. Opgesloten in zijn eigen wereld. Hij laat zijn gitaar hijgen, janken, kreunen, schreeuwen.
De gitaarsolo als metafoor voor de geslachtsdaad. Hij laat zijn gitaar klaarkomen.
Atomic. De explosie en de paddestoel. Het vrouwelijk orgasme en het mannelijk geslachtsdeel. De implosieve kracht van de vaginale stuiptrekkingen. Naar binnen gekeerde zuigkracht uitmondend in een inwendig fysiek spastische ontploffing.
Na afloop komen we bij de toiletten mijn collega's, de specialisten, tegen. Ik stel Zusje aan ze voor. Geen verwijten, meteen bier halen. In de zaal is de housenacht begonnen. Klotemuziek. Ellen loopt ons voorbij. Zal ik naar haar toegaan? Zal ik zeggen dat ik jarig ben? Misschien zoent ze me wel. Misschien krijg ik een kadootje. Misschien mag ik mee backstage. Zusje duwt een nieuwe longneck in mijn handen. "Wakker worden."
De specialisten willen dansen, Zusje en ik gaan zitten. Zusje loopt met een ingetapete knie en ik dans nooit. Ik wil roken en drinken en dat gaat niet samen. We kijken naar de vleesmarkt. We zeiken kleding af. We zeiken kapsels af. We zeiken kontjes af. Naast mij op de bank ligt iemand te slapen, naast Zusje zit een groep hormonen verveeld voor zich uit te staren. Zo, dus dit is jullie zaterdagavond. Dit is jullie ontspanning na een week werken. Na een week stressen. Wat een leegheid. Wat een saaiheid. Elkaar niets te vertellen. Pronken met een nieuw shirtje. Met nieuwe hakjes. Een terloops maar o zo bedachtzaam tevoorschijn komend bh-bandje. Goedkoop. Voorspelbaar. Het absolute niets.
Zichzelf man noemende knulletjes. Het type dat later aan zijn vriendin vraagt wat hij aan moet trekken. Omdat ze zelf geen smaak hebben. Geen mening hebben. Omdat ze geen karakter hebben. Geen ruggegraat hebben. Geen smoel hebben. Omdat ze niet geleerd hebben zelf na te denken. Hun hersenen niet gebruiken om na te denken. Kuddedieren. Schapen. Leeghoofden.
In de natuur wordt een gebrek aan hersenen gecompenseerd door het uiterlijk. Zelfs die regel gaat hier niet op. Ze zijn nog lelijk ook.
De bewegingen op de dansvloer zijn al niet veel beter. Er wordt wat heen en weer gewiegd. En daar betalen ze dan nog geld voor ook. Doe dat lekker thuis in je keuken. Het specialistenmeisje gaat uit haar dak. Kijk maar goed meisjes: zo doe je dat. Leuke meid. Mooie meid. Heeft ook nog een verhaal te vertellen. Die moet ik vaker meenemen. Ik vraag Zusje wat ze van ze vindt. "Lekker stel." Zusje liegt niet. Is niet bang om de waarheid te vertellen. Dat zouden meer mensen moeten doen.
Mensen zijn apen. Mensen zijn ratten.
Rond een uur of twee breng ik Zusje naar huis. De rijen bij de ingang zijn langer dan aan het begin van de avond. Een oneindige stroom leeghoofden op weg naar nog meer leegheid. Mijn broek zit onder het kaarsvet. Zusje biedt aan het kaarsvet eraf te halen en ik ga met haar mee naar binnen. "Broek uit!" Ging het altijd maar zo makkelijk. Halfnaakt kijk ik toe hoe ze met strijkbout en servet mijn broek ontkaarsvet. Ze bemoedert, mijn lieve zusje. We nemen afscheid. Ik fiets door naar Boomlang die mijn bardienst heeft overgenomen. Rustig de nacht op een veilige plaats uitzingen. Het bruine buurtcafeetje. Toevluchtsoord voor de nachtelijke verdwaalden. De eenzamen. De dronkelappen. Donkerbruin. Gezellig. Warm. Ik zit aan de bar dus ik ben niet alleen. Nu het nog kan. Nog drie maanden mijn toevluchtsoord. En dan?
Rustig de nacht op een veilige plaats uitzitten.
Aan de bar zit nog een andere jarige. Wat gezellig. Aan weerskanten een vriendin. Leuke vriendin trouwens. Ik vraag aan de vriendin of ze alleen is. "Hij is de auto aan het wegzetten." Ik houd van duidelijkheid. Ik geef de jarige een biertje en vertel Boomlang over mijn avond. Buurman komt binnen. Ik negeer hem. Twee weken geleden bood hij me nog een baan aan. Zijn eerste reactie op de verkoop van het café was: "dan wil ik Sem hebben." Ik schreeuwde dat van de daken. Had ik niet moeten doen. Hij moest eerst een ander personeelslid ontslaan. Mijn enthousiasme was te vroeg. Ben ik eindelijk eens enthousiast is het weer niet goed. Ik moet aan mijn timing gaan werken.
Rustig de nacht op een veilige plaats uitdenken.
Ik heb nu een ander besluit genomen. Ik stop na de verkoop van het café gewoon. Weer lekker de weekenden thuis. Boeken lezen. Naar de Cinecenter op zaterdagavond. Vijf gangen diners maken met Zusje. Met Mex naar ons stamcafé uit mijn Zeedijkperiode. Op zaterdag naar het Waterlooplein. Op zondagochtend naar de Zwarte Markt. Op zondagmiddag in het Vondelpark liggen. Een weekend naar mijn vrienden in de polder. Een weekend naar mijn vrienden. Een weekend hebben. Een weekend. Achtenveertig uur.
Rustig de nacht op een veilige plaats uitdrinken. Dit weekend. Deze achtenveertig uur. Deze verjaardag. De nacht wegdrinken. Het weekend wegdrinken. Mijn verjaardag wegdrinken.
Burgerlijkheid is onvermijdelijk. Saaiheid niet. Leegheid niet.