30 December 2006
Niagara (1)
In het winkelcentrum kwam ik een oud-collega tegen. De oliebollenkraam naast de V&D was duurder dus ik heb daar geen oliebollen gekocht. Een meisje met een mooie rode lange jas liep hand in hand met wat ik denk dat haar vriendje was. Ze had stijl blond haar met een pony, hij had krulletjes. Ik heb zeventien Aziaatjes gezien, ze droegen allemaal kleine tasjes. Logisch, het zijn ook kleine mensen. Twee honden bepaalden de sfeer op het inpandige terras. Iedereen stoorde zich eraan behalve de eigenaren van de honden. Ze keken stoïcijns voor zich uit. Bij de Hema kocht ik een broodje rookworst. Ik moest eerst een nummertje trekken. Ik had nummer zestig en op dat moment werd nummer drieënveertig geholpen. Op de eerste verdieping haalde ik een fluitketel die ik op de begane grond afrekende. Ik moet meer thee drinken en minder koffie. Bij het sigarettenwinkeltje was het zo druk dat ik ben weggelopen. Noodgedwongen zal ik dus ook minder gaan roken. Dit jaar wordt er meer dan ooit aan vuurwerk uitgegeven. Bij de Xenos kocht ik een doosje met tien aanstekers, je moet goed de statistieken bijhouden. Daarna liep ik de boekenwinkel in om het boek van Susan te kopen maar dat kon ik niet vinden. Toen heb ik maar een krant gekocht want er stond een leuk meisje achter de kassa. Verjaardag, kerst en oud & nieuw hebben sinds dit jaar geen functie meer. Vandaag ontving ik de zesde kerstkaart, dat is er één meer dan vorig jaar. Zeven keer kreeg ik een uitnodiging voor een verjaardag, één keer ben ik er naartoe gegaan. Ze vroeg of ik nog met mijn vriendin was. Ik gaf antwoord over de verkeerde vriendin want die kent zij helemaal niet. De liefde is snel voorbij. Je kunt mobiel bellen met vier plastic tassen in je hand, het ziet er alleen niet uit. Bij de oliebollenkraam stonden meer mensen in de rij dan bij de McDonalds. Ze verkopen allebei vette rotzooi. Soms als je in een rij staat kom je een bekende tegen maar meestal niet. In welke rij je ook gaat staan, de rij ernaast gaat altijd sneller. In december heb ik het minst geschreven en het meest gepubliceerd. Woensdag ben ik dronken geworden met een lesbisch meisje. Toen ze terugkwam van de wc zei ze dat ze blaasontsteking had. Sinds september heb ik drie lekkages en het lekt nu nog steeds. Mijn fiets stond vorige week nog netjes voor de deur, ondanks dat ik had vergeten hem op slot te zetten. Voordat ik naar de supermarkt ga eet ik een broodje, anders kom ik met veel te veel eten thuis. Een vrouw kun je niet eten maar ze zeggen over kinderen dat ze om op te vreten zijn. Als ik deze week niet op mijn werk zou zijn verschenen zou mijn bureau er nog net zo hebben uitgezien als vorige week. Mijn buurman krijgt op oudejaarsavond zijn dochter op bezoek. Het Parool was vandaag vroeger dan anders. Schijthonden. Twee keer zag ik iemand in een rolstoel en beide keren was degene die achter de rolstoel liep er beroerder aan toe. Ik kreeg een uitnodiging voor de Westergasfabriek maar ik ga niet naar de Westergasfabriek. Minoes komt misschien ook, stond in de mail. Misschien word ik wel door de bliksem getroffen, schreef ik terug. Dat begreep ze niet. Bij Dirk werd gebalanst, iedereen die ik ken was aan het tellen maar ik zag Atchara nergens. Kassa vijf was en bleef leeg. Nog niet al het oude muntgeld is ingeleverd. Ik heb nog steeds de gulden die Lilian fooi gaf op mijn verjaardag. Drie weken later diende ik mijn ontslag in. Later nodigde ze mij uit voor haar afstudeerfeest. Haar vader vond me wel leuk, ik noemde hem bij zijn voornaam. Toen ik wegging wilde ik voor het eerst de Amstel in fietsen. Ik kan goed zwemmen. Een oliebollengevecht is pas vuurwerk. Vijf keer ontving ik dit jaar een geboortekaartje, één keer ben ik er naartoe gegaan. Dit jaar was het warmste jaar ooit. In absolute zin heb ik minder gedronken, relatief gezien juist meer. Ik heb het nooit eerder zo koud gehad. Dit jaar geen rouwkaarten. We hebben even staan praten en toen ging ik weer naar huis.
24 December 2006
Lam Gods
Jouw stem is het eerste dat ik hoor wanneer ik wakker word. Witte korsten van opgedroogd zout omringen mijn ogen. Het promillage zette de zaak op scherp, jou zien deed de rest. "Dit bericht wordt tweeënzeventig uur bewaard."
Om vier uur ’s middags wordt de wijn ontkurkt. Mijn team houdt een eigen feestje, op de andere vleugel heeft de hele afdeling zich verzameld. Statusconform ben ik aangenomen bij een club van uitzonderlingen. Na twee uur zijn we door onze kerstinkopen heen en ik loop over. Drinken is een overwerkactie. Witte wijn draagt een nieuwe broek, de vouwen zitten er nog in. Goede kont, geen goed gesprek. De wijn die ik heb meegenomen is beter. De beveiliging is niet blij, wat we nog in het gebouw doen. De voorraad wegwerken.
Lallend nemen we de hoek bij de toiletten in, je moet je plaats kennen. Dag reputatie. Ze werkt veel, steeds als ik hier ben dan zie ik haar. Heeft ze geen leven? Mijn begeleider grijpt net op tijd in, ik sta op het punt de fout in te gaan. Hij neemt het gesprek over, ze is neukbaar en te dik. Wie heeft er kaas besteld? Ik lust geen kaas. Voordat je het in de gaten hebt zit je aan twintig jaar alimentatie vast. Ik kom hier teveel.
De kater maakt me overgevoelig, niet beantwoorden, niet nu. Het zout bijt, antibiotica en alcohol kunnen prima samen. Het leven en ik gaan niet samen, althans, met die gedachte ben ik uiteindelijk in slaap gevallen. De keuken is schoon gebleven, in die zin boek ik progressie. Mensen in een identiteitscrisis moet je nooit vragen stellen. De strop is niet zichtbaar, hangt ergens verborgen in afwachting van de sluipmoord op mijn uitgestoken nek.
Nieuwmarkt. Jij?
Zonder ijs, niet zo moeilijk om te onthouden, toch? Allebei lang en mager, niet mooi en daarom aantrekkelijk. Studentikoos spijkerbroekenpubliek, de muziek indie van de afgelopen decennia. De verbranding gaat sneller dan mijn hoofd kan verwerken. Waarom is het hier zo donker? Ik wijs naar iets dansend voor ons. "Ik heb ook een veter in mijn laars." Er zit nog veel meer moois in jouw laarzen.
Twee nachten achter elkaar droom ik over baby’s. Ik krijg het advies de foto van mijn desktop af te halen, in elk geval te veranderen. De twee vleugels komen samen bij mijn bureau, iedereen mag kijken. Het is niet de schaal die ze stil heeft gekregen, het is jouw blik die ze het zwijgen heeft opgelegd.
Ik vlucht. Een laatste blik, je pakt mijn arm. Ik wil je niet in verlegenheid brengen, de hunkering is te groot. Het promillage is de enige manier om de controle te verliezen. De douane neemt geen blaastest af, ik word binnen gelaten. Tranen van geluk.
In de Leidsestraat mag je niet fietsen. Het is een wonder dat ik de tramrails heb kunnen ontwijken, voetgangers gaan uit zichzelf aan de kant. Bij de McDonalds haal ik een bananenshake, een noodzakelijke stoot calorieën voor de nooit eerder zo moeilijke weg terug naar huis. Bij de afvalbakken gaat een toerist over zijn nek. Beter mikken, sukkel. En minder drinken als je niet tegen drank kunt.
Ik zoek onze bank in het Vondelpark maar zelfs dat is me niet gegund. De grond is omgeploegd, banken en bomen zijn verdwenen. Het Vondelpark deelt mee in de herstructureringsmalaise van Amsterdam, de bouwputten het symbool voor de kraters in mijn volwassenheid. De sentimenten worden verwijderd, geschiedenisloze modernismen nemen hun plaats in. Het roodwitte lint zegt genoeg: gevarenzone.
Om vier uur ’s middags wordt de wijn ontkurkt. Mijn team houdt een eigen feestje, op de andere vleugel heeft de hele afdeling zich verzameld. Statusconform ben ik aangenomen bij een club van uitzonderlingen. Na twee uur zijn we door onze kerstinkopen heen en ik loop over. Drinken is een overwerkactie. Witte wijn draagt een nieuwe broek, de vouwen zitten er nog in. Goede kont, geen goed gesprek. De wijn die ik heb meegenomen is beter. De beveiliging is niet blij, wat we nog in het gebouw doen. De voorraad wegwerken.
Lallend nemen we de hoek bij de toiletten in, je moet je plaats kennen. Dag reputatie. Ze werkt veel, steeds als ik hier ben dan zie ik haar. Heeft ze geen leven? Mijn begeleider grijpt net op tijd in, ik sta op het punt de fout in te gaan. Hij neemt het gesprek over, ze is neukbaar en te dik. Wie heeft er kaas besteld? Ik lust geen kaas. Voordat je het in de gaten hebt zit je aan twintig jaar alimentatie vast. Ik kom hier teveel.
De kater maakt me overgevoelig, niet beantwoorden, niet nu. Het zout bijt, antibiotica en alcohol kunnen prima samen. Het leven en ik gaan niet samen, althans, met die gedachte ben ik uiteindelijk in slaap gevallen. De keuken is schoon gebleven, in die zin boek ik progressie. Mensen in een identiteitscrisis moet je nooit vragen stellen. De strop is niet zichtbaar, hangt ergens verborgen in afwachting van de sluipmoord op mijn uitgestoken nek.
Nieuwmarkt. Jij?
Zonder ijs, niet zo moeilijk om te onthouden, toch? Allebei lang en mager, niet mooi en daarom aantrekkelijk. Studentikoos spijkerbroekenpubliek, de muziek indie van de afgelopen decennia. De verbranding gaat sneller dan mijn hoofd kan verwerken. Waarom is het hier zo donker? Ik wijs naar iets dansend voor ons. "Ik heb ook een veter in mijn laars." Er zit nog veel meer moois in jouw laarzen.
Twee nachten achter elkaar droom ik over baby’s. Ik krijg het advies de foto van mijn desktop af te halen, in elk geval te veranderen. De twee vleugels komen samen bij mijn bureau, iedereen mag kijken. Het is niet de schaal die ze stil heeft gekregen, het is jouw blik die ze het zwijgen heeft opgelegd.
Ik vlucht. Een laatste blik, je pakt mijn arm. Ik wil je niet in verlegenheid brengen, de hunkering is te groot. Het promillage is de enige manier om de controle te verliezen. De douane neemt geen blaastest af, ik word binnen gelaten. Tranen van geluk.
In de Leidsestraat mag je niet fietsen. Het is een wonder dat ik de tramrails heb kunnen ontwijken, voetgangers gaan uit zichzelf aan de kant. Bij de McDonalds haal ik een bananenshake, een noodzakelijke stoot calorieën voor de nooit eerder zo moeilijke weg terug naar huis. Bij de afvalbakken gaat een toerist over zijn nek. Beter mikken, sukkel. En minder drinken als je niet tegen drank kunt.
Ik zoek onze bank in het Vondelpark maar zelfs dat is me niet gegund. De grond is omgeploegd, banken en bomen zijn verdwenen. Het Vondelpark deelt mee in de herstructureringsmalaise van Amsterdam, de bouwputten het symbool voor de kraters in mijn volwassenheid. De sentimenten worden verwijderd, geschiedenisloze modernismen nemen hun plaats in. Het roodwitte lint zegt genoeg: gevarenzone.
02 December 2006
Filtrum
De sigaretten gooi ik neer. De discman wordt, nog spelend, op de cd-verzameling gelegd. Ik trek het papiergeld uit mijn broekzak en gooi het naast de sigaretten, de sleutels gaan op de boekenplank. Mijn jas gaat over de woonkamerdeur, dan droogt hij beter, de schoenen gaan op de kachel, het regende toch harder dan ik vermoedde. Ik zet koffie en de computer aan. Het is één december.
"Doe je wel rustig aan?" De stem van mijn nieuwe teamleider in de fabriekstam nadat ik mijn vierde jägermeister naar binnen gooi. Nooit drinken waar leidinggevenden bij zijn. Ik blus met bier en steek nog een sigaret op. Ze hebben me geen afscheidsborrel aangeboden dus ik doe het zelf met niet verzonden uitnodigingen. We staan aan de hoge tafel, de bar is vol. Hoofd bar is er niet, acht borsten runnen de toko. Ze lijkt op India: kort haar, stevige heupen, volle lippen. Bedrijfskleding: gestreken overhemd, blauwe sloof. Het gaat om de details: de knoopjes boven haar borsten zijn dicht, dat deed India beter, India deed alles beter. Zo lang ik dat blijf denken zal er nooit iets gebeuren. Lang, die ik vanochtend in de lift zag staan, komt met vier rode wijn aangelopen. Ik schat haar nu jonger dan vanochtend, te jong. Druk gebarend vertelt ze haar aanhang wie, wat, waar en waarom. Vanochtend een rok en bruine, suède, kniehoge laarzen, nu een spijkerbroek en sportschoenen. Ze zal wel dichtbij wonen.
Ze vindt het niet erg dat het niet doorgaat, als ik maar fris en vrolijk terugkom. Of ik terug kom vraagt ze niet. Ik weet niet wanneer het herstel zich inzette. Misschien was het mijn gebogen hoofd? De nederlaag accepterend, mijn meerdere erkennend? Opeens stond ze naast mijn bureau, ik had haar niet aan zien komen. “Hoi, ik heb wat voor je.” Haar eerste woorden sinds ze voor mij besloten had dat ik maar eens normaal moest gaan doen. Een gebogen hoofd is normaal, waarschijnlijk loopt zij thuis ook zo in de rondte. Ik loop naar Surrogaat, ze weet het en zet vier glazen neer. Akiko is op één oktober getrouwd. Iedereen loopt in de rondte. Ze kijkt me niet aan wanneer een vermoeid alsjeblieft over haar lippen heen rolt. Ze draait zich om naar de kassa, in haar nek hangen vettige plukken haar. In de spiegel boven de kassa word ik betrapt.
Vier rode wijn overstemt ons gesprek door hun spijkerbroeken. Heb ik er goed aan gedaan? Ik weet het niet, zoals ik het steeds wanneer ik begin te drinken niet weet. Alsof het daarna wel duidelijk is. Het is nooit duidelijk, soms betrap je jezelf op een moment van helderheid, een seconde van begrip, een seconde van het alles weten, het alles begrijpen, dezelfde seconde als waarin je leven aan je voorbij trekt wanneer de verstikkingsdood de nietigheid van je longen bewijst. Zes planken zijn duidelijk. Ze blijft me aankijken wanneer ze het opflikkerende schermpje vanuit haar broekzak tevoorschijn haalt en het tegen haar oor aanhoudt. "Liefje! Waar zit je?" Halverwege je darmen. Surrogaat zet een schone asbak neer, ze heeft witte donshaartjes langs haar bovenlip. Wat doet ze hier? Ze loopt nooit zaal. You Tube heet in Japan I Tube. Een kaartje voor Nine Inch Nails kost € 42,50. "Waarom staan ze niet aan de bar?"
Aanlokkelijke gedachte, een simpel ja, de obsessie extraheren. Omdat jij de plank volledig mis slaat zeg ik nee, schreeuw ik nee. De neiging te verklaren is lang geleden begraven, soms staat de zombie op en geef ik hem aandacht. Ik bepaal, de zombie geeft slechts het signaal. Jij bevindt je niet zonder reden in de schemerzone, er lopen er nogal wat rond daar, zombies. Het nummer zocht ik met jou in gedachten, dat kan ik niet ontkennen. Overbodig te vermelden dat ik wel meer doe met jou in mijn gedachten.
De tranen stromen over haar wangen, ik sta op, loop naar haar toe en leg mijn hand op haar schouder. Aan de andere kant van de lijn hangt haar man. Ze reageert niet, ik loop door naar de koffiecorner en laat twee plastic bekertjes vollopen met water. Vier maanden in de waan van toekomstperspectief, nu alweer gedegradeerd tot hoofd telefoon. Ze snuit haar neus en vertelt het verhaal dat ik zojuist al hoorde. Vertel maar meisje, vertel het nog maar een keer. Een stoorzender met vijftig kilo teveel en vijftig IQ-punten te weinig begint opzichtig mee te leven, ik kijk naar het plafond en vraag me af of de rookmelder afgaat als ik nu een sigaret zou opsteken. We hadden het stiekem al gevierd, een uur in plaats van het gebruikelijk halve. Ik vertelde dat ik rond was, ik zou elk aanbod hebben geaccepteerd maar ze pikten mijn eis. Alleen nog even een tweede gesprek. "Is dit wel wat je echt wil?" Steeds wanneer ze die vraag herhaalt schiet ze vol. Je mag geen misbruik maken van emotioneel instabiele mensen. Tweede gesprekken zijn onzin, het moet in één keer goed.
Wat zou je nu aan het doen zijn? Lig je op de bank, zit hij naast je en kijken jullie naar de televisie? Of sta je met je vriendinnen in de keuken om de vaatwasser in te ruimen en hangen jullie mannen in de woonkamer bij de cognac? Of heb je jezelf uitgekleed en maakt hij foto’s van je? Misschien lig je in bad? Aan het bijkomen van de drukke werkweek, je ogen dicht, je gedachten uitgeschakeld. Heb je eigenlijk wel een bad? Hij werkt ondertussen beneden zijn administratie weg, de plannen voor morgen zijn gemaakt, weer een dag dat je wordt geleefd. Nu, in het warme water, het enige moment voor jezelf, met jezelf. Je legt je handen tussen je benen. Iedereen is slecht dus je bent geen uitzondering. Sluit je ogen, je kunt in mij schuilen, daar ben ik voor. Weet waar je staat, dat maakt alles een stuk minder ingewikkeld. Ik weet waarvoor ik sta. Voor jou. Hoe lang duurt het voordat ik je weer zie? Je weet het niet. Niet alles mag bereikbaar zijn, het houdt je nederig. Verwende mensen zijn de meest irritante mensen.
"Zullen we in de zon gaan zitten?" Ik knik. We lopen naar het verste gedeelte van het bedrijfsrestaurant. De tafel in de hoek, de enige plaats waar de zon zich toegang tot datzelfde bedrijfsrestaurant eigent, is bezet. Ik kijk naar de hoeveelheid voer op de borden van de stropdassen. Maximaal een kwartier wachttijd. We gaan aan de tafel ernaast zitten, naast de stropdassen waar zij nooit deel van zal uitmaken. Ze is laatst zelfs gaan golfen, op haar vrije zaterdag, huwelijkse eenzaamheid vertaalt in purgatieve carrièredrang. Binnen tien minuten pak ik onze dienbladen op en we schuiven door, naast elkaar, naar de tafel in de zon. De stropdassen zijn verdwenen, zomer in november. Ze draagt een push-up en ik kijk naar buiten. Ze vraagt naar mijn vriendinnen, ik praat er overheen door naar haar dochter te vragen. Ik verwijder de spijkers, trek de planken uit elkaar. Het graf is leeg.
De vier spijkerbroeken trekken hun jassen aan en lopen met hun mobiele telefoons in de aanslag naar buiten. Ik besluit om niet naar de bar te verhuizen, je moet ze hongerig houden. Sorteren is iets anders dan filteren, het komt wel op hetzelfde neer.
"Doe je wel rustig aan?" De stem van mijn nieuwe teamleider in de fabriekstam nadat ik mijn vierde jägermeister naar binnen gooi. Nooit drinken waar leidinggevenden bij zijn. Ik blus met bier en steek nog een sigaret op. Ze hebben me geen afscheidsborrel aangeboden dus ik doe het zelf met niet verzonden uitnodigingen. We staan aan de hoge tafel, de bar is vol. Hoofd bar is er niet, acht borsten runnen de toko. Ze lijkt op India: kort haar, stevige heupen, volle lippen. Bedrijfskleding: gestreken overhemd, blauwe sloof. Het gaat om de details: de knoopjes boven haar borsten zijn dicht, dat deed India beter, India deed alles beter. Zo lang ik dat blijf denken zal er nooit iets gebeuren. Lang, die ik vanochtend in de lift zag staan, komt met vier rode wijn aangelopen. Ik schat haar nu jonger dan vanochtend, te jong. Druk gebarend vertelt ze haar aanhang wie, wat, waar en waarom. Vanochtend een rok en bruine, suède, kniehoge laarzen, nu een spijkerbroek en sportschoenen. Ze zal wel dichtbij wonen.
Ze vindt het niet erg dat het niet doorgaat, als ik maar fris en vrolijk terugkom. Of ik terug kom vraagt ze niet. Ik weet niet wanneer het herstel zich inzette. Misschien was het mijn gebogen hoofd? De nederlaag accepterend, mijn meerdere erkennend? Opeens stond ze naast mijn bureau, ik had haar niet aan zien komen. “Hoi, ik heb wat voor je.” Haar eerste woorden sinds ze voor mij besloten had dat ik maar eens normaal moest gaan doen. Een gebogen hoofd is normaal, waarschijnlijk loopt zij thuis ook zo in de rondte. Ik loop naar Surrogaat, ze weet het en zet vier glazen neer. Akiko is op één oktober getrouwd. Iedereen loopt in de rondte. Ze kijkt me niet aan wanneer een vermoeid alsjeblieft over haar lippen heen rolt. Ze draait zich om naar de kassa, in haar nek hangen vettige plukken haar. In de spiegel boven de kassa word ik betrapt.
Vier rode wijn overstemt ons gesprek door hun spijkerbroeken. Heb ik er goed aan gedaan? Ik weet het niet, zoals ik het steeds wanneer ik begin te drinken niet weet. Alsof het daarna wel duidelijk is. Het is nooit duidelijk, soms betrap je jezelf op een moment van helderheid, een seconde van begrip, een seconde van het alles weten, het alles begrijpen, dezelfde seconde als waarin je leven aan je voorbij trekt wanneer de verstikkingsdood de nietigheid van je longen bewijst. Zes planken zijn duidelijk. Ze blijft me aankijken wanneer ze het opflikkerende schermpje vanuit haar broekzak tevoorschijn haalt en het tegen haar oor aanhoudt. "Liefje! Waar zit je?" Halverwege je darmen. Surrogaat zet een schone asbak neer, ze heeft witte donshaartjes langs haar bovenlip. Wat doet ze hier? Ze loopt nooit zaal. You Tube heet in Japan I Tube. Een kaartje voor Nine Inch Nails kost € 42,50. "Waarom staan ze niet aan de bar?"
Aanlokkelijke gedachte, een simpel ja, de obsessie extraheren. Omdat jij de plank volledig mis slaat zeg ik nee, schreeuw ik nee. De neiging te verklaren is lang geleden begraven, soms staat de zombie op en geef ik hem aandacht. Ik bepaal, de zombie geeft slechts het signaal. Jij bevindt je niet zonder reden in de schemerzone, er lopen er nogal wat rond daar, zombies. Het nummer zocht ik met jou in gedachten, dat kan ik niet ontkennen. Overbodig te vermelden dat ik wel meer doe met jou in mijn gedachten.
De tranen stromen over haar wangen, ik sta op, loop naar haar toe en leg mijn hand op haar schouder. Aan de andere kant van de lijn hangt haar man. Ze reageert niet, ik loop door naar de koffiecorner en laat twee plastic bekertjes vollopen met water. Vier maanden in de waan van toekomstperspectief, nu alweer gedegradeerd tot hoofd telefoon. Ze snuit haar neus en vertelt het verhaal dat ik zojuist al hoorde. Vertel maar meisje, vertel het nog maar een keer. Een stoorzender met vijftig kilo teveel en vijftig IQ-punten te weinig begint opzichtig mee te leven, ik kijk naar het plafond en vraag me af of de rookmelder afgaat als ik nu een sigaret zou opsteken. We hadden het stiekem al gevierd, een uur in plaats van het gebruikelijk halve. Ik vertelde dat ik rond was, ik zou elk aanbod hebben geaccepteerd maar ze pikten mijn eis. Alleen nog even een tweede gesprek. "Is dit wel wat je echt wil?" Steeds wanneer ze die vraag herhaalt schiet ze vol. Je mag geen misbruik maken van emotioneel instabiele mensen. Tweede gesprekken zijn onzin, het moet in één keer goed.
Wat zou je nu aan het doen zijn? Lig je op de bank, zit hij naast je en kijken jullie naar de televisie? Of sta je met je vriendinnen in de keuken om de vaatwasser in te ruimen en hangen jullie mannen in de woonkamer bij de cognac? Of heb je jezelf uitgekleed en maakt hij foto’s van je? Misschien lig je in bad? Aan het bijkomen van de drukke werkweek, je ogen dicht, je gedachten uitgeschakeld. Heb je eigenlijk wel een bad? Hij werkt ondertussen beneden zijn administratie weg, de plannen voor morgen zijn gemaakt, weer een dag dat je wordt geleefd. Nu, in het warme water, het enige moment voor jezelf, met jezelf. Je legt je handen tussen je benen. Iedereen is slecht dus je bent geen uitzondering. Sluit je ogen, je kunt in mij schuilen, daar ben ik voor. Weet waar je staat, dat maakt alles een stuk minder ingewikkeld. Ik weet waarvoor ik sta. Voor jou. Hoe lang duurt het voordat ik je weer zie? Je weet het niet. Niet alles mag bereikbaar zijn, het houdt je nederig. Verwende mensen zijn de meest irritante mensen.
"Zullen we in de zon gaan zitten?" Ik knik. We lopen naar het verste gedeelte van het bedrijfsrestaurant. De tafel in de hoek, de enige plaats waar de zon zich toegang tot datzelfde bedrijfsrestaurant eigent, is bezet. Ik kijk naar de hoeveelheid voer op de borden van de stropdassen. Maximaal een kwartier wachttijd. We gaan aan de tafel ernaast zitten, naast de stropdassen waar zij nooit deel van zal uitmaken. Ze is laatst zelfs gaan golfen, op haar vrije zaterdag, huwelijkse eenzaamheid vertaalt in purgatieve carrièredrang. Binnen tien minuten pak ik onze dienbladen op en we schuiven door, naast elkaar, naar de tafel in de zon. De stropdassen zijn verdwenen, zomer in november. Ze draagt een push-up en ik kijk naar buiten. Ze vraagt naar mijn vriendinnen, ik praat er overheen door naar haar dochter te vragen. Ik verwijder de spijkers, trek de planken uit elkaar. Het graf is leeg.
De vier spijkerbroeken trekken hun jassen aan en lopen met hun mobiele telefoons in de aanslag naar buiten. Ik besluit om niet naar de bar te verhuizen, je moet ze hongerig houden. Sorteren is iets anders dan filteren, het komt wel op hetzelfde neer.
04 November 2006
Serdica (3)
Het is niet druk op de pont, hij vaart de hele dag door. Vreemd eigenlijk, zo lang als ik hier nu al woon en dan nooit naar de overkant van de plas zijn geweest. Noord is helemaal niet ver. Er zal nooit een aanleiding zijn geweest de plas over te steken, dat zal het zijn. Nog vreemder te bedenken wat nu dan wel de aanleiding is. Ik doe zelden aan huisbezoek. Afspreken doe je in de kroeg, niet voor de televisie. Het is net als met begrafenissen, je gaat erheen voor de achterblijvers. Dat is wat ik altijd tegen baby’s heb gehad. Elke geboorte is de doodsteek van een ander leven. Natuurlijk baalde ik van haar afbericht, in eerste instantie. Daarna bedacht ik dat het beter zou zijn, zoals bij nader inzien alles in je voordeel kan worden uitgelegd. Gebrek aan relativering breekt de mensen op, ik wil gaat steevast vooraf aan dus ik zal. Nee, je zult dus helemaal niets. Ik wil is pretentieus gelul en ik zal wel zien is de enig juiste aanvulling. Het zou teveel zijn geweest, teveel indrukken, teveel verhalen, teveel gedraai om de harde kern. Teveel jullie. De beste seks is één op één. Kraamvisite is geen circus alleen realiseert het bezoek zich dat nooit. Ik ga niet naar het circus, de pont brengt mij naar jou.
De kleur is goed, nee, perfect. Rozerood en paars. Ze steekt haar handjes uit alleen weet ik niet precies waar naartoe. Zij zelf waarschijnlijk ook niet. In de winkel wurm ik mezelf langs de kinderwagens. Ik steek mijn tong uit als de moeder niet kijkt, het mormel zet de sirene aan. Natuurlijke aversie. Ik hoor niet tussen deze winkelrekken, het krijsen is niet meer dan een geoorloofd alarm. Nee, ik wil er geen drie paar sokjes voor € 5 bij en nee, ik hoef het ook niet te passen. Geen gevoel voor humor. Winkelmeisjes op koopavond zijn chagrijnig. Een uurloon voor een pakje sigaretten, dat wordt feest vanavond. Het feest begint ’s middags bij de lunch. Na tien minuten praten houdt ze opeens haar mond en draait ze haar hoofd naar me toe, voor het eerst kijkt ze me recht in de ogen aan. Hoe gaat het met jou? Groen, grijs, blauw? We zitten in de zon die door het hoge raam naar binnen straalt, het is moeilijk te zien. Ik blijf naar haar ogen kijken en zwijg. Ze krijgt een kleur.
Vorig jaar, op de grond aan de gracht voor het café, tussen twee amsterdammertjes en een boom. Hoeveel honden zeiken hier elke dag? De plastic tas met jouw weekvoorraad gaat open, stokbrood, chorizo, wijn en spa blauw. We eten en drinken om onze handen te kunnen plaatsen. De zwerver die ons aanspreekt slaat je eten af, de fles wijn neemt hij mee. Ieder overleeft op zijn eigen manier, met of zonder eigen middelen, ingegeven door eigen ervaringen, de uniciteit van het eigen instinct. Onze ervaringen kunnen en zullen nooit dezelfde zijn. Iedereen heeft zijn eigen overlevingsinstinct en die matchen zelden. Het doel van de één is de dood van een ander. De dood van de gemeenschap.
Ik beweeg mijn been lichtjes, mijn handen rusten kruislings onder haar okseltjes, ze kwijlt mijn armen onder. Haar hoofd houdt ze kaarsrecht omhoog, ondersteuning in de nek is niet nodig. Ruggengraat, nu al. Ik leg mijn neus tegen haar hoofdje en snuif haar geur op. Zwitsal doen ze hier niet aan. Puur natuur, de enige manier om te overleven, de enige manier de immuniteit te behouden. Ik begin tegen haar te praten, ze praat terug, niet dat ik er iets van kan verstaan maar ze praat. Grote verhalen. Misschien ga je later net zo goed schrijven als je moeder. De moeder komt terug uit de keuken en zet een nieuw biertje voor me neer. Zwart kleedt af maar blijft de mooiste kleur. Alles in verhouding. Het hoofdje en ik kijken naar dezelfde langslopende borsten. Hoe groot zouden je borsten zijn als je net zo groot als ik was geweest? De onderlip van het hoofdje begint te bewegen. Ik open mijn mond, mijn stem haalt het trillen van de onderlip weg. Ik begrijp iets niet, waarom jankt ze niet?
Naarmate je ouder wordt verwacht je meer rust te krijgen. Het leven is onder controle, je hebt een plaats, niet gevonden maar ingenomen. Je verwacht meer tijd te hebben, meer verveling is significant meer tijd. Het hoeft allemaal niet meer zo nodig. Ook dat begrijp ik niet. Er is geen rust, het gaat niet langzamer, het gaat alleen maar sneller, de tijd volgt mijn sigaretten en gaat in rook op. De dagen, de weken, de maanden, de jaren, het derde decennium was een lachertje vergeleken bij het vierde. Nog gejaagder op weg naar niets, avondvullend niets, het niets dat je jezelf de volgende ochtend realiseert, alleen wanneer ik heb gedronken heb ik, de volgende ochtend wanneer ik wakker word, het gevoel iets te hebben meegemaakt. Omdat ik mezelf er niets van kan herinneren zal er vast wel weer iets zijn gebeurd. Verveling en afstomping en het vliegt allemaal voorbij. Elke nieuwe ervaring vergroot de waarde van de ervaring daarvoor, waardoor het heden altijd ondergeschikt zal blijven aan het verleden. Ruim een jaar zag ik deze bos krullen alleen vanaf de foto. Ze springt me tegemoet, ze slaat haar benen om me heen, ik pak haar billen en het voelt alsof ik ze gisteren in mijn handen had. Een jaar is niets. Het leven is niets.
Jij eet de kaas, ik de chorizo. Chorizo en bier is een goede combinatie, net zoals olijven en wijn dat is. Je rug komt los van de bank, je draait een kwartslag en gaat in kleermakerszit tegenover me zitten. Onze monden bewegen maar het gesprek is niet relevant. Eens te meer realiseer ik mezelf dat het niet gaat om wat maar om wie. Mensen waar je het langer dan een avond mee uithoudt dwingen dat af door hun zijn, niet door hun laten. Rage against the machine schalt uit de boxen. Het openstaande raam is niet afdoende tegen de rook waarin we de kamer hebben gehuld.
Ik zwijg op haar vraag omdat ik nooit weet wat ik moet antwoorden wanneer iemand vraagt hoe het gaat. Ze pulkt stukjes van haar krentenbol en stopt ze achteloos in haar mond, ik lepel verder aan mijn soep. Zou ze haar dochter ook zo hebben gevoed, op dezelfde manier zoals ze nu de stukjes brood in haar eigen mond stopt? Gedoseerd. Elke dag soep. Het gevaarlijke van een antwoord geven is dat ik niet weet waar ik moet beginnen en waar ik moet eindigen. Gewoonlijk eindigt het in bed en die illusie heb ik al lang uit mijn hoofd gezet. Het genieten van is nu voldoende, genieten is het hoogst haalbare en daarmee is mijn zwijgen gerechtvaardigd. Als antwoord vertel ik wat ik vanavond ga doen. Ze vraagt hoe groot ze nu is, om mij te helpen met de maat. Hoe groot is een baby? Weet ik veel. Ik houd mijn handen een stuk uit elkaar, ze zegt dat het dan wel een heel grote baby is. Enthousiasme bedriegt ons voorstellingsvermogen. Het voordeel van een kinderhand om je lul is dat hij daardoor groter lijkt. Iets kleiner dan? Vraagteken.
Drie maanden oude ogen, drie maanden moedermelk. Weet je, dat ik je drieëneenhalve maand geleden al over je hoofdje aaide? Of je hoofdje, laten we maar aannemen dat het je hoofdje was, ze pakken je tegenwoordig voor minder op. Na het eten rookten we samen een sigaret. Hoe zal ze er uit zien, straks, mét complexe delen, bevredigd en bevlekt? Ik schiet langs de fotopagina’s, de één na de ander vliegt voorbij. Wishful thinking. Waar zit de exacte symbiose van jullie cellen? Ik veranker te mooi, maar het was ook te mooi. Kaas, chorizo en olijven, bier en rum. Uiteindelijk vind ik de getekende, genoeg van jouw genen, niet teveel Europees, wel dwingend en ontkrachtend genoeg. Ontkrachten is geen temmen, je bent een ongeleid projectiel dat tijdelijk in banen is geleid. Ooit zal je losbreken en weer in je eigen baan schieten. Wat is het nut van beide voeten op de grond?
De ijzeren plaat die als loopplank dienst doet legt zich geruisloos op de kade, ik heb hooguit tien minuten hoeven wachten. Ik zet mijn fiets tegen één van de afvalbakken aan de zijkant, het zadel stabiliseert. Zonder de fiets op slot te doen loop ik een rondje over de pont, ze kunnen toch nergens heen. Ik kijk naar de gouden gloed die boven de stad uitstijgt. Links de Zeedijk, rechts de Singel. In het midden niets, wat er eventueel zou kunnen zijn, ik zie het niet. Over vier uur gaat de wekker. Ik stop de dopjes in mijn oren en druk op play. Als je alleen leeft ga je met anderen meeleven. Het is niet druk op de pont. Hij vaart de hele nacht door.
De kleur is goed, nee, perfect. Rozerood en paars. Ze steekt haar handjes uit alleen weet ik niet precies waar naartoe. Zij zelf waarschijnlijk ook niet. In de winkel wurm ik mezelf langs de kinderwagens. Ik steek mijn tong uit als de moeder niet kijkt, het mormel zet de sirene aan. Natuurlijke aversie. Ik hoor niet tussen deze winkelrekken, het krijsen is niet meer dan een geoorloofd alarm. Nee, ik wil er geen drie paar sokjes voor € 5 bij en nee, ik hoef het ook niet te passen. Geen gevoel voor humor. Winkelmeisjes op koopavond zijn chagrijnig. Een uurloon voor een pakje sigaretten, dat wordt feest vanavond. Het feest begint ’s middags bij de lunch. Na tien minuten praten houdt ze opeens haar mond en draait ze haar hoofd naar me toe, voor het eerst kijkt ze me recht in de ogen aan. Hoe gaat het met jou? Groen, grijs, blauw? We zitten in de zon die door het hoge raam naar binnen straalt, het is moeilijk te zien. Ik blijf naar haar ogen kijken en zwijg. Ze krijgt een kleur.
Vorig jaar, op de grond aan de gracht voor het café, tussen twee amsterdammertjes en een boom. Hoeveel honden zeiken hier elke dag? De plastic tas met jouw weekvoorraad gaat open, stokbrood, chorizo, wijn en spa blauw. We eten en drinken om onze handen te kunnen plaatsen. De zwerver die ons aanspreekt slaat je eten af, de fles wijn neemt hij mee. Ieder overleeft op zijn eigen manier, met of zonder eigen middelen, ingegeven door eigen ervaringen, de uniciteit van het eigen instinct. Onze ervaringen kunnen en zullen nooit dezelfde zijn. Iedereen heeft zijn eigen overlevingsinstinct en die matchen zelden. Het doel van de één is de dood van een ander. De dood van de gemeenschap.
Ik beweeg mijn been lichtjes, mijn handen rusten kruislings onder haar okseltjes, ze kwijlt mijn armen onder. Haar hoofd houdt ze kaarsrecht omhoog, ondersteuning in de nek is niet nodig. Ruggengraat, nu al. Ik leg mijn neus tegen haar hoofdje en snuif haar geur op. Zwitsal doen ze hier niet aan. Puur natuur, de enige manier om te overleven, de enige manier de immuniteit te behouden. Ik begin tegen haar te praten, ze praat terug, niet dat ik er iets van kan verstaan maar ze praat. Grote verhalen. Misschien ga je later net zo goed schrijven als je moeder. De moeder komt terug uit de keuken en zet een nieuw biertje voor me neer. Zwart kleedt af maar blijft de mooiste kleur. Alles in verhouding. Het hoofdje en ik kijken naar dezelfde langslopende borsten. Hoe groot zouden je borsten zijn als je net zo groot als ik was geweest? De onderlip van het hoofdje begint te bewegen. Ik open mijn mond, mijn stem haalt het trillen van de onderlip weg. Ik begrijp iets niet, waarom jankt ze niet?
Naarmate je ouder wordt verwacht je meer rust te krijgen. Het leven is onder controle, je hebt een plaats, niet gevonden maar ingenomen. Je verwacht meer tijd te hebben, meer verveling is significant meer tijd. Het hoeft allemaal niet meer zo nodig. Ook dat begrijp ik niet. Er is geen rust, het gaat niet langzamer, het gaat alleen maar sneller, de tijd volgt mijn sigaretten en gaat in rook op. De dagen, de weken, de maanden, de jaren, het derde decennium was een lachertje vergeleken bij het vierde. Nog gejaagder op weg naar niets, avondvullend niets, het niets dat je jezelf de volgende ochtend realiseert, alleen wanneer ik heb gedronken heb ik, de volgende ochtend wanneer ik wakker word, het gevoel iets te hebben meegemaakt. Omdat ik mezelf er niets van kan herinneren zal er vast wel weer iets zijn gebeurd. Verveling en afstomping en het vliegt allemaal voorbij. Elke nieuwe ervaring vergroot de waarde van de ervaring daarvoor, waardoor het heden altijd ondergeschikt zal blijven aan het verleden. Ruim een jaar zag ik deze bos krullen alleen vanaf de foto. Ze springt me tegemoet, ze slaat haar benen om me heen, ik pak haar billen en het voelt alsof ik ze gisteren in mijn handen had. Een jaar is niets. Het leven is niets.
Jij eet de kaas, ik de chorizo. Chorizo en bier is een goede combinatie, net zoals olijven en wijn dat is. Je rug komt los van de bank, je draait een kwartslag en gaat in kleermakerszit tegenover me zitten. Onze monden bewegen maar het gesprek is niet relevant. Eens te meer realiseer ik mezelf dat het niet gaat om wat maar om wie. Mensen waar je het langer dan een avond mee uithoudt dwingen dat af door hun zijn, niet door hun laten. Rage against the machine schalt uit de boxen. Het openstaande raam is niet afdoende tegen de rook waarin we de kamer hebben gehuld.
Ik zwijg op haar vraag omdat ik nooit weet wat ik moet antwoorden wanneer iemand vraagt hoe het gaat. Ze pulkt stukjes van haar krentenbol en stopt ze achteloos in haar mond, ik lepel verder aan mijn soep. Zou ze haar dochter ook zo hebben gevoed, op dezelfde manier zoals ze nu de stukjes brood in haar eigen mond stopt? Gedoseerd. Elke dag soep. Het gevaarlijke van een antwoord geven is dat ik niet weet waar ik moet beginnen en waar ik moet eindigen. Gewoonlijk eindigt het in bed en die illusie heb ik al lang uit mijn hoofd gezet. Het genieten van is nu voldoende, genieten is het hoogst haalbare en daarmee is mijn zwijgen gerechtvaardigd. Als antwoord vertel ik wat ik vanavond ga doen. Ze vraagt hoe groot ze nu is, om mij te helpen met de maat. Hoe groot is een baby? Weet ik veel. Ik houd mijn handen een stuk uit elkaar, ze zegt dat het dan wel een heel grote baby is. Enthousiasme bedriegt ons voorstellingsvermogen. Het voordeel van een kinderhand om je lul is dat hij daardoor groter lijkt. Iets kleiner dan? Vraagteken.
Drie maanden oude ogen, drie maanden moedermelk. Weet je, dat ik je drieëneenhalve maand geleden al over je hoofdje aaide? Of je hoofdje, laten we maar aannemen dat het je hoofdje was, ze pakken je tegenwoordig voor minder op. Na het eten rookten we samen een sigaret. Hoe zal ze er uit zien, straks, mét complexe delen, bevredigd en bevlekt? Ik schiet langs de fotopagina’s, de één na de ander vliegt voorbij. Wishful thinking. Waar zit de exacte symbiose van jullie cellen? Ik veranker te mooi, maar het was ook te mooi. Kaas, chorizo en olijven, bier en rum. Uiteindelijk vind ik de getekende, genoeg van jouw genen, niet teveel Europees, wel dwingend en ontkrachtend genoeg. Ontkrachten is geen temmen, je bent een ongeleid projectiel dat tijdelijk in banen is geleid. Ooit zal je losbreken en weer in je eigen baan schieten. Wat is het nut van beide voeten op de grond?
De ijzeren plaat die als loopplank dienst doet legt zich geruisloos op de kade, ik heb hooguit tien minuten hoeven wachten. Ik zet mijn fiets tegen één van de afvalbakken aan de zijkant, het zadel stabiliseert. Zonder de fiets op slot te doen loop ik een rondje over de pont, ze kunnen toch nergens heen. Ik kijk naar de gouden gloed die boven de stad uitstijgt. Links de Zeedijk, rechts de Singel. In het midden niets, wat er eventueel zou kunnen zijn, ik zie het niet. Over vier uur gaat de wekker. Ik stop de dopjes in mijn oren en druk op play. Als je alleen leeft ga je met anderen meeleven. Het is niet druk op de pont. Hij vaart de hele nacht door.
04 October 2006
Dierendag
Waar blijft de klap? Er gebeurt niets. Is het echt zo leeg geweest? Of ben ik zelf ondertussen dood? Is elke afwijzing goed voor een A-viertje vol teksten en roept iedere vorige fysieke bar de emotie nog op, nu komt er niets. Geen letter komt er uit mijn vingers, geen gedachte dwaalt af. Geen flow, geen anger, geen gemis, niet eens de leegte doet pijn. De afkeer is winnaar. Slechts zij, zij die na bleven zitten, die voel ik nog.
Vrienden, kennissen, stamgasten, toeristen. Everybody’s just passing by. De één blijft wat langer dan de ander, de intonatie blijft gelijk. Een naam die rond zingt, soms, na verloop van tijd nog een anekdote waardig is. Weet je nog? Nee, ik wil het niet meer weten. Zijn er geen herinneringen? Nee, alles is opgeschreven en gepubliceerd. Internet is hetzelfde als weggooien. Ik ben het kwijt.
Weet je wat mij frappeert? Haar constant goede humeur. Misschien omdat er minstens vier voormalige neukers naast elkaar aan de bar zitten? De vraag blijft wie haar uit het moeras heeft getrokken. En jij mag die vraag beantwoorden. Ik doe alles maar half, ik weet het, mag jij beredeneren hoe ze zou kunnen zijn geworden. Wanneer er geen vervolg is dan moet je zelf het einde schrijven.
Het leven is niet zo ingewikkeld als het lijkt. Als je klaar bent dan moet je stoppen, het lijken doen we zelf. De klanten, verworden tot parasieten, zuigen me leeg exclusief BTW. Uitzuigers met hun bevestigingsverhalen. Kijk dan naar me, kijk dan. Luister dan naar me, luister naar mijn verhaal. Kijk naar mijn leven, luister naar wat ik allemaal niet meemaak, zie hoe onrechtvaardig het allemaal is. Nee, het is niet onrechtvaardig. Dit is gerechtigheid. Zuip jezelf klem en kruip naar huis. Misschien kom je onderweg een andere hond tegen die hem er wel even in wil prikken. Eén keer figuurschijten is genoeg.
Rijpe vruchten hechten niet meer en doen wat Newton van ze verwacht, de uiterste verkoopdatum overschreden kunnen ze het rondhangen laten om liggend hun laatste levensfase te slijten. Ik ontvang het adres, kus de foto welterusten en verstuur een kaart. Zo gevoelloos ben ik nu ook weer niet. Zet de drank maar klaar, we komen er aan. Onbeperkt houdbaar.
Vrienden, kennissen, stamgasten, toeristen. Everybody’s just passing by. De één blijft wat langer dan de ander, de intonatie blijft gelijk. Een naam die rond zingt, soms, na verloop van tijd nog een anekdote waardig is. Weet je nog? Nee, ik wil het niet meer weten. Zijn er geen herinneringen? Nee, alles is opgeschreven en gepubliceerd. Internet is hetzelfde als weggooien. Ik ben het kwijt.
Weet je wat mij frappeert? Haar constant goede humeur. Misschien omdat er minstens vier voormalige neukers naast elkaar aan de bar zitten? De vraag blijft wie haar uit het moeras heeft getrokken. En jij mag die vraag beantwoorden. Ik doe alles maar half, ik weet het, mag jij beredeneren hoe ze zou kunnen zijn geworden. Wanneer er geen vervolg is dan moet je zelf het einde schrijven.
Het leven is niet zo ingewikkeld als het lijkt. Als je klaar bent dan moet je stoppen, het lijken doen we zelf. De klanten, verworden tot parasieten, zuigen me leeg exclusief BTW. Uitzuigers met hun bevestigingsverhalen. Kijk dan naar me, kijk dan. Luister dan naar me, luister naar mijn verhaal. Kijk naar mijn leven, luister naar wat ik allemaal niet meemaak, zie hoe onrechtvaardig het allemaal is. Nee, het is niet onrechtvaardig. Dit is gerechtigheid. Zuip jezelf klem en kruip naar huis. Misschien kom je onderweg een andere hond tegen die hem er wel even in wil prikken. Eén keer figuurschijten is genoeg.
Rijpe vruchten hechten niet meer en doen wat Newton van ze verwacht, de uiterste verkoopdatum overschreden kunnen ze het rondhangen laten om liggend hun laatste levensfase te slijten. Ik ontvang het adres, kus de foto welterusten en verstuur een kaart. Zo gevoelloos ben ik nu ook weer niet. Zet de drank maar klaar, we komen er aan. Onbeperkt houdbaar.
01 October 2006
Dikke doei
Het eind is in zicht.
Vijf jaar is genoeg, ik ben het zat. Niets is meer boeiend genoeg om mij hier vast te houden. Niet het geld, niet de drank, niet de mensen, voorzover ze dat laatste woord waard zijn te noemen. Een generatie vloog hier over en ik vlieg mee, de opvolgers dommer, leger en irritanter dan daarvoor. Eenzaam aan de top is inderdaad eenzaam, het verschil tussen rukken en neuken. De alcohol is niet meer toereikend dat gevoel te verdrijven. Alcohol is in ieder geval niet meer afdoende, ik ben gestopt met drinken. In de vertroebelde blik van de beneveling is er geen enkele vraag die een antwoord behoeft, in de wedergekeerde helderheid is het eerste antwoord al dodelijk. De spiegel is condensloos, mijn gezicht harder, gerimpelder. Het lichaam functioneert, de zintuigen scherper dan ooit, het beeld getekend maar ongebroken. Ik draag geen bril en zal er ook nooit één nodig hebben.
Cup d komt langs. Ze heeft haar schoonzus meegenomen, twee voormalig leidsepleinsnollen naast elkaar. De nakende promotie laat een diepe wond achter, een wond waar ze maar al te graag in willen wroeten. Kom maar, lik jezelf maar naar binnen. Het enige zetje dat ik jou zal geven is over de rand. Alsof ik mezelf door de inkijkjes laat imponeren. Billen wil ik zien, geen borsten, hoeveel borstkankercampagnes ze ook uit de grond stampen. Gewillig is afstotend, de zaadresten hangen nog aan hun mondvullend tandvlees. Ze vergeten de rondkruipende maden, door mij onzichtbaar afgedekt, na mijn vertrek onvermijdelijk zichtbaar wordend, naar binnen glijdend door hun instinctief opengesperde, zuigende grotten.
Het Versastel heeft een souvenir voor me meegenomen van Texel. Geluk zit in de kleine dingen, onderscheidend vermogen ook. Ik hou van jullie. Dour wordt in overweging genomen al is de kans dat ik in Osaka of Akiko zal zitten groter. Japan is dichterbij dan Noord, Ouderkerk of Gent. Het propje chinees heeft haar lippen rood gekleurd, de rest laat de ruggen zien. Huichelaars bewijzen zich door de strijd met gesloten vizier, parasieten door het bleke gelaat. Het bleke gelaat, veroorzaakt door een gebrek aan rode bloedlichaampjes, door een gebrek aan eigen bloedtoevoer, een gebrek aan eigen identiteit.
Gegen komt met zijn draak binnen en zegt dat zijn ex uit Berlijn op de stoep stond. De draak moet lachen. Ik zeg dat hij 10 december vrij moet houden, NoMeansNo komt naar Amsterdam, ik weet alleen nog niet waar. Gegen zegt dat Het Ketelhuis met een Japans filmfestival komt. Het punt is duidelijk, ik heb mijn avonden voor andere zaken nodig, ik verdoe hier mijn tijd. Leven is niets anders dan je tijd verdoen, zaak is om dat dan op de minst beroerde manier te doen, in het minst beroerde gezelschap. Ik heb een tweede computer gekocht en ben in onderhandeling met een nieuwe provider.
Het zich eigenaar noemend kadaver doet na sluitingstijd een poging tot conversatie. Terechte kritiek kan ik hebben, in alle andere gevallen begin ik te lachen. Nadeel daarvan is dat de gesprekspartner zich niet serieus genomen voelt. Terecht, ik lach je ook gewoon uit. Niet mijn probleem. Feit is wel dat ik mijn glans heb verloren. Mijn aanwezigheid is niet meer sturend, dwingend, bepalend. Ik weet wanneer ik overbodig ben, ik ben altijd degene geweest die het uit maakte. Loyaliteit heeft zijn grenzen en de grens is overschreden.
Met de tot volgende week woorden pak ik mijn spullen en loop naar buiten, twijfel of ik naar café Buurman zal gaan voor een afzakkertje. Nee, niet doen, ook daar gelden de hier beschreven levenswetten, de periferie lonkt. Ik kom thuis op een tijdstip waarop ik gewoonlijk nog sta schoon te maken, nuchter. De mailbox zorgt voor de noodzakelijke gemoedsrust. Ik open de bijlage en bekijk de foto, zet het souvenir aan mijn mond en klok het goedje naar binnen. Waar gaat het nu eigenlijk over?
Het is mooi geweest.
Vijf jaar is genoeg, ik ben het zat. Niets is meer boeiend genoeg om mij hier vast te houden. Niet het geld, niet de drank, niet de mensen, voorzover ze dat laatste woord waard zijn te noemen. Een generatie vloog hier over en ik vlieg mee, de opvolgers dommer, leger en irritanter dan daarvoor. Eenzaam aan de top is inderdaad eenzaam, het verschil tussen rukken en neuken. De alcohol is niet meer toereikend dat gevoel te verdrijven. Alcohol is in ieder geval niet meer afdoende, ik ben gestopt met drinken. In de vertroebelde blik van de beneveling is er geen enkele vraag die een antwoord behoeft, in de wedergekeerde helderheid is het eerste antwoord al dodelijk. De spiegel is condensloos, mijn gezicht harder, gerimpelder. Het lichaam functioneert, de zintuigen scherper dan ooit, het beeld getekend maar ongebroken. Ik draag geen bril en zal er ook nooit één nodig hebben.
Cup d komt langs. Ze heeft haar schoonzus meegenomen, twee voormalig leidsepleinsnollen naast elkaar. De nakende promotie laat een diepe wond achter, een wond waar ze maar al te graag in willen wroeten. Kom maar, lik jezelf maar naar binnen. Het enige zetje dat ik jou zal geven is over de rand. Alsof ik mezelf door de inkijkjes laat imponeren. Billen wil ik zien, geen borsten, hoeveel borstkankercampagnes ze ook uit de grond stampen. Gewillig is afstotend, de zaadresten hangen nog aan hun mondvullend tandvlees. Ze vergeten de rondkruipende maden, door mij onzichtbaar afgedekt, na mijn vertrek onvermijdelijk zichtbaar wordend, naar binnen glijdend door hun instinctief opengesperde, zuigende grotten.
Het Versastel heeft een souvenir voor me meegenomen van Texel. Geluk zit in de kleine dingen, onderscheidend vermogen ook. Ik hou van jullie. Dour wordt in overweging genomen al is de kans dat ik in Osaka of Akiko zal zitten groter. Japan is dichterbij dan Noord, Ouderkerk of Gent. Het propje chinees heeft haar lippen rood gekleurd, de rest laat de ruggen zien. Huichelaars bewijzen zich door de strijd met gesloten vizier, parasieten door het bleke gelaat. Het bleke gelaat, veroorzaakt door een gebrek aan rode bloedlichaampjes, door een gebrek aan eigen bloedtoevoer, een gebrek aan eigen identiteit.
Gegen komt met zijn draak binnen en zegt dat zijn ex uit Berlijn op de stoep stond. De draak moet lachen. Ik zeg dat hij 10 december vrij moet houden, NoMeansNo komt naar Amsterdam, ik weet alleen nog niet waar. Gegen zegt dat Het Ketelhuis met een Japans filmfestival komt. Het punt is duidelijk, ik heb mijn avonden voor andere zaken nodig, ik verdoe hier mijn tijd. Leven is niets anders dan je tijd verdoen, zaak is om dat dan op de minst beroerde manier te doen, in het minst beroerde gezelschap. Ik heb een tweede computer gekocht en ben in onderhandeling met een nieuwe provider.
Het zich eigenaar noemend kadaver doet na sluitingstijd een poging tot conversatie. Terechte kritiek kan ik hebben, in alle andere gevallen begin ik te lachen. Nadeel daarvan is dat de gesprekspartner zich niet serieus genomen voelt. Terecht, ik lach je ook gewoon uit. Niet mijn probleem. Feit is wel dat ik mijn glans heb verloren. Mijn aanwezigheid is niet meer sturend, dwingend, bepalend. Ik weet wanneer ik overbodig ben, ik ben altijd degene geweest die het uit maakte. Loyaliteit heeft zijn grenzen en de grens is overschreden.
Met de tot volgende week woorden pak ik mijn spullen en loop naar buiten, twijfel of ik naar café Buurman zal gaan voor een afzakkertje. Nee, niet doen, ook daar gelden de hier beschreven levenswetten, de periferie lonkt. Ik kom thuis op een tijdstip waarop ik gewoonlijk nog sta schoon te maken, nuchter. De mailbox zorgt voor de noodzakelijke gemoedsrust. Ik open de bijlage en bekijk de foto, zet het souvenir aan mijn mond en klok het goedje naar binnen. Waar gaat het nu eigenlijk over?
Het is mooi geweest.
28 September 2006
Aladdin reverse
We hebben afgesproken om samen te gaan eten. Tegen half vier ’s middags verstuur ik een bericht. De zon brandt de kantoortuin binnen, ze moeten hier wietplanten gaan verbouwen. Patat met een milkshake in het park? Het antwoord is duidelijk.
"Geen patat. Ik wil Thai."
Duidelijkheid is goed. Fantasieloos, maar wel goed. Ik raffel mijn werk af en ga een uur eerder weg. Buiten loop ik tegen een muur van zeeklimaathitte aan, een kleffe, vieze warmte. Vier stoplichten verder herken ik de voor de deur van haar huis geparkeerde, gekleurde fietstassen. Vroeger had ze een zwarte bak aan haar stuur hangen, dat vond ik leuker. Ook handiger om het eten en drinken in mee te nemen, ik ben een praktisch mens. Rokjes zijn leuk maar waar laat je de sigaretten?
"Die houd jij dus bij je."
September is warm en bezweet bereik ik haar huis. September vorig jaar was ook al zo warm, letterlijk en figuurlijk, warm van jou. Hoe lang gaat deze nazomer duren? Net zo lang als die van vorig jaar? Ik sprint de twee inpandige trappen omhoog. Eenmaal binnen biedt ze haar vermagerde wangen aan. Ik zeg dat ze heus wel eens iets uit de snackbar mag eten, loop door naar de koelkast en trek een fles witte wijn tevoorschijn.
Het gaat niet goed met haar. Ze is rusteloos. Veel verhalen maar de leegte begint zich te openbaren.
"Waarom vraagt iedereen steeds aan me waarom ik geen vriendje heb?"
Als ze mij die vraag stellen dan noem ik haar naam.
"Dat heb ik gehoord, ja."
Ze heeft grip op het leven, op háár leven, zelfs meer dan ik, maar ze is de grip op zichzelf aan het verliezen. De zwarte lijnen onder haar ogen zijn meer regel dan uitzondering geworden.
"Kijk."
Ze is midden in de woonkamer gaan staan en showt vol trots haar nieuwe schoenen. Souvenir zoveel van vlucht evenzoveel. Ze zijn echt lelijk en dat zeg ik dan ook. Complimenten doen het altijd goed bij vrouwen. Ze gaat tegenover me staan.
"Nou ja, dat zeg je toch niet?"
Ze schopt haar schoenen uit en loopt naar de slaapkamer. Wel handig, schoenen die je zo gemakkelijk uittrekt. Nu de rest nog. Ik volg haar en vraag of ze een hemd voor me heeft, ik ben zoals gewoonlijk te zwaar gekleed. Ze moet even denken, dan keert haar glimlach terug. Ze steekt haar arm in de nog vers geurende kast en haalt een topje tevoorschijn.
"Trek dit maar aan, dan pas je goed bij mijn schoenen."
Praktisch meisje, ze draagt vandaag een spijkerrokje. Wanneer sta jij weer in je geruite rokje tegenover mij?
"Ik heb me ingeschreven bij een sportschool, ik heb geen conditie meer."
Haar buikje is wel het laatste waar ik me zorgen over maak. Ik vind het wel goed juist, een beetje spek, de geraamtes op het internet hebben mijn geest verziekt. De wereld zit anders in elkaar.
"Ik slaap soms elf uur achter elkaar en dan ben ik nog niet uitgeslapen."
Meer neuken, meisje. Des te meer je neukt, des te minder je nadenkt en des te beter je slaapt. En het is nog goed voor je buikspieren ook, maar dat is bijzaak.
"Je kijkt teveel naar porno."
De wereld zit inderdaad iets anders in elkaar.
Ze trekt haar wenkbrauwen op wanneer ik de fles aan mijn mond zet. Nee, thuis doe ik dat niet want ik drink thuis geen alcohol. Ze loopt naar de keuken en komt terug met twee glazen, ik schenk ze vol.
"Gezellig. Lekker gewerkt?"
Nee. Ik moet er een maand uit, minstens. Misschien wel langer. Misschien wel voorgoed. De vluchtweg is zelf een gevangenis geworden. Veilig is niet spannend. De lach is verdwenen, de geilheid is verdwenen. All work and no play makes Jack a dull boy. Ik vraag of ze vaak op het internet zit.
"Alleen voor mijn rooster. En soms op msn. En mijn zus heeft een eigen site."
Ze pakt de laptop, klapt hem open en drukt op wat knopjes. De site is goed, knappe foto’s ook. Ik zoek de portfolio met de foto’s van huisgenoot.
"Die staat er niet op."
Het msn-scherm springt open, smileys vervuilen het beeld, ik zie een hoofd dat ik niet ken en lees een begroeting die ik niet begrijp. Ik pak mijn glas en de fles wijn en ga op de bank liggen. Ze grinnikt en tikt met onregelmatige tussenpozen op het toetsenbord.
"Je hebt zeker nog geen honger?"
Gezellig. Vanaf haar balkon kan ik de fabriek zien. De dag rolt opnieuw aan me voorbij, een dag zoals er zoveel zijn geweest en zoals er nog zoveel meer zullen volgen, net zolang totdat de middelloonregeling tegen lucratief personeelstarief in een gepaste oudedagsvoorziening is geperst.
De nieuwe desktop, ze moest eens weten. Jij vindt hem mooi, dat weet ik zeker, omdat we haar allebei mooi vinden, allebei verliefd waren. Ik nog steeds, voor jou kan ik niet spreken. Ben je nog verliefd? Je staat voor de kroeg en ziet ons weer zitten. Wij en de kroeg, onlosmakelijk met elkaar verbonden als het gaat om herinneringen aan onze ontmoetingen. Schuilplaats van illusies van een mogelijk leven, verdrinken in de realiteit van een onmogelijk leven. Een vlucht uit de wereld, een vlucht in elkaar. De dronkenschap er zwalkend tussenin, twijfelend, omdat ze geen keuze kan maken. Een intensiteit die een jaar later nog ongeëvenaard is. Tastbaar, bereikbaar, en tegelijkertijd ongrijpbaar. Aantrekkelijker is niet mogelijk. Ik idealiseer jou niet. Ik idealiseer die tijd, die plaatsen, de bijbehorende geuren. De bijbehorende dronkenschap, dronken van haar en van jou. Ik idealiseer dat leven. Je staat voor de kroeg en stuurt me een bericht. Ik mis je ook maar er is nu geen weg terug. Er is teveel veranderd het afgelopen jaar. Er zijn keuzes gemaakt, er zijn beslissingen genomen, beslissingen met een rotsvaste plaatsbepaling tot gevolg. Een plaats waar ik niet bepaald woon. Jij was mijn nieuwe houvast, niet veel later de laatste strohalm. Ik was bezig alles te verbranden, jouw aanwezigheid was olie op dat door mij ontstoken vuur. Het ging allemaal zo gemakkelijk, zo snel. Jij stond voor het nieuwe leven, jij was het nieuwe leven. Hoe kom ik hier vanaf, dacht ik na je eerste mail. Nu vraag ik mezelf af, hoe je van mij bent afgekomen. Je staat voor de kroeg en vervolgt je weg. Van opruimen knap je op. Opruimen van je hoofd, van je buik, van je huis, van je vrienden. Alles overzichtelijk. Wanneer er niets is, is het overzicht optimaal. Ik selecteer reply en beantwoord je bericht. Kom. Het is herfst, we gaan weer drinken. Ik heb momenteel een optimaal overzicht want er is niets meer. Ben je nog verliefd?
Ze moet de vraag herhalen.
"Waarom zitten wij nooit op msn als je toch zoveel achter je computer zit?"
Omdat ik met een fles wijn op jouw bank mag liggen. Ze klapt de laptop dicht en komt bij me op de bank liggen. Ze gaapt. Ze is moe.
"Je treft me niet op mijn beste momenten."
Nee, kleintje. Op betere momenten treffen wij elkaar niet.
"Geen patat. Ik wil Thai."
Duidelijkheid is goed. Fantasieloos, maar wel goed. Ik raffel mijn werk af en ga een uur eerder weg. Buiten loop ik tegen een muur van zeeklimaathitte aan, een kleffe, vieze warmte. Vier stoplichten verder herken ik de voor de deur van haar huis geparkeerde, gekleurde fietstassen. Vroeger had ze een zwarte bak aan haar stuur hangen, dat vond ik leuker. Ook handiger om het eten en drinken in mee te nemen, ik ben een praktisch mens. Rokjes zijn leuk maar waar laat je de sigaretten?
"Die houd jij dus bij je."
September is warm en bezweet bereik ik haar huis. September vorig jaar was ook al zo warm, letterlijk en figuurlijk, warm van jou. Hoe lang gaat deze nazomer duren? Net zo lang als die van vorig jaar? Ik sprint de twee inpandige trappen omhoog. Eenmaal binnen biedt ze haar vermagerde wangen aan. Ik zeg dat ze heus wel eens iets uit de snackbar mag eten, loop door naar de koelkast en trek een fles witte wijn tevoorschijn.
Het gaat niet goed met haar. Ze is rusteloos. Veel verhalen maar de leegte begint zich te openbaren.
"Waarom vraagt iedereen steeds aan me waarom ik geen vriendje heb?"
Als ze mij die vraag stellen dan noem ik haar naam.
"Dat heb ik gehoord, ja."
Ze heeft grip op het leven, op háár leven, zelfs meer dan ik, maar ze is de grip op zichzelf aan het verliezen. De zwarte lijnen onder haar ogen zijn meer regel dan uitzondering geworden.
"Kijk."
Ze is midden in de woonkamer gaan staan en showt vol trots haar nieuwe schoenen. Souvenir zoveel van vlucht evenzoveel. Ze zijn echt lelijk en dat zeg ik dan ook. Complimenten doen het altijd goed bij vrouwen. Ze gaat tegenover me staan.
"Nou ja, dat zeg je toch niet?"
Ze schopt haar schoenen uit en loopt naar de slaapkamer. Wel handig, schoenen die je zo gemakkelijk uittrekt. Nu de rest nog. Ik volg haar en vraag of ze een hemd voor me heeft, ik ben zoals gewoonlijk te zwaar gekleed. Ze moet even denken, dan keert haar glimlach terug. Ze steekt haar arm in de nog vers geurende kast en haalt een topje tevoorschijn.
"Trek dit maar aan, dan pas je goed bij mijn schoenen."
Praktisch meisje, ze draagt vandaag een spijkerrokje. Wanneer sta jij weer in je geruite rokje tegenover mij?
"Ik heb me ingeschreven bij een sportschool, ik heb geen conditie meer."
Haar buikje is wel het laatste waar ik me zorgen over maak. Ik vind het wel goed juist, een beetje spek, de geraamtes op het internet hebben mijn geest verziekt. De wereld zit anders in elkaar.
"Ik slaap soms elf uur achter elkaar en dan ben ik nog niet uitgeslapen."
Meer neuken, meisje. Des te meer je neukt, des te minder je nadenkt en des te beter je slaapt. En het is nog goed voor je buikspieren ook, maar dat is bijzaak.
"Je kijkt teveel naar porno."
De wereld zit inderdaad iets anders in elkaar.
Ze trekt haar wenkbrauwen op wanneer ik de fles aan mijn mond zet. Nee, thuis doe ik dat niet want ik drink thuis geen alcohol. Ze loopt naar de keuken en komt terug met twee glazen, ik schenk ze vol.
"Gezellig. Lekker gewerkt?"
Nee. Ik moet er een maand uit, minstens. Misschien wel langer. Misschien wel voorgoed. De vluchtweg is zelf een gevangenis geworden. Veilig is niet spannend. De lach is verdwenen, de geilheid is verdwenen. All work and no play makes Jack a dull boy. Ik vraag of ze vaak op het internet zit.
"Alleen voor mijn rooster. En soms op msn. En mijn zus heeft een eigen site."
Ze pakt de laptop, klapt hem open en drukt op wat knopjes. De site is goed, knappe foto’s ook. Ik zoek de portfolio met de foto’s van huisgenoot.
"Die staat er niet op."
Het msn-scherm springt open, smileys vervuilen het beeld, ik zie een hoofd dat ik niet ken en lees een begroeting die ik niet begrijp. Ik pak mijn glas en de fles wijn en ga op de bank liggen. Ze grinnikt en tikt met onregelmatige tussenpozen op het toetsenbord.
"Je hebt zeker nog geen honger?"
Gezellig. Vanaf haar balkon kan ik de fabriek zien. De dag rolt opnieuw aan me voorbij, een dag zoals er zoveel zijn geweest en zoals er nog zoveel meer zullen volgen, net zolang totdat de middelloonregeling tegen lucratief personeelstarief in een gepaste oudedagsvoorziening is geperst.
De nieuwe desktop, ze moest eens weten. Jij vindt hem mooi, dat weet ik zeker, omdat we haar allebei mooi vinden, allebei verliefd waren. Ik nog steeds, voor jou kan ik niet spreken. Ben je nog verliefd? Je staat voor de kroeg en ziet ons weer zitten. Wij en de kroeg, onlosmakelijk met elkaar verbonden als het gaat om herinneringen aan onze ontmoetingen. Schuilplaats van illusies van een mogelijk leven, verdrinken in de realiteit van een onmogelijk leven. Een vlucht uit de wereld, een vlucht in elkaar. De dronkenschap er zwalkend tussenin, twijfelend, omdat ze geen keuze kan maken. Een intensiteit die een jaar later nog ongeëvenaard is. Tastbaar, bereikbaar, en tegelijkertijd ongrijpbaar. Aantrekkelijker is niet mogelijk. Ik idealiseer jou niet. Ik idealiseer die tijd, die plaatsen, de bijbehorende geuren. De bijbehorende dronkenschap, dronken van haar en van jou. Ik idealiseer dat leven. Je staat voor de kroeg en stuurt me een bericht. Ik mis je ook maar er is nu geen weg terug. Er is teveel veranderd het afgelopen jaar. Er zijn keuzes gemaakt, er zijn beslissingen genomen, beslissingen met een rotsvaste plaatsbepaling tot gevolg. Een plaats waar ik niet bepaald woon. Jij was mijn nieuwe houvast, niet veel later de laatste strohalm. Ik was bezig alles te verbranden, jouw aanwezigheid was olie op dat door mij ontstoken vuur. Het ging allemaal zo gemakkelijk, zo snel. Jij stond voor het nieuwe leven, jij was het nieuwe leven. Hoe kom ik hier vanaf, dacht ik na je eerste mail. Nu vraag ik mezelf af, hoe je van mij bent afgekomen. Je staat voor de kroeg en vervolgt je weg. Van opruimen knap je op. Opruimen van je hoofd, van je buik, van je huis, van je vrienden. Alles overzichtelijk. Wanneer er niets is, is het overzicht optimaal. Ik selecteer reply en beantwoord je bericht. Kom. Het is herfst, we gaan weer drinken. Ik heb momenteel een optimaal overzicht want er is niets meer. Ben je nog verliefd?
Ze moet de vraag herhalen.
"Waarom zitten wij nooit op msn als je toch zoveel achter je computer zit?"
Omdat ik met een fles wijn op jouw bank mag liggen. Ze klapt de laptop dicht en komt bij me op de bank liggen. Ze gaapt. Ze is moe.
"Je treft me niet op mijn beste momenten."
Nee, kleintje. Op betere momenten treffen wij elkaar niet.
07 September 2006
Subtropie
Wat je van ver haalt is lekker. Geld- en opleidingloos stapt hij je huis binnen om er nooit meer weg te gaan, je hebt er voor getekend. En jij weet dondersgoed wat een handtekening betekent. Handig, die rechtenstudie. De universitaire titel staat niet garant voor intelligentie. Van ver halen omdat het hier niet is. Van ver halen omdat ze je hier niet willen, bedoel je. Open your eyes, of zal ik ze even open slaan? Heb je geen buren? Geen collega’s? Geen vrienden? Mannen die verder kijken dan je heupen? Die moeten er toch zijn?
Van ver halen omdat hier niemand je onderstel trekt en laat dat daar nu juist een teken van welvaart zijn. Een teken van gezondheid ook, hoe meer vlees, hoe breder het bekken, hoe welvarender je baarmoeder. Baringsrijp. Met de ogen van een konijn kijkt hij naar jou, zijn duracel in de aanslag. Stier Herman is er niets bij, maar die was dan ook een stuk slanker dan hij.
Hij hoeft geen inburgeringcursus te doen, leve het oranjeverleden van onze voorouders. Hij hoeft geen werk te zoeken, hij hoeft niet naar school. Hij prikt zich rijk in jou. En jij loopt leeg als de spreekwoordelijke luchtballon. Dat is dan weer in overeenstemming met, zo zie je er tenslotte ook uit. Voordeel van je omvang is, dat je er de eerste maanden niets van ziet. Je zal in het begin niets uit hoeven leggen. Je opgeblazen, nachtrustloze gelaat, zal worden toegeschreven aan het nieuwe liefdesnest, niet aan het uitdijend inwendige broeinest.
Later zal je mij bellen, we kunnen weer afspreken, hij is toch niet thuis. Tot aan je knieën in het kroost vertel je mij dat ik niet hoef te slaan, dat je het hebt gezien. Vertwijfeld laat je mij je halfbloed nageslacht zien. Mooi hoor, die tropische koppies. Dan vertel je over het cultuurverschil. Hij weet niet beter, zal je zeggen, hij kent zijn eigen vader niet eens. Hij vermoedt zijn oom maar hij weet het niet zeker. Moeilijk te zien, uiterlijke verschillen zijn minder helder dan bij ons.
Je hebt het maar geaccepteerd, zo zijn ze nu eenmaal. Je bent niet bang dat hij ze bij je weg haalt. Nee, natuurlijk niet. Hij weet dat ze bij jou goed worden verzorgd en ze lopen hem alleen maar in de weg. Verzorgen? Ga maar op straat spelen. Cultuur? Beter geen cultuur dan een achterlijke cultuur. Bosmensen horen in een bos, om bomen en hun natuurlijke bewoners maar te vermijden. Biologie zou een betere studie voor je zijn geweest. Bij gebrek aan een huishoudschool.
Van ver halen omdat hier niemand je onderstel trekt en laat dat daar nu juist een teken van welvaart zijn. Een teken van gezondheid ook, hoe meer vlees, hoe breder het bekken, hoe welvarender je baarmoeder. Baringsrijp. Met de ogen van een konijn kijkt hij naar jou, zijn duracel in de aanslag. Stier Herman is er niets bij, maar die was dan ook een stuk slanker dan hij.
Hij hoeft geen inburgeringcursus te doen, leve het oranjeverleden van onze voorouders. Hij hoeft geen werk te zoeken, hij hoeft niet naar school. Hij prikt zich rijk in jou. En jij loopt leeg als de spreekwoordelijke luchtballon. Dat is dan weer in overeenstemming met, zo zie je er tenslotte ook uit. Voordeel van je omvang is, dat je er de eerste maanden niets van ziet. Je zal in het begin niets uit hoeven leggen. Je opgeblazen, nachtrustloze gelaat, zal worden toegeschreven aan het nieuwe liefdesnest, niet aan het uitdijend inwendige broeinest.
Later zal je mij bellen, we kunnen weer afspreken, hij is toch niet thuis. Tot aan je knieën in het kroost vertel je mij dat ik niet hoef te slaan, dat je het hebt gezien. Vertwijfeld laat je mij je halfbloed nageslacht zien. Mooi hoor, die tropische koppies. Dan vertel je over het cultuurverschil. Hij weet niet beter, zal je zeggen, hij kent zijn eigen vader niet eens. Hij vermoedt zijn oom maar hij weet het niet zeker. Moeilijk te zien, uiterlijke verschillen zijn minder helder dan bij ons.
Je hebt het maar geaccepteerd, zo zijn ze nu eenmaal. Je bent niet bang dat hij ze bij je weg haalt. Nee, natuurlijk niet. Hij weet dat ze bij jou goed worden verzorgd en ze lopen hem alleen maar in de weg. Verzorgen? Ga maar op straat spelen. Cultuur? Beter geen cultuur dan een achterlijke cultuur. Bosmensen horen in een bos, om bomen en hun natuurlijke bewoners maar te vermijden. Biologie zou een betere studie voor je zijn geweest. Bij gebrek aan een huishoudschool.
23 August 2006
Dixieland
Geen fabriek, geen kroeg, geen stoorzenders. Eindelijk tijd voor reflectie. Wat is belangrijk en wat niet, wie is belangrijk en wie niet.
De eerste dag is het moeilijkst, ik moet wennen. Wennen aan de overburen, wennen aan de stilte. Wennen aan het gemis. Ik heb zelf gekozen voor deze confrontatie, eindelijk gebeurt er iets. Er gebeurt iets juist omdat er niets gebeurt. Ik heb er naartoe geleefd, zorgvuldig gepland. Je bereikt een punt waarop je jezelf realiseert tot hier en niet verder. Kom maar jongen, laat nu maar eens zien wat je waard bent. Waar is nu je grote bek gebleven? Ik moet wennen aan mezelf. De confrontatie valt mee, de geografische verplaatsing biedt voldoende afstand, de afstand die nodig is om mezelf geestelijk te kunnen distantiëren. De techniek werkt niet mee, de techniek kent geen afstanden meer. Ik kijk op mijn mobiel om te zien hoe laat het is en zie het bericht.
Vanavond naar de Parade? Kus.
Kut.
Geen fabriek, geen kroeg, geen vragen. "Mag ik je iets vragen?" Ik sta in de Club en kijk hoe de instrumenten worden uitgestald en gestemd. Lang haar, spijkerjasje. Ik kijk naar haar pols. Dagpas. Ik antwoord bevestigend en zoek haar ogen. "Speelt Nouvelle Vague hier?" Ja. "Merci." Het is de langste conversatie van de dag. Je moet zuinig zijn met je woorden.
Geen fabriek, geen kroeg, geen auto. De kadett is verbouwd tot het blik van het bier dat hier niet mee naar binnen mag. De trein is oké, achterover gezakt trekt de wereld spreekwoordelijk aan je voorbij. Metaforen zijn niet nodig, de trein is zelf een metafoor. Het landschap verandert, het weer verandert. Ik verander. Overstappen, sigaret, overstappen, sigaret. Het is net seks maar dan anders. Elke trein een andere snelheid, een ander tempo. Elke trein een andere geur, een ander geluid. Toch is dit ook een bekend terrein. Koffie rechts, schone wc’s midden achterin, tanden poetsen naast de tent en de douches links. Douchen? Donder op met je douche, het is geen huwelijksreis. Hoewel, op een huwelijksreis moet je ook niet douchen. Dan kun je alvast aan mijn geur wennen.
Geen fabriek, geen kroeg, geen mongolen. Ik pak mijn tandenborstel en loop naar de zijkant van mijn tent. Een mongool maakt zijn gulp open. Haal hem eruit en je kunt de rest van leven niet meer pissen. Zijn vriend gaat tussen ons in staan. Dan ziet hij de tekst op mijn borst. "Hé, Killing Joke! Hosannas from the basement of hell." Ik complimenteer hem met het feit dat hij deze zin in één keer zonder stotteren uit zijn strottenhoofd heeft gekregen. De mongool doet zijn gulp weer dicht en probeert iets te zeggen. Zijn vriend vertaalt. "Hij werkt voor een Nederlandse baas, hij heeft het niet zo met Nederlanders." Die baas zorgt er maar wel mooi voor dat hij hier een kaartje voor heeft kunnen kopen. Wil hij ander werk? Misschien kan hij beginnen met de dixies schoon te maken, dan weet hij meteen waar hij voortaan kan gaan staan pissen en waar hij wakker wordt als hij nog een keer bij mijn tent gaat staan.
Geen fabriek, geen kroeg. Geen fabrieksarbeiders en geen stamgasten. Ja, twee in de tent tegenover me maar die zijn welkom. Meer dan zelfs. Het is een overgangsjaar, niet te grote stappen ineens. Vijf dagen van de wereld, alsof dit geen wereld is. Dit is ook een wereld, dit is de wereld waar ik wil wonen. Ik kan hier wonen, in tegenstelling tot anderen die bij de gedachte aan een dixie al een eczeem in hun kruis voelen groeien. De moderne mens is zijn immuniteit aan het verliezen, vatbaar voor elke oneffenheid in de dagelijkse structuur van uiterlijke verzorging, hygiëne en voedingspatronen. Ze vergeten dat het eten hier beter is dan de semi-culinaire magnetronprak die ze thuis in hun strot laten vloeien. Kauwloos slurpvoer, zaad glijdt beter.
Geen fabriek, geen kroeg, geen irritaties. Duidelijker, geen mensen die op mijn zenuwen werken. Vijftigduizend voortslenterende Belgische jongeren werken niet op mijn zenuwen, tenminste, zolang ze niet tegen mijn tent staan te pissen. Wees proper en doe dat dan gewoon even binnen. Kom maar, ik bijt hem er niet af en ik heb voorgezeepte doekjes bij me, dit tot grote hilariteit van de overburen. Ik heb graag schone handen en een schone eikel. Ook dat, ja. You’ve got blood on your hands, baby. Links staat een groep Belgische wietdealertjes, Amsterdam is niet meer wat het is geweest, rechts het geluid van een fijn potje adolescentenseks, vrij snel daarna gevolgd door de bijbehorende ruzie. Meisje, weet jouw mamma dat je hier bent? Heeft jouw mamma jou ook verteld over jongetjes? Heeft mamma verteld dat videoclips er zijn om plaatjes te verkopen en een gimmick te genereren? Dat de wereld iets anders in elkaar zit? Dat je beentjes spreiden om een touwtje in te brengen iets anders is dan je beentjes spreiden wanneer er een jongetje bovenop je ligt? Mijn voorgezeepte doekjes helpen niet tegen je tranen, dat zal alleen nog maar meer gaan prikken. Tussen zuchten en grijnzen ligt een mooi gebied.
Geen fabriek, geen kroeg, geen Afrikanen. Een Aziaatje komt binnengelopen, ze wordt gevolgd door vier ingevallen wangen. Pillenslikkers. Het meisje begint te dansen en te springen, haar gezicht straalt aan alle kanten. Twee ingevallen wangen manen haar tot rust en ze gaat teleurgesteld op de grond zitten. Ze staat vrijwel direct weer op, haalt een krant tevoorschijn, spreidt hem uit en gaat erop liggen. Van haar tas maakt ze een kussentje. Ze sluit haar ogen. Ik zet mijn bier neer, pak mijn camera en fotografeer haar. Een naveltruitje loopt langs en schopt mijn bier omver.
Geen fabriek, geen kroeg, geen wekker. Op vrijdag word ik wakker gemaakt door de soundcheck van Massive Attack. Half Mezzanine komt langs, ik leg mijn hand op morningwood en denk aan het gothicmeisje van gisteravond. Een blouse van netstof, daarover een lederen corset, eronder een rok van kreukelstof, een panty en glimmende kistjes. En dat alles in het zwart. Angel moet het hoogtepunt van de dag worden. Jij mag jezelf opmaken, jij verbergt jouw gezicht doelbewust, als bescherming, om jezelf niet te laten zien. Juist om niet op te vallen, in tegenstelling tot mensen die een middag vrij moeten nemen omdat ze naar de schoonheidsspecialiste moeten. De schoonheidsspecialiste, het meest overbodige beroep ter wereld, dat is iemand die zich gespecialiseerd noemt in schoonheid. Schoonheid uit een doos verf als een saus uit een pakje van knorr. De grap met het varken laat ik achterwege. Dag natuur, welkom clown. Ze maken poriën schoon van mensen die te beroerd zijn om zichzelf te wassen, ze kleuren gezichten alsof je een indiaan bent. Poriën moet je niet schoonmaken, vuil beschermt. Des te meer oppervlakte je blootlegt des te kwetsbaarder het wordt. Laten zitten dus. Net zo onzinnig als het witten van tanden. Ja, schuur maar weg dat glazuur. Bij aankoop van je nieuwe bril gratis een gebit en een levenslang abonnement op vloeibaar voedsel. Combitickets rulez. Ga maar als indiaantje naar huis, dat vind je mannetje fijn. Dan kan hij zich weer de stoere cowboy voelen die hij diep van binnen wil zijn. Eindelijk kan hij weer zijn zweep laten knallen, zijn sporen in je dijen rammen, zijn lasso uitwerpen naar de dartele veulens in de wei. Want dartel is het bij jullie thuis al lang niet meer. De vraag vind je me niet meer aantrekkelijk zal nooit bevestigend worden beantwoord want daar is hij te schijterig voor. Eindelijk kan hij weer op je neer kijken, wanneer je op handen en voeten voor hem zit, eindelijk is hij weer een hengst. Ga maar door met toneelspelen, ik speel mee wanneer ik aan je kist sta om te genieten van je rottingsproces. Tranen in mijn ogen, erger dan de ammoniakdampen uit Dixieland kon ik me niet voorstellen, maar weer weet je het te overtreffen. Ik zal een tooi voor je meenemen, want veren in je reet zal je niet meer van me krijgen. Nee, dan jij, mooi gothicmeisje. Zwart is tijdloos, jij bent tijdloos. Schoonheid zit niet in een potje, schoonheid zie je niet in de spiegel, schoonheid zit in jou, lief gothicmeisje. Ik knijp in mijn ballen en kom klaar. Het is tijd om op te staan.
Geen fabriek, geen kroeg, geen obsessies. Ik sta in de Dance Hall en staar naar éénstaartig blond, de staart bungelend over haar linkerschouder. Jas aan, haar tas houdt ze stevig vast. Ze zoekt een rustig plekje tussen het dancegeweld en legt de tas voor haar voeten op de grond. Ze begint langzaam mee te wiegen, beetje bij beetje komt haar lichaam in beweging. Voorzichtig komt haar arm omhoog. Mijn bier is op maar ik wacht met refreshen, ik staar. Haar andere arm komt ook omhoog, synchroon volgen ze de strakke technobeat. Volgende keer moet ik een telelens meenemen. Wat later pakt ze haar tas en loopt langs me naar de zijuitgang. Het regent stevig. Ik ga naast haar staan en kijk luchtig naar links en naar rechts. Ze vangt mijn blik, kijkt weer naar buiten, haalt haar schouders op en loopt terug naar haar plekje tussen het dancegeweld. Ik trek mijn regenjas aan, haal twee drankbonnen uit mijn broekzak en loop naar de dichtstbijzijnde bierstand.
Geen fabriek, geen kroeg, geen verplichte omgangsvormen. Hier hoef ik niemand te vriend te houden. Niet? Dan niet. Graag of traag. Ongegeneerd kijk ik ze aan, kleed ik ze uit met mijn ogen. Nee, niet jij, houd jij je kleding maar aan. Aan sommige geuren wen je nooit, aan sommige lichamen ook niet. Ik zeg niet dat je stinkt, ik vind dat je stinkt. Ik zeg niet dat je lelijk bent, ik vind je lelijk. Misschien stink je helemaal niet maar dat vind ik nou eenmaal. Ga een stuk verderop zitten, daar waar ze jou wel op waarde weten te schatten. Omdat ze maar één waarde zien met hun ongeletterde ogen. Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid, een lelijke meid heeft haar benen gespreid. Wees blij dat ik een mening over jou heb, jij, als nietszeggende verzameling samengebald vet. Typisch geval van een gemiste echoscopie. De wetenschap is er, gebruik het dan ook. Ouders zijn aansprakelijk voor wat ze neerzetten op deze aardkloot maar ik kan moeilijk jouw vader op zijn bek gaan slaan. Ik ken de wetenschap maar het rechtssysteem loopt achter. Daarbij, beetje respect voor de ouderdom, ze hebben het al zo zwaar gehad jou tot hier te krijgen. Ze zijn blij dat ze van je af zijn. Dat zeggen ze niet, nee, natuurlijk niet. Er zal er nooit één de waarheid recht in je gezicht zeggen, zelfs op hun sterfbed zullen ze hun hypocriete handen in de jouwe leggen, hun liefdevolle laatste woorden omringd door de zure geur van een disfunctionele slokdarm. Ik heb geduld, ik kom jullie nog wel tegen, ik ruik jullie soort op kilometers afstand. Vier uur in de trein is nog niet genoeg, begrijp je nu dat ik naar de andere kant van de wereld wil?
Ik weet niet of ik volgend jaar weer ga. Wat is belangrijk en wat niet. De kater is erg, te erg. De kater van de after-festival-dip en back-to-real-life gevoel. Eenmaal thuis ervaar ik geen real life. Er is geen real life. Ik wil rondlopen tussen vijftigduizend onbekenden. Ik wil het anker gedag zwaaien. Weet je dat ik er, in een vlaag van dagdromerij, aan heb gedacht? Aan wie ik überhaupt heb gedacht? Natuurlijk ga ik volgend jaar weer, ik ben teveel masochist om mezelf van deze pijn te onthouden. Wie is belangrijk en wie niet.
Ik zoek het bericht, selecteer antwoorden en reply. Ik kom vannacht naar je toe.
13 July 2006
FAQ
Iedereen vertelt vakantieverhalen, "alles goed" is vervangen door "ga je nog op vakantie." Misschien, ik moet wennen aan de zon. Dat kost tijd.
Ouders en stiefouders, broers en zussen met aanhang, drie vriendinnen en ik. De wereld wordt kleiner, ook hier. Geen make-updozen meer. Alle werelden worden kleiner, al dan niet gebaard. Wel een teken dat ik steeds dichterbij kom, ik word niet uit beleefdheid uitgenodigd. Beleefdheid bestaat niet meer in de huidige maatschappij. Beleefdheid is de wc doortrekken wanneer je ergens op visite bent. Degene die na jou de darmen leegt mocht eens op rare ideeën komen, voor je het weet vliegt je eigen stront je om de oren. Ze draagt dezelfde jurk als vorig jaar, dezelfde inkijk, dezelfde blote voetjes eronder. Enig verschil zijn de wallen onder haar ogen.
"Gisteren uit Mexico teruggekomen."
Wat ze nog meer heeft meegenomen valt met het blote oog niet te zien. Het souvenir uit Bangkok blijft achterwege. Komt op zich goed uit, ik heb ook geen cadeau gekocht. Cadeaus zuigen, aanwezigheid is een gift.
Iedereen vertelt vakantieverhalen, politiek doen we hier niet aan. Dat uit deze circusattractie zulke leuke kinderen zijn gekropen is een politieke uitspraak. Afgunst is een gunst.
Vriendin één ziet eruit alsof ze elk moment in tranen kan uitbarsten. Ze zegt niet veel. Ik ken alle verhalen die hier spelen maar ik weet niet meer welk verhaal bij welke vriendin hoort. Ze heeft de rugleuning van de stoel waarop ze zit naar de muur gedraaid. Mooie kop met haar, haar donkere ogen maken haar gezicht bleker dan het in werkelijkheid is. Een muurbloempje dat straks in één keer de overstap zal maken naar de geranium. Vriendin twee is de spreekwoordelijke karikatuur. Hondsdroeve ogen boven een te grote neus, daaronder naar beneden gerichte clownslippen. Ze spreekt alleen wanneer de jarige in de buurt is, en dan praten ze niet maar dan voeren ze een toneelstukje op. Geen wonder dat haar vriendje er vandoor is, ze moet het eens met een vrouw gaan proberen. Vriendin drie was er ook met de verhuizing. Ik stond bovenaan de trap, zij halverwege. Ik liep naar beneden en stuurde de aangever naar boven. Het oog wil ook wat. Na de verhuizing reageerden de meiden zich af in het Kruidvat, ze kocht een doorschijnende tuniek. Ik liep de kamer in toen ze het stond te passen. Ze waren mooi.
"Er hoort een topje onder, hoor."
Dat vind jij. Ik ga op het balkon staan en bekijk de binnentuin. Rechts op driehoog staat iemand met een verrekijker. Ik open mijn gulp, haal mijn lul tevoorschijn en zwaai. Driehoog rechts doet het gordijn dicht.
Iedereen vertelt vakantieverhalen, mensen die niet werken hebben het hele jaar door vakantie. Ik werk het hele jaar door en heb nooit vakantie, daar valt dus ook niets over te vertellen. Het verschilt niet veel met de rest, ze hebben ook niet veel te vertellen. "Je moet erbij zijn geweest." Ik was er niet bij dus het is niet leuk.
Opvallend is de afwezigheid van mobieltjes, of is er hier sprake van toegenomen volwassenheid? Je telefoon uitzetten omdat het zo hoort is geen beleefdheid maar gewoon dom want dan ben je de functionaliteit van het apparaat vergeten. Mijn telefoon staat uit omdat ik geen berichten verwacht. Dit jaar niet. Stoorde het mij voorheen dat iedereen met de piepende onruststokers zat te spelen, nu stoort het gebrek aan de nadrukkelijke aanwezigheid ervan me juist. Misschien verwachten ze ook geen berichten, is er intussen duidelijkheid over de verloren liefdes en zijn er vooralsnog geen nieuwe gegadigden. Een sportschool zou ze op weg kunnen helpen. Net single geworden? Word lid van een fitnesscentrum. Of ga in de horeca werken. Natuurlijk, een bericht kun je ook ’s nachts lezen. Of de volgende dag. Beter is niet te lezen. Wanneer het bericht wordt verzonden is het moment namelijk alweer voorbij.
Iedereen vertelt vakantieverhalen, ik denk aan de zwangere thuis. Die gaat ook niet met vakantie. Die heeft nooit meer vakantie.
Na haar verhuizing ben ik hier één keer eerder geweest, beetje stoeien met elektra. Ik won. ’s Avonds Thai gehaald en opgegeten in een verlaten ouderlijk huis, al haar spullen zaten nog in de verhuisdozen. Mooie buurt, ik heb hier zelf een jaar gewoond. Goed jaar, misschien wel het beste. Daarna begon het verval waarvan ik de oorzaak nog steeds niet heb kunnen blootleggen. Op school interesseerde geschiedenis me nooit, wat is het belang van wat is geweest? Nu weet ik beter. Niet de toekomst bepaalt wie je bent, de geschiedenis bepaalt wat je bent. Grote verhalen over wat ze allemaal willen gaan doen en wat ze allemaal willen zien. Yeah. Vertel me wat je hebt gedaan en wat je hebt gezien. Om te weten waar je nu staat dien je jezelf te realiseren hoe je daar gekomen bent. En daar ligt de crux. Ik weet niet hoe ik hier gekomen ben, waardoor alle plannen die ik had en heb inferieur zijn geworden.
Iedereen vertelt vakantieverhalen, plannen is vervangen door wat was gepland. Ik plan niet, al mijn plannen worden overschaduwd door verwachtingen. Wees realistisch, de voortschrijdende tijd is de enige realiteit.
De koelkast is gevuld met kaas, olijven en rosé. Tweehoog is minder erg dan vijfhoog.
"Ik heb een quiche zonder kaas voor je gekocht."
Dat is lief van je maar op olijven en rosé red ik het vanavond ook wel. Binnen schaart iedereen zich rond de uitklapbare tafel, IKEA is goed voor de kleinbehuisde. Ik schenk nog eens in en blijf op het balkon staan. Ik heb dorst, geen trek. Vanuit de keuken klinkt "kutwijf", een andere stem vervolgt met "maar wel een lekker kutwijf". Inderdaad, een lekker wijf. Met die woorden begroet ik haar dan ook wanneer ze via de keukendeur het balkon op loopt. Ze legt haar rechterhand in mijn middel en ze mikt haar lippen op de mijne. Dezelfde spijkerbroek als vorig jaar, glimmende riem voor het accent op de heupen, de laarzen verruild voor slippers. Ongelakte teennagels.
"Heb je een sigaret voor me?"
Voor zulke lippen wel, niet alle lippen verdienen het accentueren ervan. Niet iedere rokende vrouw stimuleert je fantasie. De vlam die ik haar voorhoud begeleidt ze met haar linkerhand naar haar mond. Niet andersom, niet het hoofd buigen, master en servant. Ik leg mijn armen weer op de balkonrand en kijk naar de binnentuin. Ze legt haar vrije arm op die van mij en gaat met haar heupen tegen me aanstaan.
"En?"
Iedereen vertelt vakantieverhalen, alles goed is vervangen door ga je nog op vakantie. Nee, ik ga niet op vakantie. Wanneer ik eindelijk ben geacclimatiseerd is het alweer tijd om te gaan.
Ouders en stiefouders, broers en zussen met aanhang, drie vriendinnen en ik. De wereld wordt kleiner, ook hier. Geen make-updozen meer. Alle werelden worden kleiner, al dan niet gebaard. Wel een teken dat ik steeds dichterbij kom, ik word niet uit beleefdheid uitgenodigd. Beleefdheid bestaat niet meer in de huidige maatschappij. Beleefdheid is de wc doortrekken wanneer je ergens op visite bent. Degene die na jou de darmen leegt mocht eens op rare ideeën komen, voor je het weet vliegt je eigen stront je om de oren. Ze draagt dezelfde jurk als vorig jaar, dezelfde inkijk, dezelfde blote voetjes eronder. Enig verschil zijn de wallen onder haar ogen.
"Gisteren uit Mexico teruggekomen."
Wat ze nog meer heeft meegenomen valt met het blote oog niet te zien. Het souvenir uit Bangkok blijft achterwege. Komt op zich goed uit, ik heb ook geen cadeau gekocht. Cadeaus zuigen, aanwezigheid is een gift.
Iedereen vertelt vakantieverhalen, politiek doen we hier niet aan. Dat uit deze circusattractie zulke leuke kinderen zijn gekropen is een politieke uitspraak. Afgunst is een gunst.
Vriendin één ziet eruit alsof ze elk moment in tranen kan uitbarsten. Ze zegt niet veel. Ik ken alle verhalen die hier spelen maar ik weet niet meer welk verhaal bij welke vriendin hoort. Ze heeft de rugleuning van de stoel waarop ze zit naar de muur gedraaid. Mooie kop met haar, haar donkere ogen maken haar gezicht bleker dan het in werkelijkheid is. Een muurbloempje dat straks in één keer de overstap zal maken naar de geranium. Vriendin twee is de spreekwoordelijke karikatuur. Hondsdroeve ogen boven een te grote neus, daaronder naar beneden gerichte clownslippen. Ze spreekt alleen wanneer de jarige in de buurt is, en dan praten ze niet maar dan voeren ze een toneelstukje op. Geen wonder dat haar vriendje er vandoor is, ze moet het eens met een vrouw gaan proberen. Vriendin drie was er ook met de verhuizing. Ik stond bovenaan de trap, zij halverwege. Ik liep naar beneden en stuurde de aangever naar boven. Het oog wil ook wat. Na de verhuizing reageerden de meiden zich af in het Kruidvat, ze kocht een doorschijnende tuniek. Ik liep de kamer in toen ze het stond te passen. Ze waren mooi.
"Er hoort een topje onder, hoor."
Dat vind jij. Ik ga op het balkon staan en bekijk de binnentuin. Rechts op driehoog staat iemand met een verrekijker. Ik open mijn gulp, haal mijn lul tevoorschijn en zwaai. Driehoog rechts doet het gordijn dicht.
Iedereen vertelt vakantieverhalen, mensen die niet werken hebben het hele jaar door vakantie. Ik werk het hele jaar door en heb nooit vakantie, daar valt dus ook niets over te vertellen. Het verschilt niet veel met de rest, ze hebben ook niet veel te vertellen. "Je moet erbij zijn geweest." Ik was er niet bij dus het is niet leuk.
Opvallend is de afwezigheid van mobieltjes, of is er hier sprake van toegenomen volwassenheid? Je telefoon uitzetten omdat het zo hoort is geen beleefdheid maar gewoon dom want dan ben je de functionaliteit van het apparaat vergeten. Mijn telefoon staat uit omdat ik geen berichten verwacht. Dit jaar niet. Stoorde het mij voorheen dat iedereen met de piepende onruststokers zat te spelen, nu stoort het gebrek aan de nadrukkelijke aanwezigheid ervan me juist. Misschien verwachten ze ook geen berichten, is er intussen duidelijkheid over de verloren liefdes en zijn er vooralsnog geen nieuwe gegadigden. Een sportschool zou ze op weg kunnen helpen. Net single geworden? Word lid van een fitnesscentrum. Of ga in de horeca werken. Natuurlijk, een bericht kun je ook ’s nachts lezen. Of de volgende dag. Beter is niet te lezen. Wanneer het bericht wordt verzonden is het moment namelijk alweer voorbij.
Iedereen vertelt vakantieverhalen, ik denk aan de zwangere thuis. Die gaat ook niet met vakantie. Die heeft nooit meer vakantie.
Na haar verhuizing ben ik hier één keer eerder geweest, beetje stoeien met elektra. Ik won. ’s Avonds Thai gehaald en opgegeten in een verlaten ouderlijk huis, al haar spullen zaten nog in de verhuisdozen. Mooie buurt, ik heb hier zelf een jaar gewoond. Goed jaar, misschien wel het beste. Daarna begon het verval waarvan ik de oorzaak nog steeds niet heb kunnen blootleggen. Op school interesseerde geschiedenis me nooit, wat is het belang van wat is geweest? Nu weet ik beter. Niet de toekomst bepaalt wie je bent, de geschiedenis bepaalt wat je bent. Grote verhalen over wat ze allemaal willen gaan doen en wat ze allemaal willen zien. Yeah. Vertel me wat je hebt gedaan en wat je hebt gezien. Om te weten waar je nu staat dien je jezelf te realiseren hoe je daar gekomen bent. En daar ligt de crux. Ik weet niet hoe ik hier gekomen ben, waardoor alle plannen die ik had en heb inferieur zijn geworden.
Iedereen vertelt vakantieverhalen, plannen is vervangen door wat was gepland. Ik plan niet, al mijn plannen worden overschaduwd door verwachtingen. Wees realistisch, de voortschrijdende tijd is de enige realiteit.
De koelkast is gevuld met kaas, olijven en rosé. Tweehoog is minder erg dan vijfhoog.
"Ik heb een quiche zonder kaas voor je gekocht."
Dat is lief van je maar op olijven en rosé red ik het vanavond ook wel. Binnen schaart iedereen zich rond de uitklapbare tafel, IKEA is goed voor de kleinbehuisde. Ik schenk nog eens in en blijf op het balkon staan. Ik heb dorst, geen trek. Vanuit de keuken klinkt "kutwijf", een andere stem vervolgt met "maar wel een lekker kutwijf". Inderdaad, een lekker wijf. Met die woorden begroet ik haar dan ook wanneer ze via de keukendeur het balkon op loopt. Ze legt haar rechterhand in mijn middel en ze mikt haar lippen op de mijne. Dezelfde spijkerbroek als vorig jaar, glimmende riem voor het accent op de heupen, de laarzen verruild voor slippers. Ongelakte teennagels.
"Heb je een sigaret voor me?"
Voor zulke lippen wel, niet alle lippen verdienen het accentueren ervan. Niet iedere rokende vrouw stimuleert je fantasie. De vlam die ik haar voorhoud begeleidt ze met haar linkerhand naar haar mond. Niet andersom, niet het hoofd buigen, master en servant. Ik leg mijn armen weer op de balkonrand en kijk naar de binnentuin. Ze legt haar vrije arm op die van mij en gaat met haar heupen tegen me aanstaan.
"En?"
Iedereen vertelt vakantieverhalen, alles goed is vervangen door ga je nog op vakantie. Nee, ik ga niet op vakantie. Wanneer ik eindelijk ben geacclimatiseerd is het alweer tijd om te gaan.
06 June 2006
Etiquette
"Moet jij hier ook heen?"
Ze laat de uitnodiging zien. Dezelfde uitnodiging als die ik ontving. Ik antwoord bevestigend en vraag of we in gala worden verwacht.
"Staat dat er dan?"
Nee, dat staat er niet. Triomfantelijk kijkt ze me aan.
"Nou dan. Dus je kunt gewoon je bergschoenen aantrekken."
Het is heet binnen, een bruiloftsfeest bij dertig graden. Ik heb een zwart shirt aangetrokken om zich openbarende zweetplekken te verbergen. De zaal is oké, de meiden achter de bar nog beter. De in de echt verbonden zijn het best. Allebei in een wit zomerjurkje met spaghettibandjes. Twee elfjes. Verliefd. Verschrikkelijk verliefd, zoals ik zelden heb gezien. Nee sterker, zo zag ik het nooit eerder. Zo is het bedoeld en niet anders.
Het varken ziet me als eerste. Een hart van goud maar wel een varken. Ze biedt haar bezweet gezicht aan en ik zoen haar wangen.
"Wat is het warm, hè?"
Ze ziet mijn zoekende blik en ze vertelt me wie er allemaal zijn. Allemaal, voor mij te tellen met de vingers van één hand. Ik zeg een naam.
"Die zit buiten. Ze is zwanger, wist je dat?"
Sinds gisteren. Iemand die dezelfde uitnodiging als ik ontving deelde die doodschop al uit. Sommigen scheppen er een behagen in. Ik heb afgeleerd terug te schoppen.
Het varken loopt terug naar de dansvloer, ik kijk de trog rond en keur het vlees. Elfje spot me en loopt met uitgestrekte armen op me af. Zoenen, een hug voor onze geschiedenis. Ze roept het andere elfje erbij. Toen ze het hadden besloten kwam ik ze tegen. Laveloos, alledrie, ik was mezelf ook weer eens tegengekomen, die nacht. Ze kwamen naast me zitten en ik legde mijn hand tussen haar benen. Ze liet hem liggen. Ik vraag waar de envelop heen moet. Ze wijzen. Op een tafel bij de garderobe staat een uit karton gesneden roze hart met een gleuf aan de bovenkant. Mijn envelop is te groot.
Na een tussenstop bij de bar loop ik naar het terras. Ik streel haar buik en vraag hoe lang.
"Vierenhalve maand."
Je hoeft geen rekenaar te zijn om de volgende vraag niet te stellen.
"En we hebben een huis gekocht."
In haar studentenwoning kun je inderdaad geen kind grootbrengen. Haar studentenwoning met het te kleine bed, haar studentenwoning zonder koffie. Haar studentenwoning waar ik een nieuw leven zag. Helaas zag zij het anders. Het liep al tegen de ochtend toen ze in bed ging liggen. Ik pakte mijn jas, alle drank was op.
"Je moet wel blijven."
Toen ik wakker werd stak ik een sigaret op.
"Is dat altijd het eerste dat je doet wanneer je wakker wordt?"
Ik trok het dekbed over haar heen en zweeg.
"Ik rook alleen ’s avonds. Overdag niet."
Na twee dagen belde ik haar op.
"Euh, het is niet de bedoeling dat je gaat bellen. Dat is de etiquette."
Etiquette? Wist ik veel. Ik vraag naar de nieuwe woning.
"Vanuit je werk kun je het zien. Zestig vierkante meter woonoppervlak maar met een tuin van zeventig vierkante meter."
Ik was toch al niet van plan om op bezoek te gaan.
"Hoe gaat het met jou dan?"
Ja, hoe gaat het eigenlijk? Ik kijk naar mijn lege glas, zeg dat ik dorst heb en loop naar binnen, naar de bar. Wanneer ik weer buiten kom is ze bij de aanstaande vader gaan zitten.
Het varken is achter me aangelopen en bietst een sigaret. Ik geef haar een vuurtje, steek er zelf ook één op en loop terug naar binnen. Nieuwe ronde. Bij de tafel waar het gastenboek ligt, zie ik een bekende staan. Nieuwe kansen. Zoenen, geen hug. Ze vertelt dat ze het haar van de elfjes heeft gedaan. Ik zeg dat ik het nog nooit met een kapster heb gedaan. Ze wijst naar haar oren. Ik knik begrijpend. Ja, de muziek staat hard. Ik buig me voorover naar haar geverfde lokken en zeg dat ik nooit naar de kapper ga.
Naast het gastenboek ligt een lippenstift. De kapster schudt haar hoofd wanneer ik een pen pak en ze stopt de lippenstift in mijn hand.
"Je moet een zoen achterlaten."
Ik breek geen spel, kleur mijn lippen en zoen in het boek. Ze geeft een voorgezeept doekje aan en ik veeg mijn lippen af. Met mijn rechterhand maak ik het drinkgebaar.
"Rosé."
Ik loop naar de bar, stop mijn hand in mijn broekzak en leg mijn geslacht terug op zijn plaats. Best wel geil, lippenstift.
"Wat is het warm, hè?"
Ze zou haar jasje kunnen uittrekken.
"Ik heb eronder alleen een beha aan."
Vrouwenlogica. Ik stel voor naar buiten te gaan. Op het terras is het aangenaam. Ze kent hier nog minder mensen dan ik dus we zullen het vanavond met elkaar moeten doen. Ik wijs wat mensen aan en noem wat namen, soms ondersteund door een anekdote. Vader loopt langs en ik druk stevig zijn hand.
"Wat een herrie daarbinnen, ik hoor helemaal niks meer."
Ik zei ook niks. Ze pakt haar mobiele telefoon en laat de foto’s zien.
"Negen jaar alweer."
Statistisch gezien over drie jaar dus ook ontmaagd. Ik complimenteer haar met haar genen, het is een mooie dochter. Ze vertelt dat ze vanavond bij hem is, dat ze nog steeds goed contact hebben. Welk soort contact verzin ik er zelf maar bij.
"Heb jij eigenlijk een vriendin?"
Haar cowboylaarzen strelen mijn kuiten. Dorstig weertje, ik pak onze lege glazen en loop maar weer naar binnen, naar de bar. Waarom is er geen buitentap?
Bij de bar kom ik Broer tegen. Ik ken Broer uit het café waar ik met Elfje werkte. Broer draagt een T-shirt met Slayer erop en steekt zijn getatoeëerde arm naar me uit. Definitely geen gala.
"Alles goed, Pik?"
Ja, Pik. Welk gedrocht hoort eigenlijk bij jou?
"Twee al. Ja jongen, het groeit als kool allemaal."
Oh, het gaat over zijn kinderen. Die lul van jou dus ook.
"Wat is ze mooi, hè? Ik kan wel janken jongen. Wie had dit ooit gedacht?"
Ik heb veel gedacht over Elfje, misschien wel teveel. Niet denken maar doen en bla. Ik wist bij voorbaat dat ik kansloos was en dat is niet vanwege haar seksuele voorkeur. Toen ik de Muze de mijne noemde, was de gedachte haar zwager te worden geen spreekwoordelijke slagroom op de taart maar minstens zo belangrijk als de taart zelf. Ik belde haar op om het nummer van de Muze te vragen. Ze antwoordde met een schaterlach en schreeuwde "ze hebben geneukt!" door het huis. Theatermaakster van de goede soort. Ze is verliefd op een vrouw, klaar. En wat voor één. Misschien moet ik voortaan naar pottencafé’s gaan. Ze zoende graag. Zin om te zoenen? Afzakken naar de Cooldown en scoren. Ik moet denken aan oudejaarsnacht, we werkten met drie man, zij was er met haar vriendinnen als klant. Op één avond met alledrie gezoend. Ze zoende lekker. Het was mijn Four Roses periode.
"Maar ik heb er geen eentje geneukt," vertelde ze me later.
De nog betere achter de bar zet mijn bestelling neer en ik neem afscheid van Broer.
"Spreek je later, Pik."
Ja, Pik. Met twee gevulde glazen loop ik terug naar de kapster. Bij het rondje rechts van de dansvloer ontwaar ik de Muze. We maken oogcontact en ik knik naar haar. Ze neemt me op van boven naar beneden, daar blijft haar blik iets langer hangen. Een glimlach verschijnt op haar gezicht. Ik heb inderdaad mijn bergschoenen aangetrokken.
Ze laat de uitnodiging zien. Dezelfde uitnodiging als die ik ontving. Ik antwoord bevestigend en vraag of we in gala worden verwacht.
"Staat dat er dan?"
Nee, dat staat er niet. Triomfantelijk kijkt ze me aan.
"Nou dan. Dus je kunt gewoon je bergschoenen aantrekken."
Het is heet binnen, een bruiloftsfeest bij dertig graden. Ik heb een zwart shirt aangetrokken om zich openbarende zweetplekken te verbergen. De zaal is oké, de meiden achter de bar nog beter. De in de echt verbonden zijn het best. Allebei in een wit zomerjurkje met spaghettibandjes. Twee elfjes. Verliefd. Verschrikkelijk verliefd, zoals ik zelden heb gezien. Nee sterker, zo zag ik het nooit eerder. Zo is het bedoeld en niet anders.
Het varken ziet me als eerste. Een hart van goud maar wel een varken. Ze biedt haar bezweet gezicht aan en ik zoen haar wangen.
"Wat is het warm, hè?"
Ze ziet mijn zoekende blik en ze vertelt me wie er allemaal zijn. Allemaal, voor mij te tellen met de vingers van één hand. Ik zeg een naam.
"Die zit buiten. Ze is zwanger, wist je dat?"
Sinds gisteren. Iemand die dezelfde uitnodiging als ik ontving deelde die doodschop al uit. Sommigen scheppen er een behagen in. Ik heb afgeleerd terug te schoppen.
Het varken loopt terug naar de dansvloer, ik kijk de trog rond en keur het vlees. Elfje spot me en loopt met uitgestrekte armen op me af. Zoenen, een hug voor onze geschiedenis. Ze roept het andere elfje erbij. Toen ze het hadden besloten kwam ik ze tegen. Laveloos, alledrie, ik was mezelf ook weer eens tegengekomen, die nacht. Ze kwamen naast me zitten en ik legde mijn hand tussen haar benen. Ze liet hem liggen. Ik vraag waar de envelop heen moet. Ze wijzen. Op een tafel bij de garderobe staat een uit karton gesneden roze hart met een gleuf aan de bovenkant. Mijn envelop is te groot.
Na een tussenstop bij de bar loop ik naar het terras. Ik streel haar buik en vraag hoe lang.
"Vierenhalve maand."
Je hoeft geen rekenaar te zijn om de volgende vraag niet te stellen.
"En we hebben een huis gekocht."
In haar studentenwoning kun je inderdaad geen kind grootbrengen. Haar studentenwoning met het te kleine bed, haar studentenwoning zonder koffie. Haar studentenwoning waar ik een nieuw leven zag. Helaas zag zij het anders. Het liep al tegen de ochtend toen ze in bed ging liggen. Ik pakte mijn jas, alle drank was op.
"Je moet wel blijven."
Toen ik wakker werd stak ik een sigaret op.
"Is dat altijd het eerste dat je doet wanneer je wakker wordt?"
Ik trok het dekbed over haar heen en zweeg.
"Ik rook alleen ’s avonds. Overdag niet."
Na twee dagen belde ik haar op.
"Euh, het is niet de bedoeling dat je gaat bellen. Dat is de etiquette."
Etiquette? Wist ik veel. Ik vraag naar de nieuwe woning.
"Vanuit je werk kun je het zien. Zestig vierkante meter woonoppervlak maar met een tuin van zeventig vierkante meter."
Ik was toch al niet van plan om op bezoek te gaan.
"Hoe gaat het met jou dan?"
Ja, hoe gaat het eigenlijk? Ik kijk naar mijn lege glas, zeg dat ik dorst heb en loop naar binnen, naar de bar. Wanneer ik weer buiten kom is ze bij de aanstaande vader gaan zitten.
Het varken is achter me aangelopen en bietst een sigaret. Ik geef haar een vuurtje, steek er zelf ook één op en loop terug naar binnen. Nieuwe ronde. Bij de tafel waar het gastenboek ligt, zie ik een bekende staan. Nieuwe kansen. Zoenen, geen hug. Ze vertelt dat ze het haar van de elfjes heeft gedaan. Ik zeg dat ik het nog nooit met een kapster heb gedaan. Ze wijst naar haar oren. Ik knik begrijpend. Ja, de muziek staat hard. Ik buig me voorover naar haar geverfde lokken en zeg dat ik nooit naar de kapper ga.
Naast het gastenboek ligt een lippenstift. De kapster schudt haar hoofd wanneer ik een pen pak en ze stopt de lippenstift in mijn hand.
"Je moet een zoen achterlaten."
Ik breek geen spel, kleur mijn lippen en zoen in het boek. Ze geeft een voorgezeept doekje aan en ik veeg mijn lippen af. Met mijn rechterhand maak ik het drinkgebaar.
"Rosé."
Ik loop naar de bar, stop mijn hand in mijn broekzak en leg mijn geslacht terug op zijn plaats. Best wel geil, lippenstift.
"Wat is het warm, hè?"
Ze zou haar jasje kunnen uittrekken.
"Ik heb eronder alleen een beha aan."
Vrouwenlogica. Ik stel voor naar buiten te gaan. Op het terras is het aangenaam. Ze kent hier nog minder mensen dan ik dus we zullen het vanavond met elkaar moeten doen. Ik wijs wat mensen aan en noem wat namen, soms ondersteund door een anekdote. Vader loopt langs en ik druk stevig zijn hand.
"Wat een herrie daarbinnen, ik hoor helemaal niks meer."
Ik zei ook niks. Ze pakt haar mobiele telefoon en laat de foto’s zien.
"Negen jaar alweer."
Statistisch gezien over drie jaar dus ook ontmaagd. Ik complimenteer haar met haar genen, het is een mooie dochter. Ze vertelt dat ze vanavond bij hem is, dat ze nog steeds goed contact hebben. Welk soort contact verzin ik er zelf maar bij.
"Heb jij eigenlijk een vriendin?"
Haar cowboylaarzen strelen mijn kuiten. Dorstig weertje, ik pak onze lege glazen en loop maar weer naar binnen, naar de bar. Waarom is er geen buitentap?
Bij de bar kom ik Broer tegen. Ik ken Broer uit het café waar ik met Elfje werkte. Broer draagt een T-shirt met Slayer erop en steekt zijn getatoeëerde arm naar me uit. Definitely geen gala.
"Alles goed, Pik?"
Ja, Pik. Welk gedrocht hoort eigenlijk bij jou?
"Twee al. Ja jongen, het groeit als kool allemaal."
Oh, het gaat over zijn kinderen. Die lul van jou dus ook.
"Wat is ze mooi, hè? Ik kan wel janken jongen. Wie had dit ooit gedacht?"
Ik heb veel gedacht over Elfje, misschien wel teveel. Niet denken maar doen en bla. Ik wist bij voorbaat dat ik kansloos was en dat is niet vanwege haar seksuele voorkeur. Toen ik de Muze de mijne noemde, was de gedachte haar zwager te worden geen spreekwoordelijke slagroom op de taart maar minstens zo belangrijk als de taart zelf. Ik belde haar op om het nummer van de Muze te vragen. Ze antwoordde met een schaterlach en schreeuwde "ze hebben geneukt!" door het huis. Theatermaakster van de goede soort. Ze is verliefd op een vrouw, klaar. En wat voor één. Misschien moet ik voortaan naar pottencafé’s gaan. Ze zoende graag. Zin om te zoenen? Afzakken naar de Cooldown en scoren. Ik moet denken aan oudejaarsnacht, we werkten met drie man, zij was er met haar vriendinnen als klant. Op één avond met alledrie gezoend. Ze zoende lekker. Het was mijn Four Roses periode.
"Maar ik heb er geen eentje geneukt," vertelde ze me later.
De nog betere achter de bar zet mijn bestelling neer en ik neem afscheid van Broer.
"Spreek je later, Pik."
Ja, Pik. Met twee gevulde glazen loop ik terug naar de kapster. Bij het rondje rechts van de dansvloer ontwaar ik de Muze. We maken oogcontact en ik knik naar haar. Ze neemt me op van boven naar beneden, daar blijft haar blik iets langer hangen. Een glimlach verschijnt op haar gezicht. Ik heb inderdaad mijn bergschoenen aangetrokken.
31 May 2006
21 May 2006
Simon Finn
Hij ziet er goed geconserveerd uit. Zeker voor iemand die halverwege de jaren zeventig volledig de weg kwijt was. Rood overhemd, zijn haar rommelig in een staart bijeengebonden. Hij verwisselt de zorgvuldig klaargezette gitaren en verschuift de stoelen. Plug erin, plug er weer uit, plug in de andere gitaar, daar de plug ook weer uit. Elke handeling veroorzaakt een knal vanuit de luidsprekers. Hij beweegt zijn hoofd naar de microfoon. Zacht, timide, klinkt zijn stem door de zaal. "Sorry."
Hij legt de papieren met de songteksten op de standaard voor hem, de standaard rolt vervolgens binnen een seconde over de grond, een waaier van papier ligt rond zijn voeten. Hij raapt alles bij elkaar, sorteert de papierwinkel en probeert opnieuw de papieren op de standaard te krijgen. Ze blijven nu staan. "Sorry."
Hij tokkelt voorzichtig wat op de snaren van zijn gitaar, recht dan zijn rug, trekt de microfoonstandaard naar zich toe en zet de microfoon aan zijn mond. "This song is called ... ."
Hij begint rustig, met bijna ingehouden stem. Verstandig besluit de versterkers aan te sluiten. Couplet, refrein, couplet. Bij het tweede refrein gaat zijn hoofd naar achter en verwijdt zijn mond. Het stemvolume gaat omhoog, de sneer in zijn stem is daar. Zijn stem? Nee. Het is de stem van zijn demonen. Een man met een akoestische gitaar. Dat is alles. Meer is er niet nodig. De knop in mijn hoofd gaat om.
Na ruim een half uur wordt de knop volledig doorgedraaid. "This is called Jerusalem." Gelijktijdig draaien we onze hoofden naar elkaar. Ik probeer te slikken maar de brok blijft in mijn keel hangen. Op het podium wordt tussen de papieren gezocht. Van voor naar achter en weer terug. Zijn handen bladeren door, back and forth. Hij mompelt in de microfoon. "I can’t find the lyrics."
Ik houd mijn adem in. Zal ik aanbieden te zingen? Ik kan de tekst dromen. Ik kan alleen niet janken zoals hij. Ik bezit zijn waanzin niet. Ik heb andere demonen. Ik buig mijn hoofd, steun met mijn ellebogen op mijn knieën en staar naar de grond. Alsof de tekst tussen mijn voeten zou kunnen liggen. Mijn ogen branden, ik bijt mijn lippen stuk. Dan klinkt de eerste zin. There it is. Ik maak vuisten van mijn handen om kracht te zetten maar het is zinloos. Alle verzet is zinloos. Ik ben al gebroken. Het vocht verlaat mijn ogen. Waarom lukt muziek wel wat mensen niet lukt, mij breken? Na zes minuten en een bijna verontschuldigend klinkend thank you staat hij op en verlaat het podium, ik spiegel zijn bewegingen en ren naar buiten.
Ik heb ooit Michael Gira’s hand geschud, na de afscheidstournee van The Swans. Ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen. "I always start crying when I listen to your music." Nee, doe maar niet. Wat moet hij met die informatie. Pathetic psycho, probably. "Thank you very much for all the music," zei ik toen maar. "Thank you. There’s more to come but it won’t be called Swans anymore." Ik stond hem stompzinnig aan te gapen, zo dichtbij. Hij. Hij weet niet hoeveel nachten ik met een koptelefoon op mijn hoofd naar zijn stem heb geluisterd. Naar zijn gejank, gebrul, geschreeuw. Wanneer de uitzichtloosheid me overviel, wanneer de wanhoop zich voor de zoveelste keer van mij meester had gemaakt. Rechter en beul tegelijk. Geen bevestiging, alleen maar veroordeling, de enig aanwijsbare schuldige ikzelf. Ik dacht aan mijn rechterhand, zou ik hem niet eens moeten loslaten. Pathetic indeed. "Sorry."
Ik steek een sigaret op en word rustiger. Binnen mag niet gerookt worden, nog even en je bent als roker nergens meer welkom. De frisse lucht doet me goed, wat later volgt de rest met de drank. "Jij kunt nu wel gaan." Hij heeft het begrepen. De rest is allemaal bonus. We roken en drinken snel. Hoeveel tijd zou er tussen de optredens zitten? Biertje, sigaret, pissen en weer terug. In de zaal voel ik opnieuw de onrust en ik loop terug naar buiten voor nog een sigaret. Ik mijd een grote groep bezoekers en ga achteraan op een rustig plekje staan. Naast me staat een man met een rood overhemd en warrig bijeengebonden haar in een staart.
Hij legt de papieren met de songteksten op de standaard voor hem, de standaard rolt vervolgens binnen een seconde over de grond, een waaier van papier ligt rond zijn voeten. Hij raapt alles bij elkaar, sorteert de papierwinkel en probeert opnieuw de papieren op de standaard te krijgen. Ze blijven nu staan. "Sorry."
Hij tokkelt voorzichtig wat op de snaren van zijn gitaar, recht dan zijn rug, trekt de microfoonstandaard naar zich toe en zet de microfoon aan zijn mond. "This song is called ... ."
Hij begint rustig, met bijna ingehouden stem. Verstandig besluit de versterkers aan te sluiten. Couplet, refrein, couplet. Bij het tweede refrein gaat zijn hoofd naar achter en verwijdt zijn mond. Het stemvolume gaat omhoog, de sneer in zijn stem is daar. Zijn stem? Nee. Het is de stem van zijn demonen. Een man met een akoestische gitaar. Dat is alles. Meer is er niet nodig. De knop in mijn hoofd gaat om.
Na ruim een half uur wordt de knop volledig doorgedraaid. "This is called Jerusalem." Gelijktijdig draaien we onze hoofden naar elkaar. Ik probeer te slikken maar de brok blijft in mijn keel hangen. Op het podium wordt tussen de papieren gezocht. Van voor naar achter en weer terug. Zijn handen bladeren door, back and forth. Hij mompelt in de microfoon. "I can’t find the lyrics."
Ik houd mijn adem in. Zal ik aanbieden te zingen? Ik kan de tekst dromen. Ik kan alleen niet janken zoals hij. Ik bezit zijn waanzin niet. Ik heb andere demonen. Ik buig mijn hoofd, steun met mijn ellebogen op mijn knieën en staar naar de grond. Alsof de tekst tussen mijn voeten zou kunnen liggen. Mijn ogen branden, ik bijt mijn lippen stuk. Dan klinkt de eerste zin. There it is. Ik maak vuisten van mijn handen om kracht te zetten maar het is zinloos. Alle verzet is zinloos. Ik ben al gebroken. Het vocht verlaat mijn ogen. Waarom lukt muziek wel wat mensen niet lukt, mij breken? Na zes minuten en een bijna verontschuldigend klinkend thank you staat hij op en verlaat het podium, ik spiegel zijn bewegingen en ren naar buiten.
Ik heb ooit Michael Gira’s hand geschud, na de afscheidstournee van The Swans. Ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen. "I always start crying when I listen to your music." Nee, doe maar niet. Wat moet hij met die informatie. Pathetic psycho, probably. "Thank you very much for all the music," zei ik toen maar. "Thank you. There’s more to come but it won’t be called Swans anymore." Ik stond hem stompzinnig aan te gapen, zo dichtbij. Hij. Hij weet niet hoeveel nachten ik met een koptelefoon op mijn hoofd naar zijn stem heb geluisterd. Naar zijn gejank, gebrul, geschreeuw. Wanneer de uitzichtloosheid me overviel, wanneer de wanhoop zich voor de zoveelste keer van mij meester had gemaakt. Rechter en beul tegelijk. Geen bevestiging, alleen maar veroordeling, de enig aanwijsbare schuldige ikzelf. Ik dacht aan mijn rechterhand, zou ik hem niet eens moeten loslaten. Pathetic indeed. "Sorry."
Ik steek een sigaret op en word rustiger. Binnen mag niet gerookt worden, nog even en je bent als roker nergens meer welkom. De frisse lucht doet me goed, wat later volgt de rest met de drank. "Jij kunt nu wel gaan." Hij heeft het begrepen. De rest is allemaal bonus. We roken en drinken snel. Hoeveel tijd zou er tussen de optredens zitten? Biertje, sigaret, pissen en weer terug. In de zaal voel ik opnieuw de onrust en ik loop terug naar buiten voor nog een sigaret. Ik mijd een grote groep bezoekers en ga achteraan op een rustig plekje staan. Naast me staat een man met een rood overhemd en warrig bijeengebonden haar in een staart.
07 May 2006
Figuurschijten
Ik mag er niet meer over schrijven? Wat denk je eigenlijk, mafkees? Ik zal je even laten zien wie hier de baas is. Hier bepaal ik namelijk wat er gebeurt. Nou ja, en Joris natuurlijk maar daar heb ik geen last van. Ik heb wel last van jou. Wat doe je hier eigenlijk? Je begrijpt niet wat hier gebeurt. Je leest een woord, misschien lees je soms wel eens een hele zin. Zo! Goed gedaan, knul! Een hele zin. Toe maar. Wat zeg je? Je hebt het hele verhaal uitgelezen? Wow! Kom maar even, dan mag je nu een plakplaatje uitkiezen, dat heb je echt verdiend voor deze onmenselijke inspanning. En, kostte het je veel moeite? Begrijp je ook wat er staat? Niet al te veel moeilijke woordjes, toch?
Nog één die zich druk maakt om een website, om een verzameling woordjes. Wat is jouw probleem eigenlijk? De waarheid? Er is geen waarheid maar om dat te begrijpen zul je iets zwaardere boeken moeten gaan lezen. En dan niet van die plaatjesboeken want dat zijn slechts beelden van wat anderen zien als de waarheid. Dat is hun waarheid, gegoten in een paar honderd asa, niet die van jou. Maar jouw afgestompte en verstofte hersenpartij ziet het niet. Klakkeloos aannemen zonder verder te kijken. Wat ben je toch een slimmerik. Blijf maar lekker leven in die waan. Het woord waanzinnig komt daar vandaan.
Een waarheid creëer je zelf op basis van gedegen kennis en het vermogen tot het interpreteren daarvan. En dat is bij de één nu eenmaal sterker vertegenwoordigd dan bij de ander. Sim - pel. Je begrijpt geen moer van mijn leven en al helemaal niet van mijn log. Omdat je niet weet dat er ook zoiets als een rechtermuisknop bestaat. En omdat je niet kunt interpreteren. Omdat je niet weet wat een stijlfiguur is. Ik heb een grote bek en kan die fijnmazig vertalen naar het papier. Maar zelfs door het lezen van alles dat er staat geschreven word je nog geen steek wijzer. Ik noem geen namen. Uit de context kun je halen wie ik bedoel. Ja, en dus? Ik noem slet wie ik slet wil noemen. Ik noem flikker wie ik flikker wil noemen. Ik noem hoer wie ik hoer wil noemen. Omdat het sletten zijn. Omdat het flikkers zijn. En omdat het hoeren zijn. Niks mis met hoeren trouwens maar dat terzijde. Die werken tenminste voor hun geld, de rest ligt schaapachtig op zijn rug. Moet je ook gaan doen, scheelt in de deurwaarders.
In mijn overenthousiasme deelde ik ooit het adres uit. Ik baal van meerdere bezoekers hier, niet alleen van jou hoor, die eer zul je echt moeten delen. Het zij zo, ik heb ervan geleerd. Het houdt het spannend, een aardige testcase voor mezelf om te kijken hoe ver ik durf te gaan. Even geconfronteerd worden met de grenzen van mijn eigen hypocrisie. Weet je wat het leuke is? Het probleem lost zichzelf uiteindelijk op, na verloop van tijd blijven ze vanzelf weg. Terug naar hun eigen burgerlijkheid en vergetelheid of kinderkamer en verzameling pampers.
Er staat nergens een naam. Nergens. Maar dat weet je niet omdat je niet alles hebt gelezen. Nee, dat neem je maar aan, dat verzin je gewoon. Want jij bent zo wijs met al je levenservaring en al je psychologische inzichten. Kijk eens goed naar jezelf. Waar heeft al die levenswijsheid je gebracht? Nou? Er zullen er weinig zijn die met je willen ruilen. Niet dat juist dat het criterium is, ruilen doe je van spullen of van geliefde, desnoods van werkgever, maar niet van leven. Wel om je even een spiegel voor te houden voordat je weer gaat beweren dat je de wijsheid in pacht hebt. Dat je jezelf even realiseert waar je nu staat en wat daarmee de waarde van al je inzichten is. Wat vaker doortrekken knul, jouw mest is niet vruchtbaar gebleken.
Misschien moet ik in de toekomst gewoon namen gaan noemen. Om het duidelijk en overzichtelijk te houden. Ook leuk voor mensen wanneer ze hun eigen naam gaan googlen. Je eigen naam googlen, kijken hoeveel hits je eigen naam oplevert, is een leuk spelletje wanneer je jezelf thuis zit te vervelen en die tijd komt er gelukkig voor jullie allemaal aan. En dan maar kijken hoeveel hits het oplevert. Eigenlijk ben ik veel te goed voor jullie, maak ik jullie toch weer een beetje blij. Toch weer een stukje bevestiging in jullie miezerig bestaan. Weer een beetje bestaansrecht erbij. Wel even klikken op het linkje dan, het mes snijdt aan twee kanten. Jullie je hit, dan ik ook. Toch? Dat is toch zakelijkheid?
Sommige mensen zijn blij met elke keutel aandacht die ze krijgen. Ik spaar ze momenteel, mijn keutels, totdat ik jullie namen ermee kan schrijven. De stank is lichtelijk irritant maar ach, dat heb ik er voor over. Het stinkt hier toch al.
Nog één die zich druk maakt om een website, om een verzameling woordjes. Wat is jouw probleem eigenlijk? De waarheid? Er is geen waarheid maar om dat te begrijpen zul je iets zwaardere boeken moeten gaan lezen. En dan niet van die plaatjesboeken want dat zijn slechts beelden van wat anderen zien als de waarheid. Dat is hun waarheid, gegoten in een paar honderd asa, niet die van jou. Maar jouw afgestompte en verstofte hersenpartij ziet het niet. Klakkeloos aannemen zonder verder te kijken. Wat ben je toch een slimmerik. Blijf maar lekker leven in die waan. Het woord waanzinnig komt daar vandaan.
Een waarheid creëer je zelf op basis van gedegen kennis en het vermogen tot het interpreteren daarvan. En dat is bij de één nu eenmaal sterker vertegenwoordigd dan bij de ander. Sim - pel. Je begrijpt geen moer van mijn leven en al helemaal niet van mijn log. Omdat je niet weet dat er ook zoiets als een rechtermuisknop bestaat. En omdat je niet kunt interpreteren. Omdat je niet weet wat een stijlfiguur is. Ik heb een grote bek en kan die fijnmazig vertalen naar het papier. Maar zelfs door het lezen van alles dat er staat geschreven word je nog geen steek wijzer. Ik noem geen namen. Uit de context kun je halen wie ik bedoel. Ja, en dus? Ik noem slet wie ik slet wil noemen. Ik noem flikker wie ik flikker wil noemen. Ik noem hoer wie ik hoer wil noemen. Omdat het sletten zijn. Omdat het flikkers zijn. En omdat het hoeren zijn. Niks mis met hoeren trouwens maar dat terzijde. Die werken tenminste voor hun geld, de rest ligt schaapachtig op zijn rug. Moet je ook gaan doen, scheelt in de deurwaarders.
In mijn overenthousiasme deelde ik ooit het adres uit. Ik baal van meerdere bezoekers hier, niet alleen van jou hoor, die eer zul je echt moeten delen. Het zij zo, ik heb ervan geleerd. Het houdt het spannend, een aardige testcase voor mezelf om te kijken hoe ver ik durf te gaan. Even geconfronteerd worden met de grenzen van mijn eigen hypocrisie. Weet je wat het leuke is? Het probleem lost zichzelf uiteindelijk op, na verloop van tijd blijven ze vanzelf weg. Terug naar hun eigen burgerlijkheid en vergetelheid of kinderkamer en verzameling pampers.
Er staat nergens een naam. Nergens. Maar dat weet je niet omdat je niet alles hebt gelezen. Nee, dat neem je maar aan, dat verzin je gewoon. Want jij bent zo wijs met al je levenservaring en al je psychologische inzichten. Kijk eens goed naar jezelf. Waar heeft al die levenswijsheid je gebracht? Nou? Er zullen er weinig zijn die met je willen ruilen. Niet dat juist dat het criterium is, ruilen doe je van spullen of van geliefde, desnoods van werkgever, maar niet van leven. Wel om je even een spiegel voor te houden voordat je weer gaat beweren dat je de wijsheid in pacht hebt. Dat je jezelf even realiseert waar je nu staat en wat daarmee de waarde van al je inzichten is. Wat vaker doortrekken knul, jouw mest is niet vruchtbaar gebleken.
Misschien moet ik in de toekomst gewoon namen gaan noemen. Om het duidelijk en overzichtelijk te houden. Ook leuk voor mensen wanneer ze hun eigen naam gaan googlen. Je eigen naam googlen, kijken hoeveel hits je eigen naam oplevert, is een leuk spelletje wanneer je jezelf thuis zit te vervelen en die tijd komt er gelukkig voor jullie allemaal aan. En dan maar kijken hoeveel hits het oplevert. Eigenlijk ben ik veel te goed voor jullie, maak ik jullie toch weer een beetje blij. Toch weer een stukje bevestiging in jullie miezerig bestaan. Weer een beetje bestaansrecht erbij. Wel even klikken op het linkje dan, het mes snijdt aan twee kanten. Jullie je hit, dan ik ook. Toch? Dat is toch zakelijkheid?
Sommige mensen zijn blij met elke keutel aandacht die ze krijgen. Ik spaar ze momenteel, mijn keutels, totdat ik jullie namen ermee kan schrijven. De stank is lichtelijk irritant maar ach, dat heb ik er voor over. Het stinkt hier toch al.
11 April 2006
Verhaal
Een verhaal op commando is moeilijk. Te schrijven of te vertellen. Veel verhalen, maar of ze het waard zijn te vertellen weet ik niet. Wat vorige week leuk was is nu al weer over. Wat een half jaar geleden leuk was gaat nooit meer over.
Tegenover je zitten zou makkelijker zijn. Je gezicht vertelt of het verhaal moet doorgaan of een wending moet nemen. Of moet stoppen. De interactie van communicatie. Je geeft aan, je vult aan. Je raakt aan.
Wanneer je weet van de problemen van de ander, de strijd van de ander, dan lijken je eigen verhalen zo niet - belangrijk. Wat is er interessant aan wat ik vertel wanneer ik weet wat er zich in je hoofd afspeelt? Aan wat er zich in je baarmoeder niet - afspeelt?
Of het goed gaat? Wat is goed is altijd mijn tegenvraag. Ik heb het druk, weinig tijd om te denken. Ik heb gekozen voor deze levenswijze, mijn manier om te vluchten. Wanneer ik ga denken gaat het fout. Ik kan maar beter bezig zijn.
Het is stil aan het worden. De wereld wordt kleiner en kleiner, zoals ik ook schreef op mijn eigen log. Wekenlang begon elk stuk dat ik wilde schrijven met die zin. Gevolgd door eenzaamheid, narcistisch geleuter en misplaatste jaloezie. In mijn nieuwe stukken val ik steeds vaker in herhaling, andere woordkeuze en zinsopbouw, hetzelfde verhaal. Ik denk steeds vaker dat ik alles heb gezegd. Mijn wereldbeeld is duidelijk. Mijn zelfbeeld ook. Daar heeft het schrijven aan meegeholpen. Zet het maar op papier en lees je eigen woorden. Ja, het klopt wel wat er staat. Jij - jullie - hebben daar ook aan meegeholpen. De spiegel. Weerkaatsing.
Een stukje lifelog dan maar? Het werk gaat goed, ik ben een van de steunpilaren van het team, lig goed bij het management. Stervensdruk maar so what. Ik vind werken leuk. Communicatietrainingen gedaan. Het zijn spelletjes, dat wist ik al maar nu ken ik ook de spelregels. Ik pas me aan en speel het spelletje mee. Goed vol te houden gedurende de acht uur betaalde arbeid, daarna moet ik heel snel weg. Vraagtechnieken, luistertechnieken. Het even - tot - tien - tellen leerde ik in de kroeg al. Nu noemen ze het anders, het komt allemaal op hetzelfde neer. De ander laten uitrazen, begrip tonen, meebewegen. Een fijn stukje zelfverloochening. Ik heb afgeleerd meteen vol in de tegenaanval te gaan. Mijn norse, ongeïnteresseerde blik werkte als een rode lap op de spreekwoordelijke stier. Zo lelijk zijn de meeste ook, anders was ik wel geïnteresseerd geweest. Mensen die ik leuk vind en ongelijk hebben, geef ik gelijk.
Het gaat goed, ik haal mijn pensioen er wel. Wil je daar je pensioen halen is een andere kwestie. Haal ik mijn pensioen? Heb ik wat te willen? Wanneer ik daar over nadenk draai ik alweer door. Ik moet regelmaat hebben, anders zou ik mijn bed niet meer uitkomen. Of niet meer achter de computer vandaan komen. Ik moet een reden hebben om op te staan en de deur uit te gaan. Het bedrag dat elke maand wordt gestort is een goede reden.
We zijn allemaal hoeren, we gebruiken andere lichaamsdelen maar het komt op hetzelfde neer.
Het café is minder. De sfeer is weg. Het broederschap is weg. Voorheen werd ik ernaar toe gezogen, nu is het ook werk geworden. Gewoon werk, een avondje een café runnen. U vraagt, ik draai. Ik draai op routine mijn avonden, flirt niet meer. Drink een stuk minder, dat ook. Onlosmakelijk met elkaar verbonden. De slet die een echte slet bleek te zijn, alleen mocht ik het niet zeggen. Zeg de waarheid en mensen worden kwaad. Ik deed het vroeger bij mijn ouders. Mijn vader nooit meer gezien, mijn moeder naar een inrichting. Wat woorden niet allemaal kunnen aanrichten. Schelden doet geen zeer leert elke kleuter wanneer hij of zij wordt gepest. Ik zeg niet dat ik slim ben, wel dat de rest dom is.
Ik dacht dat ik speciaal was, niemand is onvervangbaar. Iedereen zijn eigen agenda zonder inkijkfunctie. Mijn belang is niet het belang van de ander. Individuen, allemaal op zoek naar eigen gewin. Ik heb van het soleren een vak gemaakt, ik kan overleven. Maar overleven is geen leven.
Verhalen wil je horen. Je gaat ze horen. Met op de achtergrond het water van de ouderkerkerplas. Op commando. Het gaat nooit meer over.
Tegenover je zitten zou makkelijker zijn. Je gezicht vertelt of het verhaal moet doorgaan of een wending moet nemen. Of moet stoppen. De interactie van communicatie. Je geeft aan, je vult aan. Je raakt aan.
Wanneer je weet van de problemen van de ander, de strijd van de ander, dan lijken je eigen verhalen zo niet - belangrijk. Wat is er interessant aan wat ik vertel wanneer ik weet wat er zich in je hoofd afspeelt? Aan wat er zich in je baarmoeder niet - afspeelt?
Of het goed gaat? Wat is goed is altijd mijn tegenvraag. Ik heb het druk, weinig tijd om te denken. Ik heb gekozen voor deze levenswijze, mijn manier om te vluchten. Wanneer ik ga denken gaat het fout. Ik kan maar beter bezig zijn.
Het is stil aan het worden. De wereld wordt kleiner en kleiner, zoals ik ook schreef op mijn eigen log. Wekenlang begon elk stuk dat ik wilde schrijven met die zin. Gevolgd door eenzaamheid, narcistisch geleuter en misplaatste jaloezie. In mijn nieuwe stukken val ik steeds vaker in herhaling, andere woordkeuze en zinsopbouw, hetzelfde verhaal. Ik denk steeds vaker dat ik alles heb gezegd. Mijn wereldbeeld is duidelijk. Mijn zelfbeeld ook. Daar heeft het schrijven aan meegeholpen. Zet het maar op papier en lees je eigen woorden. Ja, het klopt wel wat er staat. Jij - jullie - hebben daar ook aan meegeholpen. De spiegel. Weerkaatsing.
Een stukje lifelog dan maar? Het werk gaat goed, ik ben een van de steunpilaren van het team, lig goed bij het management. Stervensdruk maar so what. Ik vind werken leuk. Communicatietrainingen gedaan. Het zijn spelletjes, dat wist ik al maar nu ken ik ook de spelregels. Ik pas me aan en speel het spelletje mee. Goed vol te houden gedurende de acht uur betaalde arbeid, daarna moet ik heel snel weg. Vraagtechnieken, luistertechnieken. Het even - tot - tien - tellen leerde ik in de kroeg al. Nu noemen ze het anders, het komt allemaal op hetzelfde neer. De ander laten uitrazen, begrip tonen, meebewegen. Een fijn stukje zelfverloochening. Ik heb afgeleerd meteen vol in de tegenaanval te gaan. Mijn norse, ongeïnteresseerde blik werkte als een rode lap op de spreekwoordelijke stier. Zo lelijk zijn de meeste ook, anders was ik wel geïnteresseerd geweest. Mensen die ik leuk vind en ongelijk hebben, geef ik gelijk.
Het gaat goed, ik haal mijn pensioen er wel. Wil je daar je pensioen halen is een andere kwestie. Haal ik mijn pensioen? Heb ik wat te willen? Wanneer ik daar over nadenk draai ik alweer door. Ik moet regelmaat hebben, anders zou ik mijn bed niet meer uitkomen. Of niet meer achter de computer vandaan komen. Ik moet een reden hebben om op te staan en de deur uit te gaan. Het bedrag dat elke maand wordt gestort is een goede reden.
We zijn allemaal hoeren, we gebruiken andere lichaamsdelen maar het komt op hetzelfde neer.
Het café is minder. De sfeer is weg. Het broederschap is weg. Voorheen werd ik ernaar toe gezogen, nu is het ook werk geworden. Gewoon werk, een avondje een café runnen. U vraagt, ik draai. Ik draai op routine mijn avonden, flirt niet meer. Drink een stuk minder, dat ook. Onlosmakelijk met elkaar verbonden. De slet die een echte slet bleek te zijn, alleen mocht ik het niet zeggen. Zeg de waarheid en mensen worden kwaad. Ik deed het vroeger bij mijn ouders. Mijn vader nooit meer gezien, mijn moeder naar een inrichting. Wat woorden niet allemaal kunnen aanrichten. Schelden doet geen zeer leert elke kleuter wanneer hij of zij wordt gepest. Ik zeg niet dat ik slim ben, wel dat de rest dom is.
Ik dacht dat ik speciaal was, niemand is onvervangbaar. Iedereen zijn eigen agenda zonder inkijkfunctie. Mijn belang is niet het belang van de ander. Individuen, allemaal op zoek naar eigen gewin. Ik heb van het soleren een vak gemaakt, ik kan overleven. Maar overleven is geen leven.
Verhalen wil je horen. Je gaat ze horen. Met op de achtergrond het water van de ouderkerkerplas. Op commando. Het gaat nooit meer over.
08 March 2006
Face it
De pony is weer helemaal in. Dus wat doen de vrouwen uit de grijze verzekeringsfabriek? Die laten hun haar knippen. Ze willen er net zo uitzien als hun dochtertjes. Het ontbreekt alleen nog maar aan gekleurde balletjes aan de vlechtjes. Meisje. Ze willen zo graag weer een meisje zijn. Laat je pony knippen en je ziet er uit als een meisje. Een lekker jong ding. Want dat wil je zo graag zijn. Toch? Verandering van spijs doet eten. Denk je dat hij het ziet, thuis? Heb je er al iets van gemerkt, thuis?
Hebben je tietjes er al iets van gemerkt? Vergeet ze niet te liften, het moet wel in verhouding zijn. Bij een jonge kop horen jonge tietjes, weet je. Denk ook aan de verpakking. Geen Undressed, dat is wel mooi maar mooi niet voor meisjes.
Jammer van al de uren die je onder de zonnebank hebt doorgebracht. Teveel uren. Dat is niet goed voor je huid. Je gerimpelde gezicht vloekt bij je pony. Die pony mag je dan wel jonger maken, de zonnebank heeft een averechts effect. Je kop wordt er alleen maar ouder door. En je sophisticated lippenstift past ook niet echt bij de groep die je probeert te imiteren. Want die gebruiken iets goedkopere. Sterker, niet iets goedkoper maar vaak nog gratis ook, ze jatten het gewoon bij de plaatselijke drogist.
Het geruite rokje dat je hebt aangetrokken, het staat je leuk. Merk je nu het belang van slanke benen? Van rechte kuiten? Merk je nu hoe belangrijk het is dat je benen geschoren zijn? Meisjes hebben geen haar op hun benen. Beter is natuurlijk je benen te bedekken. Geen zwarte panty, heel goed, hier hoort een gekleurde maillot onder. Denk wel goed om je schoeisel want wat je nu aan je voeten hebt is het weer net niet. Ga naar de meisjesafdeling, niet naar de volwassenen rekken. De maten zijn hetzelfde, dus dat is nooit een probleem. Probeer het maar, trek ze maar aan. Overwin je schaamte, zeg desnoods dat je dezelfde maat als je dochter hebt en dat de schoenen een cadeautje voor haar verjaardag zijn. Een beetje moeite doen hoort erbij, een beetje schaamte ook. En ach, dat schamen, volgens mij vind je dat stiekem ook wel lekker. Zie je ze kijken naar je? Voel je het?
Ik vind het wel handig, zo met die pony. Je haren hangen niet meer in de weg. Zal ik je jezelf weer meisje laten voelen? Kom maar. Weet je hoe meisjes tegenwoordig hun zakgeld verdienen? Hoe ze aan een extraatje komen? Vast wel, je leest ook kranten. De jeugd heeft het zwaar. Weinig geld en een hoog uitgavenpatroon. Houd je van breezer? Wil je een breezer verdienen? Kom maar even op je knieën voor me zitten. Maak me maar even blij. Dan laat ik je even voelen wat een meisje is. Want dat wil je toch zo graag? Een meisje zijn?
Hebben je tietjes er al iets van gemerkt? Vergeet ze niet te liften, het moet wel in verhouding zijn. Bij een jonge kop horen jonge tietjes, weet je. Denk ook aan de verpakking. Geen Undressed, dat is wel mooi maar mooi niet voor meisjes.
Jammer van al de uren die je onder de zonnebank hebt doorgebracht. Teveel uren. Dat is niet goed voor je huid. Je gerimpelde gezicht vloekt bij je pony. Die pony mag je dan wel jonger maken, de zonnebank heeft een averechts effect. Je kop wordt er alleen maar ouder door. En je sophisticated lippenstift past ook niet echt bij de groep die je probeert te imiteren. Want die gebruiken iets goedkopere. Sterker, niet iets goedkoper maar vaak nog gratis ook, ze jatten het gewoon bij de plaatselijke drogist.
Het geruite rokje dat je hebt aangetrokken, het staat je leuk. Merk je nu het belang van slanke benen? Van rechte kuiten? Merk je nu hoe belangrijk het is dat je benen geschoren zijn? Meisjes hebben geen haar op hun benen. Beter is natuurlijk je benen te bedekken. Geen zwarte panty, heel goed, hier hoort een gekleurde maillot onder. Denk wel goed om je schoeisel want wat je nu aan je voeten hebt is het weer net niet. Ga naar de meisjesafdeling, niet naar de volwassenen rekken. De maten zijn hetzelfde, dus dat is nooit een probleem. Probeer het maar, trek ze maar aan. Overwin je schaamte, zeg desnoods dat je dezelfde maat als je dochter hebt en dat de schoenen een cadeautje voor haar verjaardag zijn. Een beetje moeite doen hoort erbij, een beetje schaamte ook. En ach, dat schamen, volgens mij vind je dat stiekem ook wel lekker. Zie je ze kijken naar je? Voel je het?
Ik vind het wel handig, zo met die pony. Je haren hangen niet meer in de weg. Zal ik je jezelf weer meisje laten voelen? Kom maar. Weet je hoe meisjes tegenwoordig hun zakgeld verdienen? Hoe ze aan een extraatje komen? Vast wel, je leest ook kranten. De jeugd heeft het zwaar. Weinig geld en een hoog uitgavenpatroon. Houd je van breezer? Wil je een breezer verdienen? Kom maar even op je knieën voor me zitten. Maak me maar even blij. Dan laat ik je even voelen wat een meisje is. Want dat wil je toch zo graag? Een meisje zijn?
04 March 2006
Rook
Ik ben vroeg binnen. Het is verbazingwekkend rustig. Misschien is de HMH te hoog gegrepen. Paradiso uitverkopen is wat anders dan vijfduizend man naar de Bijlmer lokken.
Ze heeft haar gele shirt niet aan. Toch herken ik haar meteen. Zo’n kop met haar zie je zelden meer. Ze doet me denken aan mijn eerste vriendinnetje. Van de achterkant gezien dan, het eerste vriendinnetje blijft de allermooiste. Ik heb nog geen zin in een conversatie en ga aan de bar hangen. Ik ben nog niet in de stemming, ik moet eerst drank hebben. Veel drank. Het uitzendstudentje dat de computertap bedient draagt een rood shirtje. Soms zouden ze bedrijfskleding moeten verbieden. Een computertap bedienen kan iedereen. Een strak rood shirtje dragen niet.
Het voorprogramma werd ooit getipt door een klant uit het café. Geen goede tip. Elbow is soft, te netjes. Te beleefd en te nederig ook. Dankbetuigingen aan het adres van de hoofdact en tot twee maal toe het onvermijdelijke thanks-for-listening-to-us. Wat denk je dan dodo? Dat ik een concertkaartje koop om vervolgens bij de garderobe te gaan hangen om naar de nummers van de jassen te luisteren? Het vierde nummer kondigen ze aan als something experimental. Het is meteen hun beste nummer. Leuk bandje voor een zomeravond in het Vondelpark, niet wanneer de adrenaline van het werk nog door je lichaam giert.
De halve liters gieren ook goed, de fles Jack Daniels achter de bar lonkt. Nee, niet doen, niet nu al.
Bij het laatste nummer gaan ze zowaar los. De lampen boven het podium doen een poging tot stroboscopie. Ik maak me los van de bar en doe een paar stappen naar voren. En dan stoppen ze alweer. Gemiste kans. Ik tel de muntjes in mijn broekzak en draai me weer om naar de bar. Het uitzendmeisje heeft hem al in haar handen. Snelle leerling.
Ik word draaierig. In de hal verkopen ze broodjes worst. Zal ik toch maar wat eten?
Ze wordt geflankeerd door twee man. Lichaamstaal, zo mooi om te zien. Zo verhelderend ook. Daarom houd ik zo van kijken. Waarom zou ik me in het gesprek mengen? Een glimlach faken geeft zere kaken, maar nu, terwijl ik naar ze kijk, is mijn glimlach oprecht en gemeend. En helemaal voor mezelf.
De zaal wordt voller. Dus toch nog. Veel stelletjes. Ik geniet van de kledingcultuur van de semi-underground. Jurkjes en laarzen, zelfs in deze februariwinter. Net-niet komt naast me staan aan de bar en bestelt twee koffie. De snelle leerling zegt dat het twee muntjes kost. Net-niet kijkt elkaar aan. Muntjes? Altijd leuk, groentjes. Op festivals helemaal maar hier doen ze het ook goed. Het mag een wonder heten dat ze überhaupt de zaal hebben weten te vinden. Ik zet mijn lege plastic onder de neus van de snelle leerling, ze geeft me een klaarstaand, dood exemplaar retour. Ik schud mijn hoofd en vraag een vers getapte. Gezakt, meid. Je lichaam zal je verder door het leven moeten leiden.
Leren jack, spijkerbroek. Goed.
Nee, geen worst, niet eten tijdens het drinken. Komt vannacht wel weer, of morgen. Woensdag is bruinebonensoepdag in het bedrijfsrestaurant. Bizar, jezelf verheugen op de lunch van morgen. Niet aan het werk denken, ik ben hier om te ontspannen. Ik glimlach weer. Ontspannen, yeah right. Dan moet ik vooral alle meisjes gaan bekijken, alle stelletjes nakijken, dat werkt lekker ontspannend. Ik moet denken aan de Nick Cave concerten die ik hier zag. In gezelschap. Toen kon ik me niet voorstellen deze avonden ooit alleen te gaan doen. Nu is het precies omgekeerd. Ik kan me niet voorstellen hier ooit nog een keer met haar te staan. Ik kan me überhaupt niet voorstellen haar ooit nog te zullen zien. Geef me één goede reden. Ik bestel nog een halve liter.
Rook komt van het podium af, de lichten gaan uit. Ik bestel er nog eentje en wurm mezelf met twee gevulde handen richting het trio. Een meter schuin achter ze blijf ik staan. Ben ik toch niet helemaal alleen. Pocket Revolution opent het optreden, titeltrack van het laatste album. Vreemde opener, ik vind het meer een nummer voor ergens halverwege de set. Het geluid valt tegen, niet zuiver. De geluidsman heeft niet goed opgelet bij het afstellen. Een lege zaal klinkt nu eenmaal anders dan een gevulde zaal. De gitaar van Mauro is veel te zacht, waar het op de plaat juist naar voren is gemixt. Tom Barman draagt zijn onafscheidelijke colbertje, je kunt hem erin uittekenen.
Instant Street klinkt iets beter maar het geluid blijft gruizig, korrelig. De band geeft wat ze heeft, dat is oké. Ze werken zich in het zweet. Na het derde nummer doet Barman zijn jasje uit. Opgestroopte mouwen. Zo zien we dat graag. Het is het enige nummer van The Ideal Crash dat ze spelen. Opvallend. Tekenend voor de gemoedstoestand van Barman ten tijde van het schrijfproces van dat album. Geëmotioneerd worden van je eigen muziek, jezelf er niet van kunnen distanciëren. Geen slijtproces, het bewijs van puurheid van de in muziek omgezette emotie.
Ze kijkt om zich heen. Alsof ze mij zou vinden tussen vijfduizend man. Ik kijk haar lang genoeg aan zodat ze het voelt. Wanneer onze blikken elkaar kruisen houd ik mijn wijsvinger voor mijn lippen. Ze doet twee passen opzij, ik steek mijn hand uit. Een gesprek voeren is hier niet mogelijk. Grijns. Zo mijd je het nodeloos uitwisselen van onzinnige weetjes. Het zijn altijd dezelfde woorden. Ze haalt een pakje Marlboro tevoorschijn en geeft me een sigaret. Klare taal.
Zwart-wit. Geen tussenweg. Nuchter of dronken. Werken of leven. Zwart-wit is goed.
Nothing Really Ends wordt ingezet. Het wordt met de hele band gespeeld, ze proberen de versie die op Pocket Revolution staat, te reproduceren. De versie die Tom Barman deed met Guy van Nueten is mooier. Kaler, zonder violen. Niks mis met violen maar het maakt het nummer iets te bombastisch, het ligt er té dik bovenop. Ze wiegt langzaam mee. Ik ga achter haar staan, leg mijn handen op haar heupen en volg haar ritme. Ik hang mijn duimen in haar broekzakken en trek haar tegen me aan. Ze biedt geen weerstand. Ik verberg mijn gezicht in de bos haar die je zelden meer ziet. Ze ruikt lekker.
Een deja vu toen Nick Cave hier From Her To Eternity speelde. Toen Cave mee meezoog in zijn performance, op zijn knieën kruipend over het toneel, declamerend, schreeuwend. Toen viel het kwartje, opeens zag ik het. De waanzin. De waanzin waarin ze je kunnen onderdompelen. En je kunt jezelf niet verweren. Er zijn geen wapens voor, er is geen verdediging. Ik ging erin mee. Ik ging los. Ik kwam los van haar.
Dit vindt ze het mooiste nummer, zegt ze wanneer ik haar heb losgelaten. Ik zeg wat mijn favoriet is. Wanneer ze dat spelen dan ga ik janken, dat weet ik nu al. Dat mag van haar. Ze vraagt of ik een biertje wil. Ik knik en ze verdwijnt richting bar.
De band loopt ludiek het podium af en is binnen een minuut weer terug. Even adem halen. Dan. Die gitaarlijn. Vanuit de verte komt de melodie je zwevend tegemoet, de melodie die ik kan dromen. Hier ben ik voor gekomen, voor dit nummer. Voor deze zeven minuten en zeven seconden. Voor deze ontlading, voor deze extase. Ik begin te rillen, nu eens niet door het gebrek aan eten opgevangen door sigaretten of door een overload aan drank. Een tekst die ik kan opdreunen, de steeds feller wordende drum, de gitaarlagen die worden opgestapeld, de distortion in het mantra uit het linkerkanaal. En die tekst. Die tekst. Mijn ogen worden vochtig. Tegen dit nummer ben ik niet bestand. Ik voel een hand op mijn rug. Ik bied geen weerstand.
Suds & Soda sluit af. Dat was te verwachten maar daarom niet slecht. De passief gevulde zaal verandert in een bewegende massa, handen gaan de lucht in, meeschreeuwend met het nummer verdrijf ik mijn gedachten. Of verdrijven, uitdrijven is een betere benaming. Na het nummer gaan de lichten aan en ik schud nog twee handen. Heb ik eigenlijk nog wat gezegd? Goed concert, dat waarschijnlijk. Geen Sister Dew, geen Magdalena. Nummers waar ik ooit om zes uur ’s morgens een discussie van een uur over voerde door de telefoon. Weer een glimlach. Zoete herinneringen. Ik begin oud te worden.
In de bovenzaal is een afterparty en ik vind mezelf terug aan een ronde tafel gevuld met bier en jeugd. Zo oud ben ik dan toch ook weer niet. Het niet gele shirt meldt zich netjes af, ik vang iets op over een terugreis. Whatever. Ik vermaak me wel. Dit word een fijne nacht. Strakke housebeats vullen de bovenzaal, vullen mijn oren, dreunen langzaam maar zeker de concertklanken uit mijn hoofd. Dreunen haar uit mijn hoofd. Ik heb een hekel aan house maar soms is het wel erg prettige muziek, of muziek, laten we het geluid noemen. Niet geheel onterecht geassocieerd met leeghoofdigheid.
Ik speur de dansvloer af. Waar is mijn blikvanger van vanavond? Een meisje met zwarte veterlaarzen tot aan haar knieën gaat volledig los. Van binnen dan, ze is niet van deze wereld. Wat zou zij allemaal uit haar hoofd aan het verwijderen zijn? Dans maar. Vlucht maar. Gooi het er maar uit. Bad Timing verdringt de housedreun in mijn hoofd. Ik steek een sigaret op en geniet. Waar rook is, is vuur.
Bezoek aan het rondje maakt me wakker. Of ik een vuurtje heb. Ik geef Nike één van mijn aanstekers en een zoete wietlucht verspreidt zich. Hoe laat moet ik er morgen eigenlijk uit? Oeps. Ik leeg de overgebleven glazen en bestel op weg naar buiten nog een colaatje voor onderweg. Suiker is nu wel even nodig. Fietsend over een verlaten Spaklerweg schieten mijn gedachten alweer naar de volgende dag. Arbeid adelt. Ik moet voortaan vrij nemen na een concert, laat ik sowieso eens vrij gaan nemen. Leef niet om te werken. Inderdaad. Ik werk om niet te leven. Het zijn dezelfde woorden.
Ze heeft haar gele shirt niet aan. Toch herken ik haar meteen. Zo’n kop met haar zie je zelden meer. Ze doet me denken aan mijn eerste vriendinnetje. Van de achterkant gezien dan, het eerste vriendinnetje blijft de allermooiste. Ik heb nog geen zin in een conversatie en ga aan de bar hangen. Ik ben nog niet in de stemming, ik moet eerst drank hebben. Veel drank. Het uitzendstudentje dat de computertap bedient draagt een rood shirtje. Soms zouden ze bedrijfskleding moeten verbieden. Een computertap bedienen kan iedereen. Een strak rood shirtje dragen niet.
Het voorprogramma werd ooit getipt door een klant uit het café. Geen goede tip. Elbow is soft, te netjes. Te beleefd en te nederig ook. Dankbetuigingen aan het adres van de hoofdact en tot twee maal toe het onvermijdelijke thanks-for-listening-to-us. Wat denk je dan dodo? Dat ik een concertkaartje koop om vervolgens bij de garderobe te gaan hangen om naar de nummers van de jassen te luisteren? Het vierde nummer kondigen ze aan als something experimental. Het is meteen hun beste nummer. Leuk bandje voor een zomeravond in het Vondelpark, niet wanneer de adrenaline van het werk nog door je lichaam giert.
De halve liters gieren ook goed, de fles Jack Daniels achter de bar lonkt. Nee, niet doen, niet nu al.
Bij het laatste nummer gaan ze zowaar los. De lampen boven het podium doen een poging tot stroboscopie. Ik maak me los van de bar en doe een paar stappen naar voren. En dan stoppen ze alweer. Gemiste kans. Ik tel de muntjes in mijn broekzak en draai me weer om naar de bar. Het uitzendmeisje heeft hem al in haar handen. Snelle leerling.
Ik word draaierig. In de hal verkopen ze broodjes worst. Zal ik toch maar wat eten?
Ze wordt geflankeerd door twee man. Lichaamstaal, zo mooi om te zien. Zo verhelderend ook. Daarom houd ik zo van kijken. Waarom zou ik me in het gesprek mengen? Een glimlach faken geeft zere kaken, maar nu, terwijl ik naar ze kijk, is mijn glimlach oprecht en gemeend. En helemaal voor mezelf.
De zaal wordt voller. Dus toch nog. Veel stelletjes. Ik geniet van de kledingcultuur van de semi-underground. Jurkjes en laarzen, zelfs in deze februariwinter. Net-niet komt naast me staan aan de bar en bestelt twee koffie. De snelle leerling zegt dat het twee muntjes kost. Net-niet kijkt elkaar aan. Muntjes? Altijd leuk, groentjes. Op festivals helemaal maar hier doen ze het ook goed. Het mag een wonder heten dat ze überhaupt de zaal hebben weten te vinden. Ik zet mijn lege plastic onder de neus van de snelle leerling, ze geeft me een klaarstaand, dood exemplaar retour. Ik schud mijn hoofd en vraag een vers getapte. Gezakt, meid. Je lichaam zal je verder door het leven moeten leiden.
Leren jack, spijkerbroek. Goed.
Nee, geen worst, niet eten tijdens het drinken. Komt vannacht wel weer, of morgen. Woensdag is bruinebonensoepdag in het bedrijfsrestaurant. Bizar, jezelf verheugen op de lunch van morgen. Niet aan het werk denken, ik ben hier om te ontspannen. Ik glimlach weer. Ontspannen, yeah right. Dan moet ik vooral alle meisjes gaan bekijken, alle stelletjes nakijken, dat werkt lekker ontspannend. Ik moet denken aan de Nick Cave concerten die ik hier zag. In gezelschap. Toen kon ik me niet voorstellen deze avonden ooit alleen te gaan doen. Nu is het precies omgekeerd. Ik kan me niet voorstellen hier ooit nog een keer met haar te staan. Ik kan me überhaupt niet voorstellen haar ooit nog te zullen zien. Geef me één goede reden. Ik bestel nog een halve liter.
Rook komt van het podium af, de lichten gaan uit. Ik bestel er nog eentje en wurm mezelf met twee gevulde handen richting het trio. Een meter schuin achter ze blijf ik staan. Ben ik toch niet helemaal alleen. Pocket Revolution opent het optreden, titeltrack van het laatste album. Vreemde opener, ik vind het meer een nummer voor ergens halverwege de set. Het geluid valt tegen, niet zuiver. De geluidsman heeft niet goed opgelet bij het afstellen. Een lege zaal klinkt nu eenmaal anders dan een gevulde zaal. De gitaar van Mauro is veel te zacht, waar het op de plaat juist naar voren is gemixt. Tom Barman draagt zijn onafscheidelijke colbertje, je kunt hem erin uittekenen.
Instant Street klinkt iets beter maar het geluid blijft gruizig, korrelig. De band geeft wat ze heeft, dat is oké. Ze werken zich in het zweet. Na het derde nummer doet Barman zijn jasje uit. Opgestroopte mouwen. Zo zien we dat graag. Het is het enige nummer van The Ideal Crash dat ze spelen. Opvallend. Tekenend voor de gemoedstoestand van Barman ten tijde van het schrijfproces van dat album. Geëmotioneerd worden van je eigen muziek, jezelf er niet van kunnen distanciëren. Geen slijtproces, het bewijs van puurheid van de in muziek omgezette emotie.
Ze kijkt om zich heen. Alsof ze mij zou vinden tussen vijfduizend man. Ik kijk haar lang genoeg aan zodat ze het voelt. Wanneer onze blikken elkaar kruisen houd ik mijn wijsvinger voor mijn lippen. Ze doet twee passen opzij, ik steek mijn hand uit. Een gesprek voeren is hier niet mogelijk. Grijns. Zo mijd je het nodeloos uitwisselen van onzinnige weetjes. Het zijn altijd dezelfde woorden. Ze haalt een pakje Marlboro tevoorschijn en geeft me een sigaret. Klare taal.
Zwart-wit. Geen tussenweg. Nuchter of dronken. Werken of leven. Zwart-wit is goed.
Nothing Really Ends wordt ingezet. Het wordt met de hele band gespeeld, ze proberen de versie die op Pocket Revolution staat, te reproduceren. De versie die Tom Barman deed met Guy van Nueten is mooier. Kaler, zonder violen. Niks mis met violen maar het maakt het nummer iets te bombastisch, het ligt er té dik bovenop. Ze wiegt langzaam mee. Ik ga achter haar staan, leg mijn handen op haar heupen en volg haar ritme. Ik hang mijn duimen in haar broekzakken en trek haar tegen me aan. Ze biedt geen weerstand. Ik verberg mijn gezicht in de bos haar die je zelden meer ziet. Ze ruikt lekker.
Een deja vu toen Nick Cave hier From Her To Eternity speelde. Toen Cave mee meezoog in zijn performance, op zijn knieën kruipend over het toneel, declamerend, schreeuwend. Toen viel het kwartje, opeens zag ik het. De waanzin. De waanzin waarin ze je kunnen onderdompelen. En je kunt jezelf niet verweren. Er zijn geen wapens voor, er is geen verdediging. Ik ging erin mee. Ik ging los. Ik kwam los van haar.
Dit vindt ze het mooiste nummer, zegt ze wanneer ik haar heb losgelaten. Ik zeg wat mijn favoriet is. Wanneer ze dat spelen dan ga ik janken, dat weet ik nu al. Dat mag van haar. Ze vraagt of ik een biertje wil. Ik knik en ze verdwijnt richting bar.
De band loopt ludiek het podium af en is binnen een minuut weer terug. Even adem halen. Dan. Die gitaarlijn. Vanuit de verte komt de melodie je zwevend tegemoet, de melodie die ik kan dromen. Hier ben ik voor gekomen, voor dit nummer. Voor deze zeven minuten en zeven seconden. Voor deze ontlading, voor deze extase. Ik begin te rillen, nu eens niet door het gebrek aan eten opgevangen door sigaretten of door een overload aan drank. Een tekst die ik kan opdreunen, de steeds feller wordende drum, de gitaarlagen die worden opgestapeld, de distortion in het mantra uit het linkerkanaal. En die tekst. Die tekst. Mijn ogen worden vochtig. Tegen dit nummer ben ik niet bestand. Ik voel een hand op mijn rug. Ik bied geen weerstand.
Suds & Soda sluit af. Dat was te verwachten maar daarom niet slecht. De passief gevulde zaal verandert in een bewegende massa, handen gaan de lucht in, meeschreeuwend met het nummer verdrijf ik mijn gedachten. Of verdrijven, uitdrijven is een betere benaming. Na het nummer gaan de lichten aan en ik schud nog twee handen. Heb ik eigenlijk nog wat gezegd? Goed concert, dat waarschijnlijk. Geen Sister Dew, geen Magdalena. Nummers waar ik ooit om zes uur ’s morgens een discussie van een uur over voerde door de telefoon. Weer een glimlach. Zoete herinneringen. Ik begin oud te worden.
In de bovenzaal is een afterparty en ik vind mezelf terug aan een ronde tafel gevuld met bier en jeugd. Zo oud ben ik dan toch ook weer niet. Het niet gele shirt meldt zich netjes af, ik vang iets op over een terugreis. Whatever. Ik vermaak me wel. Dit word een fijne nacht. Strakke housebeats vullen de bovenzaal, vullen mijn oren, dreunen langzaam maar zeker de concertklanken uit mijn hoofd. Dreunen haar uit mijn hoofd. Ik heb een hekel aan house maar soms is het wel erg prettige muziek, of muziek, laten we het geluid noemen. Niet geheel onterecht geassocieerd met leeghoofdigheid.
Ik speur de dansvloer af. Waar is mijn blikvanger van vanavond? Een meisje met zwarte veterlaarzen tot aan haar knieën gaat volledig los. Van binnen dan, ze is niet van deze wereld. Wat zou zij allemaal uit haar hoofd aan het verwijderen zijn? Dans maar. Vlucht maar. Gooi het er maar uit. Bad Timing verdringt de housedreun in mijn hoofd. Ik steek een sigaret op en geniet. Waar rook is, is vuur.
Bezoek aan het rondje maakt me wakker. Of ik een vuurtje heb. Ik geef Nike één van mijn aanstekers en een zoete wietlucht verspreidt zich. Hoe laat moet ik er morgen eigenlijk uit? Oeps. Ik leeg de overgebleven glazen en bestel op weg naar buiten nog een colaatje voor onderweg. Suiker is nu wel even nodig. Fietsend over een verlaten Spaklerweg schieten mijn gedachten alweer naar de volgende dag. Arbeid adelt. Ik moet voortaan vrij nemen na een concert, laat ik sowieso eens vrij gaan nemen. Leef niet om te werken. Inderdaad. Ik werk om niet te leven. Het zijn dezelfde woorden.
20 February 2006
Essence
Ze legt de telefoon neer en zucht. Dinsdag is de drukste dag van de week. Ik loop langs haar bureau. Voorbij haar bureau kun je rechtsaf naar de toiletten, de liften en het trappenhuis. Op het moment dat ze haar hoofd opricht en mij aankijkt rinkelt het apparaat alweer.
"En ik heb nog niet eens gegeten."
Het is kwart over één. Over een kwartier sluit het restaurant. Ze heeft een kleur.
Ik ben op weg naar het restaurant, kantine in de volksmond. Ik vraag of wat ik mee moet nemen.
"Een krentenbol."
Dat kan nooit genoeg zijn.
"En een mueslibol dan."
Ze drinkt liters water per dag. Het schijnt dat je er minder van gaat eten. Terwijl ze met haar ene hand de telefoon opneemt, pakt ze met de andere hand haar portemonnee. Ik wacht de overbodige handeling niet af en sla rechtsaf de gang in.
In het restaurant haal ik mijn standaardrecept. Een kom soep, zes sneetjes droog brood en een liter melk. Ieder zijn ritueel. Ik pak twee krentenbollen en twee mueslibollen. Bij de keuken vraag ik een plastic zak. In de papieren meeneemzakken droogt brood te snel uit, hoe lang zullen de bolletjes nog op haar bureau liggen voordat ze gaat eten? Mijn vaste plek is vrij. Nog zo’n ritueel. De tafel in de hoek bij de ramen. Met mijn rug naar het raam overzie ik alle tafels. Overzie ik alles, geen gedoe in mijn rug. Achter mijn rug. Voordat ik aan de soep begin stop ik de vier bollen in de plastic zak. Heb ik iets om naar te kijken.
Voorpret is altijd leuker.
Na het eten loop ik naar het inpandige winkeltje. Even de krantenkoppen doornemen. De balie staat volgebouwd met rode en roze prullaria. Kaarten, snoep. Heel veel snoep. Hartjes, overal hartjes. Impulsartikelen naast de kassa hebben de hoogste winstmarge. Valentijnsdag is handel. Valentijnsdag is hartjes. Hartjes is handel. Het roze doet pijn aan mijn ogen. Ik ben geen kleurenmens. Zwart, wit, grijs. Dat zijn ook kleuren, dat zijn mijn kleuren. Rode wangen kleuren haar.
Ik leg twee pakjes camel op de balie en pak een stokje met twee spekjes in de vorm van een hart eraan geregen, de roze hartjes omringd door een rode rand. Liefde is geen handel. De liefde is rood. Ik vraag een rode zak en stop de vier bollen en de hartjes erin. Rood is de kleur van het gevaar. Ik rook een pakje per dag. Het schijnt dat je er minder van gaat leven. Met een roze lint knoop ik de bovenkant dicht.
Liefde is gevaar. Verliefd gevaarlijk.
Vanuit het winkeltje loop ik langs de foyer naar het trappenhuis. De liften links laat ik liggen, ik neem altijd de trap. Zo kom je nog eens iemand tegen. Op onze verdieping aangekomen valt haar lege bureaustoel meteen op. Mij valt het meteen op, andere mensen zullen er geen aandacht aan besteden. Anderen besteden sowieso niets. Gieren met aandacht. Ik leg de rode zak naast het beeldscherm op haar bureau, het bureaublad laat ik vrij. Dat is vragen om aandacht.
Ik loop door naar mijn eigen slavenplek en ga verder met waarvoor ik word betaald. Mijn slavenplek, schuin in de hoek, ramen naast en achter me, uitzicht over de gehele afdeling. Geen mensen in mijn rug, de vensterbank gevuld met afgerond, onderhanden zijnde en toekomstig werk. Productie gaat voor communicatie. Het gezin gaat voor het werk. Ik heb geen zin in gezin. Werk is levensvulling, het gezin levensvervuiling.
Schoppen is zoveel makkelijker dan leren omarmen.
Na een half uur komt de eerste mail. Een simpel bedankt. Zo hoort het. Ze heeft de zak dus nog niet opengemaakt en volgt ook haar instinct. Eerst werken, dan de rest. Ik log in op het intranet en selecteer de optie openstaande vacatures. Alsof er een optie vervulde vacatures bestaat. Binnen een minuut volgt de tweede mail. De zak is opengemaakt. Iets uitgebreider. Ik leun naar achter en zie haar opstaan, met een vuurrood gezicht loopt ze richting toiletten. Of ik even normaal wil doen. Goed plan. Laat ik maar weer eens normaal gaan doen.
"En ik heb nog niet eens gegeten."
Het is kwart over één. Over een kwartier sluit het restaurant. Ze heeft een kleur.
Ik ben op weg naar het restaurant, kantine in de volksmond. Ik vraag of wat ik mee moet nemen.
"Een krentenbol."
Dat kan nooit genoeg zijn.
"En een mueslibol dan."
Ze drinkt liters water per dag. Het schijnt dat je er minder van gaat eten. Terwijl ze met haar ene hand de telefoon opneemt, pakt ze met de andere hand haar portemonnee. Ik wacht de overbodige handeling niet af en sla rechtsaf de gang in.
In het restaurant haal ik mijn standaardrecept. Een kom soep, zes sneetjes droog brood en een liter melk. Ieder zijn ritueel. Ik pak twee krentenbollen en twee mueslibollen. Bij de keuken vraag ik een plastic zak. In de papieren meeneemzakken droogt brood te snel uit, hoe lang zullen de bolletjes nog op haar bureau liggen voordat ze gaat eten? Mijn vaste plek is vrij. Nog zo’n ritueel. De tafel in de hoek bij de ramen. Met mijn rug naar het raam overzie ik alle tafels. Overzie ik alles, geen gedoe in mijn rug. Achter mijn rug. Voordat ik aan de soep begin stop ik de vier bollen in de plastic zak. Heb ik iets om naar te kijken.
Voorpret is altijd leuker.
Na het eten loop ik naar het inpandige winkeltje. Even de krantenkoppen doornemen. De balie staat volgebouwd met rode en roze prullaria. Kaarten, snoep. Heel veel snoep. Hartjes, overal hartjes. Impulsartikelen naast de kassa hebben de hoogste winstmarge. Valentijnsdag is handel. Valentijnsdag is hartjes. Hartjes is handel. Het roze doet pijn aan mijn ogen. Ik ben geen kleurenmens. Zwart, wit, grijs. Dat zijn ook kleuren, dat zijn mijn kleuren. Rode wangen kleuren haar.
Ik leg twee pakjes camel op de balie en pak een stokje met twee spekjes in de vorm van een hart eraan geregen, de roze hartjes omringd door een rode rand. Liefde is geen handel. De liefde is rood. Ik vraag een rode zak en stop de vier bollen en de hartjes erin. Rood is de kleur van het gevaar. Ik rook een pakje per dag. Het schijnt dat je er minder van gaat leven. Met een roze lint knoop ik de bovenkant dicht.
Liefde is gevaar. Verliefd gevaarlijk.
Vanuit het winkeltje loop ik langs de foyer naar het trappenhuis. De liften links laat ik liggen, ik neem altijd de trap. Zo kom je nog eens iemand tegen. Op onze verdieping aangekomen valt haar lege bureaustoel meteen op. Mij valt het meteen op, andere mensen zullen er geen aandacht aan besteden. Anderen besteden sowieso niets. Gieren met aandacht. Ik leg de rode zak naast het beeldscherm op haar bureau, het bureaublad laat ik vrij. Dat is vragen om aandacht.
Ik loop door naar mijn eigen slavenplek en ga verder met waarvoor ik word betaald. Mijn slavenplek, schuin in de hoek, ramen naast en achter me, uitzicht over de gehele afdeling. Geen mensen in mijn rug, de vensterbank gevuld met afgerond, onderhanden zijnde en toekomstig werk. Productie gaat voor communicatie. Het gezin gaat voor het werk. Ik heb geen zin in gezin. Werk is levensvulling, het gezin levensvervuiling.
Schoppen is zoveel makkelijker dan leren omarmen.
Na een half uur komt de eerste mail. Een simpel bedankt. Zo hoort het. Ze heeft de zak dus nog niet opengemaakt en volgt ook haar instinct. Eerst werken, dan de rest. Ik log in op het intranet en selecteer de optie openstaande vacatures. Alsof er een optie vervulde vacatures bestaat. Binnen een minuut volgt de tweede mail. De zak is opengemaakt. Iets uitgebreider. Ik leun naar achter en zie haar opstaan, met een vuurrood gezicht loopt ze richting toiletten. Of ik even normaal wil doen. Goed plan. Laat ik maar weer eens normaal gaan doen.
13 February 2006
X-act
Jij was het verjaardagscadeau. De rol die je niet aan kunt nemen, omdat jij het niet bent. En nooit zal zijn.
Drie dagen te vroeg, of twee nachten. Twee nachten kostte het mij om het te verwerken. Niet de verjaardag, nee. Daar valt niets te verwerken. Alleen maar te bewerken, mezelf. Nee, de mail kostte mij twee nachten. De informatie. De kracht van woorden.
Het leven is theater. Waar ben je jezelf? Waar kun je jezelf zijn? Wanneer is de voorstelling afgelopen?
Het voordeel van het geschreven woord. Je kunt nadenken, je hebt bedenktijd. Het gesproken woord is direct, of het gezicht indirect, het antwoord. Het geschreven woord herlees je. Begrijp ik het goed? Staat het er echt? Ja, het stond er. Indirect, te direct.
Lights, music, camera. Zelfs door je eigen ogen. De foto representatiever dan de spiegel. Want zij bevat geen krassen. Niet zichtbaar tenminste. Zij was, de spiegel is. Voor de spiegel breng je de schmink aan, het verschil tussen wat is en wat wordt gezien. Ze zullen het niet zien.
Dubbelzinnig, zoals we schrijven. Dezelfde zeggingskracht als de stilte die je kunt laten vallen in een gesprek. Het kan twee kanten op. De woorden gingen naar één kant. Afhankelijk van stemming en gemoed trek je het naar jezelf toe of stoot je het van jezelf af. Ik trok de woorden naar mezelf toe. Ik trok jou naar mezelf toe. Omdat ik je bij me wilde hebben. Dichtbij. Heel dichtbij.
Dit moet ik niet zeggen, denk ik vaak. Dit had ik niet moeten schrijven denk ik vaak wanneer ik op send heb gedrukt. Het tekent mijn gemoed. Schrijven is goed, schrijven mag, schrijven moet. Verzenden moet je niet doen. Publiceren moet je niet doen. Waarom die hunkering naar getuigen, naar bevestiging, de hunkering waartegen ik zelf juist zo ageer. Projectie. Ja, ik ook. Een kuddedier. Ja. Ik ook.
De sluier, beetje bij beetje komt hij omhoog. Gedoseerd, je weet wat gulzigheid met je doet. Verlangen kweken, geilheid geweken. Acceptatie is geen zijn. Het is een houding. Alweer. Ontweken.
It’s lonely at the top. Koud ook, het dal biedt beschutting. Mensen bieden beschutting. Totdat er weer iemand uithaalt, eentje die je onderschatte en die alle tijd heeft om de juiste plek te zoeken waar toe te steken. Mijn rug is breed, je kunt niet missen. Een evolutiefoutje, we moeten ogen in onze rug hebben.
Publiceren is het zoeken van ogen. Van teveel ogen. Ogen die op je rug branden wanneer je het zelf al lang bent vergeten. Vergeten, omdat je het hebt opgeschreven. Ogen zijn gevaarlijker dan welk steekwapen ook. Ogen zijn scherper dan welk steekwapen ook.
En jij. Jij wil het niet meer zien. Dus geef je jezelf bloot. Van verliezen leer je meer dan van winnen. Verlies jezelf maar. Je hebt niets meer te verliezen.
Mijn grootste angst is blind te worden. En nu al kan ik niet eens alles zien. Niet paranoïde, nee. Pavlov’s dog. Omdat ik je bij me wil hebben. Te dichtbij.
Drie dagen te vroeg, of twee nachten. Twee nachten kostte het mij om het te verwerken. Niet de verjaardag, nee. Daar valt niets te verwerken. Alleen maar te bewerken, mezelf. Nee, de mail kostte mij twee nachten. De informatie. De kracht van woorden.
Het leven is theater. Waar ben je jezelf? Waar kun je jezelf zijn? Wanneer is de voorstelling afgelopen?
Het voordeel van het geschreven woord. Je kunt nadenken, je hebt bedenktijd. Het gesproken woord is direct, of het gezicht indirect, het antwoord. Het geschreven woord herlees je. Begrijp ik het goed? Staat het er echt? Ja, het stond er. Indirect, te direct.
Lights, music, camera. Zelfs door je eigen ogen. De foto representatiever dan de spiegel. Want zij bevat geen krassen. Niet zichtbaar tenminste. Zij was, de spiegel is. Voor de spiegel breng je de schmink aan, het verschil tussen wat is en wat wordt gezien. Ze zullen het niet zien.
Dubbelzinnig, zoals we schrijven. Dezelfde zeggingskracht als de stilte die je kunt laten vallen in een gesprek. Het kan twee kanten op. De woorden gingen naar één kant. Afhankelijk van stemming en gemoed trek je het naar jezelf toe of stoot je het van jezelf af. Ik trok de woorden naar mezelf toe. Ik trok jou naar mezelf toe. Omdat ik je bij me wilde hebben. Dichtbij. Heel dichtbij.
Dit moet ik niet zeggen, denk ik vaak. Dit had ik niet moeten schrijven denk ik vaak wanneer ik op send heb gedrukt. Het tekent mijn gemoed. Schrijven is goed, schrijven mag, schrijven moet. Verzenden moet je niet doen. Publiceren moet je niet doen. Waarom die hunkering naar getuigen, naar bevestiging, de hunkering waartegen ik zelf juist zo ageer. Projectie. Ja, ik ook. Een kuddedier. Ja. Ik ook.
De sluier, beetje bij beetje komt hij omhoog. Gedoseerd, je weet wat gulzigheid met je doet. Verlangen kweken, geilheid geweken. Acceptatie is geen zijn. Het is een houding. Alweer. Ontweken.
It’s lonely at the top. Koud ook, het dal biedt beschutting. Mensen bieden beschutting. Totdat er weer iemand uithaalt, eentje die je onderschatte en die alle tijd heeft om de juiste plek te zoeken waar toe te steken. Mijn rug is breed, je kunt niet missen. Een evolutiefoutje, we moeten ogen in onze rug hebben.
Publiceren is het zoeken van ogen. Van teveel ogen. Ogen die op je rug branden wanneer je het zelf al lang bent vergeten. Vergeten, omdat je het hebt opgeschreven. Ogen zijn gevaarlijker dan welk steekwapen ook. Ogen zijn scherper dan welk steekwapen ook.
En jij. Jij wil het niet meer zien. Dus geef je jezelf bloot. Van verliezen leer je meer dan van winnen. Verlies jezelf maar. Je hebt niets meer te verliezen.
Mijn grootste angst is blind te worden. En nu al kan ik niet eens alles zien. Niet paranoïde, nee. Pavlov’s dog. Omdat ik je bij me wil hebben. Te dichtbij.
07 February 2006
Cupid
Ze komen binnen. Met z’n tweeën. Dat had je dus niet moeten doen. Dit is een overval. Ik ben aan het werk, ik kan mezelf niet verweren. Als je me wilt spreken kun je bellen, mailen, desnoods een smsje. Een tijd en de naam van een kroeg, hoe vaak moet ik het nu nog zeggen? Is het zo moeilijk? Dan kunnen we praten, dan heb je mijn aandacht. Niet hier en niet nu. Hier spelen andere zaken, zaken waar jij geen weet van hebt. Waar je ook geen reet mee te maken hebt. Wat je dus ook geen flikker aangaat.
Zullen we even gaan kijken hoe het met hem gaat? Ik hoor je het zeggen. Vervelen jullie jezelf nu al? Dat heb je snel voor elkaar gekregen, het verwerven van dat inzicht. Afgeronde studies zeggen zoals gewoonlijk niets over het intelligentiegehalte. Ik was er na één middag met jullie samen al achter. Nu jullie tweeën, sjokkend door de stad op vrijdagavond. Waar zou het gezellig zijn? Nou, niet bij jullie dus. Dus dan maar naar mijn kroeg, aapjes kijken. Nee, aapjes laten kijken. Want nu ben ik degene die kijkt, die kijkt naar jullie verveling.
Waar kom jij eigenlijk naar kijken? Naar mijn ribbenkast? Hoeveel kilo ik nu weer ben afgevallen? Hoeveel wit er nog in mijn rood doorlopen ogen aanwezig is? Hoelang ik me nu weer niet geschoren heb? Hoeveel tietjes er nu weer aan de bar zitten? En jezelf ondertussen maar afvragen waar ik die allemaal vandaan haal?
Selectie, selectie aan de poort. Geen indringers, geen overvallers. Op uitnodiging van. Of gevraagd en gehonoreerd.
Viel het je op dat ik je negeerde? Natuurlijk, het was druk, drukker dan gewoonlijk, tappen, afrekenen, spoelen. En dat in een moordend tempo. Maar dan nog. Gewoonlijk maak ik altijd even tijd voor je vrij, of ik zet iemand anders achter de bar. Maar nu niet. Negeren is zo sterk, zo krachtig. En met een stalen smoel. De rubberen glimlach vertoont zijn wonderlijke kunstje weer. Jammer van dat filmfestival, ik had ze er graag bij gehad, op dit moment. Jammer ook van haar aan de bar, die de aanzet tot mijn agressie heeft gegeven. Die aanzet had jullie toe moeten komen, die eer verdienen jullie. Jammer ook van de alcohol die ik al had genuttigd, mijn woorden worden dan wel scherper maar mijn blik wordt zachter, niet in overeenstemming met.
Ik heb je best wel verhalen te vertellen, er gebeurt genoeg, zo niet teveel. Ik kan ook niet alles verwerken, teveel blijft hangen en sluimeren. Mijn hoofd een broeinest, een wespennest, aan- en afvoer van eten en etensresten, waar eerdaags de eieren zullen knappen. En dan maar kijken wat er naar buiten komt. En vooral hoe. Want daar ben ik zelf nog het meest bang voor.
Weet je wat het punt is? De saamhorigheid is verdwenen. Het probleem is het verlies van de saamhorigheid. Niet meer als eerste de verhalen horen, überhaupt geen verhalen meer horen. Het verlies van de samenzweerderigheid. No more partners in crime. Niet meer wij tegen de wereld. Want jij bent tot die wereld toegetreden. Een wereld die de mijne niet is. Het is zo obvious, zo gauw als je weer op je rug ligt en je laat jezelf prikken, dan zie ik je niet meer. Ik vind het prima dat je jezelf laat prikken, daar is dat gat voor bedoeld. Ik weet wat je bent, dat geeft ook niet. Maar ik begrijp niet waar alle verhalen blijven. Verdwijnen die soms in dat zelfde gat? Of kan je nieuwe provider nog praten ook dan? Of zijn je gevulde ingewanden voldoende om je de mond te snoeren. Ik kan het me niet voorstellen maar dat zal wellicht aan mijzelf liggen.
Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Niet uit de kroeg, nee, en ook niet via datingsites, zoals jij je vorige vriendjes naar de stad liet komen. Wel leuke verhalen waren dat. Wat een eikels, de één een nog grotere loser dan de ander. Die verhalen mis ik best wel. Leedvermaak is leuk. Allemaal dezelfde ingestudeerde trucjes, alsof ze dezelfde cursus toenadering zoeken hebben genoten. Of een workshop assertiviteitstraining, die toen nog door het ziekenfonds werd vergoed. Onzin natuurlijk, die mensen zijn helemaal niet ziek, ze zijn contactgestoord. Gewoon twee stroomdraden erop, dat is de oplossing. Zo repareer je een contactdoos. Hetzelfde leedvermaak dat ik achter de bar heb, wanneer ik de wanhopige toenaderingspogingen van de mensen in het café voor me zie. En altijd is daar de barkeeper weer als reddende engel.
Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Geen kwantiteit maar kwaliteit. Iedereen is druk, iedereen heeft verplichtingen. Veel te veel verplichtingen maar zo zit de maatschappij nu eenmaal in elkaar. Dat valt niet te ontkennen en dat valt niet te ontlopen. Maar wanneer er tijd is, dan zijn ze er. Zonder claim, zonder verplichting. En zonder bla. Affectief, recht door het hart. Recht uit het hart. Gebroken en geheeld.
Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Via internet. Via mijn weblog. Kun je het voorstellen? Een contactgestoorde barkeeper met virtuele contacten? Een barkeeper is niet contactgestoord. Het zal je verbazen hoeveel van de mensen die ik ken via internet uit de horeca komen. En uit de gezondheidszorg. Het is juist het tegenovergestelde. Wij zijn overgevoelig voor mensen. Het is een antireactie. Teveel mensen om ons heen. Teveel zeikers, klagers, psychoten en psychopaten. Selectie op het scherm. Selectie door woorden, hebben ze wat te vertellen? En vooral hóe ze dat vertellen. Smelten door een bepaalde blik, natuurlijk gebeurt dat nog steeds. Ze zat er zelfs, toen jullie binnen kwamen. Maar die verhalen krijg je niet meer te horen. Waarom zou ik nog als jij lekker stelletje aan het spelen bent. Binnen je fijne stelletjeswereld ben je de horecaregels wel heel snel vergeten. Jammer van je korte termijn geheugen, ook dat is eindig.
Internet is oneindig. Oneindige reeksen woorden. Weer de selectie. En dan geïntimideerd door woorden. Smelten door woorden. Mensen die mij klein krijgen. Mensen die mij op de knieën krijgen. De Duivel wordt God. God wordt een engel.
Eigenlijk ben ik ook een engel. Maar niet meer voor jou. Bye.
Zullen we even gaan kijken hoe het met hem gaat? Ik hoor je het zeggen. Vervelen jullie jezelf nu al? Dat heb je snel voor elkaar gekregen, het verwerven van dat inzicht. Afgeronde studies zeggen zoals gewoonlijk niets over het intelligentiegehalte. Ik was er na één middag met jullie samen al achter. Nu jullie tweeën, sjokkend door de stad op vrijdagavond. Waar zou het gezellig zijn? Nou, niet bij jullie dus. Dus dan maar naar mijn kroeg, aapjes kijken. Nee, aapjes laten kijken. Want nu ben ik degene die kijkt, die kijkt naar jullie verveling.
Waar kom jij eigenlijk naar kijken? Naar mijn ribbenkast? Hoeveel kilo ik nu weer ben afgevallen? Hoeveel wit er nog in mijn rood doorlopen ogen aanwezig is? Hoelang ik me nu weer niet geschoren heb? Hoeveel tietjes er nu weer aan de bar zitten? En jezelf ondertussen maar afvragen waar ik die allemaal vandaan haal?
Selectie, selectie aan de poort. Geen indringers, geen overvallers. Op uitnodiging van. Of gevraagd en gehonoreerd.
Viel het je op dat ik je negeerde? Natuurlijk, het was druk, drukker dan gewoonlijk, tappen, afrekenen, spoelen. En dat in een moordend tempo. Maar dan nog. Gewoonlijk maak ik altijd even tijd voor je vrij, of ik zet iemand anders achter de bar. Maar nu niet. Negeren is zo sterk, zo krachtig. En met een stalen smoel. De rubberen glimlach vertoont zijn wonderlijke kunstje weer. Jammer van dat filmfestival, ik had ze er graag bij gehad, op dit moment. Jammer ook van haar aan de bar, die de aanzet tot mijn agressie heeft gegeven. Die aanzet had jullie toe moeten komen, die eer verdienen jullie. Jammer ook van de alcohol die ik al had genuttigd, mijn woorden worden dan wel scherper maar mijn blik wordt zachter, niet in overeenstemming met.
Ik heb je best wel verhalen te vertellen, er gebeurt genoeg, zo niet teveel. Ik kan ook niet alles verwerken, teveel blijft hangen en sluimeren. Mijn hoofd een broeinest, een wespennest, aan- en afvoer van eten en etensresten, waar eerdaags de eieren zullen knappen. En dan maar kijken wat er naar buiten komt. En vooral hoe. Want daar ben ik zelf nog het meest bang voor.
Weet je wat het punt is? De saamhorigheid is verdwenen. Het probleem is het verlies van de saamhorigheid. Niet meer als eerste de verhalen horen, überhaupt geen verhalen meer horen. Het verlies van de samenzweerderigheid. No more partners in crime. Niet meer wij tegen de wereld. Want jij bent tot die wereld toegetreden. Een wereld die de mijne niet is. Het is zo obvious, zo gauw als je weer op je rug ligt en je laat jezelf prikken, dan zie ik je niet meer. Ik vind het prima dat je jezelf laat prikken, daar is dat gat voor bedoeld. Ik weet wat je bent, dat geeft ook niet. Maar ik begrijp niet waar alle verhalen blijven. Verdwijnen die soms in dat zelfde gat? Of kan je nieuwe provider nog praten ook dan? Of zijn je gevulde ingewanden voldoende om je de mond te snoeren. Ik kan het me niet voorstellen maar dat zal wellicht aan mijzelf liggen.
Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Niet uit de kroeg, nee, en ook niet via datingsites, zoals jij je vorige vriendjes naar de stad liet komen. Wel leuke verhalen waren dat. Wat een eikels, de één een nog grotere loser dan de ander. Die verhalen mis ik best wel. Leedvermaak is leuk. Allemaal dezelfde ingestudeerde trucjes, alsof ze dezelfde cursus toenadering zoeken hebben genoten. Of een workshop assertiviteitstraining, die toen nog door het ziekenfonds werd vergoed. Onzin natuurlijk, die mensen zijn helemaal niet ziek, ze zijn contactgestoord. Gewoon twee stroomdraden erop, dat is de oplossing. Zo repareer je een contactdoos. Hetzelfde leedvermaak dat ik achter de bar heb, wanneer ik de wanhopige toenaderingspogingen van de mensen in het café voor me zie. En altijd is daar de barkeeper weer als reddende engel.
Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Geen kwantiteit maar kwaliteit. Iedereen is druk, iedereen heeft verplichtingen. Veel te veel verplichtingen maar zo zit de maatschappij nu eenmaal in elkaar. Dat valt niet te ontkennen en dat valt niet te ontlopen. Maar wanneer er tijd is, dan zijn ze er. Zonder claim, zonder verplichting. En zonder bla. Affectief, recht door het hart. Recht uit het hart. Gebroken en geheeld.
Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Via internet. Via mijn weblog. Kun je het voorstellen? Een contactgestoorde barkeeper met virtuele contacten? Een barkeeper is niet contactgestoord. Het zal je verbazen hoeveel van de mensen die ik ken via internet uit de horeca komen. En uit de gezondheidszorg. Het is juist het tegenovergestelde. Wij zijn overgevoelig voor mensen. Het is een antireactie. Teveel mensen om ons heen. Teveel zeikers, klagers, psychoten en psychopaten. Selectie op het scherm. Selectie door woorden, hebben ze wat te vertellen? En vooral hóe ze dat vertellen. Smelten door een bepaalde blik, natuurlijk gebeurt dat nog steeds. Ze zat er zelfs, toen jullie binnen kwamen. Maar die verhalen krijg je niet meer te horen. Waarom zou ik nog als jij lekker stelletje aan het spelen bent. Binnen je fijne stelletjeswereld ben je de horecaregels wel heel snel vergeten. Jammer van je korte termijn geheugen, ook dat is eindig.
Internet is oneindig. Oneindige reeksen woorden. Weer de selectie. En dan geïntimideerd door woorden. Smelten door woorden. Mensen die mij klein krijgen. Mensen die mij op de knieën krijgen. De Duivel wordt God. God wordt een engel.
Eigenlijk ben ik ook een engel. Maar niet meer voor jou. Bye.
Subscribe to:
Posts (Atom)