22 February 2005

Cyste

Griep is geen ziekte. Griep is gebrek aan eten, aan slaap, aan vitaminen. Een gebrek aan alcohol. Had ik maar gedronken. Dan had ik de griep niet gekregen. Alcohol is sterker dan bacteriën.

Stijf van de koorts fiets ik naar het ziekenhuis. Een nieuwe afspraak maken duurt te lang. De assistente wijst me een kleedruimte. Een kleedruimte? Hoezo kleedruimte? Ik heb een cyste op mijn ooglid. Niet op het oog van mijn lid.

Ze komt langs met een tas eten. Ze verzorgt me. Ik ben haar derde kind geworden.

Er wordt een ontsmettingsmiddel in mijn oog gegoten. De cyste heeft zich ondertussen vermenigvuldigd en heeft er een broertje bijgemaakt. Vruchtbaarheidsalert. Ik moet oppassen met mijn zaad. "Dat worden dus twee spuiten," zegt Meneer de Oogarts. Wat jij wil jongen. Je gaat je gang maar.

Een mailbox gevuld met vragen. Zoeken naar antwoorden. Een mailbox gevuld met telefoonnummers. Ik wil geen telefoonnummers. Ik wil niet bellen. Ik wil geen stemmen horen. Ik wil geen vragen. Ik wil geen vragen beantwoorden. Ik wil denken. Ik wil lezen. Ik wil woorden. Ik wil beter worden.

De naald schuift onder mijn huid, onder mijn ooglid, onder het dunne velletje dat mijn oog bedekt en beschermd. Hoe dik is de huid daar dat er überhaupt een naald in past? Ik focus op de pijn van de naald. Zit hij nu in mijn pupil? Nee toch? Wat voel ik dan? Ik vouw mijn handen samen voor mijn borst en geef geen kick. Ik geniet. Ik geniet van de pijn. De tweede spuit gaat aan de onderkant mijn oog in. Een geniepiger pijntje. Langzaam beginnend, aanzwellend tot onhoudbaar wanneer het verdovende goedje in mijn oog wordt gespoten. Ik geef me over en probeer aan borsten te denken. Maar wiens borsten?

Woorden, het lijkt makkelijk om te spreken maar er zijn weinig die het kunnen, ze kan het niet, als ze het uit moet spreken komt er geen geluid uit, de stilte waar ze naar verlangt?

Ik moet aan wat leuks denken maar verzand direct in een dilemma. Zelfs hier de twijfel. Altijd die eeuwige twijfel. Besluiteloosheid. Waarom ben ik in mijn werk zo besluitvaardig? Ik neem altijd als eerste een beslissing. Ik ben de snelste. En het is altijd de juiste beslissing. Waarom daar wel? Omdat het van me verwacht wordt? Omdat ik ervoor betaald word? Moet ik mezelf dan maar gaan betalen? Mezelf hoereren?

Vraag haar dus ook niet uit te leggen of uit te spreken, ze kan het niet en zelfs als ze het kan zal ze het laten, ik wil het niet horen, als ze het zegt is het echt, zolang ze zwijgt is het hooguit een gedachte, fictie.

De eerste klem wordt aangebracht. Het bovenste ooglid wordt dubbel geklapt. Er wordt van binnenuit gesneden. Ik hoor het gekraak van een scharniertje dat wordt aangedraaid. Natuurlijk, rek maar op die handel. De tweede klem draait mijn onderste ooglid binnenstebuiten. Ik moet naar boven kijken. Alsof ik kan zien waar ik heen kijk. Het scharnier wordt strakker gedraaid. Meneer de Oogarts kan er niet goed bij. Ik vertrouw op de herstelkracht van de biologische processen van mijn lichaam. Het lichaam is zelfvoorzienend. De huid kan niet denken. De huid zal het oog straks weer willen beschermen en de huid zal zich automatisch strak trekken om mijn oog. Daarom herstellen hangborsten zich niet. Er is geen noodzakelijke beschermende functie.

Haar woorden strelen me, hoe kan iemand die me niet kent zo lief voor me zijn? Of ze kent me wel. Volgens haar begrijp ik het ook, heb ik het ook gevoeld, ieder op zijn eigen manier maar in essentie gelijk. Dezelfde aanraking met de smerige kant van de mens. Onmenselijk is ook menselijk. Onmensen zijn ook mensen. Mensen zijn beesten. Beestachtig is menselijk.

Na een kwartiertje lepelen en snijden is het gedaan. De klemmen worden verwijderd. Langzaam kom ik omhoog. Ik ben duizelig. Van de verdoving? Van de koorts? Van de pijn? Ik krijg een kwak zalf als ontstekingsremmend toetje in mijn oog en ik kan vertrekken. Ik strompel naar het kleedhokje en passeer de volgende patiënt. Een ziekenhuis is ook een fabriek. Productie aan de lopende band. Wat is de target van een oogarts? Ik knipoog naar de volgende patiënt en bezorg mezelf een pijnscheut. Even vergeten dat ik ben geopereerd. Ik moet tien minuten gaan zitten voordat ik naar buiten mag. Wat jij wil. Ik zal me gedwee gedragen vandaag. Ik betaal er tenslotte goed voor. Dan moet je ook wel doen wat ze zeggen. Dat zijn de spelregels.

Daarom verlangt ze waarschijnlijk naar mij, ik kan voor haar spreken, zij mag luisteren naar hoe ik mezelf uit, hoe mijn ziel schreeuwt via letters. In gedachten sluit ze haar ogen en streelt mijn gezicht, zo onschuldig en toch gepijnigd. Waarom? Waarom? Omdat jullie ook pijn hebben geleden, ze kan niet veroordelen, ze is niets beter.

Bij de ingang kom ik mijn buurman tegen. "Wat doe jij hier?" vraag ik. "Ik werk hier." Dat wist ik niet. Ik weet dat het mijn buurman is. Ik herken hem tenslotte met één oog. Meer weet ik niet van hem. O ja, dat hij geen last heeft van mijn 2 keer 200 watt. Want dat heb ik hem ooit gevraagd. Een woningbouwvereniging wil je niet achter je aan hebben. Buurman kijkt naar het verband op mijn oog en stelt geen stomme vragen. "Hoe ga je naar huis. Zal ik je thuis brengen?" Ik wijs naar mijn fiets. "Doe voorzichtig." Ik ben in een gehoorzame bui vandaag.

Daarom straft ze zichzelf, haar lichaam, haar karakter. Alles is bevlekt en onrein.

Thuisgekomen bel ik mijn werkgever, verstuur wat e-mails en kruip ijlend in bed. Ik slaap nog niet eens of de hallucinaties zijn al begonnen. Ik zie engeltjes. In maagdelijk witte jurkjes. Met witte strikjes in hun gevlochten haartjes. Ik ben in de hemel. In Heaven, everything is fine.

Ondanks alles zijn er mensen die van haar houden. Is er een God die van haar houdt. En heel voorzichtig begint zij ook van zichzelf te houden.

Een overstromende mailbox met aanbiedingen. Een overstromende wc-pot met etensresten. Niets meer dan uitgekotste liefde. Liefde. Ze stikt erin. Ze heeft teveel. Ze geeft teveel. Ze wil teveel. Ze wil teveel geven. Ze geeft zich over. Ze geeft over.

Liefde. De cyste op de ziel. Zich onzichtbaar vermenigvuldigend tot een onuitroeibaar kankergezwel. Liefde. De meest dodelijke ziekte die er is.