Waar zij gewoonlijk het middelpunt van de lunchtafel vormt, is het nu stil. Ze zit aan de zijkant van de achthoekige tafel in het midden van de zaal, de stoel naast haar is leeg. Ik loop met mijn gevulde dienblad naar de hoek van het bedrijfsrestaurant, de hoek bij het raam waar ik altijd zit, de hoek die me het beste overzicht over de bedrijfskantine geeft, de hoek die me met de ramen in mijn rug de meeste bescherming biedt. Op het moment dat ik wil gaan zitten flitsen mijn ogen door het restaurant en zie ik het paardenstaartje dansen in haar nek, de gespleten punten net boven de rand van de lichtblauwe trui die ze vandaag draagt. De lunchgroep die de tafel vult bestaat uit een club externen - ze werken voor hetzelfde detacheringbureau. Het zijn de externen die het afgelopen jaar nog enige glans hebben gegeven, een sporadische gloed in het voor mij verder meest beroerde jaar binnen dit bedrijf. Ik ga weer staan, neem mijn dienblad mee, manoeuvreer tussen de tafels door naar het midden van de zaal naar de vrije stoel en ga naast haar zitten.
Je hoeft me niet te entertainen.
Het gesprek gaat over de uitslagen van de tentamens die we maakten in november en over de tentamens van volgende week. De uitslagen laten gewoonlijk acht weken op zich wachten, net voordat een nieuw tentamen zich aandient krijgt de motivatie vleugels of een dreun. Het is deze club externen die me het zetje in de rug heeft gegeven om met de opleiding te beginnen, het is deze club externen waarvan ik leerde hoe ik weer ergens bij kan horen. Je kunt lid worden van een vereniging om mensen te ontmoeten, je kunt in de kroeg gaan zitten om mensen te ontmoeten, je kunt een taalcursus gaan volgen - bij een taalcursus weet je ten minste zeker dat je met anderen zal communiceren. Ik liet de mogelijkheden de revue passeren en elimineerde de vrijblijvendheid, ik zoek regelmaat, een verplichting - op vriendschappen rust geen verplichting - en besloot uiteindelijk weer te gaan studeren want dan was ik zeker van een bepaald niveau, daarbij zou mijn discipline worden opgewekt, de vraag restte slechts welke studie het moest worden. Als je studeert is er altijd iets om over te praten, de docenten, de hoofdstukken, hoe ver ben jij, hoeveel modules moet jij nog, ga je verder met de vervolgopleiding, Utrecht is beter dan Leiden, Amsterdam is beter dan Utrecht. Het is zwaar, het is een opoffering, ik internet liever de hele avond maar de euforie van een willekeurige geslaagde download weegt niet op tegen de euforie van elke behaalde module. De gemeenschappelijkheid, voortkomend uit het herkenbare afzien van het studeren, de tentamenstress, de stress van de grote en de kleine envelop in de brievenbus - een grote envelop is een certificaat, een kleine envelop is een onvoldoende - verbant mijn eenzaamheid maar nog meer de doelloosheid naar een mistige achtergrond.
Je hoeft me niet te entertainen.
Ik wens iedereen een smakelijk eten, draai mijn gezicht naar haar toe en vraag aan haar hoe het gaat. Op het dienblad voor haar op de tafel liggen de resten van een hard gekookt ei, een toetje staat verloren in de hoek. Ik vraag naar het examen van gisteren, het is haar laatste, dan is ze klaar - ze is een jaar eerder begonnen dan ik. Ze zit niet in de stoel, ze hangt er in, haar hoofd staat niet op haar schouders maar rust er op - op de schouder aan de kant waar ik ben gaan zitten. We verlaten het groepsgesprek, de groep verlaat ons. Er is geen inmenging van de overige tafelgenoten, alsof ze - altijd al - hebben geweten wat er gaat gebeuren. Vorige week zaterdag, preciezer zaterdagnacht, ontving ik een mail, tijdstip van verzenden 00.31 uur. Het geeft een prettig gevoel te weten dat er iemand in de nacht van zaterdag op zondag aan je denkt terwijl je zelf de grenzen tart van het menselijk genot. Voor het eerst dit jaar heb ik toen een nacht goed geslapen en werd ik wakker zonder hoofdpijn. Voor het eerst dit jaar kwam ik ongeschonden uit de nacht en voor het eerst dit jaar ontbeet ik die zondagochtend erop volgend voordat de eindeloze stroom nicotine zijn opwachting maakte.
Ik hoef haar niet te entertainen - we voeren een gesprek.
Een uur later is het bedrijfsrestaurant leeg op twee mensen na. In het midden van de zaal zitten een Ariër en een Chineesje met een brilletje en een paardenstaartje - het paardenstaartje dat me wakker belde op zaterdagochtend toen ze was verdwaald in Amsterdam, het paardenstaartje dat me het gevoel gaf weer tot een groep te behoren, het paardenstaartje waarvoor ik weer ging studeren, het paardenstaartje dat me drie keer vroeg wanneer ik stopte met roken - waardoor ik stopte met roken. Het is het paardenstaartje dat me in verwarring bracht. Ik had het toch afgezworen? Ik had mijn keuze toch gemaakt? Het is het paardenstaartje dat op donderdagavond anderhalf uur lang in kleermakerszit op het bureau van mijn collega tegenover me zat, mijn masker eraf trok en me leerde praten. Het is het paardenstaartje waar ik in de zomer hevig verliefd op was geworden - hetzelfde paardenstaartje dat me toen even hevig duidelijk maakte waar ik stond in het leven - waardoor ik weer begon met roken - en mij nu, in het uitgestorven bedrijfsrestaurant, terwijl ze haar eigen masker op tafel neerlegt, vertelt dat ze weggaat.